Skip to main content

475 - Steve Miller, rock en zaken

 
 
Als je op wikipedia zoekt naar gegevens over Peter van Bruggen, op 26 augustus 1943 geboren in Rotterdam, vind je nagenoeg alleen informatie over zijn werk bij de radio. Dat hij eerder actief was als popjournalist komt niet aan de orde.
   Op zijn website laat hij zelf meer weten. “In de jaren zeventig en tachtig schreef ik voor Muziekkrant Oor, Haagse Post en Playboy. Dat was nadat ik enkele jaren lang de nachtredactie had gedaan bij de regionale krant De Graafschapbode in Doetinchem. Voor Oor, HP en Panorama specialiseerde ik me in degelijk voorbereide interviews, die soms uren in beslag namen, en niet zelden werden afgenomen bij de artiest thuis.
   Leon Verdonschot plaatste van mij tien verhalen in zijn bundel De beste muziekverhalen van 1945 tot nu en schrijft: ‘New Journalism kreeg in de jaren zeventig bij niemand zo geslaagd vorm als bij Peter van Bruggen. Niemand staat dan ook zo vaak in deze bloemlezing als Van Bruggen. Zijn ontmoetingen spatten van het papier’”.
   Peter maakte mijns inziens inderdaad opmerkelijke interviews. Op deze website heb ik hem al eens aan het woord gelaten over Johnny Rotten van de Sex Pistols.
 
In dit artikel wil ik aandacht besteden aan zijn gesprek in Parijs (1981) met Steve Miller, leider van de Steve Miller band. (Een andere popjournalist, Geert Henderickx1953-2017, sprak in 1990 met Miller).
 
 
475 1 beste muziekverhalen

 
Les Paul en Mary Ford
 
 
In Peters artikel is beperkt te lezen over de jeugd van de toen 38-jarige artiest: “Hij is is naar eigen zeggen al vanaf zijn vijfde jaar vertrouwd gemaakt met bandrecorders en multitrack-opnames, door zijn vader, die arts was en patiënten als Les Paul en Charles Mingus hun rekeningen liet betalen in natura, live-optredens in de huiskamer van de Millers”. 
   Henderickx gaf meer informatie over Steve’s jonge jaren: “Zijn vader, huisarts in Dallas had in zijn patiëntenbestand nogal wat muzikanten, onder wie T-Bone Walker die begin jaren veertig de elektrische gitaar in de blues lanceerde. ‘Ik moet een jaar of elf geweest zijn toen mijn vader eens een feestje organiseerde waarop T-Bone ook van de partij was. Hij heeft tot zes uur in de ochtend staan spelen. Ik keek mijn ogen uit. Vanaf die dag was ik voorgoed voor de blues gewonnen’.
   Een goede huisvriend van de Millers was Les Paul, uitvinder van de gelijknamige elektrische gitaar. Samen met zangeres Mary Ford scoorde hij een kleine dertig hits, waaronder ‘Vaya Con Dios’.
   ‘Kort na de Tweede Wereldoorlog bezat mijn vader als een van de weinige particulieren een bandrecorder, waarmee hij op zekere dag een optreden van Les in een nachtclub opnam. Hij kwam voor het eerst bij ons over de vloer om die banden af te luisteren. Zo kon het gebeuren dat Les mij als kleuter de beginselen van het gitaarspel heeft bijgebracht. Bovendien heb ik het nodige van hem opgestoken wat betreft het maken van platen, want hij vond ook de achtsporenrecorder uit, met behulp waarvan hij vervolgens het overdubprocédé ontwikkelde. Zo nam hij alle gitaarpartijen voor zijn rekening, terwijl Mary de tweede stem achter haarzelf zong’”.
 
 
475 2 Les Paul Mary FordLes Paul & Mary Ford
 
 
Het begin
 
 
Over het prille begin van de carrière van Steve Miller tekende Geert op. “Weinig popmuzikanten kunnen er prat op gaan dat ze op hun veertiende het podium hebben gedeeld met Jimmy Reed, een van de leermeesters van The Rolling Stones. ‘Vanaf mijn twaalfde speelde ik in The Marksmen, de bluesgroep van mijn oudere broer. We werden steevast ingehuurd om de zaal op te warmen voor een of ander dansorkest. Gemiddeld deden we elk weekeinde twee van zulke schnabbels per avond, waarmee we in totaal zo’n vijfhonderd dollar per maand verdienden. 
   Dat optreden met Jimmy vond plaats in een wegrestaurant even buiten Dallas op een immense patio, waar wel veertienhonderd mensen konden zitten drinken, eten en naar muziek luisteren. Aangezien Jimmy nooit met een vaste groep werkte en hij wel gecharmeerd was van ons, vroeg hij of wij hem misschien wilden begeleiden’”.
 
