Skip to main content

199 - Louis Prima, de zanger van ‘Buona Sera’

 

Het Nederlandse blad Muziek Expres publiceerde 56 jaar geleden, op 15 juni 1958, een Nederlandse hitparade. In de top 15 vonden we artiesten als Pat Boone (‘April Love’), Johnny Otis (‘Ma he’s making eyes at me’), Harry Belafonte (‘Island in the sun’), Chordettes (‘Lollipop'), Billy Vaughn (‘Sail along silvery moon’) en Mitch Miller (‘River Kwai March’).
   De grote topper was Louis Prima. In de top 15 waren maar liefst drie van zijn singles op Capitol Records genoteerd: ‘Angelina’ op 12, ‘Pennies from Heaven’ op 10 en ‘Buona Sera’ op de bovenste plaats.
 
 

Billboard, 31 maart 1958
 
 
Buona Sera
 

 
Iedereen zong het mee in 1958: “Buona sera signorina, buona sera. It is time to say goodnight to Napoli. Though it’s hard for us to whisper ‘buona sera’, with that old moon above the Mediterranean See. In the morning signorina we’ll go walking, where the mountains help the sun come into sight. And by the little jewelry shop we’ll stop and linger, while I buy a wedding ring for your finger. In the meantime let me tell you that I love you. Buona sera signorina, kiss me goodnight”.
   Zoals gebruikelijk in die tijd ontbrak elke informatie. Geen foto van de artiest. Geen vermelding dat Keely Smith meezong en dat de saxofoonsolo (in de stijl van Bill Haley) van Sam Butera was.
  Als je een hit had kon zo’n single jaren blijven verkopen. Op 3 september 1960 nog vertelde Ralph van Baaren (29), chef van de grammofoonplatenafdeling van de Rotterdamse Bijenkorf: “Het plaatje dat het meest door mijn handen is gegaan was ‘Buona Sera’ van Louis Prima. Ik werd er op het laatst goed misselijk van. Die man schreeuwde ook nog zo”.

Voor de teenagers van toen leek het erop dat Louis Prima niet alleen een idool van het moment was – vergelijk hem met Justin Bieber, Katy Perry of Miley Cyrus – maar ook van de toekomst. De werkelijkheid was totaal anders. Prima was in 1958 47 jaar oud. Hij stond niet aan het begin maar aan het eind van zijn muzikale loopbaan.
   Er was nóg iets bijzonders aan de hand. In de jaren vijftig kwam vrijwel alle rock & roll, popmuziek, uit Amerika. Maar ‘Buona Sera’, nummer één in Nederland, stond nooit genoteerd op de Amerikaanse hitlijsten. Voor ‘Angelina’ en ‘Pennies from Heaven’ en al die andere Louis Prima-hits die bij ons opgang maakten (‘Oh Marie’, ‘Zooma Zooma’, ‘Just a Gigolo’) gold hetzelfde. Een paar jaar lang hoorde je Louis Prima (en Keely Smith) zeer regelmatig. En daarna werd het stil rond zijn persoon. Totdat in 1978 het bericht kwam dat hij was overleden.
   In 1985 nam André Hazes (1951-2004) ‘Buona Sera’ en ‘Oh Marie’ in medley-vorm op en bracht de oude hits van Louis Prima terug in de top tien.
 
 

 
 
Wie was Louis Prima?
 

Het was nooit eenvoudig iets te weten te komen van Louis Prima. Af en toe vond je wat flarden, losse feitjes. In een pop-encyclopedie kwam zijn naam meestal niet voor. Het duurde lang voor Prima wat erkenning kreeg in de geschiedenis van de popmuziek. In het boek All Roots lead to Rock (1999) kwam de Amerikaan Billy Vera (tevens zanger en liedjesschrijver, o.a. ‘Storybook Children’) met een lang artikel vol informatie. ‘Uiteraard’ zonder vermelding van ‘Buona Sera’.
   De sporen van Louis Prima gingen terug naar New Orleans, de stad waar de jazz geboren was. Vera begon in ongeveer 1900. “In New Orleans woonden in die tijd meer mensen uit Italië en speciaal Sicilië dan in welke andere Amerikaanse stad. Misschien hielden de mensen uit het zuiden van Italië wel van het klimaat daar. De temperatuur en de zeewind van de Golf van Mexico was vergelijkbaar met die van hun geboortestreek”. Er was nog een gelijkenis: de corruptie, zoals die ook op Sicilië aan de orde van de dag was. “Whatever the reasons, they moved their in droves, bringing with them their own underground government, the Black Hand. The local mafia had control in [muziekcentrum] Jefferson Parish”.
 
