356 - Theo van de Bilt – vriendschap door Elvis Presley
Van ‘grijs gekleurd’ naar rock & roll
Theo maakte het allereerste begin van de popmuziek mee. Als jongetje hoorde hij eerder een van zijn zusjes ‘Für Elise’ (Beethoven) thuis op de piano spelen. Zijn moeder zong liedjes van Richard Tauber. Favorieten in die tijd waren Maria Zamora (Nederland) en Rosemary Clooney (USA). “Ik luisterde veel naar de radio. Johnny Jordaan was de eerste muziek-coryfee die mij inspireerde, ‘De afgekeurde woning’ was mijn favoriet. Een grammofoon hadden we thuis niet”. Theo omschreef de periode van vóór de rock & roll als ‘grijs gekleurd’.
Dat die pick-up er later kwam is op te maken uit zijn woorden. “De eerste single die ik kocht was ‘Long Tall Sally’ / ‘Slippin’ and slidin’’ van Little Richard. Ook Jerry Lee Lewis was een favoriet van het eerste uur”. Maar vooral Elvis Presley.
Theo kan zich goed herinneren wanneer hij Elvis voor het eerst hoorde: “In de herfst van 1956 in het KRO-programma Vliegende Schijven met ‘Heartbreak Hotel’”.
De popmuziek van die tijd viel bij een oudere generatie niet in de smaak. “De vijandigheid waarmee Elvis, Little Richard en Jerry Lee Lewis destijds werden begroet was onvoorstelbaar”.
Juist die afkeer maakte ‘onze muziek’ tot een attractie, schreef Theo. Daarbij citeerde hij uit de Leeuwarder Courant van 11 augustus 1956: “Zingen kan Elvis niet, wel jammeren, snikken, janken, snotteren met lange uithalen en wat het voornaamste is: ritme voortbrengen, dat hijgende oer-ritme van de lichamelijke hunkering”.
Volgens de krant was er op het platteland (‘jonge vissers, boeren en houthakkers’) weinig geestdrift voor rock & roll. De jeugd in de grote stad liet zich er echter door meeslepen.
Elvis Presley
Naar eigen zeggen werd Theo, jongste zoon van een katholieke schoolmeester, tegen zijn zin naar het gymnasium gestuurd. “Ik voelde me doodongelukkig tussen de kale kak-jongens uit de rijkere buurten van Den Bosch”. Het ongenoegen was blijkbaar wederzijds. “Met zachte aandrang werd ik in 1957 van het gymnasium verwijderd”.
De opgroeiende jongen, zeventien jaar, was er niet rouwig om. Hij sloot zich aan bij een groep hangjeugd die in de Brabantse hoofdstad met ‘Boppertjes’ aangeduid werd (vanwege een strip in de lokale krant).
Theo: “Elke avond om zeven uur kwamen we samen op een bankje op de Parade, het plein voor de Sint Jan. Devotie aan de rock & roll was wat ons samenbond. ‘Weet je’, zo zeiden we bijvoorbeeld vol opwinding tegen elkaar, ‘dat er volgende week dinsdagochtend om elf uur een Elvis-plaat zal worden gedraaid op de radio?’”
Zoiets kon je lezen in de KRO-gids. De platen werden weken voor de uitzending al geselecteerd.
Toen hij van het gymnasium vertrokken was, had Theo meer tijd om zijn liefde voor de popmuziek vorm te geven. “In de zomer van 1957 werd ik lid van de eerste Nederlandse Elvis-fanclub, opgericht door Jan Bolt in Groningen”. Zijn vader had telefoon in huis, niet vanzelfsprekend in die tijd. “Ik belde Jan op. Het was een zonnige zondag. Via de hoorn draaide hij ‘Don’t be cruel’ voor mij. Wij vertelden elkaar hoe schandalig het was dat die plaat nog steeds niet in Nederland te koop lag”.
De nieuwe hit was alleen al om die reden niet via de Nederlandse radio te horen. Geen wonder dat jongelui naar de Engelse uitzendingen van radio Luxemburg of naar de Amerikaanse legerzender in Duitsland (AFN) luisterden.