 
Chicago
 
 
Tijdens een letterkunde-studie bestierde Steve, samen met jeugdvriend Boz Scaggs, The Marksmen. Op vakantie in Europa besloot hij in Kopenhagen te gaan studeren, maar de motivatie bleef uit. “In Denemarken was ik er van doordrongen geraakt dat mijn toekomst in de muziek lag. Verrassend genoeg keurden mijn ouders het goed dat ik mijn heil in Chicago ging zoeken. Ik was immers nog jong, zo redeneerden ze, en mocht het mij niet lukken het hoofd boven water te houden, dan kon ik alsnog mijn studie hervatten”.
   In Chicago zat hij naar eigen zeggen ‘op de hoge school van de blues’. “Wij blanke jochies werden door onze zwarte idolen voor vol genoeg aangezien om hen bij gelegenheid te mogen begeleiden. Zodoende leerden wij het nodige uit de eerste hand”. Miller noemde Muddy Waters, Howlin’ Wolf en Buddy Guy.
   Het was wel sappelen vertelde hij. Regelmatig stond hij voor weinig geld vanaf negen uur ’s avonds tot diep in de nacht op het podium. Zo ging het in de jaren zestig ook als Britse en Nederlandse artiesten in Hamburg en andere Duitse steden werkten. Maar je deed er wel ervaring mee op.
 
 
San Francisco 1967
 
 
Terug in Texas werkte Steve een tijdje als portier bij een opnamestudio, waar hij een en ander opstak over het vak van geluidstechnicus. Miller: “In San Francisco gonsde het van de activiteit. Ik las over al die fantastische concerten in zalen als de Avalon Ballroom en The Fillmore Auditorium, en besloot er eens poolshoogte te gaan nemen. Wie weet kwam ik er als hippie wel aan de bak”.
   De artiest arriveerde er op het juiste moment. Henderickx: “Hij had niet veel tijd nodig om te concluderen dat er ongekende mogelijkheden voor hem lagen. Telefonisch overtuigde hij enkele vrienden in Chicago om zich bij hem te voegen, waarna zijn groep binnen de kortste keren aansluiting vond bij de zogeheten undergroundbeweging. Zo stond het vijftal in de zomer van het daaropvolgende jaar op het legendarische popfestival van Monterey [niet ver weg in Californië].
   ‘In zuiver technisch opzicht speelden we iedereen finaal van het podium. De andere groepen bleken niet zozeer muzikanten als wel sociale fenomenen. Die gasten konden niet eens fatsoenlijk een gitaar stemmen, laat staan dat ze de maat wisten vast te houden’”.
   Het waren de dagen van ‘love, peace and music’ – en van drugs als lsd.
   Miller was evenwel geen grootverbruiker. “Van het echt gevaarlijke spul heb ik mijn handen altijd afgehouden. Als een van de weinigen wist ik donders goed wat ik nam, ondanks de volstrekt onjuiste voorlichting vanuit de gezondheidszorg. Om nog maar te zwijgen van de van elke scrupule gespeende mentaliteit van de meeste dealers, die misbruik maakten van de algehele naïveteit onder gebruikers door hen cocaïne en heroïne aan te praten, waardoor ze zich zonder het zelf te beseffen de vernieling in experimenteerden”.
 
 
475 3 Steve Miller in 1970Steve Miller in 1970
 
 
Zakeninterview met Peter van Bruggen
 
 
Uit allerlei interviews is op te maken dat Steve Miller behalve muzikant tevens zakenman was. Niet voor niets kreeg het artikel dat Peter van Bruggen in 1981 publiceerde de titel ‘zakeninterview’ mee. Er werd gepraat over muziek, maar niet minder over geld.
   Van Bruggen uitte zich in Oor positief over de muziek. “In zijn popsongs – die kwalitatief hoog aangeslagen worden en zeer toegankelijk zijn doordat ze een variëteit aan genres vertegenwoordigen (blues, country, folk) – herkennen we de vakman-songsmid à la McCartney. Zijn teksten zijn vaak sprankelend maar nooit zwaar”.
   Het onderhoud had een bijzonder karakter. “Steve hield het gehele interview door zijn zonnebril op terwijl achter ons zijn nieuwe jonge vriendin twee uur lang met eerbied en geduld het gesprek volgde. Suggesties van derden om gezellig de stad in te gaan wees ze vriendelijk en wat schuchter van de hand. Ze bleef de hele dag door naar Miller’s antwoorden luisteren, drankjes inschenken en de telefoon beantwoorden.
   Ik schakelde een bandrecorder in. Miller deed hetzelfde. Hij wilde thuis alle interviews die hij deze week deed nog eens rustig naluisteren”.
   Wellicht besefte Miller dat hij zich met allerlei opmerkingen wel eens op glad ijs begaf. Dat weerhield hem er echter niet van om met zakelijke details voor de dag te komen.
 