 
New Orleans
 

In zijn boek over de ‘Jazz Age’, de jaren twintig, gaf ook Arnold Shaw hoog op van het verderf in New Orleans. Tot 1917, aldus Shaw, was het een marine-haven – dus vol bordelen en bijbehorend amusement, inclusief muziek. “In 1917, the U.S. Navy Department, reacting to wartime moral fervor, shut down Storyville, New Orleans’ red light district – the city was an embarkation point for American troops. With the bordellos shuttered, musicians sought work on the Mississippi riverboats, migrating to port cities like Memphis and St. Louis, and settling in Chicago, Los Angeles, and New York”. De muziek van New Orleans, jazz, verspreidde zich volgens hem noodgedwongen over Amerika en de rest van de wereld omdat de bordelen dicht gingen.
   In die stad, in die wereld, werd Louis Prima geboren op 7 december 1910. ‘Angelina’ was niet alleen de naam van een van zijn latere liedjes maar ook van zijn moeder Angelina Caravella, die thuis de broek aan had. De van oorsprong Siciliaanse familie Prima woonde in het Palermo-gedeelte van wat ‘French Quarter’ genoemd werd. De buren van de Prima’s in St. Peter Street waren behalve Italianen ook Arabieren, joden en zwarten.
 
Moeder Angelina runde het huisgezin van haar man Anthony. Ze kookte en zong in de kerk. Leon, haar oudste zoon, en dochter Elizabeth (die later in het klooster ging) kregen pianoles. Louis zat bij de Jezuieten op school. Van zijn moeder kreeg hij opdracht viool te leren spelen. Broer Leon werd begin jaren twintig beroepsmuzikant. Iedereen, zwart of blank, speelde jazzmuziek. Samen spelen mocht niet, althans niet in het openbaar.
   In die sfeer groeide het jongetje op. Geen wonder dat ook hij al op jeugdige leeftijd muziek ging maken op zijn favoriete instrument, de trompet. Toen Louis (‘Luigi’) dertien was had hij al zijn eigen bandje. Voor de broertjes was het spelen van muziek in de gokhallen van Jefferson Parish een bron van inkomsten. Leon voelde zich thuis in zijn geboortestad.
   Louis had meer zwerversbloed. Bovendien viel hij nogal op vrouwen. Hij trouwde al, voor de eerste keer, toen hij nog geen negentien was. Louise Polizzi was de bruid, aangetrokken door het optreden op een Mississippi-boot van de jonge artiest. Prima, bleek, had aanleg om niet alleen de jazzmuziek van die tijd te spelen maar ook als entertainer op te treden, in de ruimste zin van het woord.

In zijn artikel vergeleek Billy Vera hem met een andere inwoner van New Orleans, een andere trompettist, een andere Louis: Louis Armstrong. Ook Armstrong was, behalve een begenadigde muzikant, meer dan dat. Vera: “Despite his position as the major innovator of the century, Armstrong never neglected his perceived obligation to connect with his audience”. Dat laatste was noodzakelijk poneerde de auteur. In New Orleans barstte het van de muzikanten. Er was dus volop competitie om aan (betaald) werk te komen. Contact leggen met je gehoor was noodzaak van de eerste orde om mee te kunnen blijven draaien in het artiestenvak. Met alleen mooie muziek maken kwam je niet ver. Door middel van de muziek moest je je zelf aan het publiek verkopen.
  
