478 - U.S. Bonds, artiest met een eigenaardige naam
De jaren kort voor de doorbraak van de Beatles staan in de geschiedenis van de popmuziek meestal niet positief bekend. Er was een einde gekomen aan de rock & roll muziek van Haley, Presley, Penniman en anderen. De meeste jeugdidolen in het begin van de jaren zestig gedroegen zich weer ‘normaal’, zongen redelijk beschaafd en stelden zich niet uitgesproken revolutionair op. Zo mag popmuziek niet zijn volgens hedendaagse criteria.
Natuurlijk waren er ondergrondse ontwikkelingen, met name in de ‘zwarte’ muziek, de rhythm & blues. Evenals in de beginperiode van de rock & roll waren die vaak losjes verbonden met kleine, onafhankelijke producers en labels. In die tijd bijvoorbeeld zette Berry Gordy zijn eerste stappen in de muziekbusiness. Chubby Checker wist de wereld op de vloer te krijgen met de twist en andere dansrages. De blanke producer Phil Spector concentreerde zich op het produceren van zwarte acts als de Crystals, Ronettes en later (Ike &) Tina Turner. De blanke Righteous Brothers liet hij zwart klinken.
Sommige wat grotere platenmaatschappijen zagen eveneens brood in zwart talent. Atlantic was succesvol met de Coasters, Drifters en Ben E. King solo. ABC Paramount, dat Ray Charles van Atlantic had weggekocht, sloeg na ‘Hit The Road Jack’ een andere koers in met de artiest; overigens op diens eigen verzoek. Charles ging zich bezig houden met het ‘moderniseren’ van country & western muziek. Zijn album met daarop ‘I can’t stop loving you’ werd een enorm succes in 1962.
Frank Guida en Gary Anderson
In die zelfde tijd, op 17 oktober 1960 om precies te zijn, verscheen een bijzondere single voor het eerst in de hitlijsten van het toonaangevende vakblad Billboard. Het liedje heette ‘New Orleans’, werd gebracht door een zwarte artiest met de naam ‘U.S. Bonds’ en uitgebracht op het piepkleine Legrand-label.
De artiest heet in werkelijkheid Gary Anderson, is op 6 juni 1939 geboren te Norfolk, in de Amerikaanse staat Virginia.
Aan Gary James vertelde Anderson later hoe het allemaal begonnen was. Producer Francesco ‘Frank’ Guida (1922-2007), eigenaar van Legrand, had het allemaal in gang gezet. Guida was geboren in Palermo op het Italiaanse eiland Sicilië en met zijn familie naar Amerika geëmigreerd. In 1953 begon hij in de havenstad Norfolk een platenwinkel, Frankie’s Got It. Zijn devies: ‘If music be the food of love, play on!’, een kreet uit het oeuvre van Shakespeare.
Anderson in 2004: “Als Guida ’s morgens op weg ging naar zijn winkel, liep hij langs de hoek waar ik woonde. Met een aantal jongens zat ik daar vaak te zingen. Dat was niet ongebruikelijk in die tijd, ook elders in het land.
Op een dag hield hij halt en zei: ‘You guys sound pretty good’. Hij vertelde dat hij plannen had om te zijner tijd een eigen geluidsstudio op te zetten en vroeg of wij geïnteresseerd waren om dan bij hem te komen zingen. Natuurlijk zeiden we ‘ja’.
Een paar jaar later was het zover. Mijn vriendjes waren intussen vertrokken, veelal in militaire dienst. Ik was de enige van het groepje die was overgebleven. Ik kreeg in mijn eentje de kans om in de studio opnamen te maken”.
Frank Guida
‘New Orleans’
Frank Guida had blijkbaar een goede neus voor het hitwezen. In 1959 maakte hij met Tommy Facenda ‘Highschool U.S.A.’ Atlantic, het bedrijf van Ahmet Ertegun, wist de landelijke rechten van de regionale hit te verwerven en dreef de rock & roll single op tot in de hogere regionen van de Billboard Hot 100. Facenda had deel uitgemaakt van de Blue Caps, de begeleidingsgroep van rocker Gene Vincent, eveneens afkomstig uit Norfolk.
