Skip to main content

41 - Van 'Hound Dog' naar 'Song of the Marching Children'

 

Heel veel mensen reizen naar de stad Memphis Tennessee. Toen bij Elvis Presley de geldkraan openging kocht hij er een grote villa. Tot het einde van zijn leven in 1977 woonde hij in Graceland. Het huis is nu een museum. Een van de ruimtes wordt in beslag genomen door een zee van gouden platen.
   Voor bijna alle artiesten is het bezit van een of meer gouden platen zo ongeveer het mooiste dat er is. Ton van der Kleij, in Voorburg geboren op 3 januari 1949, kan zich nog goed herinneren dat hij een foto zag waarop Elvis Presley afgebeeld was met de gouden plaat van de single ‘Hound Dog’. Steve Sholes produceerde Elvis’ versie van het door Jerry Leiber en Mike Stoller geschreven liedje op 2 juli 1956 in een studio in New York.
   Op 13 juli werd de single (met ‘Don’t be cruel’ op de andere kant) in de handel gebracht. Enkele maanden later waren er niet minder dan vier miljoen exemplaren van verkocht. Eén miljoen was al genoeg voor een gouden plaat. In Nederland was het gebruikelijk dat je een gouden plaat door je platenmaatschappij overhandigd kreeg als er 100.000 stuks van verkocht waren. Voor albums gold het aantal van 25.000 exemplaren.
 
 
041 -1a Elvis Hound Dog gold
De gouden plaat
 
 
Ton van der Kleij, drummer en gitarist
 
 
Ton van der Kleij groeide op in een net katholiek gezin waar veel naar klassieke muziek geluisterd werd. Zijn vader was opticien, maar bovendien een fanatiek autocoureur. Hij runde twee winkels, in Voorburg en Den Haag. Behalve zes dochters had hij ook twee zonen. Do en diens jongere broer Ton zouden die zaken later van hem overnemen. Dat was in elk geval de bedoeling.
   Voor Ton veranderde de wereld, vertelde hij mij op 28 juli 2010, toen hij op zevenjarige leeftijd de foto van Elvis met zijn gouden plaat zag. Een zanger met een gouden plaat, die man moest van vreugde in de hemel zijn. Het krijgen van een gouden plaat werd een droom voor het Voorburgse jongetje. Zijn broer en oudere zussen kochten heel wat grammofoonplaten. ‘Hound Dog’ op 78 toeren was er een van. Grace Kelly (‘True Love’, met Bing Crosby), Jo Stafford (‘Thank you for calling’), Pat Boone, Ricky Nelson en de Everly Brothers (‘Bird Dog’) waren andere favorieten.
 
Ton werd lid van de welpen. In hun lokaal oefende ook de plaatselijke harmonie. Het jongetje werd gefascineerd door de grote trom, in die tijd nog met een echt varkensvel. Iemand bracht hem de eerste beginselen bij van hoe je op zo’n trom moest slaan. Niet veel later liep Ton van der Kleij mee als de fanfare erop uittrok. Eerst als ‘mascotte’ voorop, later gewoon in het gelid.
   Als hij naar popmuziek luisterde lette hij speciaal naar wat de drummer deed. Les heeft Ton nooit gehad. Door te luisteren en te oefenen ontwikkelde hij zijn bekwaamheden. Een van de beste groepen vond hij de Shadows, die samen met Cliff Richard optraden. Zonder aarzelen noemde hij de titels van twee Shadows-nummers waarop de drums een bijzondere plaats innamen: ‘See you in my drums’ (met Tony Meehan) en daarna ‘Little B’ met Brian Bennett, die de plaats van Meehan overnam.
   Toen Ton voldoende geld bij elkaar gespaard had was hij in staat zijn eerste langspeelplaat te kopen. Dat werd ‘Me and my shadows’, van Cliff en de Shadows. In de kamer zag ik een rij ouderwetse elpees. ‘Me and my shadows’ stond vooraan!
 