 
Ontdekt door Guy Lombardo
 
 
Guy Lombardo met zijn broers

 
Het Mardi Gras-festival trok elk jaar veel mensen naar New Orleans, bezoekers en muzikanten. Eén van hen was Guy Lombardo (1902-1977). De familie Lombardo was evenals de Prima’s (gedeeltelijk) van Siciliaanse afkomst. De orkestleider speelde zelf viool. Broer Carmen zong, Victor speelde saxofoon en Lebert trompet. Guy Lombardo & His Royal Canadians, onder die naam traden ze op, was een van de meest populaire orkesten in de jaren twintig en dertig.
   In 1934 trad Guy Lombardo op in Club Forest, een gokhuis met muziek, op de Jefferson Highway. Hij liep er rond, vertelde hij later. Overal hoorde hij muziek tijdens Mardi Gras. Uit al die klanken kwam de trompet van Louis Prima naar voren. Guy was onder de indruk van het spel van Louis, op dat moment een jaar of twintig. Guy haalde zijn broers erbij om ze te laten horen wat hij geconstateerd had.
   Ongetwijfeld zal de Siciliaanse connectie een rol gespeeld hebben bij het leggen van contacten. De orkestleider raadde Louis Prima aan om, evenals veel andere stadgenoten, New Orleans te verlaten en zijn heil te zoeken in New York. Daar viel wat te bereiken. Onder protest van moeder Angelina greep Louis de kans en verliet zijn geboortestad.

 
Doorbraak in New York
 

Ondanks de hulp van Guy Lombardo duurde het even voor Prima vaste grond onder zijn voeten kreeg in New York. Met name de blanke eigenaren van clubs als Leon & Eddie’s (52nd Street) aarzelden hem te engageren. Met zijn donkere Siciliaanse huidskleur en New Orleans-accent kwam hij over als een halfbloed. Bij het zwarte gedeelte van New York viel hij soms meer in de smaak.
   Louis Prima kreeg niet alleen steun van Lombardo. Ook muziekuitgever Irving Mills (1894-1985) zag wel iets in hem. Mills was van Russische afkomst en werkte samen met onder anderen Duke Ellington, Red Nichols, Gene Austin, Cab Calloway en Benny Goodman. In het najaar van 1934 mocht Prima zijn eerste grammofoonplaten maken. Wellicht trad Mills zelf op als producer. De schijven werden door Brunswick op de markt gebracht onder de naam ‘Louis Prima and his New Orleans Gang’. Hoewel zijn begeleiders vaak uit Californië afkomstig waren was het blijkbaar zinvol met zijn geboorteplaats te pronken. Eén van de liedjes uit zijn repertoire was dan ook ‘Way down yonder in New Orleans’.
   Volgens Billy Vera waren zijn Brunswick-platen bestsellers. “De hits kwamen snel: ‘Let’s have a jubilee’. ‘Chinatown’, ‘The Lady in Red’ and the No. 1 hit, ‘Chasing Rainbows’”. Als je de muziek via YouTube afluistert herken je duidelijk de stem van ‘Buona Sera’ (een kwart eeuw later). De klanken waren een soort mengsel van amusement en Amerikaanse dixieland.
   Het maken van succesvolle plaatopnamen moet zijn muzikale carrière goed gedaan hebben. Prima kreeg in 1935 een contract bij ‘The Famous Door’ (van Jack Colt). De openingsavond was zo’n groot succes dat columnist Robert Sylvester later verkondigde: “It was the night 52nd Street plunged head first into the swing era”. Geen woord lees je over de grote depressie van de jaren dertig.
   Trendy New Yorkers, jong en oud, wisten Louis Prima en zijn New Orleans Gang te vinden. Louis had vooral succes bij de vrouwen. “Women were lured by rumors of Prima’s generous endowments, which, ever the showman, he never failed to capitalize on, dancing suggestively in pants custom-tailored to emphasizer his gifts”.
 