In San Francisco en Monterey was het allemaal echt begonnen, werd al snel duidelijk. “Ineens was daar die spraak-makende lichting psychedelische groepen. Er was ineens een soort revolutie aan de gang. Ik kon kiezen uit veertien maatschappijen die me allemaal een contract aanboden en heb daar negen maanden over gedaan. Ze waren allemaal in de slag, RCA, Mercury, Capitol”.
   Bij Capitol in Los Angeles hadden Les Paul & Mary Ford hun grote hits opgenomen. Capitol was intussen eigendom geworden van EMI in Engeland. Zodoende kwam de Beatles er eveneens terecht.
 
 
475 4 zakeninterview
 
 
Capitol
 
 
Steve liet niet met zich sollen, besefte Van Bruggen toen hij hem vroeg of hij zich zijn eerste platencontract met Capitol nog herinnerde.
   “Ja zeker”, hoorde hij.
   Heb je dat toen gelezen voor je het tekende, was de volgende vraag.
   Miller: “Meer dan dat. Ik heb geweigerd het te tekenen. Ik heb daar heel wat mensen gek gemaakt. Je moet rekenen: platenmaatschappijen waren vreselijk conservatief ingesteld. Ze betaalden hun artiesten slecht. Al het repertoire verviel automatisch aan hen. Ze verwachtten van me dat ik voor het eerste album bijvoorbeeld zes songs in acht uur zou opnemen en dat een producer die songs zou aanwijzen en de uitgeversrechten mocht claimen. Het budget was 3.000 dollar voor één album.
   De man die nu directeur is van Capitol heb ik toen een keer mijn kleedkamer uitgetrapt omdat hij me het absoluut beschamendste aanbod deed”.
 
Als je hem mocht geloven, ging Steve Miller niet over een nacht ijs. “Ik schakelde een vriend in, een jonge advocaat die me voor niets hielp. Tenslotte ben ik uit de strijd gekomen met een contract waarin bepaald was dat ik eigenaar bleef van mijn songs en waarin een veel hoger budget was bedongen. 
   Ze werden rood van kwaadheid om alle eisen die ik stelde maar ja… ze wilden het liefst alle bandjes uit San Francisco onder contract hebben. Want zij wisten natuurlijk niet wat het kaf zou blijken en wat het koren. Dus iedereen die dreigde een beetje gitaar te kunnen spelen wilden ze hebben”.
   Miller bood bovendien een helpende hand aan andere groepen, verklaarde hij. “Ik ben met mijn contract naar de jongens van andere bands toe gegaan, heb gezegd: lees het maar eens goed door, want dit is ons contract. Dit kun je vragen, dit kun je van ze eisen. Volledige zeggenschap over het op te nemen en uit te brengen repertoire, en al dat soort dingen.
   Die heren van de platenmaatschappijen zagen het natuurlijk helemaal niet zitten om zaken te doen op onze manier. Maar ze merkten al gauw dat er een geweldige opleving in de platenverkoop kwam. Ze gingen steeds meer labelmanagers en producers uit de artistieke hoek aantrekken, en langzamerhand is die hele industrie ‘losser’ geworden, open gegaan voor de artiesten. Dat is begonnen in die San Francisco-periode, een aspect van die stroming die iedereen altijd over het hoofd heeft gezien”.
   Voor elk verkocht album ontving Miller een royalty van twee dollar, nam Van Bruggen in het artikel op.
 
 
Managers
 
 
De eerste albums voor Capitol waren niet meteen bestsellers. Hoe kwam dat, wilde Peter weten: “Je eerste zeven platen hebben niet verpletterend goed verkocht. Zeg je achteraf: dat is m’n eigen schuld, dat komt door die ignorante platenbonzen, of: had ik maar een manager als Grossmann, Oldham of Epstein gehad?”
   Miller uitte zich niet positief over de manager van Bob Dylan, Janis Joplin en Peter, Paul & Mary. “Ik denk dat Albert Grossmann [1926-1986] een van de slechtste managers is geweest die ooit zaken heeft kunnen doen. Ik ben blij dat hij nooit in mijn buurt is gekomen. Die schurk hadden ze moeten opsluiten. Hij besodemieterde al zijn artiesten”.
 
