Skip to main content

370 - Zwanet van Kampen over Roberto Palombit en OOR

    
 
Als historicus probeer ik de geschiedenis van de popmuziek zo goed mogelijk vast te leggen aan de hand van betrouwbare en historische bronnen. Muziektijdschriften van weleer zijn daarbij van groot belang. In ons land verschenen Tuney Tunes, Muziek Expres en Muziek Parade, later (op)gevolgd door Hitwezen, Teenbeat, Kink, Popfoto, Hitweek en Aloha.
    Het was Barend Toet die de volgende stap zette. In 1971 startte hij OOR op, in het Nederlandse verlengde van Rolling Stone (USA) en Melody Maker (Engeland). In zijn boek Keihard & swingend (2011) citeerde Toet zichzelf bij het op de markt komen van de popkrant, op 1 april van dat jaar: “Wij willen muziekliefhebbers uitgebreid informeren over veel soorten muziek – het hitwezen, de nederbiet, progressieve pop (wat dat dan ook mag wezen), het levenslied, boogie woogie, blues, rhythm & blues, soul, jazz, tot zelfs experimentele muziek’.
    Barend voegde er in 2011 aan toe: “Dit lijstje is nu gedateerd. Dat was het al na een jaar. Zo snel verschuiven de smaken en trends in de populaire muziek. Sindsdien zijn er nog wel honderd muziektypen en -typjes bij gekomen, waaraan OOR aandacht heeft besteed”.
 
  
370 1 eerste OOR
 eerste OOR, 1 april 1971
 
  
OOR en de Hitkrant
  
 
Vanaf januari 1977 vond er een scheiding van genres plaats binnen de uitgeverij van OOR. Voortaan besteedde de Hitkrant onder redactionele leiding van Ruud van Dulkenraad (ex-Muziek Expres) en Ton Vingerhoets aandacht aan het populaire genre, zoals te vinden in de hit- en tiplijsten.
    Jan-Maarten de Winter bleef hoofdredacteur van OOR, dat de gewone hitlijsten van singles losliet om zich meer bezig te houden met wat je de serieuze rock- en popliefhebber zou kunnen noemen. Voor zo iemand draaide de muziekbeleving vooral om langspeelplaten en popconcerten van internationale artiesten. Vooral in de Britse bladen stond muziek uit eigen land vaak op een chauvinistische manier centraal. Bij OOR was dat nauwelijks het geval.
 
De redactie van OOR bestond begin 1977 uit Peter van Bruggen, Bert van de Kamp, Harry van Nieuwenhoven en Roberto Palombit. Medewerkers waren verder Fer Abrahams (agenda), Bert Vuijsje (jazz), Kees Baars, Geert Henderickx, Willem Hoos, Jan Libbenga en Hubert van Hoof, die in het kort en op zijn manier toch nog wat aandacht besteedde aan het fenomeen singles.
    Constant Meijers fungeerde als algemeen hoofdredacteur, Barend Toet als directeur.
    In deze constellatie was het mogelijk dat vanuit het zelfde redactie-adres, Lange Leidsedwarsstraat 105-107, Amsterdam, in het ene blad (Hitkrant) juichend verslag gedaan werd van disco, ABBA, Grease en Saturday Night Fever, terwijl de redactie van OOR er over zweeg of er negatief over oordeelde.
 
De scheiding in 1977 was mijns inziens niet helemaal toeval. In Engeland was het punktijdperk losgebarsten, dat weer eens grote veranderingen teweeg bracht. Ook de politiek was in beweging. Nieuw Links roerde zich en een congres van de PvdA probeerde nieuwe idealen door te drukken, hetgeen leidde tot het centrum-rechtse kabinet onder leiding van Dries van Agt (CDA) en Hans Wiegel (VVD).  
 
 
Zwanet van Kampen
 
 
Op 15 juli 2019 sprak ik in Hilversum met Zwanet van Kampen, die een bijzondere band met OOR had. Zwanet is op 5 april 1952 als oudste van zes kinderen geboren in het Gelderse Eefde, bij Zutphen. Als jong meisje kreeg ze pianoles, geënt op klassieke muziek. Popmuziek begon voor haar met de Beatles.
    Dave Berry was in 1965 een idool voor de 13-jarige teenager. Evenals vele anderen besefte Zwanet niet dat Berry’s grote Nederlandse hit ‘This strange effect’ een song was van Ray Davies, het gezicht van de Kinks, vertelde ze 54 jaar later.
    Zwanet liet de gewone top 40-hits na enige tijd zitten. Favoriete groepen werden de Kinks (met o.a. ‘I’m not like everybody else’), de Who en John Mayall’s Bluesbreakers. Maar de Beatles bleven, bijvoorbeeld met ‘Drive my car’ en vooral het album ‘Sgt Pepper’ in 1967.
    In die tijd was zwarte muziek voorlopig alleen populair bij een selecte groep liefhebbers, herinnerde ze zich uit haar jeugd. Het duurde enige tijd voor door haar bewonderde artiesten als Aretha Franklin, Sam & Dave, Otis Redding en (Little) Stevie Wonder algemeen geaccepteerd werden bij de grote massa in ons land en zeker de Achterhoek waar Zwanet opgroeide. Soul was er eind jaren zestig ‘foute’ muziek.
    ‘Innervisions’ van Stevie Wonder (1973) – met daarop onder meer ‘Don’t you worry ’bout a thing’, ‘All in love is fair’ en ‘He’s misstra know-it-all’ – noemde ze als een album dat haar altijd is bijgebleven.
 