 

Een jonge Louis Prima
 
 
Hollywood
 
 
In triomf kon Louis Prima zich vervolgens in zijn geboortestad vertonen. Samen met broer Leon trad hij er op in Club Shim Sham. Maar niet voor lang. Louis reisde naar de Amerikaanse westkust. In Los Angeles was hij al een beetje beroemd. Prima greep de kansen die zich aanboden. Hij nam een nachtclub over van zanger Gene Austin – die heette ‘Blue Heaven’. Gene Austin was als zanger bekend om zijn uitvoering van ‘My Blue Heaven’. Omdat de naam van de ‘Famous Door’-club in New York ook in het verre westen een magische klank had opereerde Louis Prima onder die naam in Los Angeles.
   Volgens Vera viel Louis Prima in Californië eveneens in de smaak bij de vrouwen. Jonge actrices, onder wie Jean Harlow (1911-1937), gingen met hem aan de haal. Zo kwam de artiest uit New Orleans in de filmwereld van Hollywood terecht. Samen met Bing Crosby (1903-1977) kreeg hij een rol in ‘Rhythm on the Range’ (1936). Op YouTube is een filmpje te zien waarin Louis en Bing, samen met anderen, het liedje ‘I’m an old Cowhand from the Rio Grande’ vertolken. Prima manifesteerde zich in meer films, die vaak een muzikaal karakter hadden: ‘Swing It’, ‘The Star Reporter’ en ‘You can’t have everything’.
   Zoals gemeld: aan vrouwen geen gebrek in het leven van Louis Prima. In Hollywood vond hij Alma Ross met wie hij in het huwelijk trad. Prima werkte er bovendien samen met zangeres-actrice Martha Raye en (later) Lily Ann Carol, de zangeres in zijn eigen orkest. Big Band-muziek (met grote orkesten) deed het goed aan het einde van de jaren dertig. Op heel wat platen in die jaren vind je bij de naam Louis Prima nauwelijks of geen zang van hem maar wel de stem van Carol.
   Op de Amerikaanse westkust componeerde Prima in 1936 bovendien een liedje dat de tijd heeft weerstaan. Terwijl hij samen met Bing Crosby op paarden was aan het gokken kwam Louis op het idee ‘Sing, Bing, Sing’. Op instigatie van de populaire zanger en acteur veranderde hij de titel in ‘Sing Sing Sing’ en nam het op voor de plaat.
   De doorbraak voor het liedje kwam pas goed toen Benny Goodman de compositie van Prima vastlegde in een studio in Hollywood. Op 6 juli 1937 deed de klarinettist en orkestleider dat met onder anderen Harry James op trompet en Gene Krupa op drums. Een jaar later zette Goodman met ‘Sing Sing Sing’ Carnegie Hall in New York op stelten. Tot op de dag van vandaag verschijnen er regelmatig nieuwe versies van die song.
   Een andere nummer, ‘A Sunday Kind of Love’, dat hij wat later samen met zijn manager (Barbara Belle) schreef, kon qua bekendheid niet tippen aan ‘Sing Sing Sing’, maar verscheen wel op platen van de Four Seasons (Frankie Valli), Del Vikings, Mystics, Harptones en Fran Warren.
 
 
Benny Goodman, Sing Sing Sing

 
 
Entertainer voor de zwarte bevolking
 

Niet alles wat Louis Prima deed had succes. Maar als ondernemende persoon zette hij liever zijn eigen orkest op dan trompet te spelen in het orkest van een ander. Met twaalf muzikanten trok hij het land door. Een engagement in Chicago, anno 1937, pakte slecht uit. Volgens Vera functioneerde Louis veel beter met een klein combo. Dan kwam hij spontaan over en wist het publiek met extrovert gedrag voor zich te winnen.
   Prima belandde toch weer in New York waar hij werkte met een orkest van veertien man en zangeres Lily Ann Carol. Zijn toenmalige hits, we praten over de periode rond 1940, waren ‘Rosalie’, ‘Pennies from heaven’ en ‘Exactly like you’. Prima schijnt bovendien uitgemunt te hebben met imitaties van Louis Armstrong. Opnieuw manifesteerde hij zich bij het zwarte publiek met gekke nummers die het goed deden en waarin hij zich kon uitleven als entertainer. Eén ervan heette ‘Nothin’ like a long-legged, brown-skin woman to make a preacher lay his bible down’. “De vrouwen schreeuwden vanaf het balkon naar me”, vertelde Prima later. In het Apollo-theater trad Louis op samen met een jonge Sammy Davis (1925-1990). Prima verdiende in New York veel geld. Een engagement van zeven weken in Casa Manana schijnt hem 250.000 dollar opgeleverd te hebben in 1938.
   Eleanor Roosevelt was erbij toen Louis Prima anno 1942 met succes in Washington de zwarte bevolking entertainde. De artiest uit New Orleans werd uitgenodigd om in het Witte Huis op te treden. De president, Franklin D. Roosevelt, sprak hij op zijn manier aan met ‘daddy’. “How you doin’ daddy?”. FDR begreep er niets van, waarop Louis Prima gereageerd zou hebben met de woorden: “You are the father of our country!”
   Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte Louis Prima zijn hits op Majestic Records. Lily Ann Carol was nog steeds zijn zangeres. Haar zang in het nummer ‘I’ll walk alone’ was een ‘tearjerker’ voor de soldaten die in Europa moesten gaan vechten. Andere hits waren ‘Brooklyn Boogie’, ‘Bell-Bottom Trousers’ en ‘Robin Hood’, in die tijd zijn herkenningsmelodie.
   Louis ging ook op de Italiaanse toer met gekke liedjes als ‘Felicia no capicia’ en het eerder genoemde ‘Angelina (please no squeeza da banana)’. Wie weet zat ‘Buona Sera’, een song van Carl Sigman en Peter DeRose, al in zijn repertoire. Maar Amerikaanse bronnen zwijgen over dat liedje, ik heb het al eerder vastgesteld.
 