Gary Anderson en Frank Guida zouden samen het nummer ‘New Orleans’ (en/of latere songs) geschreven hebben. Maar Guida had het voor het zeggen. Zoals gebruikelijk in die tijd claimde hij in elk geval de rechten van de publishing (Pepe Music).
Later begreep Gary dat hij enigszins naïef was geweest. Van rechten op muziek had hij nooit gehoord. “I didn’t know anything about it. I think the only thing I got out of that was the writing credits. I didn’t know anything about publishing when I first started. I keep saying I was down in Norfolk Virginia and there were a lot of people in New York who didn’t know about it either. They got robbed that way also”.
Gary wordt U.S. Bonds
Gary liet zich aanvankelijk verheugd uit over de aanpak van Guida.
Tegen popjournalist Ian Dove zei hij: “My manager, Frank Guida, thinks up all these ideas for me. He looks after the recording, too, and has a special gimmick of his own that he uses. He won’t even tell me what that is. He also thought up my name [! HK], for which I’m really grateful because a lot of people knew my name before they knew me”.
Die naam, dat was bijzonder. De zanger van de single ‘New Orleans’, Gary Anderson dus, kreeg de artiestennaam U.S. Bonds. U.S. zou dan een afkorting zijn van Ulysses Samuel. In werkelijkheid was de naam een marketing-truc. In die tijd deed de Amerikaanse overheid een oproep om staatsobligaties (‘bonds’) te kopen. Guida haakte daar op in door zijn ontdekking de naam Bonds te geven. Dat gaf hem de gelegenheid om de single op de radio te krijgen. Gary was er naar eigen zeggen niet van op de hoogte.
“I know that at one point, there was a place next door to the studio on Princess Ann Road called Mr. Cod’s Delicatessen. What Mr. Cod had in there was this huge, cardboard picture, stand-up picture of Uncle Sam. A U.S Saving Bond. They were doing a lot of promoting at that time, of United States Savings Bonds. He also had the big American flag back there. He also had a big Savings Bond on the other wall. He was one of those patriotic guys.
I’m only guessing that Frank Guida got it from that. ‘Why don’t I call him U.S. Bonds’. It was U.S. Bonds. In fact, the record came out ‘By U.S. Bonds’ instead of ‘Buy Bonds’. I guess that’s where he got it from. I never did find out from him”.
Blijkbaar had de artiest anno 1960 weinig in te brengen.
advertentie 10 oktober 1960
Diskjockey Jack Holmes van radiostation WRAP gaf ‘New Orleans’ een kans door de single in zijn radioprogramma op te nemen – met succes. Guida maakte deze keer een distributie-overeenkomst met Laurie, het bedrijf dat goed in de markt lag met onder meer Rocco Granata (‘Marina’) en Dion & The Belmonts (‘Teenager in love’, ‘Where or when’). Laurie plaatste op 10 oktober een weinig zeggende advertentie in Billboard en Cashbox. Informatie over de artiest werd nauwelijks verstrekt – alles draaide om de ‘bonds’ – en natuurlijk ook om de muziek van ‘New Orleans’.
Op 24 oktober verstrekte Billboard meer gegevens: “U. S. Bonds is 21 years old and was born in Jacksonville, Fla. He started singing at the age of nine for his church choir. The young chanter has been a resident of Norfolk for the past 12 years – singing in various local clubs. Bonds’ novelty waxing of ‘New Orleans’ is rapidly climbing the chart. Many jockeys are using the artist’s name in connection with promotions to have teeners buy more United States Government Bonds. Result: Teenagers are buying more bonds and more of Bonds’ disk”.
De single schoot in korte tijd door naar de top tien in Amerika.
artikel in Billboard
‘Quarter To Three’ op nummer één
Je zou misschien denken dat de zanger van ‘New Orleans’ een eendagsvlieg was. Bij die single, die onder zo’n rare naam was uitgebracht, zou het wel blijven. Dat was echter niet het geval. In 1961 verscheen de opvolger, ‘Quarter To Three’. Vanwege het succes van ‘New Orleans’ werd besloten om de artiestennaam U.S. Bonds te handhaven. De tweede plaat van de artiest deed het nog beter dan de eerste: ‘Quarter To Three’ steeg door tot de nummer één positie.