In 1960 speelde Ton voor het eerst in een bandje. Om goed voor de dag te kunnen komen repeteerde hij bij voorkeur in een holle ruimte, zoals het toilet. Zijn vader, die aan het racen een sporthart had overgehouden, vond het allemaal mooi. Hij hielp hem met het opbouwen van zijn drumstel. Veertien dagen voor zijn overlijden vroeg hij aan Ton of er nog iets ontbrak. Hij legde hem uit dat hij nog trommeltje van twintig gulden miste. Vader Van der Kleij haalde een briefje van honderd uit zijn portemonnee en zei: “Ga dat maar gauw kopen”.
   Ton besefte dat hij later naar de opticien-school in Rotterdam moest gaan. Dat was iets waar hij helemaal geen zin in had. Muziek maken stond bij hem voorop. Het liefst wilde hij gitarist worden. Steeds kreeg Ton evenwel te horen dat hij zo’n goeie drummer was. Hij bleef gitaar spelen; het instrument gebruikte hij bovendien om er liedjes mee te schrijven. In de bandjes waarmee Ton optrad speelde hij aanvankelijk repertoire van Buddy Holly, de Shadows, in het algemeen mooie liedjes die goed in elkaar zaten. “In de jaren vijftig”, legde hij uit, “duurden de nummers niet langer dan twee minuten. Maar alles zat er in, een intro, een sterk refrein, een brug en een mooi einde”.
 
In de tweede helft van de jaren zestig begon Ton van der Kleij zich steeds meer voor ruige Engelse popmuziek te interesseren. John Mayall, Eric Clapton, de Kinks (‘You really got me’), Jimi Hendrix (‘Fire’), dat waren artiesten die hem aanspraken. Hij was ook weg van Cuby & the Blizzards, met name het album ‘Desolation’. Op zondagmiddag ging hij regelmatig naar Hoornwijk (Rijswijk) omdat de Motions er dan optraden. Over de Earrings was hij niet altijd even enthousiast maar ‘That Day’ vond hij een leuk plaatje. En niet te vergeten het aloude ‘Kom van dat dak af’ (Peter Koelewijn), voegde hij er snel aan toe. Dat had hij altijd het beste Nederlandstalige liedje gevonden.
   Ton kwam in nogal wat bandjes terecht, soms als gitarist, maar meestal als drummer. “Ze zeiden altijd dat ik zo’n goeie drummer was”, vertelde hij. “Ik was precies het tegenovergestelde van Keith Moon van de Who, die druk speelde en geen hi-hat wilde omdat hij er niet genoeg lawaai mee kon produceren”. Als slagwerker bij Chou-Chou begeleidde hij een jong meisje, Jerney Kaagman, weet hij nog. Eerste moest ze met ons repeteren en daarna zong ze ‘Michelle’ en ‘We can work it out’ van de Beatles. Chou-Chou speelde Engels repertoire (o.a. Spencer Davis) met één uitzondering: ‘Subject of my thoughts’, een populair nummer van de Sandy Coast, eveneens uit Voorburg afkomstig. Na Chou-Chou kwam Levy Joe, vervolgens de groep Summer. Met Levy Joe trad Ton op bij de opening van sporthal de Vliegermolen in Voorburg (1968).
 
 
Earth and Fire
 
 
In 1968 was er ook een fusie van twee groepjes, één uit Voorschoten (met Chris en Gerard Koerts) en één uit Voorburg (met Hans Ziech en drummer Cees Kalis). In navolging van Jefferson Airplane trokken enkele Nederlandse bands een zangeres aan. Bij de Ro-d-ys was dat Annet Hesterman, bij Shocking Blue: Mariska Veres. Manuela Berloth (‘Lysett’) werd het eerste gezicht van de combinatie. Die trad eerst naar buiten als Opus Gainfull.
   In het prachtige boek ‘Earth and Fire. De biografie 1969-1983’ (2006) is te lezen hoe de nieuwe naam tot stand kwam: “In het ABC-gebouw in Beverwijk veranderde de band haar naam van Opus Gainfull in Earth and Fire. Een naam die verwijst naar de sterrenbeelden van de groepsleden. Midden in het concert lieten alle musici zich op de grond vallen, waarna Manuela ze één voor één wakker kuste. De zangeres riep de nieuwe naam van de band en de groep zette in met ‘Somebody to love’ van Jefferson Airplane. Op 23 oktober 1968 kreeg Nederland zo zijn eerste undergroundgroep”.
 
Jerney Kaagman nam in 1969 de plaats van Berloth in. Dankzij de bemiddeling van Q65-lid Joop Roelofs mocht de groep optreden in het voorprogramma van de Golden Earrings. Die contacten leidden tot een platencontract met Polydor en een management-overeenkomst met Red Bullet, het bedrijf van Willem van Kooten en Freddy Haayen. De eerste single, ‘Seasons’, geschreven door George Kooymans en geproduceerd door Haayen, bereikte op 21 februari 1970 de tweede plaats van de top 40. ‘Mijn gebed’ (D.C. Lewis) was die dag nummer één, Shocking Blue stond met ‘Venus’ en ‘Mighty Joe’ op drie en vier. De hoogst genoteerde buitenlandse plaat was ‘Who’ll stop the rain’ van Creedence Clearwater Revival.
 