 
370 2 Otis Redding
 monument Otis Redding in Macon, Georgia, 2 oktober 2017 (foto Harry Knipschild)
 
 
Cream en Roberto Palombit
 
 
In die tijd (1969-1971) studeerde Zwanet op de (protestantse) HAVO in Doetinchem. Een medeleerling was Roberto Oswaldo Palombit, in die stad geboren op 18 mei 1952. De familie Palombit was twee generaties daarvoor vertrokken uit het noordoosten van Italië, een streek met weinig positieve economische vooruitzichten en na omzwervingen in de Achterhoek neergestreken. Roberto’s vader was met een Nederlandse vrouw in het huwelijk getreden.
    In een vriendenclub van de school kwamen Zwanet en Roberto (een klas lager) met elkaar in gesprek over Cream, de Britse groep waarin Eric Clapton gitaar speelde nadat hij de Yardbirds en de Bluesbreakers vaarwel gezegd had. In Hilversum hoorde ik dat de eerste ontmoeting met de Cream als onderwerp op een bijzondere manier uitpakte. “Roberto vond mij een tutje en ik vond hem een praatjesmaker”. Dat was niet zo, maar die aanvankelijk ogenschijnlijke tegenstelling bracht het tweetal wel samen.
  
 
370 3 Roberto en Zwanet
 Zwanet en Roberto Palombit
 
 
Roberto Palombit
    
 
Roberto Palombit wilde journalist worden, vertelde Zwanet. Als muzikant speelde hij basgitaar in Leonor Lead. Voor die rockgroep schreef hij ook repertoire. Zwanet liet me een zelf-gemaakte opname uit die tijd horen, met ingewikkelde muziek.
    Een jaar na Zwanet had ook Palombit, 20 jaar, het HAVO-diploma op zak. Intussen had hij zich aangemeld bij de School voor Journalistiek in Utrecht. Maar tot zijn verdriet werd hij in 1972 uitgeloot.
    Roberto liet zich niet kisten. Een jaar lang leefde hij van muziek maken in een combo onder leiding van toetsenman en leeftijdgenoot Jan Rietman, eveneens in Doetinchem geboren. In 1973 werd Roberto alsnog toegelaten tot de HBO-opleiding voor journalistiek. Tijdens zijn studie ontpopte hij zich als een nogal recalcitrante student, met weinig automatisch respect voor het ‘gezag’. Hij vond gewoon wat hij zelf vond. Misschien wel een goede eigenschap voor wat hij in de toekomst zou gaan doen.
    Zwanet trad op als kostwinnaar. Na een HBO-opleiding als bibliothecaris (Frederik Muller Academie, Amsterdam) was ze weldra assistente van het hoofd boekinkoop van de openbare bibliotheek in Utrecht. In 1977 werd Zwanet hoofd van de volwassen-afdeling van de openbare bibliotheek in Naarden-Bussum.
 
 
Roberto begint bij OOR
  
 
Tijdens zijn studie op de school voor journalistiek wist Roberto een stageplaats te bemachtigen bij OOR in Amsterdam. Dat beviel aan weerskanten zo goed dat de jonge student, 22 jaar, onder leiding van Jan-Maarten de Winter in vaste dienst mocht treden toen er een vacature kwam.
    Een vaste baan bij OOR was tamelijk bijzonder voor een journalist, wist Zwanet. Zeker in het begin was er van honorering van (free lance) medewerkers nauwelijks sprake. Als je een recensie van een album schreef mocht je de plaat houden als beloning. Later werden reiskosten vergoed met soms een klein sejour-bedrag (gevolgd door een normale honorering). Maar iemand die artikelen voor OOR schreef, meestal een uitgesproken muziekliefhebber, kon van zijn schrijverij voor die krant in de verste verte niet leven.
    Roberto had extra bagage. Door zijn journalistenopleiding in Utrecht leerde hij wat het vak inhield. Bovendien kreeg hij er een goede kennis van de Engelse taal. In de Achterhoek had hij de Duitse taal al geleerd. Met zijn achtergrond als bassist en songwriter kon hij makkelijk met (andere) artiesten converseren.
 
Begin 1975 werd Roberto Palombit nog niet als medewerker vermeld in de colofon van OOR. Blijkbaar liep hij nog stage in Amsterdam. Maar desondanks was zijn naam er al regelmatig te vinden. Op 13 februari publiceerde de muziekkrant zijn recensies van twee albums: ‘Flavours’ (Guess Who) en ‘Baker Gurvitz Army’ (lp van de nieuwe formatie van Ginger Baker, voormalig drummer van Cream en Blind Faith). In dat nummer schreef Roberto tevens over het optreden van het Mahavishnu Orchestra en zijn ontmoeting met leden van de groep, onder wie John McLaughlin en Jean-Luc Ponty.  
    Dat soort muziek was hem dierbaar. “Terwijl ik dit tik, lopen me de rillingen nog over de rug en niet bepaald omdat ik koorts heb. Als het Mahavishnu Orchestra met het optreden van 4 februari in het Concertgebouw God nog steeds niet bereikt zou hebben dan is Hij doof, of Hij houdt niet van elektrisch versterkte muziek!”
    Het jaar was nog maar net begonnen of hij constateerde: “Er moet heel wat gebeuren wil er dit jaar een nóg beter optreden komen”.
    Uit het artikel bleek dat Palombit makkelijk persoonlijk contact had met collega-bassist Ralphe Armstrong, ‘die met zijn hoge Buddy Miles-achtige stemmetje een daverend applaus oogstte’. Hij liet zich ook voorlichten over de dubbele gitaar van McLaughlin: “It’s a special Rexbogue-guitar made by a friend of mine in California”. Roberto had veel belangstelling voor muziekinstrumenten en apparatuur.
 