Anderson zou nooit meer van die naam U.S. Bonds afkomen.
Dank zij de hits kwam Gary in het live-circuit terecht. Dick Clark, de invloedrijke Amerikaanse deejay, wist hem in te lijven in zijn commerciële activiteiten. Samen met onder anderen Dick & Deedee, Bobby Rydell, Fabian en andere blanke artiesten maakte de zwarte zanger deel uit van de ‘Dick Clark Cavalcade Of Stars Tour’. Vanwege zijn huidskleur was dat niet gemakkelijk, met name in de zuidelijke staten. “I got to not go in to a lot of places they went in. They’d bring my food back to me. They go in to the hotel and check in, and the bus driver would just drive around back and let me out. Whenever I need anything, somebody goes and gets it for me and brings it to me”.
In Norfolk werd Gary herkend als U.S. Bonds. De jonge artiest maakte indruk op de ‘girls’, onder andere door de aanschaf van een dure auto, een grote Cadillac, en kostbare kleding. Daarmee ging hij naar zijn oude drive-in, glimlachte en wachtte op de meisjes. “Oh what a nice car”, zeiden ze.
Gary had succes.
Liedjes voor dansende jongelui
hitlijst 26 juni 1961
Met ‘Quarter to three’ hadden Frank Guida en Gary Anderson een formule gevonden om het succes te continueren. De teksten van de singles waren geschikt om tijdens feestjes op te dansen. “Oh, don’t you know that I danced, I danced ’til a quarter to three. With the help, last night, of Daddy G. [Gene Barge]. He was swingin’ on the sax with a terrible tune. And I was dancin’ all over the room”.
De muziek en de sfeer pasten heel goed bij de twist-rage die Chubby Checker ontketend had. U.S. Bonds wist de Amerikaanse top tien te bereiken met ‘Twist Twist Senora’ en ‘Dear Lady Twist’.
Op de swingende zwarte popmuziek konden de jongelui genieten tijdens vakantie en als ze sowieso vrij waren van school: “School is out for the summer. School is out forever. We got no class. We got no principals. No more pencils. No more books” (in ‘School is out’).
Of in ‘Seven Day weekend’: “I wish that I could have a seven day weekend. I’m tired of sittin’ on the shelf until the weekend. Friday after school, I pick my baby up. I dance at party ’til the Sunday night and that’s the only time I get to hold my baby tight. If it came about, my life would be a success. I’d run and dance at party, and have me a ball – and never ever, ever go to school at all”.
Engeland
Met al die Amerikaanse hits bracht Anderson in 1962 een bezoek aan Engeland. Hij trad er op met Britse muzikanten. Dat was nu eenmaal verplicht gesteld door de Britse Musicians’ Union. Ze hadden hem beloofd dat die minstens even goed zouden zijn als die waarmee hij in de VS op het podium stond. Intussen had hij zijn artiestennaam een beetje veranderd door er zijn voornaam aan toe te voegen.
Voortaan heette hij Gary U.S. Bonds. “It looks classier than just U.S. Bonds”, legde Anderson aan de Britse pers uit.
Ian Dove van Record Mirror was niet enthousiast over de Amerikaanse producties. Weliswaar waren die goed voor de ‘wildest sounds on disc’, maar: “It is a sound that appears to be of extremely low fidelity, recorded either in the open air or in a tin-roofed garage, in the middle of a wild wild party”.
Gary verdedigde zich met: “I use about four or five musicians, that’s all. It’s not recorded in a park or anything like that but in a recording studio back home in Norfolk, Virginia”.
Toen Dove hem stevig aanpakte op de kwaliteit van de muziek gaf hij de popjournalist ten antwoord dat je het publiek nu eenmaal de muziek moest geven waar het om vroeg. Op dat moment was dat rhythm & blues en de twist. Zijn favoriete zangers waren Jackie Wilson, Chubby Checker en natuurlijk Ray Charles. Anderson had Charles kort voor zijn vertrek zien optreden in het Apollo-theater. Hij was er nog steeds van onder de indruk.