Steve was wel bereid om aan Peter van Bruggen te vertellen wat hij met zijn managers allemaal had meegemaakt. “Mijn eerste manager was heel sluw. Hij managede een andere jongen, en toen die in mijn band kwam spelen, werd die man automatisch ook mijn manager. Hij was een volkomen boterletter, wist nergens van. Weet je wel, echt zo’n manager uit een stripverhaal: zijden vest, dikke sigaar in de mond. 
   Ik herinner me nog dat ik op een kwaaie dag zijn kantoor binnen kwam lopen en dat het helemaal leeg was. Alle schilderijen van de muur, het bureau weg, vloerkleed weg. Daar stond ik in de deuropening ‘hallo’ te roepen, naïeve lul die ik was.
   Daarna heb ik een goeie manager gehad. Die heeft me veel geleerd en me daarna weer laten gaan. Hij hoorde me in een restaurant tegenover andere muzikanten klagen hoe dom en corrupt die platenindustrie was en kwam naar ons tafeltje, gaf me zijn kaartje en zei: ‘Bel me maar als je me nodig hebt’.
   Die man heeft een hele muziekuitgeverij voor me opgezet. Die kon ik later van hem terugkopen, weliswaar tegen veel geld, maar gelukkig was ik een verstandige jongen geweest die gespaard had.
   Onze derde manager ontmoette ik in San Francisco. Een ouwe kameraad die daar college liep en ons wel wilde helpen. Die ontwikkelde zich zo’n beetje tot het vijfde bandlid. Dat ging een tijdje goed, maar je moet goed begrijpen: ik had zelf altijd de boekingen gedaan. Op mijn twaalfde verstuurde ik brieven naar scholen en als ze daarop belden zei ik: ‘Dat kost 125 dollar’.
   Dan begonnen zij vaak over financiële problemen te zeuren en over andere bands die zouden optreden, en dan was mijn techniek heel simpel. Dan zei ik: ‘Met jullie problemen moet je mij niet lastig vallen. Als 125 dollar te veel is dan gaat het gewoon over’.
   Maar die jongen ging fondsen misbruiken. Hij ging helemaal op in de scene - vond het prachtig om onze manager te kunnen spelen. Tijdens de opname-sessie van ‘Number 5’ had hij in de studio een lang feest voor z’n vriendjes georganiseerd. Daar had het tenminste het meest van weg. 
   Toen heb ik ineens gezegd: ‘Jongens, deze sessie is afgelopen en jullie zijn allemaal ontslagen. Ik ga naar Nashville om daar in wat professionelere omstandigheden mijn plaat af te maken’. Dat is ‘Number 5’ geworden.
 
 
475 5 Number 5

 
Aanpak van Capitol
 
 
Steve Miller had een andere verklaring voor het lang uitblijven van succes. De schuld lag bij de platenmaatschappij. “Ik denk echt dat die eerste zeven albums zo slecht hebben verkocht, omdat ze me bij de platenmaatschappij gewoon niet hun a-promotie hebben gegeven, dus de meest heavy promotie. Ze begrepen me niet.
   Nu moet ik zeggen: ik had zelf wel de ideeën in mijn hoofd voor de muziek zoals ik ze nu maak, maar ik kon dat nog niet zo helder op de plaat krijgen en daarnaast had ik nog niet de vaardigheid ontwikkeld om die ideeën duidelijk genoeg aan anderen, bijvoorbeeld producers, uit te leggen.
   Die mensen daar bij Capitol hadden net een succesvol project afgesloten met Pink Floyd en zaten toen te klagen van, hadden we maar iets goeds dat we konden promoten”.
Een onbekende employee van Capitol bood hulp. “Daar werkte een meisje dat toen zei: ‘Maar we hebben de Steve Miller Band. Waarom gaan we die niet promoten?’ En aan mij hadden ze in geen eeuwigheid gedacht.
   Ik was gewoon die jongen die van elk album 150.000 tot 200.000 stuks verkocht, steeds weer negen maanden op toernee was en hen haatte omdat ze niets voor hem deden. Ze stonden ook niet achter me omdat ze op geen enkele manier wisten wat ze met me aan moesten”.
 