In hetzelfde nummer kon je bovendien een interview vinden waarvoor hij naar Delft gereisd was, de woonplaats van (bassist) Polle Eduard, voormalig lid van de Tee Set en After Tea, maar tevens componist van Nederlandstalige hits van volkszanger Nico Haak (‘Honkie-Tonkie Pianissie’ op dat moment).
    Vanzelfsprekend werd over basgitaren, bassisten en apparatuur gepraat. Bovendien legde Polle uit hoe hij bassist geworden was. “Ik speelde bij de Tee Set aanvankelijk solo-gitaar, maar toen Ray Fenwick (Spencer Davis Group) er bij kwam moest ik overschakelen op basgitaar omdat hij nu eenmaal beter speelde dan ik. Dit was in het begin niet zo leuk, daar bij de Tee Set de bas een pure begeleidingsfunctie had. Ik voel me eigenlijk nog steeds gitarist alhoewel ik nu op alle platen bas speel”.
    Tijdens het interview bleek dat Roberto zich goed had voorbereid. Zwanet van Kampen: “Hij zocht altijd goed uit wie in welke groep gespeeld had zodat hij er gerichte vragen over kon stellen”.
    Polle had samen met Frank van der Kloot in Drama gespeeld. De groep had kortstondig succes met de single ‘Mary’s Mama’ (1972) , waarbij producer Hans van Hemert de zangpartij voor zijn rekening had genomen. Maar de hit was niet kenmerkend voor het bühne-repertoire. Drama was geen lang leven beschoren. De aankomende popjournalist keek terug.
    “Hoe was de samenwerking met Frank van der Kloot in Drama?
   ‘Niet zo best eigenlijk. Ja, ik wil achteraf niet vervelend doen, maar Frank was erg jong en wilde het hoe dan ook maken. Van zo’n mentaliteit hou ik niet. Drama is nooit iets geworden, ondanks allerlei commerciële probeersels’.
   Wat doet Frank op dit moment?
   ‘Hij zat in Fontessa, maar of de groep nog bestaat weet ik niet. Ik zie hem niet zo vaak meer sinds hij me iets vervelends geflikt heeft’.
   Wat?
   ‘Nou, op een dag belt hij me op en zegt dat hij die avond moet spelen, of hij mijn versterker kon lenen.
   Ik vind alles best, van mij mogen ze alles lenen. Dus toen heb ik hem de versterker netjes gebracht. Ik kreeg hem echter pas na een half jaar terug en moest eerst nog honderd gulden betalen en nog zelf ophalen ook’”.
 
Pas twee maanden later, op 22 april 1975, werd Roberto Palombit voor het eerst officieel vermeld als medewerker van OOR. Voor dat nummer schreef hij een recensie van ‘The Great Fatsby’ (Leslie West). Bovendien verzorgde hij een twee pagina’s lang interview met Jack Bruce, voormalig bassist en songwriter voor Cream en Blind Faith, de groepen waarin Ginger Baker als drummer gefungeerd had.
   Samen met Zwanet was Roberto naar Engeland overgestoken om met Bruce, hun beider idool uit Cream, van gedachten te wisselen. Dat viel niet mee.
   De Britse bassist en songwriter (samen met Pete Brown) was niet altijd even vriendelijk voor zijn omgeving, ook niet toen hij tijdens de repetities voor zijn nieuwe groep bezoek uit Nederland kreeg. Het gesprek kwam pas op gang nadat Roberto hem wist te overtuigen dat contact met de pers van belang was als hij met die groep op toernee ging.
  
 
370 4 Jack Bruce Band Pinkpop 1975
 Jack Bruce Band, Pinkpop 1975
 
 
Roberto Palombit in de redactie van OOR
 
 
Al na een paar maanden, om precies te zijn: 8 oktober 1975, werd Roberto in de colofon van OOR niet meer vermeld als medewerker, maar als volledig lid van de redactie onder supervisie van hoofdredacteur Jan-Maarten de Winter.
   In dat nummer manifesteerde hij zich met een degelijk artikel over de Britse groep Colosseum: “Een van de eerste popgroepen die jazz-invloeden in haar repertoire opnam. De groep ontstond in 1968 nadat John Mayall de bezetting ontbond waarmee hij ‘Bare Wires’ had opgenomen. Jon Hiseman besloot toen om met twee andere ex-Mayall leden Colosseum op te richten”.
   Palombit wees op het complexe materiaal tijdens het optreden in Paradiso en stelde de muziek van voorbeelden als Jack Bruce, Ginger Baker en John McLaughlin aan de orde. In de loop van 1975 was wel duidelijk geworden bij wat voort soort muziek hij zich thuis voelde.
   De aanpak van OOR wierp in elk geval zijn vruchten af. Zwanet meende zich te herinneren dat de oplage voortdurend steeg, misschien wel tot 40.000. Bij het doorbladeren in 2019 viel bovendien de grote hoeveelheid betaalde berichten op. Op 8 oktober 1975 bestond OOR (60 krantenpagina’s) voor bijna de helft uit advertenties.
 
In de artikelen, die jaar in jaar uit in de elke veertien dagen verschijnende popkrant verschenen, viel op dat Roberto weliswaar een eigen voorkeur had, maar dat hij – in tegenstelling tot sommige collega’s binnen de redactie – een brede smaak aan de dag legde. Hij schrok er zelfs niet voor terug om – ‘als enige recensent’ – het album ‘Arrival’ van ABBA anno 1977 in zijn ‘jaarlijstje’ (van de beste elpees uit dat jaar) op te nemen. “Daar was moed voor nodig”, legde hij zelf vast. “Je zou als gerenommeerd scribent eens niet meer serieus genomen worden”.
   In een artikel uit 1978 durfde Roberto zelfs te verklaren dat de vocale kwaliteiten van de zangeressen van ‘het Zweedse tienergroepje’ met ‘kop en schouder uitstaken boven [die van] het leeghoofdige blondje Deborah Harry [Blondie]’.
   Het wereldje van popscribenten – ik [HK] spreek uit eigen ervaring – had een tamelijk gesloten karakter. Wilde je erkenning van je vakgenoten houden, dan was het gewenst te waarderen en te verfoeien wat in het kleine kringetje usance was.
   Palombit hield zich bovendien niet afzijdig van de muziekindustrie. Al in 1975 kon je over ‘Re-experienced’ lezen: “De dubbelelpee is samengesteld door Roberto Palombit, muziekkenner van OOR. Platenmaatschappij Polydor stelde samen met Palombit de plaat samen. Een fijne elpee omdat bij de keuze van de tracks bewust rekening is gehouden met de muzikale ontwikkeling van Jimi Hendrix. Er staat zowel het ruige, smerige Hendrix-werk op als de meer experimentelere tracks waarmee Hendrix naam verwierf. Bovendien schreef Palombit een eerlijke hoestekst met degelijke noodzakelijke informatie”.
 