Onder druk gezet, bekende Gary dat hij het soort artiesten als Frank Sinatra, Perry Como en Ella Fitzgerald ook wel aardig vond (“but not all the time”).
In gesprek met Constant Meijers (Oor)
Evenals heel wat andere Amerikaanse popzangers verdween Anderson, alias Gary U.S. Bonds, uit de schijnwerpers toen de Beatles en andere Britse groepen in 1964 op de voorgrond traden. Het duurde bijna twintig jaar voor men weer van hem hoorde.
In 1981 raakte Gary in gesprek met de Amsterdamse popcriticus Constant Meijers. Over zijn verleden herhaalde hij in grote trekken wat al eerder naar buiten gekomen was. “Als je in Norfolk, Virginia woont, kom je niet eens op het idee dat er zoiets als een muziek-business bestaat. Norfolk is nou niet direct de muzikale hoofdstad van de wereld, maar een havenstad. Bevolkt met zeelui en prostituées. Zeeman worden trok me absoluut niet aan. Voor prostituée was ik niet in de wieg gelegd, dus toen ik een plaat kon opnemen had ik geen andere keus.
Ik ben in Jacksonville geboren, maar groeide op in Norfolk. Havensteden waren onze thuisbasis omdat zowel mijn grootvader als mijn vader bij de marine zaten. De marine was echter het laatste waar mijn hart naar uitging, ik wilde niets met oorlog te maken hebben. Gelukkig heeft men mij tijdens de Vietnam-oorlog over het hoofd gezien. Maar ach, ik heb mijn hele leven al geluk gehad”.
Over het begin van zijn muzikale loopbaan liet Gary, inmiddels 42 jaar, optekenen: “Als ze een neger zien, denken blanken dat hij vroeger in een kerkkoor gospels heeft staan zingen. Nou, ik was niet in de kerk, maar op het golfterrein present. Na muziek is golf mijn favoriete bezigheid.
Thuis luisterde ik naar de r&b-stations. Ik zong graag mee met platen van de Drifters, de Coasters, de Flamingos, de Spaniels en al die andere vocale groepen. Clyde McPhatter van de Drifters was mijn idool, met liedjes als ‘Lover’s Question’ en ‘Without Love’.
Aan professionaliseren van onze bezigheden had ik nog nooit gedacht, totdat op een goede dag een man op me afkwam en me vertelde dat hij een studio ging openen. Hij beschouwde mij als de enige zanger die hij kende, zodat hij, toen hij anderhalf jaar later inderdaad een studio begon, de single ‘New Orleans’ met me opnam. ‘New Orleans’ was een bestaand c&w-lied dat door mij werd bewerkt en dankzij Dick Clark’s tv-programma American Bandstand een hit werd”.
Twintig jaar na de grote doorbraak was zijn liefde voor Frank Guida zozeer bekoeld dat hij zich die naam niet meer wenste te herinneren. Toch bleek Anderson een vermogend man geworden te zijn. Hij had de British Invasion ogenschijnlijk goed doorstaan. “Het publiek dacht dat ik een ‘white act’ was. We wilden de mensen in die waan laten om niet het risico te lopen vanuit de popmuziek terug te moeten naar de r&b-sector, wat automatisch zou gebeuren als de mensen doorkregen dat ik zwart was. De mentaliteit in die dagen was nogal vreemd. Toen het publiek erachter kwam dat ik zwart was, was het te laat; had ik mijn succes al binnen”.
Meijers hoorde uit Gary’s mond dat hij na de Britse inval materiaal ging schrijven voor anderen, een goed inkomen genoot en een onbezorgd leven leidde. “Ik was niet echt op zoek naar een nieuwe hit. Waarom zou ik? Ik leefde comfortabel in een prachtig huis op Long Island, voorzien van zwembad, jacuzzi, Cadillac, kortom al die materiële zaken waarmee mensen het leven veraangenamen”.