Steve had geen hoge dunk van de directieleden van Capitol en soortgelijke bedrijven in die tijd. “Topmensen van platenmaatschappijen zijn in de meeste gevallen accountants van rond de vijftig, die niet naar de muziek luisteren die ze uitbrengen, niet weten wat er allemaal buiten hun kantoor op muziekgebied gebeurt en gewoon doen wat ze vinden dat hun werk is, dus altijd net een paar jaar te laat. Ze promoten instituten die hun succes, dus hun belang, al bewezen hebben.
   Ze zijn er goed in om te zorgen dat die vrachtwagenlading met dozen naar Amsterdam verscheept wordt, via Marseille”.
 
Miller begreep dat hij iets moest doen om aandacht te krijgen. “Toen ik de elpee ‘The Joker’ [1973, achtste album] ging opnemen, heb ik een kunstgreep toegepast. Ik heb die plaat daar bij hen, in het Capitol-gebouw, gemaakt. Gaf hen het gevoel dat ze erbij betrokken waren. Ik heb een hotel in de buurt genomen en ben daar in dat Capitol-gebouw gaan werken.
   Iedereen in dat gebouw wist op een gegeven moment dat er ‘thuis’ een Capitol-artiest aan het opnemen was. Toen hebben zij ‘The Joker’ tot een hit gemaakt, niet ik!
   Ik was allang opgehouden singles te schrijven. Ik dacht helemaal niet aan singles. Dacht dat ze gek geworden waren. Dat ze gewoon het album zouden gaan promoten terwijl ik op toernee was. ‘Nee hoor, we hebben hier een hit single’, riepen zij. Maar dat had ik al zo vaak gehoord”.
   Die single, ‘The Joker’, was zijn eerste grote hit en bereikte zowaar de nummer één positie in het vakblad Billboard. Eerder was hij niet hoger dan op 69 gekomen – met ‘Going to the country’. Zijn meest recente singles, ‘Rock Love’ en ‘Fandango’, hadden de hitlijsten helemaal niet gehaald.
 
 
475 6 Capitol Records

 
Rijke man geworden
 
 
Dankzij de hitsingle was het gelijknamige album een enorme bestseller geworden. Miljoenen dollars wisselden van eigenaar. Meer dan ooit besefte de artiest dat hij het heft in eigen handen moest nemen, zoals Mick Fleetwood dat een paar jaar eerder bij Fleetwood Mac gedaan had.
   “Nu ben ik mijn eigen manager. Ik heb een goeie advocaat die bij mij op de loonlijst staat. De muzikanten zijn freelancers. Die roep ik bij elkaar als ik een toernee wil gaan doen. Zo simpel ligt dat nu”.
 
Per optreden hield Steve tussen de 30.000 en 120.000 dollar over voor zichzelf, liet Peter van Bruggen in Oor afdrukken.
   Is er niet het gevaar dat de manager Miller de artiest Stevie Guitar Miller corrumpeert, vroeg hij hem.
   Steve zou de consequenties van die aanpak wel gezien hebben, zei hij in Parijs. “Daarom doe ik ook zo lang over alles. Ik schrijf de teksten en muziek, produceer de platen, speel de gitaren, doe alle vocals, mix het album. Het is de totale visie van één persoon. En ik ben mijn eigen manager, gewoon omdat ik niemand heb gevonden die het beter doet.
   Wat heb ik aan iemand die 25% vangt en ergens op een zonnig strand zijn zaakjes voor andere acts ligt te regelen? Ik word er af en toe best ziek van hoor, maar dan neemt die advocaat het gewoon een tijdje van me over.
   Maar ik zit geen schemerige deals met mensen af te sluiten, hoor. Ik heb me nog nooit hoeven schamen voor dat werk. Ik doe alles straight. Bij de platenmaatschappij push ik die jongens gewoon ontzettend. Als ik de directeur van Capitol in mijn kamer heb staan, dan praat ik met hem als mijn beste vriendje. Maar als het nodig is zeg ik ook: ‘Kom op jongen, je kunt beter, dat weet ik!’
   Ze hoeven me in geen geval als hun wereldvreemde prinsje te beschouwen. Zo van: Stevie weet van niks, die is boodschappen gaan doen terwijl wij de zaken regelen. Vergeet het maar. 
   Nee, ik heb de laatste jaren wel geleerd hoe ik orde op zaken moet stellen. Nadat ‘The Joker’ een hit was geworden ben ik een jaar lang bezig geweest met het organiseren van de gevolgen van mijn succes. Ik was een rijk man geworden en als ik niet even rustig was gaan zitten en had nagedacht, was ik al dat geld zo weer kwijt geweest.
   Dus ik ben een jaar bezig geweest met het kiezen van investeringen. Vervolgens heb ik weer wat muziek opgenomen en nadat ze dat uitgebracht hadden, was ik plotseling heel rijk. Daar had ik dus weer meer tijd voor nodig, om dat verstandig te beleggen.
   Begrijp me goed, zaken doen is mateloos vervelend werk, maar het moet toch gedaan worden. Ik heb een keten van belastingadviesbureaus opgezet, heb grond en gebouwen gekocht (om me in de komende jaren van een vast inkomen te verzekeren) en heb geïnvesteerd in kabeltelevisie en de platenindustrie. Met dat laatste ben ik een beetje het schip in gegaan vanwege de economische recessie. Ik zag mijn geld gewoon slinken. Maar daar leer je dan weer van.
   Er zijn twee dingen die ik niet doe met mijn geld: dat is meedraaien op de aandelenmarkt (dan zit je weer met allerlei sluwe compagnons in firma’s en die moet je dan weer te slim af zijn om het goed te doen) en dat is proberen er standbeelden voor mezelf mee op te richten. Met dat laatste bedoel ik: je hebt de neiging om met al dat geld een groot indrukwekkend mammoetcomplex op te zette. Gewoon, voor de kick. Maar dat is dus zakelijk gezien niet zo erg verstandig”.
   Van Bruggen; “Miller belegt zijn geld in land en flatgebouwen door de hele USA, in het Long Island kabel-net, in satelliet-ontwikkeling, in een belastingconsulenten-organisatie”.
 