 
Interessante vraag van Roberto Palombit
 
 
Het is ondoenlijk om in het kort een overzicht te geven van alles wat de redacteur in OOR allemaal liet afdrukken. Het was niet onlogisch dat hij, met zijn muzikale achtergrond, degene was die in 1977 naar Frankrijk gestuurd werd om Emerson, Lake & Palmer te interviewen. Bij aankomst kon Roberto van gedachten wisselen met Greg Lake, bassist en zanger van het trio, dat met ‘Lucky Man’ ook de top 40 gehaald had.
   Aan het einde van het gesprek, 42 jaar geleden, vroeg hij hem om ver vooruit te kijken naar de waardering voor de ELP-muziek. Zou die geschiedenis maken?
   Greg Lake: “Ik geloof dat iedere musicus diep in zijn binnenste hoopt dat zijn muziek tijdloos zal worden. Wij maken kunst en dan hoop je dat de mensen je altijd als kunstenaar zullen blijven zien. Ook over honderd jaar. Het is geen dominante gedachte, waar ik me de hele dag mee bezig hou, maar af en toe droom ik ervan”.
   De muziek van Emerson, Lake & Palmer lijkt momenteel sterk aan populariteit ingeboet te hebben. Maar die van andere groepen wordt langzamerhand ‘klassiek’. De song ‘Bohemian Rhapsody’ uit 1975, 44 jaar geleden, bijvoorbeeld is populairder dan ooit. De gelijknamige film trok grote aantallen bezoekers, jong en oud, en werd dit voorjaar bekroond met vier Oscars.
   Mick Jagger en Keith Richards schreven ‘I can’t get no satisfaction’ in 1965, 54 jaar geleden. In die tijd kon je de Rolling Stones voor een paar gulden zien optreden. In onze dagen reist de groep met een eigen vliegtuig. Het publiek is bereid om voor een uitvoering van die song de miljoenengage op te hoesten die Jagger & Richards c.s. ervoor vragen.
 
Ik vroeg Zwanet of men zich bij OOR bewust was dat wat er in het blad geschreven werd een ‘historische betekenis’ had.
   “Ja zeker”, kreeg ik als antwoord. “Van elk nummer bewaarde men een aantal exemplaren voor nabestellingen. Aan het einde van elk jaar werden alle nummers met een mooie harde kaft ingebonden voor een aantal redactieleden en medewerkers. OOR was meer dan een krant die je de volgende dag bij het oud papier zette en waarin je de vis kon verpakken. Integendeel”.
   Bij eerdere muziekbladen in Nederland was daar aanzienlijk minder sprake van.
 
 
370 5 ingebonden OOR 
 Roberto Palombit met ingebonden jaargang van OOR, 2 juni 1976 (foto Robert Hoetink)
 
 
Roberto Palombit en Nederlandse artiesten
 
 
OOR hield zich slechts beperkt met Nederlandse popmuziek bezig en van chauvinisme kon je de redacteuren zelden beschuldigen. In 1977 schreef Roberto een kritische recensie van het eerste album van Normaal. “Ik ben een geboren Achterhoeker”, meldde hij aan de lezers, “ik zou [daarom] in geen geval verzuimen de plaat te kopen. Maar hij valt me enigszins tegen”.
   De doorbraak-single ‘Oerend Hard’, volgens Roberto de beste track van het album, was niet meer door Peter Koelewijn geproduceerd. “Koelewijn kon zich ‘van gif wel in de piet bieten’, zoals men het in de Achterhoek noemde en stuurde Normaal een gelukstelegram, waarin hij liet doorschemeren wel weer met de groep te willen werken, wat even subtiel werd afgewezen”.
   Roberto benaderde Normaal uit sociologisch oogpunt, liet hij weten. “Oosterlingen hebben altijd een minderwaardigheidscomplex t.o.v. de westerlingen gehad, al zullen zij dat nooit toegeven. De teksten van Normaal geven gestalte aan wat er onder de Oost-Nederlandse (jonge) bevolking leeft en sterken haar zelfbewustzijn.
   Ben Jolink zegt: Een boer treurt niet in de stad, de stad is voor de stoepeschijters.
   Doordat de groep succesvol is, zien de fans hun levenswijze ook buiten de regio bevestigd en worden de mensen uit de Randstad die hen als boerenlullen betitelen van repliek voorzien. Als FC Twente of de Graafschap, Ajax of Feijenoord verslaat, dan wint het Oosten immers óók van het Westen”.
 
 
Gitarist Jan de Hont
 
 
Als Palombit voor OOR in gesprek ging met Nederlandse muzikanten nam hij hen meer dan serieus, bleek elke keer weer. Een van hen was Jan de Hont, in 1977 al een enigszins vergeten veteraan. “De Hont is een rock-gitarist van het eerste uur. Vanaf het einde van de vijftiger jaren werkte hij al in Nederlandse rock-groepen en hij maakte o.a. deel uit van ZZ en de Maskers, September en Mayflower.
   Als sessie-gitarist heeft hij rondgesnuffeld in de hele Nederlandse muziek-scene en hij is te horen op allerlei platen van Corrie Brokken tot en met de Cats. Hij werkt al sinds enige tijd als gitarist voor Neerlands Hoop, en onlangs heeft hij zich voor drie jaar aan hen verbonden”.
 