 
Keely Smith
 

Het leven van Louis Prima bleef voornamelijk bestaan uit (jonge) vrouwen en muziek. Die twee hoorden voor hem onverbrekelijk bij elkaar, lijkt het wel. Louis kon niet met ze allemaal trouwen, maar hij deed zijn best in de omgang. Hits in de na-oorlogse jaren waren ‘Civilization’ (1947, een song van Carl Sigman) en ‘Oh Babe’ (1950). Die laatste single werd uitgebracht op Robin Hood, de eigen platenmaatschappij van Prima. Zonder dat hij het besefte was ‘Oh Babe’ de laatste single van Louis Prima als zanger die in Amerika op de hitlijsten verscheen.
   De zanger trouwde niet met zangeres Lily Ann Carol. Dat deed hij wel in 1947 met de 21 jaar jonge Tracelene Barrett. Intussen was Louis zelf al 37. Het huwelijk hield niet lang stand. Louis raakte in dat zelfde jaar al verliefd op een 19-jarige van Iers-indiaanse afkomst. Het meisje met Cherokee-bloed heette Dorothy Jacqueline Keely. Omdat Lily Ann Carol niet langer meer bij het orkest zong hield Prima audities voor jonge zangeressen.
   Dorothy verscheen in badpak in de Surf Club van Virginia Beach. Ze had altijd al zangeres willen worden en was onder de indruk van Prima nadat ze hem in Atlantic City had zien optreden. Dorothy, die bekend werd onder de naam Keely Smith, had heel wat platen van de orkestleider aangeschaft. Ze wist goed wat ze wilde toen ze auditie deed. Louis was meteen gewonnen. Ter plekke besloot hij haar als nieuwe zangeres te engageren. Op de grote hit ‘Oh Babe’, een compositie van Louis en zijn trombonist Milt Kabak, was Keely dan ook van de partij. Van dixieland was geen sprake meer. De muziek zat dicht tegen de rhythm & blues, de rock & roll, aan. Louis Prima zong en speelde trompet. ‘Oh Babe’ werd niet alleen een hit voor Louis Prima en Keely Smith. Ook Kay Starr scoorde er mee voor Capitol Records. Er waren zelfs covers van zwarte artiesten als Lionel Hampton en Wynonie Harris.

Het duurde nog tot 1953 voor Louis Prima en Keely Smith het huwelijksbootje instapten. Voor de inmiddels 43-jarige man was het al de vierde keer. ‘Luigi’ was ongeveer twee keer zo oud als zijn bruid, die tevens de zangeres van het orkest was. Het nog jonge meisje had nauwelijks bühne-ervaring. Louis maakte van dat nadeel een voordeel. Hij ontwikkelde een act waarin zij zich, ogenschijnlijk verlegen, nauwelijks bewoog en hij als een gek om haar heen danste. Op YouTube is die manier van optreden goed te zien in filmpje van ‘When you’re smiling’, ‘Don’t worry ’bout me’ en ‘I’m in the mood for love’. Als je afgaat op wat er over Louis geschreven is was hij altijd ‘in the mood for love’.
   Billy Vera: “Louis wanted her to appear unaffected, with an air of possibility. Her staring face, devoid of emotion, was a blank surface upon which the imagination could project any meaning desired, much like the face of today’s high-fashion supermodels. This also freed Louis to evolve a new persona for himself, one more likely for a man of his age: the still swinging, dirty old man. Keely’s laid-back style suggested that she was disapproving and put off by his offcolor jokes and innuendos”.
 