Muziekindustrie
 
 
In het jaar van het interview ging het slecht in de platenindustrie. Het thuis kopiëren had een negatief effect op de verkoop van elpees. De compact disc moest nog gelanceerd worden. In die tijd namen heel wat mensen van buiten de branche de macht over van muziekliefhebbers die de top in hun vak hadden weten te bereiken.
   In dat kader moet je wellicht zien wat Steve Miller erover vertelde aan de journalist van Oor, een krant voor rockliefhebbers. “Ik geloof dat al die directeuren van platenmaatschappijen aardige ongelukkige jongens zijn, die veel politiek binnen zo’n onderneming bedrijven, en nooit echt toekomen aan wat ze zich ooit ten doel gesteld hebben. Want ze doen het toch uiteindelijk maar voor een ander.
   Ik heb gemerkt dat de mensen in die business zich kapot vervelen met wat ze doen, en niet zo erg prima leven. Ze zijn in feite vreselijk onverschillig.
   Denk je echt dat ze al die 26 albums afluisteren, die ze elke maand uitbrengen? Als ze je elpee drie keer helemaal gehoord hebben is dat een unicum. Het komt er op neer dat ze niet weten wie je bent en er geen flauw benul van hebben wat er allemaal gaande is. Ze onderschatten het publiek, gaan af op marketing-onderzoekers die ook de magie van trends en smaakveranderingen niet in cijfertjes kunnen vangen.
   Maar daar baseren ze zich wel op, en als ze dan iets gevonden hebben wat een beetje ergens op lijkt, zoals new wave, dan putten ze het uit tot die melkkoe helemaal leeg is. Ondanks hun incompetentie strompelen ze maar door, en spelen ze hun politieke spelletjes binnen de onderneming. Want als ze dat goed doen, dan hebben ze niets te vrezen”.
   In die sfeer opereerde Steve Miller. “Ik zit tegenover die gozers en verbaas me nog steeds. Ik ben begonnen als een underground FM-artiest. Ze hebben me toen niet serieus genomen. Ze wisten niet eens waarom ze me wilden contracteren. Ik hoorde vaag bij een te gek nieuwe stroming, dat was alles.
   Ik ben daar binnen gelopen en heb gezegd: ‘Ik ga de rest van mijn leven platen maken, heren!’
   En ze zeiden: ‘Right, Mr. Miller’”.
 