In Amerika kon je de nieuwe jeugdidolen op het witte doek zien optreden. In navolging van James Dean en Bill Haley wist Presley’s manager Col. Tom Parker ook voor zijn ‘boy’ een lucratief filmcontract tot stand te brengen. Zijn eerste rol was in ‘Love me tender’ (1956). Evenals bij de grammofoonplaten duurde het enige tijd voor die in Nederland in roulatie ging.
Theo: “‘Love me tender’ bekeek ik in Nijmegen”. Vanwege de film maakte hij die reis. In Den Bosch werd de film voorlopig nog niet vertoond. De Brabantse jongen genoot. “Elvis’ acteerprestaties vond ik prima, vooral de scène waarin hij opgestookt werd zijn broer neer te schieten – de gezichtsuitdrukkingen die hij dan tentoon spreidde!”
De film, in zwart-wit, was in alle haast gemaakt, waarschijnlijk om adequaat in te haken op de populariteit van het nieuwe idool. “Een optreden tijdens een dorpskermis gaf een aardig idee hoe opwindend een live-optreden van Elvis toen geweest moest zijn”.
Enkele maanden later draaide ‘Love me tender’ eindelijk in Den Bosch. “Samen met mijn nieuwe vriendjes ging ik hem nogmaals zien”.
Een nieuw leven
Elvis Presley werd nogal belangrijk in het leven van Theo van de Bilt, die het gymnasium verlaten had. “Ik moest gaan werken voor de kost. Voorlopig waren dat rotbaantjes. In één ervan was het mijn taak de prijscalculatie te controleren voor machinebouw-elementen. Niet plezierig voor iemand voor wie wiskunde een ondoorgrondelijk mysterie was. Gelukkig was er de muziek”.
De ouders van een vriendje gingen elke zaterdagavond naar de bioscoop. “Wij jongelui, vrienden en vriendinnen, zetten dan de tafel en stoelen opzij en dansten”. Zijn eigen platenspeler was een speciaal geval. “Mijn grammofoon had ik tweedehands voor 25 gulden van een buurman gekocht – met alleen 33 en 78 toeren. Daarom kocht ik ‘Don’t be cruel’, ‘Too Much’ en ‘All Shook Up’ van Elvis allemaal op 78 toeren.
In 1957 deed de 45-toeren single zijn entree. Bij het dansen werden de plaatjes gedraaid op een wisselaar waar je wel vijf of zes 45-toeren singles tegelijk kon zetten en na elkaar afdraaien”.
In dat jaar wist Theo diverse teenagerfilms te zien. Het tijdsverschil tussen de vertoning in de VS en Nederland werd korter. “De tweede Elvis film ‘Loving You’ ging in Amerika in juli 1957 in première. In Nederland konden wij hem al in de herfst zien. Drie dagen lang draaide ‘Loving You’ in Cinema Royal, drie keer bekeek ik hem”.
Vanwege de grote haast en het gebrek aan kennis van de Engelse taal werd de film op het wit-katoenen doek boven de ingang van de bioscoop geafficheerd als ‘Loving Lou’.
Twee Presley-films dus in één jaar. Een andere vertoning was er voor ‘Untamed Youth’ met Mamie van Doren in de hoofdrol. “Die ging over jeugdige delinquenten die aan zondige rock & roll deden”. De entreeprijs voor het bekijken van zo’n ‘opwindend spektakel voor boven de achttien jaar’ bedroeg 60 centen, is Theo altijd bijgebleven.
De muziek van Presley was alles voor hem is te lezen in de tekst die hij onlangs schreef. “Herhaaldelijk speelde ik zijn singles. Destijds zeiden we dat rock & roll niets met sex uit te staan had. Elvis’ benengewiebel ook niet. De waarheid was natuurlijk anders”. Van de Bilt begrijpt nu dat sommige ouderen bij het horen van bijvoorbeeld de gitaarsolo van Scotty Moore in ‘Too Much’ en het intro van ‘Don’t be cruel’ dachten dat hun wereld op instorten stond.