Palombit, die zich weer eens goed had voorbereid, vond het van belang diens levensverhaal vanaf het begin gedetailleerd op te tekenen. “Ik lag op een gegeven moment in het sanatorium en op mijn vijftiende kreeg ik zo’n Spaans oefengitaartje. Ik lag de hele dag in bed en had een zee van tijd om iets te leren en waarom dan niet gitaar spelen. Iedere 14 dagen à drie weken kwam er een oudere broer van me langs die een beetje gitaar kon spelen en die liet iedere keer een papiertje achter waarop drie of vier akkoorden stonden.
   Die studeerde ik in terwijl ik in bed lag met de jongen naast mij, Piet van Melen, hij heeft later in de Utrechtse groep Jets gespeeld. Ik heb dus eigenlijk in bed gitaar leren spelen.
   Toen ik uit het sanatorium kwam ben ik met anderen gaan spelen. Ik heb de akkoorden die ik kon spelen aan een buurjongen geleerd en aan een jonger broertje en al gauw hadden we een gitaar-trio dat nummers van Neil Sedaka en de Everly Brothers speelde.
   Dat was in 1958 en in 1959 bracht die jongen Stan Govaard mee die toen bij de Telegraaf werkte en Stan wist wel een drummer. Zijn ‘drumstel’ bestond uit een trommeltje en een hi-hat en we repeteerden bij Stan in een achterkamertje. We speelden toen hoofdzakelijk nummers van de Shadows, want de gitaar was toen hét instrument. Die groep heette de Apron Strings en daarin zaten mijn broer Hans op basgitaar, Roel Vredeveld slaggitaar, Henny van Pinksteren drums en ik dan op gitaar.
   Oh ja, en niet te vergeten iets later deed ook Rob de Nijs mee en zijn broer Bertje de Nijs.
   We speelden eigenlijk alleen in Amsterdam en de meeste fans waren jongetjes uit de buurt. Ik kan me nog goed herinneren dat Jip Goldsteijn als klein broekie altijd rond de groep hing”.
   Wil je iets weten van de geschiedenis van de popmuziek, dan is het de moeite waard oude exemplaren van OOR nog eens na te lezen.
 
 
Zangeres Jerney Kaagman
 
 
370 6 Jerney Kaagman
 Jerney Kaagman in OOR (16 november 1977)
 
 
Dat zelfde jaar ging hij ook thuis op bezoek bij Jerney Kaagman in Leidschendam, ‘het gezicht van Earth & Fire en ongetwijfeld de grootste publiekstrekker van de groep’.
   Palombit: “Jerney heeft iets in zich dat je boeit. Zangtechnisch is ze allesbehalve de beste zangeres van Nederland, maar ze is wel een van de weinigen met personality. ‘Er staat iets’, noemen ze dat tegenwoordig”.
   Op de School voor Journalistiek had Roberto geleerd dat het belangrijk was eerst naar het toilet te gaan alvorens een begin te maken met een interview, hoorde ik van Zwanet.
   Met Jerney praatte hij onder meer over hoe het toeging in Earth & Fire. Hij vroeg haar of zij, die immers de teksten zong, daar wel achter stond.
   Jerney: “Ja, zeer zeker. Ik heb bij Earth & Fire nog nooit een tekst gezongen die niet strookte met mijn gevoel”.
   Voor het nummer ‘Circus’ heb je zelf de tekst geschreven. Die was toch volkomen anders dan de overige E&F-teksten. Zou je niet vaker teksten willen schrijven?
   “Ik schrijf zelf geen nummers, dus dat zou inhouden dat ik een tekst zou moeten schrijven bij een nummer van iemand anders en dat kun je natuurlijk niemand opdringen. Ik vind het wel leuk, maar als ik er niet voor gevraagd word, dan kan ik niet zeggen: ik wil etc. Een nummer is iets persoonlijks en als je de muziek geschreven hebt, dan kan ik me voorstellen dat je ook de tekst wilt schrijven. Misschien vonden ze mijn tekst niet goed maar dat hebben ze me nooit gezegd. Als het trouwens niet goed was geweest, dan was het ook niet opgenomen?”
   In hoeverre heb je een persoonlijke inbreng bij de vokalen?
   “We hebben een acht sporen-machine en daarmee maken we van alle nieuwe nummers demo’s en die krijg ik ook thuis. Als ik die heb beluisterd, dan gaan we de zang opnemen. Dat gaat verschillend. Soms wordt die eerst geschreven, maar hij wordt ook wel ter plekke gemaakt. Ik zeg soms, ik had er zo’n zangpartij bij gedacht en dan gaan we erover praten en er net zo lang aan werken tot we een goede partij hebben. Zo kom je al samenwerkend tot een resultaat”.
 
Het had lang geduurd voor ‘Gate to Infinity’ eindelijk op de markt gekomen was.
   “Omdat we geen single hadden. Vorig jaar oktober hadden we het materiaal voor de elpee al klaar, maar alleen geen single. Het heeft geen zin om een elpee uit te brengen zonder single. Een single is altijd de vlag op het schip. We hadden wel nummers genoeg, maar men vond er niet één geschikt voor single.
   Toen we eenmaal wel een goed stuk hadden, was alles zo gebeurd. Wij zijn voor een deel van de mensen een single-groep, daarom is zowel de single als de elpee belangrijk. We hoeven elkaar niet voor de gek te houden, we werken tenslotte om zo’n plaat te verkopen”.
 
 
Gitarist Harry Sacksioni
 
 
Een gesprek met gitarist Harry Sacksioni kwam moeilijker tot stand. In zekere zin was het de schuld van journaliste Elly de Waard.
   “Als ik hem opbel voor een afspraak zegt hij achterdochtig: ‘Vanwaar ineens die belangstelling? Ik had begrepen dat jullie vonden dat ik eerst maar eens moest leren mijn gitaar te stemmen’.
    Pas achteraf begrijp ik zijn verontwaardiging. Ten aanzien van het stemmen van gitaren is Sacksioni namelijk een van de grootste perfectionisten. Hij zoekt altijd net zo lang tot hij goede stem-mechanieken heeft gevonden, verwisselt na vrijwel ieder optreden de snaren van de gitaren, die hij heeft gebruikt, en stemt dan nog net zo lang tot al zijn instrumenten beter dan goed staan.
    ‘Ik las een tijdje geleden een concertverslag van Elly de Waard in de Volkskrant; ze schreef over Steve Howe van Yes, dat hij met al zijn gitaren de blitz trachtte te maken. Iemand die zoiets opmerkt begrijpt er helemaal niets van. Ik heb er ook zo’n stuk of acht bij me en ieder instrument heeft zijn eigen karakter en klankkleur. De ene gitaar gaat beter in een nummer dan de ander en dan wissel ik van gitaar.
    Eigenlijk heb ik nog te weinig instrumenten bij me. Ik zou voor ieder nummer een ander instrument willen gebruiken. Als ik dat alleen deed om er de blitz mee te maken, dan zou dat behoorlijk achterlijk zijn, want ik breng voor ieder optreden vaak een paar uur door met het verwisselen van snaren en met stemmen’”.
 