 
475 7 Joker

 
Steve Miller, rijk geworden door het succes van ‘The Joker’, kon op voet van gelijkheid met de topmensen omgaan. Als je het artikel leest, deed hij dat ook.
   Miller: “Toen ik hen ‘Fly Like an Eagle’ gaf, zei ik tegen de directeur: ‘Dit gaat 4.500.00 exemplaren verkopen’.
   Hij keek me aan met iets van: dat zullen wij zelf wel bekijken, meneer Miller.
   Ik zei tegen die man: ‘Als je ‘Eagle’ nou hebt uitgebracht, dan is hier de volgende. Die heet ‘Book of dreams’ maar die moet je wel even een jaartje in de kast laten liggen’.
   Die had ik dus ook al af, de opvolger! Je laat zo’n man de muziek horen en natuurlijk kan hij niet beoordelen of dat goed is of niet. Maar hij belooft je toch de a-promotie en hij zal een paar trucks met Steve Miller t-shirts de wereld insturen.
   Goed, het glorieuze moment: die elpee verkoopt geen 4,5, maar 5 miljoen. Je begrijpt: een jaar later kom je dat kantoor weer binnen en dan denkt zo’n directeur: wacht even, was dat niet die Miller waar ik net 40 miljoen aan heb zitten verdienen? Misschien kan ik beter maar even goed luisteren naar wat ie te zeggen heeft. Misschien weet ie dan wel wat ie doet.
   Nou ja, ze luisteren niet echt hoor, want daar hebben ze te veel moeite mee. Maar ze vallen je in ieder geval niet meer in de rede. Ze roepen alleen tussendoor hoe uniek ik in deze business ben, omdat ik al mijn zaken zelf regel en ondertussen ook nog prachtige muziek maak. Nou ja, dat mogen ze dan ook wel roepen voor zo’n bedrag, vind je niet?”
 
Zaken doen was Steve Miller wel toevertrouwd, als je hem hoorde praten. “Ik ben meedogenloos met die business-kant. Iedere keer als ik er voordeel uit kan halen, laat ik hen de handen omhoog steken en beroof ik hen van hun gouden horloges en alles wat ik maar grijpen kan.  Ik besteel ze als ik er de kans toe zie. Als ik platen verkoop laat ik de maatschappij zo zwaar mogelijk dokken. Genadeloos.
   Want het is een onderneming zonder gevoel. Ze hebben nooit enig begrip voor me getoond, of het nu voor mij als artiest of als persoon zou zijn. Ik weet dat ze me laten vallen zodra de verkoop tegen gaat vallen. Dan houden ze ogenblikkelijk op met nieuwe shirtjes te breien met Steve Miller erop.
   Maar aan de andere kant is mijn houding een heel professionele. Ik denk met ze mee, ken hun problemen. Zo heb ik naast ‘Circle of Love’ meteen ook twee nieuwe albums afgemaakt. Dat ligt allemaal al klaar. Daar hoeven ze zich geen zorgen over te maken.
   Maar het zijn ratten. Toen ik ‘Circle of Love’ klaar had, liepen ze allemaal ineens te roepen hoe slecht die plaat wel niet geworden was, en dat Steve Miller toch wel duidelijk op z’n retour was. Dat zegt zo’n directeur je zo even zonder omhaal van woorden.
   Weet je waarom?
   Omdat mijn contract bijna afgelopen was. Ze wilden mijn zelfvertrouwen even een flinke deuk geven om zodoende sterker te staan in de onderhandelingen. Ze hoopten dat ik dan niet zoveel geld zou durven vragen.
   Ik heb gewoon gezegd: ‘Jullie krijgen helemaal geen plaat meer van me. ‘Circle of Love’ krijg je ook niet! Ja, je krijgt hem wel, maar ik moet er eerst nog even iets aan veranderen. Vlak na de kerst krijg je hem. Mis de kerstmarkt dan maar. Mij kan het niet schelen. Steve Miller zal er nog zijn lang na de kerstmarkt’.
   Toen kwamen ze met me praten, bij mij thuis. En ik heb de twee opvolgers voor ‘Circle of Love’ laten horen. Twee complete albums. Ik heb ze even ‘product’ laten zien. Alle argumenten waren verdwenen. Ze zagen ‘product’.
   Ach, en daarna is er wel weer mee te werken hoor, met die lui. Ze zijn altijd vreselijk paranoïde en opgefokt als ze zaken zitten te doen. Daar moeten ze even doorheen. Even tot rust komen”.
 
 
Het vervolg
 
 
Steve Miller wist het succes te continueren met tal van album-bestsellers en hitsingles, zoals ‘Rock’n Me’, ‘Fly Like An Eagle’ (1976), ‘Jet Airliner; (1977) en ‘Abracadraba’ (1982).
   In 1990 werd ‘The Joker’ opnieuw als single in de handel gebracht – een groot succes, met name in Nederland. In 1973 bereikte ‘The Joker’ een 18de plaats in onze top 40, zeventien jaar later de toppositie. Bij die gelegenheid werd de uitgave gekoppeld aan een reclamecampagne voor Levi’s spijkerbroeken. 
   Geert Henderickxs: “Het reclamefilmpje speelt zich af op de beurs van Wall Street, waar een beeldschone effectenhandelaarster achter haar computer wordt weggelokt door een knappe gozer op een glimmende motor. Niemand beter dan Miller had de soundtrack kunnen verzorgen, want per slot van rekening was hij de eerste popmuzikant die zich, nota bene in de hoogtijdagen van het antikapitalistische hippiedom, manifesteerde als een yuppie avant la lettre”.
 