 
 
Louis Prima en Keely Smith
 
 
 Las Vegas
 
 
Als je afgaat op wat er zo al over Louis Prima geschreven is, was het begin van de jaren vijftig een moeilijke tijd voor hem. Platenmaatschappij Robin Hood floreerde niet. Volgens Billy Vera was Prima de eerste artiest die het nummer ‘Come on-a my house’ opnam. Zijn versie werd geen hit. Een wat latere uitvoering van Rosemary Clooney bereikte de eerste plaats in de VS.
   Een platencontract met Columbia Records leverde geen successen op. Een cover van ‘One Mint Julep’ (van de Clovers) en een eerste versie van ‘Oh Marie’ en 'Buona Sera' gingen ongemerkt aan het publiek voorbij. Een contract met Mercury Records was eveneens zonder hits.
   Bud Robinson, een danser die in deze periode vaak met Prima optrad, beschreef hem met: “He was wild. He smoked pot, had tons of chicks, didn’t drink, loved the horses [gokken] and paid lots of alimony, so he was always scuffling for bread, which was why we had to take any gig that came along”. Om aan zijn alimentatie-verplichtingen te kunnen voldoen moest Louis Prima dus alles aanpakken wat maar mogelijk was.
   Volgens trombonist Milt Kabak was de liefde tussen Keely Smith en Louis Prima aanvankelijk niet wederkerig. “She had a thing for drummer Jimmy Vincent and Louis was married to Trace. Louis was after her, though. He was a big womanizer. He left notes on her door: ‘If you want to really get somewhere’”...
   In 1953 werd Keely Smith alsnog de vierde echtgenote van ‘Luigi’ Prima. Het was niet op het hoogtepunt van diens carrière. Keely kreeg bovendien te maken met Angelina, de bazige moeder van haar man. Vera: “She was wise enough to let Angelina think things were her idea, that she was the boss”.
   In 1954 zat Louis Prima aan de grond. Saxofonist Sam Butera uit New Orleans: “Louis was done...he’d take anything, he was making nothing”. De showman liep noodgedwongen rond in een broek met scheuren. Keely was bovendien in verwachting. Met veel moeite slaagde Prima erin een boeking te krijgen in de gokstad Las Vegas. Vera: “Louis was begging for work. He was a has-been”. Vijf keer per nacht moest hij optreden in de Casbah Lounge van het Sahara Hotel. Het podium was piepklein. Met zijn hoofd kwam hij bijna tegen het plafond aan. Onder het spelen ging de drankverkoop gewoon door. Omdat hij geen geld voor kleren had moest het hotel die voor hem kopen. Louis leek een tweederangs-artiest geworden te zijn.
   Prima slaagde er ondanks al die beperkingen in van zijn show een groot succes te maken. Vanuit New Orleans liet hij saxofonist Sam Butera overkomen. Die had eerder met Tommy Dorsey, R&B-zanger Paul Gayten en pop-idool Johnnie Ray gewerkt. In New Orleans speelde Sam in de striptease-club van Leon Prima. Een nieuwe act was geboren met Louis Prima, Keely Smith en Sam Butera. Hun optreden deed het geweldig in Las Vegas.
 