Na die uitleg kwam het gesprek op gang. Sacksioni vertelde bijvoorbeeld: “Ik hou van muzikanten als Stevie Wonder en Joni Mitchell; die vertellen over eigen ervaringen en emoties. Ik heb jaren geleden een optreden van Joni Mitchell in het Concertgebouw gezien. Er zaten misschien maar zeventig mensen, maar wat er bij mij overkwam was geweldig.
    Dat heb ik in dat zelfde Concertgebouw ook gehad met John McLaughlin. Hij speelde indertijd nog met het oude Mahavishnu Orchestra en ondanks het feit dat zijn muziek totaal anders is dan de mijne, voelde ik een enorme affiniteit met zijn muziek.
    De meeste mensen vonden dat snelle goed, maar wat mij aansprak was dat die man uit zijn binnenste speelde. Je hoorde dat hij over bepaalde dingen had nagedacht. Daar gaat het volgens mij om: bepaalde menselijke gevoelens vertalen in muziek. Daarom hou ik niet zo van echte instrumentalisten die alleen met hun instrument en de techniek bezig zijn”.
    Roberto en Harry waren in 1975 dus wellicht samen getuige van het Mahavishnu Orchestra-concert.
 
 
George Kooymans
 
 
Zwanet van Kampen kon zich nog goed herinneren dat Roberto in 1981 in België op bezoek ging bij George Kooymans van de Golden Earring. “Roberto had geen rijbewijs. Dus ik ging vaak met hem mee en dan reed ik. ‘Drive my car’ van de Beatles is me niet voor niets bijgebleven. Soms was ik aanwezig bij het gesprek. Zonder dat ik het in de gaten had praatte ik mee en was onbewust een onderdeel van het interview”.
 
Het artikel over George Kooymans had volgens haar een bijzonder karakter. Interviews met de jongens van de Earring stelden vaak weinig voor. Er werd veel gelachen en betrekkelijk weinig gezegd. Palombit stelde het ook zelf aan de orde. “Ik heb zelden of nooit een goed interview met de Earring gelezen”, legde hij hem voor.
   Kooymans: “Hoewel je het niet zou zeggen als je ons op de bühne ziet zijn we vrij introvert en een beetje verlegen, ik zelf althans. Misschien een gespleten persoonlijkheid. Het ligt ook vaak aan degene die interviewt”.
   Roberto: “In het verleden zijn jullie wel eens geïnterviewd door onder anderen Alfred Lagarde en Theo Stokkink. Dat werd steevast een ginnegapperij. Vooral Barry Hay is heel erg. Het is dan net of jullie niets te vertellen hebben en maar wat ouwehoeren”.
   George: “Natuurlijk hebben we wel wat te vertellen. Maar soms krijg je het gevoel dat je alle dingen al zo vaak verteld hebt en dan heb je geen zin meer om serieus te zijn. Barry houdt ervan om kwinkslagen uit te delen. Dat valt dan weer in verkeerde aarde. Er ontstaat een rare sfeer en het wordt één chaotische ginnegapperij. Barry maakt er nu eenmaal graag een zootje van, hoewel hij in Amerika altijd veel serieuzer is tijdens interviews. Er wordt dan ook wel gerichter gevraagd.
   In Nederland loopt het wel eens uit de hand. Na een radio-interview zei iemand eens tegen me: ‘Ik heb jullie gehoord. Wat een zootje. Jullie hebben niets gezegd. Je had net zo goed thuis kunnen blijven’”.
 
 
370 7 George Kooymans 22 april 1981
 George Kooymans in OOR
 
 
En passant liet George weten dat Cesar Zuiderwijk gevraagd was om – na het overlijden van Keith Moon – te komen drummen bij The Who. “Hij zou een uitstekende keuze zijn geweest. Het ging uiteindelijk niet door, maar we hebben allemaal gezegd dat hij het had moeten doen”.
 