 
475 8 top 10 november 1990top 40, 10 november 1990
 
 
Vanuit Dallas legde Miller in 1990 telefonisch uit:  “Ik had al vroeg begrepen dat je eerst je financiële zaakjes goed moet regelen voordat je aan het eigenlijke muziek maken begint. Doe je dat namelijk niet, dan haal je zowel artistiek als commercieel nooit het onderste uit de kan. Ik volg de ontwikkelingen binnen de popmuziek nog altijd, want ik wil op de hoogte blijven van de laatste trends en hypes”.
   Omdat de artiest de rechten in eigen beheer had, kon hij opnieuw goed zaken doen. “Tot diep in de jaren zeventig werd popmuziek in de reclame zonder enig respect ingezet, maar inmiddels is rock ’n’ roll een deel geworden van praktisch ieders leven, zodat er van misbruik geen sprake meer kan zijn. Los daarvan draag ik zelf spijkerbroeken van het desbetreffende merk, terwijl ik me bovendien in goed gezelschap weet met voorgangers als Muddy Waters, B.B. King en Ben E. King. Hetgeen uiteraard niet wegneemt dat ik het liedje in kwestie zeker niet voor een grijpstuiver in bruikleen heb gegeven, nog afgezien van het feit dat ik er nu voor de tweede maal een monsterhit mee scoor. Kortom, het mes snijdt aan twee kanten”.
 
Een andere Nederlandse popjournalist, Jip Golsteijn, mocht in november 1990 eveneens een praatje maken met Steve Miller. Jip: “Steve lacht in zijn vuistje. Hij heeft de wereldrechten”. 
   Miller legde uit dat hij bij het zaken doen veel van zijn vader geleerd had. “Hij deed geneesmiddelenresearch in een academisch ziekenhuis. De contracten die de industrie hem voorlegde, liet hij met een loupe lezen door de familie-advocaat en hij raadde mij aan hetzelfde te doen met alles wat de muziekindustrie me voor zou houden. Daar was ik hem al gauw dankbaar voor”.
   De platenbonzen omschreef hij als ‘mafia’. Hem hadden ze evenwel niet klein gekregen. “Ik doe nu 23 jaar zaken met Capitol en ik kan je met de hand op mijn hart verzekeren dat die gasten geen idee hebben hoe ze een plaat moeten verkopen. Het is voorgekomen dat ik alle boeken liet nakijken en twee miljoen dollar vond waarop ik recht had. Ik ben een keer bij de baas binnengelopen en heb hem verteld dat ik hem zou laten zien hoe hij zijn baan zou moeten uitoefenen. Dat was ten tijde van ‘Abacadabra’. Zes weken waren ze met die plaat bezig geweest. Toen meenden ze dat hij onverkoopbaar was. 
   Ik heb gezegd dat ze zich nergens meer mee moesten bemoeien. Ik ben het land rondgereisd om bij elke deejay in het programma te gaan zitten die me maar te woord wilde staan. Zes maanden werk. Ik heb onafhankelijke promotors gehuurd. Uit eigen zak betaald. Weer zes maanden werk. Tenslotte heb ik nog eens zes maanden besteed aan het toeren met de band door Amerika. Aan het eind stond ‘Abracadabra’ no. 1”.
   Hoe de mafia dat vond, vroeg Golsteijn.
   “Van ‘Abracadabra’ zijn 4,5 miljoen exemplaren verkocht. Wie het laatst lacht, lacht het best. Nu sta ik no. 1 in de halve wereld, met een zeventien jaar oud nummer. En raad eens wie de rechten heeft!”
 
 
Harry Knipschild
9 november 2022
 
Clips
 
Literatuur
 
Peter van Bruggen, ‘Het Steve Miller zakeninterview’, Oor, 26 december 1981
Geert Henderickx, ‘Steve Miller – Space Cowboy’, Oor, 17 november 1990
Jip Golsteijn, ‘Rock & Roll is vergeven van de mafia’, Telegraaf, 24 november 1990
Website Peter van Bruggen
 
 
  • Raadplegingen: 1566