In het voorjaar van 1970 werd Ton van der Kleij gevraagd om tien keer in te vallen voor drummer Cees Kalis. Hij kreeg een stapel elpees overhandigd, van Buffalo Springfield, Jefferson Airplane, Moby Grape, Julie Driscoll (met Brian Auger) en Family. Of hij dat repertoire maar wilde instuderen. Dat ging prima. In die tijd was Earth and Fire bovendien uitgenodigd voor een TV-optreden bij de Franse televisie. In Lille maakte Ton zijn televisiedebuut. Dat kon hij zich nog goed herinneren, al was het alleen maar omdat de groep vergeten had drumsticks mee te nemen. In de studio maakte Ton stokjes van houten klerenhangers. Bij het playbacken van ‘Seasons’ en de nieuwe hit ‘Ruby is the one’ leverde dat geen problemen op. Het passeren van de Belgisch-Franse grens was even moeilijk omdat een van de leden van de groep de draak stak met een douanier.
   Op de terugweg werd Ton gepolst over zijn toekomstplannen. De drummer begreep wat er aan de hand was. De volgende dag al werd hij formeel uitgenodigd om tot Earth and Fire toe te treden. Helemaal ongemerkt ging dat niet. Binnen de kortste tijd belde de moeder van Cees Kalis naar de moeder van Ton van der Kleij. Dat was een verre van vriendelijk gesprek. Haar zoon zou gekonkeld hebben om Cees uit de groep te verwijderen.
 
 
041-2a Earth & Fire 1973
Earth & Fire: Hans Ziech, Chris Koerts, Ton van der Kleij, Gerard Koerts, Jerney Kaagman
 
 
Omdat Ton drummer van Earth and Fire was geworden kwam er een einde aan zijn toekomst als brillenman. Tot het laatst werkte hij nog in de Haagse winkel van zijn broer. “Dat was een commerciële jongen. Als er dames de zaak binnenkwamen, nodigde hij ze uit om gezellig een kopje thee te drinken. We praten niet over brillen, zei hij dan. Maar een half uur later gingen ze met drie brillen de winkel uit. Daar deugde ik niet voor. Mijn broer had er geen enkel probleem mee dat ik me definitief uit die wereld terugtrok. Hij hoefde me ook niet meer uit te kopen. Bovendien was het goed voor zijn nering dat ik in een bekende popgroep speelde. Bij de eerstvolgende single zette hij een tv-toestel in de etalage en vertoonde continu de zelf opgenomen video-band van het tv-optreden”.
   Die nieuwe single, ‘Wild and exciting’, was de eerste waaraan Ton meedeed. Voor hem persoonlijk was het de eerste keer dat hij in een echte platenstudio (GTB, Den Haag) was. De producer was niemand minder dan de legendarische Freddy Haayen. Ton was geweldig onder de indruk. Op 15 augustus 1970 riep Veronica ‘Wild and exciting’ uit tot alarmschijf. Rien van Wijk startte in die dagen met het programma Top Pop. Hij besloot een filmpje te maken in het Feijenoord-stadion. “Ik kan me nog goed herinneren hoe het geluid van de muziek tegen de lege tribunes weerkaatste en weer terugkwam in het midden van het voetbalveld waar wij playbackten. Het was een hels kabaal”.
 
Deden jullie niet ongeveer hetzelfde als Shocking Blue vroeg ik hem.
   “Zeker niet. We speelden soms wel dezelfde nummers, zoals ‘Somebody to love’ en ‘White Rabbit’ van Jefferson Airplay. Maar zij maakten er korte liedjes van. Earth & Fire deed een kwartier of langer over een song. In die tijd bracht de groep vooral Amerikaans repertoire. De originele muziek werd soms noot voor noot gekopiëerd. Bij mij lag dat anders. Ik hield van Engelse muziek, had een andere muzikale achtergrond. Ik spoorde de jongens aan meer te improviseren, nieuwe ideeën uit te proberen”.
 