Een interessante discussie ontstond over de continuïteit van het Golden Earring-bestaan.
   Roberto: “Jullie draaien al zestien jaar mee aan de top en hebben een ongelooflijk aantal hitsingles gehad. Met één elpee was Brood ineens dé rockster van Nederland. Heeft je dat nooit geërgerd?
   George: “Ik vond dat prima. Het had eerder moeten gebeuren en ik vind het jammer voor hem dat het niet heeft doorgezet. Als er iemand als Brood komt, sta je in een klein land als Nederland altijd op het tweede plan. Dat hebben we in de loop van ons bestaan vaker meegemaakt. Maar als alles weer een beetje gezakt was, bleek toch weer dat wij de enige band zijn die hier rondhuppelt.
   Men begrijpt niet hoe moeilijk het is om hier een band met een beetje niveau bij elkaar te houden. Als een discjockey van je nieuwe plaat zegt: ‘Dat soort kutplaten draai ik niet’, dan ben je meteen tien plaatsen terug geworpen”.
   Roberto: “Is de Earring te groot voor Nederland? Met die grote PA en crew kunnen jullie misschien in twintig zalen terecht”.
   George: “We waren nooit een echte wereld-act, maar we hebben internationaal altijd redelijk gedraaid. Wat onze PA betreft, hebben we altijd een behoorlijk idealistische instelling gehad. We staken voorschotten op royalties in installaties. We waren een van de eersten die experimenteerden met quadrofonie, wat dan weer de miskoop van de week bleek.
   Als je eens wist wat we in Amerika hebben verloren met toeren, dat moet op de een of andere manier weer worden goed gemaakt. We zijn er toch redelijk uitgesprongen, zonder nou direct rijk te worden, zoals sommigen denken. Daarvoor hebben we te veel geïnvesteerd”.
   Roberto: “Je bent toch niet voor niets in België gaan wonen?”
   George: “Zeven jaar geleden zou iedereen hier komen wonen. ‘Moontan’ verkocht goed in Amerika en het zag er naar uit dat we veel geld zouden verdienen. Dat is nooit gebeurd. Ik had net zo goed in Nederland kunnen blijven. Maar tja, toen ik eenmaal in België woonde, ben ik er maar gebleven. Anders blijf je aan de gang”.
   Roberto: “Waarom zijn jullie nooit echt doorgebroken?”
   George: “We hebben nooit een goede opvolger voor ‘Radar Love’ kunnen maken. Misschien zijn we te lankmoedig geweest. Barry en ik wilden iets anders en niet ‘the son of Radar Love’. Commercieel is dat niet verstandig geweest, maar we wilden gewoon iets anders doen. Toen kwamen we met ‘Switch’ en een nummer als ‘Instant Poetry’ was op dat moment een blunder. Niemand snapte er een reet van, maar dat is natuurlijk allemaal gelul achteraf.
   De stap van ‘Moontan’ naar ‘Switch’ is te groot geweest. We zijn erg eigenwijs en we hebben nooit een goeie manager gehad die zei: ‘jongens dat kun je niet maken’”.
   Roberto: “Ik heb al jullie platen nog eens doorgedraaid en ben onder de indruk van de vele goede singles. Veel elpees echter bevatten zwak materiaal. De helft van de nummers draai je niet meer”.
   George: “Je hebt je aardig voorbereid. Maar ik geloof wel dat het zo is. Veel van onze elpees bevatten mediocer materiaal. We hebben altijd met een bepaalde haast gewerkt. We kwamen dan terug van een toernee met Lynyrd Skynyrd van vier maanden en dan moest er meteen een plaat worden gemaakt.
   Dat is de reden dat het bij veel bands mis gaat. Ze maken één succesvolle elpee en moeten dan veel optredens doen, waardoor ze niet de tijd krijgen om een goede opvolger te maken.
   Er zijn bij ons ook momenten geweest dat het bijna uit de hand liep. ‘To the hilt’ bijvoorbeeld was een psychodrama. Aan het eind waren we in twee studio’s tegelijk bezig om de plaat af te krijgen. Ik durfde niet meer te mixen en toen hebben we Fred [Haayen] gevraagd. Die heeft het overgenomen. Maar achteraf gezien was dat niet zo best en is de plaat minder dan hij had kunnen zijn.
   Zo zijn er meer voorbeelden”.
 
 
Roberto Palombit ‘vast’ bij OOR
 
 
370 8 Robert Palombit basgitaar
 Roberto Palombit met zijn basgitaar (foto Robert Hoetink)
 
 
Maand na maand, jaar na jaar, schreef Roberto zijn ‘stukjes’ voor OOR. Naast de gewone artikelen en de recensies hield hij zich tevens speciaal bezig met de techniek van het muziekvak en werd ook als zodanig in de colofon vermeld.
   Volgens Zwanet slaagde Jan-Maarten, de hoofdredacteur, er met zachte hand steeds weer in om redacteuren – soms tegen hun zin – aandacht te laten besteden aan fenomenen waar ze niet zelf voor gekozen hadden. In het geval van Roberto noemde ze Grace Jones en Nina Hagen. Bovendien kreeg hij een hekel aan vergaderingen.
   Meer inspiratie had Palombit toen hij de nog niet zo bekende Amerikaanse artiest Prince in 1981 wist te strikken voor een interview. Zijn artikel haalde met de benaming ‘Porno Prince’ bovendien de omslag op 1 juli 1981. Zwanet was erbij, kreeg van de artiest een ‘slap handje’, is haar bijgebleven.
 
Roberto haalde zijn Italiaanse afkomst tevoorschijn, terwijl hij Prince met Grace Jones vergeleek. “In het vorige nummer voerden we catwoman Grace Jones aan de ketting. Nu is het de beurt aan de ordinaire tak van de decadente acts: sex-exploitant Prince. Zijn teksten gaan over neuken, triootjes, pijpen en hoe lekker incest wel niet kan zijn.
   Ondanks dat de Amerikaanse radiostations geen groef van zijn laatste elpee ‘Dirty Mind’ hebben laten horen, uit angst hun licentie te verliezen, zijn er van deze cultplaat ruim 500.000 exemplaren over de toonbank gegaan.
   Prince is de enige Amerikaanse artiest die de diepe kloof tussen new wave en disco – in principe haatdragende kampen – weet te overbruggen.
   Evenals bij Grace blijken begrippen als broederliefde, exhibitionisme en gespleten persoonlijkheid ook van toepassing op de meest controversiële Yank van dit moment, zij het in een extreme vorm waarbij zelfs de lauwertakken van mijn Romeinse voorouders – toch meesters van de perverse decadentie – zouden verdorren”.
   Terloops meldde hij dat ook Prince wat Italiaans bloed door de aderen had stromen.   
 