Theo schafte niet alleen singles, maar zelfs dure albums aan. “Vrij snel kocht ik het eerste album ‘Elvis Presley’, met voor de helft oude tracks van Sun Records, maar dat wisten we toen niet. ‘Elvis’, het tweede album was meer professioneel. Steve Sholes selecteerde de tracks, maar Elvis was duidelijk de echte producer is inmiddels duidelijk.
De beste LP die ik in 1957 aanschafte was het ‘Christmas Album’ van Elvis. De beste song op het album was ‘Santa Claus is back in town’ van Jerry Leiber en Mike Stoller. Zestig jaar later kan ik het nog steeds woord voor woord citeren: ‘Got no sleigh with reindeer, no sack on my back. You’re gonna see me comin’ in a big black Cadillac’.
Ik had de originele Amerikaanse persing met die prachtige uitklaphoes”.
Ik vroeg Theo of hij zich kon permitteren die albums aan te schaffen. Zo’n langspeelplaat kostte immers vijftien gulden.
Theo wist nog, reageerde hij, dat hij in een van zijn banen (bij boekhandel Heinen in 1958) tachtig gulden per maand verdiende en daarvan een gedeelte als kostgeld aan zijn ouders betaalde. Het kopen van Presley-platen maakte dus een substantieel gedeelte van zijn inkomen uit.
Een nieuwe Elvis Presley fanclub
In die tijd zat Theo nog wel eens met zichzelf in de knoop. In de correspondentie sprak hij over een ‘late puberteit’. “Ik durfde nauwelijks naar meisjes te kijken en was pas begonnen geld te verdienen”.
In 1958 ging het ‘beter voor Elvis en mij’ las ik in zijn tekst. Zelf vond hij voor het eerst een leuke baan (bij de boekhandel) en Elvis ‘bracht ons ‘Jailhouse Rock’, ‘Don’t’, ‘One Night’ en drie films’.
“‘Jailhouse Rock’, bekeek ik begin 1958 in Tilburg waarheen ik met een paar Boppertjes vanuit Den Bosch was gefietst. Prachtige film. Twee momenten deden het voor mij. Ten eerste de zoenscène, waar Elvis de regisseur wegwoof toen die vond dat een tongsessie te lang duurde. Ten tweede het moment waarop hij na een beschuldiging van ‘cheap tactics’ door Judy Tyler reageerde met: ‘That ain’t no tactic, honey. It’s just the beast in me’”.
In de eerste dagen van 1959 kwam Theo in contact met een andere fanclub van de Amerikaanse artiest: ‘Presley Cats’ van de Beverwijker Daan Vergunst (Hoflanderweg 258). “Na een brief of twee nodigde ik mezelf uit bij hem thuis. Het klikte meteen”.
De liefde voor de muziek van Presley overbrugde sociale verschillen. “Afgezien van de muziek waren we nogal anders. Ik kwam uit de roomse middenklasse, Daan uit een traditioneel rood nest. Ik was de jongste thuis, Daan de oudste. Daan was kostwinnaar en had een vriendin”.
Het tweetal ging samenwerken in 1959. “Ik werd secretaris van de club en correspondeerde lustig met binnen- en buitenland. Samen schreven we ons clubblad vol. Daan, bouwkundig tekenaar, deed de vormgeving. Daarmee maakte ons krantje, ‘It’s All Elvis’, indruk.
RCA, de platenmaatschappij van Elvis Presley, veranderde van distributeur in Nederland – eerst Dureco (Beursstraat 21), vervolgens Inelco, Bilderdijkkade 109, eveneens in Amsterdam. “Daan had intens contact met Jan Mascini van Inelco. Dankzij Mascini kon ook ik grammofoonplaten met korting kopen”.
Op een vraag mijnerzijds antwoordde Theo dat de fanclub met geld van Inelco in stand gehouden werd. “De contributiegelden kunnen niet voldoende geweest zijn. Er was een door Inelco georganiseerde Elvis Presley Informatie Dienst (E.P.I.D.)”.