 
Song of the Marching Children
 
 
041-3 Earth & Fire Song Marching Children
Voorkant van de klaphoes
 
Het experimenteren mondde uit in een lang eigen nummer, ‘Song of the Marching Children’. In het begin van de jaren zeventig werd het steeds meer gebruikelijk dat rockgroepen songs schreven die (bijna of helemaal) een hele kant van een album in beslag namen. Voorbij waren de dagen dat een elpee niet meer was dan een verzameling korte liedjes. Bekende voorbeelden waren ‘Child in Time’ (Deep Purple) en “In-a-gadda-da-vida’ (Iron Butterfly). Earth and Fire was de eerste Nederlandse groep die dat concept met succes introduceerde.
   Ton is trots op zijn aandeel in het lange nummer. “Luister maar eens naar het einde van dat lange nummer”, zei hij. Ik begreep meteen wat hij bedoelde. “In feite deed ik daar wat ik eerder bij de fanfare van Voorburg geleerd had. Hetzelfde gold voor het intro van ‘Maybe tomorrow maybe tonight’. Het was gewoon wat ik als jongetje bij de harmonie gedaan had”.
  
Op de een of andere manier moest er een oplossing gevonden worden voor het auteurschap van dat soort nummers. Ton was bereid niet mee te tekenen ondanks de ideeën die hij bij diverse songs had aangeleverd. In plaats daarvan zette Earth and Fire op elk album één compositie van de drummer, die hij zoals altijd op gitaar schreef. De groep deed er in de studio alle moeite voor om die perfect op de band te zetten.
   Volgens Ton was er een goeie samenwerking binnen de groep. Jerney speelde dan wel geen rol bij de selectie van het repertoire, maar speciaal zij was het gezicht naar buiten. “In vele gevallen kreeg ze een liedje pas in de studio te horen. Dat kwam omdat Chris en Gerard zulke perfectionisten waren. Als een song niet helemaal naar tevredenheid was, lieten ze het aan niemand horen. Bovendien hadden de twee broers er grote moeite mee met de pers te praten. Dat lieten ze aan Jerney en mij over”.
   Bassist Hans Ziech had een andere taak in de groep. Hij was soms meer administrateur dan muzikant. Hans incasseerde het geld bij de optredens en droeg dat af bij Red Bullet. “Hans onderhield bovendien de contacten met boeker Robbie Gerritsen en de andere mensen bij het bedrijf in Hilversum. Dat was voor ons allemaal een groot probleem. We waren te verlegen. We beseften meer wat Red Bullet voor ons betekende dan wat wij met onze successen voor Red Bullet betekenden. Het kwam regelmatig voor dat we met z’n allen in de band-bus de problemen nauwkeurig doorpraatten, maar als we dan tegenover Willem van Kooten zaten, durfde niemand zijn mond open te doen. We hadden altijd het idee dat we tweede viool speelden, achter de Earring. Wij kregen de kruimels die de Earring liet liggen, vonden we”.
   Bij het nemen van beslissingen speelde Jerney Kaagman nauwelijks een rol. “De vier jongens kwamen dan bij elkaar en hakten de knoop door. Jerney hoorde later hoe het afgelopen was”.
 
De gage van de groep lag onder de duizend gulden. Dat leek veel, maar per persoon bleef er niet meer dan zestig gulden over. Gelukkig hadden ze veel boekingen en met al die optredens bij elkaar verdienden ze goed. Extra inkomsten waren er bij de single ‘Wild and exciting’. Als je goed naar de hit luistert hoor je dat het refrein met ‘Manta’ begint. Manta was een nieuw model van Opel. De autoproducent was bereid in de buidel te tasten. Ieder lid van de groep hield er 2.000 gulden aan over. Optredens waren er bovendien in andere landen, waaronder Duitsland. Dat ging niet zonder problemen. “Het waren de dagen van de Rote Armee Fraktion, de Baader-Meinhof-groep. Als wij met onze lange haren de Duitse grens wilden passeren werden we stevig aangepakt. De douane verdacht ons ervan tot de terroristen te behoren. Ook onderweg bij tankstations werden we argwanend bekeken”.
 
Naar buiten toe leek Earth and Fire een succesmachine. Maar liefst elf keer bereikten ze in Nederland de toptien. Ook de albums verkochten in de tienduizenden. Echt succes in het buitenland was er echter niet. Wat moesten ze doen? Jaap Eggermont (ex-drummer van de Golden Earrings) was als producer in de plaats gekomen van Freddy Haayen. Wim Bosman, de Voorburgse manager van de Sandy Coast, kreeg de zakelijke leiding. “Wim zette zich geweldig voor ons in. Maar hij was niet in staat echt een vuist te maken, zoals Van Kooten en Haayen dat deden. Bosman had niets extra’s te bieden. Bovendien sprak hij zijn talen niet. Door zijn samenwerking met Yde de Jong (Focus, internationaal) en Jacques Hetsen (Noord-Holland en Friesland) kregen we wel heel wat werk in binnen- en buitenland”.
   Was Earth and Fire wel goed genoeg om de wereld te veroveren? Dat was de vraag. Niet iedereen was even goed. Hans Ziech was een matige bassist. Dat gaf spanning. “Soms dacht ik tijdens een optreden wel eens dat hij met opzet slecht speelde”. Hans werd vervangen door Theo Hurts, maar bleef als tourmanager en tekstschrijver functioneren.
 