 
370 9 Prince 1 juli 1981   
 Prince op de omslag van OOR, 1 juli 1981
 
 
Zelden was er een groter verschil tussen de artiest op de bühne en de ‘gewone’ Roger Nelson, kon Zwanet zich goed herinneren. Roberto legde het vast. “Prince heeft in Paradiso een van de meest enerverende concerten van de laatste tijd gegeven. Hij tongzoent zijn gitaar en beweegt de hals geil tussen zijn benen op en neer totdat het instrument uiteindelijk een oorverdovend gejank ejaculeert.
   Niet alleen de act doet sterk denken aan Jimi Hendrix, ook zijn fantastische gitaarspel vertoont overeenkomsten met de [in 1970] overleden gitaarprins”.
   Maar: “Op het podium gaat Prince als een Freudiaanse geilwolf te keer, in de kleedkamer ondergaat hij een metamorfose waar de Hulk niet aan kan tippen.
   De kleine muzikant knippert onzeker met zijn opgemaakte oogleden, geeft me een slap handje en vedwijnt zonder iets te zeggen in de badkamer. Na een minuut komt hij tegenover me zitten, trekt de bekende regenjas half over zich heen en blijft daar gedurende het hele interview zenuwachtig met zijn handen onder friemelen”.
   Zwanet vroeg zich af of Prince wel fanatiek mannelijk was. Hij had immers een ‘nichterig uiterlijk’.
   Prince reageerde verbaasd: “Vind je mij er nichterig uitzien? Het zal de invloed van mijn moeder zijn geweest, maar ik draag wat ik mooi vind. Hier of in New York zijn er nooit problemen, maar in meer conservatieve plaatsen soms wel. Voor dreigementen ben ik niet bang. Ze kunnen me hooguit vermoorden en dat interesseert me niet”.
   Verlegen of niet – dat was hij blijkbaar in hoge mate – Prince schrok voor geen onderwerp terug. Het artikel maakte dan ook zoveel indruk dat het na de dood van de artiest in 2016 inegraal in Humo werd overgenomen, wist Zwanet.
 
 
Vertrek
 
 
370 10 Zwanet Roberto
Roberto en Zwanet, foto op zijn werkkamer
 
 
In 1982 maakte Roberto een einde aan het redacteurschap bij OOR. Voortaan manifesteerde hij zich als freelance auteur, zodat hij meer vrijheid had om te schrijven wat hem interesseerde – bijvoorbeeld in het blad Music Maker (maar ook nog bij OOR). Dat leverde hem bovendien meer inkomsten op.
   In die tijd ook kreeg Cherie van Gelder, die jarenlang verantwoordelijk was geweest voor de bureauredactie en het redactiesecretariaat, een nieuwe job bij het tijdschrift: ze werd eindredacteur. Haar voormalige functie werd overgenomen door Zwanet van Kampen. Voor beiden, Zwanet en Roberto, was het een gelukkige tijd, totdat Roberto ziek werd eind 2005 en op 11 juli 2008 kwam te overlijden.
   In OOR schreef Jan van der Plas anno 2008: “Roberto viel op door zijn nuchtere benadering en zijn liefde voor technisch verzorgde muziek. Hij was de man voor artiesten als Steely Dan, Stevie Wonder en Frank Zappa. Ook de jazzrock van Stanley Clarke, Jaco Pastorius en Weather Report behoorde tot zijn specialismen. Dankzij zijn grote repertoirekennis en inzicht in het functioneren van muziek wist hij gesprekken met deze vaak lastig te interviewen muzikanten tot een goed einde te brengen. Het leverde Roberto veel respect op bij de lezers, maar zeker ook bij collega’s en de muziekindustrie.
   Achter de schermen was Roberto Palombit een beminnelijke man. Zijn voorliefde voor muzikaal vakmanschap was eenvoudig te verklaren uit zijn achtergrond als uitvoerend muzikant. De voorkeur voor het ambacht maakte ook dat Palombit in de vroege jaren tachtig OOR, dat intussen in de ban was geraakt van punk en new wave, verruilde voor het muzikantenvakblad Music Maker.
   Daar kwam zijn talent tot volle bloei. Met zijn vaak spraakmakende interviews met o.a. King Crimson, Prince, John Scofield en Tori Amos was hij medeverantwoordelijk voor de groei die het blad in de jaren tachtig en negentig doormaakte. Opmerkelijk is hoeveel van zijn verhalen uit die tijd nog integraal op internet te vinden zijn”.
 
 
Harry Knipschild
25 juli 2019
 
Clips
 
 
 
Literatuur
Roberto Palombit, ‘Polle Eduard moet misschien ’n masker dragen’, OOR, 13 februari 1975
Roberto Palombit, ‘Mahavisnu Orchestra: totale perfektie’, OOR, 13 februari 1975
Roberto Palombit, ‘The Baker Gurvitz Army, Vertigo’, OOR, 13 februari 1975
Roberto Palombit, ‘Jack Bruce: ‘een basgitaar is meer gitaar dan bas’’, OOR, 22 april 1975
Roberto Palombit, ‘Colosseum – Moritori te salutant’, OOR, 8 oktober 1975
Jos Gerards, ‘Jimi Hendrix – Re-experienced’, Limburgs Dagblad, 25 oktober 1975
Roberto Palombit, ‘ELP, fanfare voor de burgerman’, OOR, 6 april 1977
Roberto Palombit, ‘Normaal, Oerend Hard, Killroy’, OOR, 29 juni 1977
Roberto Palombit, ‘Hoop voor De Hont’, OOR, 7 september 1977
Roberto Palombit, ‘Jerney Kaagman, down to earth’, OOR, 16 november 1977
Roberto Palombit, ‘ABBA, The Album, Polydor’, OOR, 25 januari 1978
Roberto Palombit, ‘Harry Sacksioni’, OOR, 10 januari 1979
Roberto Palombit, ‘George Kooymans: ‘Het is wel treurig dat jonge mensen geen idolen van hun eigen leeftijd hebben’’, OOR, 22 april 1981
Roberto Palombit, ‘Grace Jones, of: de Libertango van een tomboy’, OOR, 17 juni 1981
Roberto Palombit, ‘Sex-verzendhuis Prince – of: de Freudiaanse geilwolf en zijn alter-ego’, OOR, 1 juli 1981
Jan van der Plas, ‘Roberto Palombit overleden’, OOR, 16 juli 2008
Jaap van Eijk, ‘In memoriam: Roberto Palombit’, Slagwerkkrant, 20 juli 2008
Barend Toet, Keihard & Swingend. De jongensjaren van Muziekkrant Oor, Amsterdam 2011
  • Hits: 10148