 

 
Na drie jaar moest het contract van Louis Prima verlengd worden. Drie jaar lang had hij op een onbelangrijke plek in het hotel moeten spelen. Door het succes was het nu de artiest die eisen kon stellen. Niet alleen kreeg Louis een hoger salaris, bovendien hoefde hij met zijn combo nog maar drie keer per dag op te treden in wat de ‘big room’ genoemd werd. Hij was een ster in Las Vegas geworden. Vera: “Louis Prima was the first artist to have a lounge turn into a theater”.
   De nieuwe populariteit leverde Louis Prima bovendien een contract op met Capitol Records. De nummers die hij voor Capitol opnam verschenen in de VS niet op de hitparade, maar hadden wel succes in Nederland. Capitol scoorde wel met de albums. ‘Las Vegas – Prima Style’ bereikte de twaalfde plaats in de album-charts van Billboard. Andere bestsellers aan het einde van de jaren vijftig waren ‘Swingin’ Pretty’ van Keely Smith (met Nelson Riddle) en de soundtrack van de film ‘Hey Boy! Hey Girl!’ (met Louis en Keely).
   Vanwege hun dagelijkse verplichtingen aan de Casbah konden de artiesten Las Vegas niet verlaten. Daarom werden de plaatopnamen ’s nachts in het hotel zelf gemaakt. Technicus Jay Ranalucci stelde apparatuur op in de keuken: “We set up the equipment after the 2:30 A.M. show, next to the dumpster in the kitchen. The smell was awful. We had two vans, one for mono, one for stereo. Marlene Dietrich came to see the show. I think she had a thing for Louis”. Zo moeten dus ook ‘Buona Sera’ en een nieuwe up-tempo versie van ‘Oh Marie!’ tot stand gekomen zijn – live opgenomen in het hotel.
   Ook voor de film ‘Hey Boy! Hey Girl!’ (1959) was geen gelegenheid om naar Hollywood te gaan. Regisseur David Lowell Rich en producer Oscar McLollie filmden op Mount Charleston bij Las Vegas.
   In 1958 werd Keely Smith door Billboard en Variety uitgeroepen tot beste zangeres van het jaar. ‘Old Black Magic’ werd bekroond met een Grammy. Als klap op de vuurpijl tekende Louis Prima eind 1959 een contract met de Sands. Vijf jaar lang zou hij er twaalf weken optreden. De gage was waarschijnlijk drie miljoen dollar.
   Nog één keer verscheen Prima bovendien met een single op de Amerikaanse hitlijsten van Billboard en Cashbox. Op het Dot-label maakte hij als trompettist een cover van ‘Wonderland by night’, in Europa bekend van componist Bert Kaempfert. Zoals ‘Buona Sera’ wel een topper was in Nederland, maar niet in Amerika, zo was ‘Wonderland by night’ in 1961 wel een succes in de VS, maar bleef volkomen onbekend in ons land. Het kan soms raar gaan in de muziekbusiness.

 
De laatste jaren
 

Louis Prima had het waarschijnlijk nog een heel eind kunnen brengen als hij verstandig was gebleven. Maar de aantrekkingskracht van jonge vrouwen was voor hem te sterk. In 1961 liet Keely Smith hem vallen. Manager Barbara Belle, met wie Louis lang had samengewerkt, koos voor Keely. Louis Prima, inmiddels de vijftig gepasseerd, kon weer eens van voren af aan beginnen. Saxofonist Sam Butera bleef hem gelukkig trouw.
   In Gia Maione vond hij een nieuwe zangeres/liefde. Gia was dertig jaar jonger dan hij. In een interview op YouTube is te horen dat Gia het idee had dat ze faalde. “We were in Lake Tahoe. It was in between the second and third show”. Louis vroeg haar zich om te kleden en via een zij-ingang naar buiten te gaan. Gia dacht dat ze niet goed genoeg was, dat ze ter plekke ontslagen zou worden. Het tweetal reed naar Reno. “Louis took a little box out of his coat. It had two rings. And he said, ‘I’d like you to marry me – now!’ I don’t remember what I answered. We went to a justice of peace, got married, came back, did the third show and instead of introducing me as Gia Maione, he said. ‘And now ladies and gentlemen, here’s Mrs. Prima’”. Zo kwam zijn vijfde en laatste huwelijk tot stand. Gia werd twee keer tot het moederschap geroepen.
   Maione was geen Keely Smith. Vera: “His career slid downhill, in the manner of many aging one-time stars. In 1965, his beloved mother died. By then, he and Gia were reduced to playing bowling alleys to make his alimony and child support payments”.
   Nog één keer kon Louis stralen, maar onzichtbaar. In de Walt Disney-tekenfilm ‘Jungle Book’ (1966) speelde en zong hij de rol van de aap ‘King Louis’. Maar bijna niemand wilde hem meer hebben. Een poging om Keely Smith terug te laten keren mislukte. In 1973 had hij een hartaanval. De artiest kreeg steeds meer hoofdpijn. In 1975 mislukte een operatie om een tumor in zijn hersenen te verwijden. Drie jaar lang lag hij in een coma. Vanuit Los Angeles werd hij nog overgevlogen naar zijn geboortestad New Orleans, waar hij op 24 augustus 1978 overleed. Louis Prima was niet meer.
 