Jerney Kaagman was de ster bij media en publiek. In werkelijkheid, bleek later, had de groep veel moeite met haar als zangeres. Het studiowerk was soms een moeizame zaak. Bij de optredens moest de echoknop vaak flink opengedraaid worden als ze weer eens niet bij stem was. “Gelukkig merkte het publiek er niets van”. Eggermont, Bosman en de jongens van de groep besloten Patricia Paay te vragen de plaats van Jerney in te nemen. Paay zei nee. Jan Akkerman bracht Jerney in Oslo op de hoogte van de gang van zaken tijdens een toernee die Focus en Earth & Fire samen maakten. De manier waarop dat gebeurde was misschien niet fraai, maar bestaat er wel een fraaie manier om zoiets te doen? “Bert Ruiter (de bassist van Focus) troostte Jerney op haar kamer met champagne. Sinds die tijd zijn ze bij elkaar”, legde Ton uit.
 
Na verloop van tijd was de lol er voor Ton van der Kleij van af. Hij demonstreerde dat door me een schriftje te laten zien. Elk optreden had hij nauwkeurig vastgelegd. Een horizontale streep gaf de datum aan, waarop Hans Ziech de groep verliet. De volgende bladzijde had hij niet meer helemaal ingevuld. Hij speelde nog wel een aantal jaren mee, dat wel. Maar het was niet meer zoals het eerder was. De muziek van Earth and Fire ontwikkelde zich in een richting die de zijne niet meer was. “Het ging in de richting van moeilijke muziek, die leek soms op het Mahavishnu Orchestra. Een eerlijke slagerij was een banketbakkerij geworden”, zo vatte hij het samen.
 
De gouden plaat
 
041-4a Earth & Fire goud Marching Children
Gouden plaat 'Song of the Marching Children'
 
De beste herinnering heeft Ton aan wat er gebeurde op 19 juni 1973. Op die dag kreeg Earth and Fire een gouden plaat voor het album ‘Song of the Marching Children’. Dat was voor hem een sensatie. Zonder les als drummer genoten te hebben had Van der Kleij bereikt wat Elvis Presley in 1956 met ‘Hound Dog’ tot stand gebracht had. Na afloop van die bijeenkomst zette Ton de gouden plaat op een stoel in de hoek van de kamer, vertelde hij. “Ik dacht terug aan die plaat van Elvis. Ik zag onze huiskamer duidelijk voor me. De gele bank, de vlek op de vloerbedekking omdat het aquarium kapot gegaan was. Mijn familie. De oude liedjes als ‘Thank you for calling’ en ‘True love’. Elke keer als ik ‘Hound Dog’ hoor komt die herinnering bij me terug”. Hij deed een la open en haalde er een plakboek uit. Kijk, zei, ‘hier is het gelukstelegram dat je ons bij die gelegenheid stuurde’.
   Op die dag was ik op reis naar Split in Joegoslavië. Earth and Fire was ik niet vergeten. Ik had georganiseerd dat het telegram bezorgd zou worden. Op 28 juli 2010 las ik de woorden die ik 37 jaar geleden (in Sjef van Oekel-taal) had opgegeven: “Bar Bistro Le Mouton t.a.v. Earth and Fire, Houtweg naast Automobielbedrijf Tewan, Den Haag. Proficiat ook van mij. Hartelijke groeten uit Joegoslavië en welkom gefeliciteerd! Harry Knipschild”. Ton van der Kleij had het telegram al die tijd bewaard.
 
041-5a telegram
 
Harry Knipschild
30 juli 2010

16 april 2015
Ton van der Kleij is overleden

 
 
 
Literatuur
Maarten Leegwater, 'Het succes kwam Earth and Fire eigenlijk aanwaaien', Dagblad Kennemerland, 29 augustus 1970
Hans de Ruyer, 'Earth and Fire', Muziek Parade, 1971
Berry Zand Scholten, 'Nederpop in Concertgebouw', Telegraaf, 28 oktober 1972
Fred Hermsen, Dick Hermsen, Earth and Fire. De biografie 1969-1983, Delft 2006
Jan Vollaard, 'Een zangeres heeft meer nodig. Boek over jaren zeventig popgroep Earth and Fire zaait tweespalt, NRC, 28 oktober 2006
  • Raadplegingen: 25520