Pim Maas, de Nederlandse Elvis Presley
Inelco zette zich in voor de platenverkoop van Presley. Het verschijnen van de Elvis-film ‘King Creole’ (april 1959), de laatste voor de artiest op 24 maart 1958 in dienst moest en overgebracht werd naar West-Duitsland (1 oktober), gaf mogelijkheden om op de trom te slaan. Het Nederlandse bedrijf organiseerde in het voorjaar van 1959 een talentenjacht voor Elvis Presley-imitators. Organist Bernard Drukker (1910-1992) had formeel de leiding.
Zoiets was al eens eerder in Den Bosch en elders gebeurd. In september 1958 was de 18-jarige Harry Jongmans uit Delft bijvoorbeeld tot Nederlandse Elvis Presley gekroond.
Door de aanpak van de officiële platenmaatschappij en filmbedrijf Paramount, kreeg de verkiezing in hoofdstad Amsterdam echter een bijzonder karakter. Er meldden zich dan ook diverse honderden kandidaten. Een van de juryleden was AVRO-radio presentator Roel Balten. De wedstrijd werd gehouden in de Royal Bioscoop (Nieuwendijk 154). Van de Bilt: “Bijna recht ertegenover was café State Side Club, gedreven door Pim Maas senior. Zijn zoon, Pim Maas junior, veertien jaar, kwam als winnaar uit de bus. Ria Valk eindigde als tweede”.
Pim Maas mocht zich in het voorjaar van 1959 van de pers nu officieel de Nederlandse Elvis Presley noemen. “Daan en ik besloten Pim erelid van onze club te maken”.
In het artikel van Van de Bilt is te lezen: “Al snel werd bekend dat Pim bij Elvis op bezoek zou gaan. Ons idool was inmiddels als militair in het Duitse Friedberg gelegerd. Zondagochtend 12 juli 1959 vertrokken pa en ma Maas plus Pim (met de 35-jarige Sanny Hemerik) naar Bad Nauheim bij Friedberg. Om één uur klopte Pim in zijn eentje aan op Goethestrasse 14, waar Elvis destijds woonde. Na uitgelegd te hebben wie hij was, mocht hij binnen komen en werd door Elvis zelf begroet.
De visite die volgde duurde zo’n twee uur. Pim gaf Elvis wat materiaal van onze fanclub en men praatte over koetjes en kalfjes. Daarna werd muziek gemaakt bij de piano, ‘Don’t’ en ‘Don’t be cruel’, alsmede het aan Pim onbekende ‘It’s too soon to know’.
Pim vertelde dat ‘Kansas City’ zijn debuutsingle zou worden.
Elvis vond dat geen goede keuze. Wilbert Harrison stond ermee in de Amerikaanse hitparade en er waren al diverse andere versies. [Elvis was blijkbaar op de hoogte van de muziekontwikkelingen in de VS].
Pim mocht de volgende dag terugkomen met zijn gezelschap. Die maandag schoot de ingehuurde fotograaf Richard Luft drie plaatjes”.
Pim Maas en Elvis Presley, juli 1959
In de visie van Van de Bilt heeft Pim Maas verder niet met Elvis opgetreden in Duitsland. Theo: “Geen enkele krant berichtte er destijds over. Het werd nergens vermeld. Ik denk dat dit verhaal pas in de jaren zeventig is gaan lopen. Pim zal zich dat hebben laten aanleunen”.
Sanny Hemerik
Presley was niet de enige militair. Van de Bilt moest eveneens in dienst. “Ik nam tussen juni en oktober 1959 deel aan de basistraining en een opleiding tot telexist in dienst van Juliana, koningin der Nederlanden.
Tijdens mijn eerste soldatenverlof kwamen Pim Maas sr. en jr. plus Sanny Hemerik (‘luid en extrovert’) mij in Den Bosch opzoeken om verslag te doen van hun belevenissen in Bad Nauheim. Op de cover van ‘It’s Elvis’ kwam uiteraard een foto van Elvis met Pim. Binnen in het augustusnummer van 1959 stonden drie pagina’s vol met Sanny’s schrijfsels en twee met een verslag van Het Bezoek.