Een van de nieuwe artiesten met wie hij ging samenwerken was Jerry Williams, alias Swamp Dogg. “Ik kende hem uit Norfolk. Hij had hulp nodig, dus hielp ik hem de business binnen te komen. We schreven samen veel materiaal en op percentagebasis heb ik hem veel liedjes van eigen hand ter beschikking gesteld”. In 1971 schreven Williams en Anderson ‘She’s all I got’, een hit voor zowel Freddie North, Johnny Paycheck als Tracy Byrd. Op het label stond de auteur nu afgebeeld als G. Bonds.
Gary werkte in die tijd ook samen met Z.Z. Hill en Doris Duke.
Bruce Springsteen helpt
De artiest bleef optreden in clubs en bars, was in Oor te lezen. Op zekere avond, aldus de toenmalige popkrant, kwam zijn grootste fan op bezoek. Die wilde zijn legende wel eens in levende lijve aanschouwen. Zijn naam: Bruce Springsteen.
Gary: “Ik had nog nooit van Bruce Springsteen gehoord. Ik wist ook niet dat ‘Quarter to three’ tot zijn vaste uitsmijters behoorde. Trouwens, wie buiten Jersey kende drie jaar geleden Bruce Springsteen? Ik was verbaasd dat het publiek zo enthousiast reageerde toen ik hem aankondigde, want ik liet vaak andere artiesten in mijn show toe. Dan had ik wat langer de tijd om aan de bar te hangen”.
Meijers: “Anderson en Springsteen sloten vriendschap. Van het een kwam het ander. Springsteen meende wat repertoire voor Bonds te hebben en overwoog een EP. Het enthousiasme van Bonds’ platenmaatschappij en Steve Van Zandt leidde daarentegen tot een elpee. “‘Dedication’ hebben we in twee weken opgenomen. ‘Jole Blon’ stond er wat de vocals betreft zelfs in één keer goed op. Ik hou van snel werken. Wat je wilt heb je vanaf het begin al in je hoofd en vind je niet later ergens tijdens het opnameproces”.
Het album ‘Dedication’ werd een bestseller. Met de singles ‘This little girl’ (een song van Springsteen) en ‘Jolé Blon’ verscheen de artiest nog steeds als ‘Bonds’ in de hitlijst van Billboard.
Anderson relativeerde het succes en de hulp van The Boss in zijn gesprek met de popcriticus: “Natuurlijk ben ik blij dat het is gebeurd. Maar ik had net zo vrolijk de rest van mijn leven in de clubs gesleten. Ik ben altijd gelukkig geweest hoor. Het spijt me dat ik niet in het stereotype beeld pas van de aan lager wal geraakte ster die door een godswonder uit de goot is opgestaan. Ik ben zelfs nooit aan de dope geweest”.
De herboren ster uitte zich wel positief over Springsteen. Hij bewonderde hem. “Ik weet niet of Bruce een ‘hero of rock & roll’ is. Ik weet niet wat dat betekent. Ik heb wel veel respect voor zijn talent, zijn eerlijkheid en oprechtheid. Ook in zijn dagelijkse leven. Bruce leeft voor zijn publiek”.
Bruce Springteen en Gary Anderson
Anderson bleef vol bewondering voor Bruce Springsteen. In 2004 tekende Gary James op: “Bruce was a sweetheart. He’s such a nice man. He’s the kind of guy who will actually sit down and listen to you. He really listens. He’s a super-talented guy. He loves what he does, which is performing and writing. He’s a nice guy. And, now I see him as a family man and I never thought that would happen. But, he’s a great family man. He’s always out with his kids doing stuff, which is cool. He’s one of the few big, big acts that I see that can go out and people don’t bother him. He’s out to restaurants and nobody bothers him. That’s because he makes himself accessible”.
Aan de samenwerking met Bruce Springsteen kwam een einde. Anderson gaf de schuld aan zijn toenmalige manager. Die stelde veel te hoge eisen aan platenmaatschappij EMI, waarbij hij een contract getekend had. Zonder dat hij het wist had zijn manager zomaar om een zak geld gevraagd. “Terecht zei EMI ‘nee’ en haakte af. Ze hielden daar wel degelijk van me. Het gerucht ging dat EMI van me af wilde. Maar dat was beslist niet het geval. Achter gesloten deuren hoorde ik later hoe het echt gegaan was”.