 
Louis Prima met zijn vijfde echtgenote en hun kinderen
 
 
***
 

Gia Maione en haar kinderen deden hun best om de herinnering aan Louis Prima levend te houden (en zijn repertoire te exploiteren). Op de officiële Louis Prima website is ondermeer te lezen: “The disco era did not overlook Louis. David Lee Roth was not the first to re-record ‘Just A Gigolo’. The first group to do it was none other than The Village People on their first smash album along with ‘YMCA’. Louis’ great ‘Sing, Sing, Sing’ was also on the disco charts for almost one year, as recorded by the Charlie Callelo Orchestra.
   Louis’ award winning composition ‘Sing Sing Sing’ was placed into the Grammy Hall of Fame. Louis’ life was featured at the 1984 World’s Fair in New Orleans in the Italian Exhibit. In the 80s, David Lee Roth recorded a word for word, note for note, solo for solo copy of Louis’ ‘Just a Gigolo - I ain’t Got Nobody’, which won Roth awards for the song and video. 1989 brought Louis to the attention of country music charts, with Reba McEntyre’s recording of Louis’ composition ‘Sunday Kind of Love’. Louis received an ASCAP Writers Award for this song and recording”. Ook hier wordt niet gesproken over ‘Buona Sera’.
   De act van Louis Prima en Keely Smith werd afgeschilderd als een bron van inspiratie voor die van Sonny & Cher. Zelfs werd beweerd dat Elvis Presley zijn ‘heupwiegen’ van de artiest uit New Orleans had afgekeken. Hij zou het zelf hebben toegegeven.
   Helemaal vergeten is Louis Prima niet. Op 25 juli 2010, (bijna) honderd jaar na zijn geboorte, werd de artiest geëeerd met een ster in de Walk of Fame in Hollywood, de stad waar hij in de jaren dertig optrad voor publiek en in films. Lena en Louis junior, zijn kinderen, waren er namens moeder Gia bij aanwezig. Bill Cosby stuurde een felicitatie met de woorden: “Louis Prima was a great entertainer and presented a great show. But more than anything else, he brought happiness to his audiences”. Een mooie samenvatting van zijn leven.
 

De kinderen van Gia Prima in het midden, 2010

 
Harry Knipschild
24 september 2014
 


Literatuur
 
‘Prima proves treat to Dutch’, Billboard, 31 maart 1958
‘Grammofoonplatenwinkels doen deze zomer grote zaken’, Dagblad voor Amersfoort, 3 september 1960
Arnold Shaw, The Rockin’ Fifties, New York 1974
Arnold Shaw, The Jazz Age. Popular music in the 1920s, New York 1987
Billy Vera, ‘Vegas rocks and Reno Rolls: part 1. Louis Prima’, in Colin Escott (red.), All Roots lead to Rock. Legends of early rock ’n’ roll, New York 1999
Garry Boulard, Louis Prima, 2002 (1989)
James Maycock, ‘An Entertainer In His Prime: The Great Louis Prima’, Daily Telegraph, 16 december 2002
Keith Spera, ‘Sam Butera, former Louis Prima saxophonist, dies in Las Vegas at age 81’, The Times-Picayune, 3 juni 2009
‘‘King of Swing’ Louis Prima gets Hollywood Star, Associated Press, 27 juli 2010
‘Gia Prima Obituary’, Pensacola News Journal, 24 september 2013
‘Louis Prima biografie’, website Louis Prima, opgeslagen 15 september 2014
 
 
 
 
 
  • Raadplegingen: 29825