Theo: “Hemerik was patroonheilige van de Amsterdamse straatjeugd, zelfbenoemd beschermheer van nozems en initiatiefnemer van het Lieverdje op het Spui. Hij werd manager van Pim en president van onze club. Zijn talent van voor publiciteit was ongeëvenaard. De kranten stonden vol over Pim”.
In het vroege najaar van 1959 verdween Hemerik uit zicht. Theo: “Hij was aangehouden vanwege een zedenmisdrijf - hij zou een relatie met een vijftienjarige jongen gehad hebben. Een aantal bekende Amsterdammers, onder wie Jan Vrijman, Simon Vinkenoog en Gerard Reve nam het voor de jeugdleider op. Tot een proces kwam het niet. Met de justitie op zijn hielen verdween Sanny, waarschijnlijk naar Israel”.
Diensttijd en erna
Als dienstplichtige was Theo van de Bilt op 22 augustus 1959 getuige van de voorpremière van ‘The Elvis Presley Show’ in Beverwijk (Kennemer Theater) met Pim Maas, begeleid door de ‘Presley Cats’ als hoofdact in de bioscoop. Voorzitter Vergunst was niet erg enthousiast. “De opkomst was mager. Rock & roll stond nog in de kinderschoentjes en in een bioscoop kan je niet dansen”.
Theo liet zich positiever uit. “Ik was vooral onder de indruk van de opwindende rock van de Hot Jumpers met zanger Oscar Rexhauser. Bovendien kreeg ik van de bioscoopdirecteur een King Creole-affiche cadeau. Die prent heeft nog jarenlang op mijn kamertje gehangen”.
Op 7 september 1959 vond in Amsterdam (Krasnapolsky) de première plaats van de ‘Elvis Presley Show’. Van de Bilt citeerde uit de Tijd, die rapporteerde over ‘550 teenagers en nozems’. De officiële Nederlandse Elvis Presley fanclub werd in de landelijk verspreide krant vermeld, evenals de aanwezigheid van ‘literaire nozems’ (Armando, Vinkenoog, Mulisch). De Presley Cats traden bij die gebeurtenis opnieuw op de voorgrond. Een ober zou over het optreden van de Nederlandse Elvis Presley gezegd hebben: “Het lijkt wel of die kleine meneer een wesp in zijn broek heeft”.
Daan Vergunst en Theo van de Bilt
Een paar jaar verplicht in het leger bracht nogal wat veranderingen teweeg. Dat gold voor Elvis Presley en tevens menige aanhanger in Nederland.
Theo: “Elvis, terug van dienst, ging wat meer midden op de weg rijden. Daarentegen begon onze muzikale smaak te veranderen. Ik kocht niet alleen Elvis-platen meer, maar ook die van Chuck Berry, Muddy Waters en Big Bill Broonzy. Daan Vergunst deed er nog een scheutje jazz bij”.
Theo liet veel zwarte schijven bovendien uit Amerika overkomen. “Het duurde soms lang voordat platen hier uitkwamen. Vanaf 1960 kocht ik platen bij Sam Goody in New York en later bij een adresje in Sacramento, Californië. Zo kwam ik bijvoorbeeld aan ‘Elvis is back’, ‘G.I. Blues’ en ‘Pot Luck’, later ook Chess-singles van Chuck Berry en albums van Big Joe Turner en Lavern Baker. Amerikaanse persingen waren beter en op de Amerikaanse versie van ‘G.I. Blues’ stond ‘Tonight is so right for love’ in plaats van ‘Tonight is all right for love’. Dat zal wel met auteursrechten te maken gehad hebben”.