Oud en nieuw
Tijdens het interview met Constant Meijers keek Gary US Bonds ook terug in de tijd. Hij miste de sterke songs van weleer. “Ik zong met veel plezier repertoire van Little Richard en met name ‘The Hungry Years’ van Neil Sedaka. Ken je dat? Een veelbetekenend lied over een man wie het succes ten deel valt. Hij voorziet zich van alle materiële zaken en bezit een beeldschone vrouw. Al hun wensen zijn vervuld, maar een ding hebben ze verloren: ‘the hungry years’. De jaren waarin ze moesten vechten en in dat gevecht een innige relatie met elkaar opbouwden. Als je dat succes hebt binnengehaald lijkt het wel of je stilvalt en weer langzaam uit elkaar groeit. Een prachtig lied met een diepe tekst. Dat soort liedjes mis ik. Ik mis ‘the hungry years’”.
Actief gebleven
Gary US Bonds, nu 83 jaar, heeft een eigen website, waar hij zijn (beoogde) aanhangers al jaren op de hoogte houdt van zijn activiteiten en toegekende awards. In 2004 verscheen het album ‘Back in 20’, met medewerking van Bruce Springsteen, Southside Johnny, Dickey Betts en Phoebe Snow. Hij was er heel tevreden mee. “To me, it sounds like 1955, before I had a record deal. It reminds me of being a teenager and running around with a bunch of crazy people that didn’t care and just wanted to have a beer and put 5 or 10 dollars in their pocket and call themselves musicians and singers”.
Op het album ook een ode aan Otis Redding, die hij begin jaren zestig leerde kennen in Macon, Georgia: ‘I’ve got dreams to remember’. “Otis was very special to me. He was a very, very dear friend of mine. And I always loved the way he sang. His interpretation of ballads – of any song – was really, really cool. He had that old down-home, homeboy feel about him, that you don’t normally get anymore. And he was just such a nice sweet man, a lot of fun to be around. I still like him. He’s no longer with us, but I still feel him and love his songs”.
In 2014 publiceerde Gary zijn memoires, By U.S. Bonds. Van die rare naam was hij nog steeds niet af. Ter gelegenheid va het verschijnen op zijn 75ste verjaardag trad hij in de B. B. King Blues Club & Grill op met zijn oude saxofonist Gene (Daddy G.) Barge, 87 jaar, die al meespeelde op ‘New Orleans’ en ‘Quarter To Three’. Southside Johnny was ook van de partij, evenals Chubby Checker, de koning van de twist, die de muzikale leiding op zich nam met de woorden: “Can we punk up the bass? Rock the drums? I want to hear some Chuck Berry guitar, some Jerry Lee Lewis piano, I want the sax player to bubble under on the arrangement, E two-three bop-bam, and stick in a load of Fats Domino”.
Zo kon je het tenminste in de New Yorker lezen.
Gary US Bonds op zijn website (met Dee Dee Sharp en Chubby Checker)
Als je in december 2022 op de website kijkt van Gary Anderson, pardon: Gary U.S. Bonds, zie je dat hij in onze tijd nog steeds aan de weg timmert. Samen met Chubby Checker en Dee Dee Sharp treedt hij deze maand zes keer op in New York. Bovendien manifesteert hij zich met artiesten als Peter Noone en Joey Dee. “Gary U.S. Bonds is a registered trademark” kun je op de site lezen.
Harry Knipschild
11 december 2022
Clips
Literatuur
‘U. S. Bonds Selling More Than Records’, Billboard, 24 oktober 1960
Derek Johnson, ‘U.S. Bonds either thrills or chills you’, New Musical Express, 28 juli 1961
Ian Dove, ‘DJ’s have to play R&B says U.S. Bonds’, Record Mirror, 28 april 1962
Joseph Murrell, Daily Mail Book of Golden Discs, Londen 1966
Constant Meijers, ‘Gary U.S. Bonds. Ik herken in Springsteen niets van mezelf’, Oor, 23 september 1981
Gary James, ‘Interview with U.S. Bonds’, website Gary James, 2004
Website U.S. Bonds, z.j.
- Raadplegingen: 1408