Veranderingen
Fanclubbijeenkomst in Beverwijk, Daan Vergunst op stoel (1960)
In het artikel is te lezen: “In maart 1960 was Elvis weer burger. Ook in Holland werd daar uitvoerig over bericht. In de Verenigde Staten werd een tv-special uitgezonden. Daarin heette Frank Sinatra hem welkom. De eerste nieuwe single, ‘Stuck on you’, was verrassend, in die zin dat er geen verandering van stijl plaatsvond. Maar het album ‘Elvis is back’ was andere koek. De opener, ‘Make me know it’, een vast op de weg liggende rocker. Verder waren er covers, zoals ‘Fever’ dat ik van Peggy Lee kende. ‘Such a night’ kenden we van Johnnie Ray.
‘Reconsider baby’, daar was ik helemaal kapoerewiet van. Saxofonist Boots Randolph speelde twee solo’s. ‘Play the blues boy, play the blues’, riep Elvis uit. Later hoorde ik de originele versie van Lowell Fulson, die volgens mij niet aan die van Elvis kon tippen”.
Theo: “Destijds vonden we die nieuwe, fris gekapte Elvis – na zijn diensttijd – prachtig, maar achteraf is duidelijk dat toen de neergang begon”.
Neergang of niet, terecht schreef Van de Bilt: “‘It’s now or never’ (‘O sole mio’, 1960) was de best verkochte single uit de carrière van Presley. Zoiets hadden we nooit van hem verwacht. Die hoge noot op het einde maakte grote indruk. De single werd ook gekocht door mensen die tevoren niets van de ‘Pelvis’ wilden hebben”.
Volgens Theo was 1960 het beste jaar voor zijn vriendschap met Daan Vergunst en voor de Presley Cats. Hij zat nog steeds in dienst. “Mijn ‘werk’ op de radiodienst in Breda (Seelig Kazerne) had weinig om het lijf. Ik mocht desondanks niet elk weekeinde naar huis, maar deed het toch. Af en toe was ik in Beverwijk en mocht dan slapen in het schuurtje achter het huis, waar Daan Vergunst anders de nacht doorbracht. We dansten en kletsten tot diep in de nacht. Eind 1960 zwaaide ik af als dienstplichtig soldaat”.
vertoning van G.I. Blues voor leden Elvis Presley fanclub (1960)
Pim Maas voor midden, naast Theo van de Bilt. Daan Vergunst rechts achter
In 1961 kwam er een einde aan de activiteiten van de fanclub ‘ondanks de stuwende kracht en enthousiasme van Daan Vergunst. Hij maakte die tot de beste van zijn tijd’. Van de Bilt vond het wel jammer. “De contacten, met clubs in Engeland, Zweden, België, Duitsland en Malta, met Tom Diskin, assistent van Col. Tom Parker, liepen gesmeerd”.
Er kwamen andere prioriteiten in het leven. “Een belangrijke factor was dat we ons beroepsmatig serieuzer gingen opstellen. Daan ging avondles volgen op de Rietveld Academie (Amsterdam). Ik maakte de handelsavondschool af en volgde een cursus om gediplomeerd boekhandelaar en uitgever te worden”.
Begin jaren zeventig bezochten Daan en Theo samen nog een optreden van Muddy Waters in het Concertgebouw. “Muddy had een blanke harmonica-speler. Pianist Pintetop Perkins bleef op het podium nadat Waters zelf vertrokken was en speelde nog door”, kan hij zich herinneren. Het tweetal zocht elkaar af en toe op. De vriendschap verdween niet.
De fanclub verdween. Het archief werd overgedragen aan Jan Schmitz, voorzitter van de nieuw Amsterdamse fanclub ‘It’s Elvis Time’.
Theo van de Bilt was niet honkvast. Hij woonde in Londen, Barcelona, Purmerend, Amsterdam en nu in High Wych, een dorpje halverwege Londen en Cambridge.
Hoe denk je nu over Elvis Presley vroeg ik.
“Ik luister af en toe naar hem. De wedergeboorte in 1968 interesseerde me zeer. Ik ben steeds een oude rocker en blues-man gebleven. Maar dankzij mijn zoon Toon ben ik een grote liefhebber van Rammstein”.
Harry Knipschild
22 februari 2019
Clips