474 - ‘Popmuziek’ in de Waag (Haarlem)
In de jaren zestig was Haarlem (met zijn omgeving) een belangrijke stad in de geschiedenis van de popmuziek. Er waren maar liefst vier platenmaatschappijen gehuisvest: Bovema op de Bronsteeweg in Heemstede, Artone in de Kruisstraat, CBS (verbonden met Artone) in de Jansstraat en Negram-Delta (verbonden met Bovema-eigenaar Oord) op de Zijlweg. Begin 1970 vestigde ook Ariola zich met directeur Jan van Schalkwijk op Baan 15 in de stad. Bovendien waren er diverse platenperserijen in de stad en de polder (Artone, Cruquius, Bovema). Geen enkele Nederlandse gemeente kon zich op dit terrein meten met de hoofdstad van Noord-Holland.
Haarlem was evenwel geen uitgaansstad. Mijn Greetje zei later: “Het was er ’s avonds alleen een beetje druk tussen twee filmvoorstellingen in”.
Rob Hoeke, een goede vriend in die tijd, attendeerde me wel eens op een jazzclub. In 1969 lanceerde Herman van Veen zijn tweede album in de plaatselijke schouwburg. Voor bijzondere optredens kon je terecht in een piepkleine ruimte, de Waag aan het Spaarne.
De Waag in 1690
Cobi Schreijer
Cobi Schreijer (1922-2005) exploiteerde de taveerne vanaf 1962. Bij de opening verklaarde wethouder Daaf Geluk: “Haarlem is een plaats die niet rijk is aan gelegenheden waar men ’s avonds gezellig kan toeven en waar een programma geboden wordt”.
Cobi, afkomstig uit een rood arbeidersgezin, was al jaren actief in de muziek. Als lid van de Novelty Sisters zong ze liedjes in de stijl van de Amerikaanse zusjes Andrews. De drie vrouwen gingen na de Tweede Oorlog in Nederlands-Indië op tournee om de daar ingekwartierde soldaten een hart onder de riem te steken bij hun gevechten tegen de ‘opstandelingen’.
Cobi ontdekte bovendien Nederlandse volksliedjes, die populair waren bij de linkse beweging. In 1949 kreeg ze een eigen programma bij de VARA. Ze ging het land in, zong op PvdA-bijeenkomsten, op volkshogescholen, in buurthuizen en op bijeenkomsten van plattelands-vrouwenverenigingen. “Wie zich in Nederland in de jaren vijftig met volksmuziek en volksliedjes bezig hield kon niet om Cobi Schreijer heen”, schreef de Haarlemse muziekjournalist Peter Bruyn (geb. 1955) in het dit jaar verschenen boek Troubadour. De Waag in Haarlem als muziekpodium.
Anno 1962 werd het Holland Festival in Haarlem geopend. Er was een grote tentoonstelling gewijd aan schilder Frans Hals (1582-1666), die vanuit Antwerpen naar Haarlem verhuisd was. Cobi wilde een eigen plek voor haar activiteiten. Die vond ze in de Waag, nadat een studentenvereniging elders een onderkomen gevonden had. Cobi trad er op in een lange japon met kanten mutsje. Ze vermaakte de gasten met liederen uit de gouden eeuw. Schreijer begeleidde zichzelf op de luit, of liever een gitaar naar zestiende-eeuws model, kon je in de krant lezen.
Een van de eerste bezoekers was de nog onbekende Boudewijn de Groot, 18 jaar. “Ik was daar omdat mijn broer Roland er decorontwerper was. Hij zei: ‘Je moet eens komen kijken’. Ik hoorde dat ze mensen zochten die [ter gelegenheid van de expositie] als suppoost wilden werken in het Frans Hals museum. Dat heb ik toen nog een tijdje gedaan”.
Artiesten in de Waag
Amerikaanse folk-muziek was populair in die tijd. Het Kingston Trio had een internationale hit met ‘Tom Dooley’, de Highwaymen met ‘Michael Row The Boat Ashore’, de Rooftop Singers met ‘Walk Right In’, de Brothers Four met ‘Greenfields’. Harry Belafonte was regelmatig op de Nederlandse televisie te zien. Hij werd bekend door zijn vertolking van liedjes als ‘Banana Boat Song’, ‘Island In The Sun’ en ‘Jamaica Farewell’. Bob Dylan schreef eigen folksongs: ‘The Times They Are A Changing’ en ‘Blowing In The Wind’. Veel van hun platen rolden in Haarlem van de persen, maar van optreden in de oude stad was geen sprake.
Een andere folk-artiest liet zich er wél zien in de sixties. Hij zou op eigen initiatief gekomen zijn. Dat was Pete Seeger (1919-2014), die jarenlang optrad samen met iemand die Peter Bruyn als een ‘activistische folk-zanger’ omschreef: Woody Guthrie (1912-1967). “Samen met twee andere folkies vormden ze de sterk politiek geëngageerde Almanac Singers. Na militaire dienst tijdens de Tweede wereldoorlog begon Seeger The Weavers met Lee Hayes, Ronnie Gilbert en Fred Hellerman. De groep zong op politieke manifestaties”.
In 1950 bereikten The Weavers de top van de Amerikaanse hitlijsten met ‘Goodnight Irene’, een song van Hudie Leadbetter (Leadbelly). Pete Seeger, die zichzelf op banjo begeleidde, was niet alleen zanger maar ook een goede communicator en songwriter. Regelmatig zag je hem later in televisieprogramma’s waarin hij vertelde over de achtergrond van zijn muziek, zijn liedjes zong en andere folk-artiesten introduceerde. Uit zijn pen vloeiden songs als ‘Turn Turn Turn’, ‘Where Have All The Flowers Gone’, ‘If I Had A Hammer’ en ‘Kisses Sweeter Than Wine’.
Pete Seeger
CBS-artiest Pete Seeger was regelmatig in Europa. Broer Charles Seeger (1912-2002) woonde in Leiden, waar hij als astronoom werkzaam was. In de late winter van 1964 logeerde Pete bij zijn familie in Nederland, waar hij optrad in Rotterdam, Leiden en Groningen. Zowel de KRO, NCRV als de VARA maakten opnamen.
In het Haarlems Dagblad werd verslag gedaan van zijn verblijf in de stad. “Een overvolle Haarlemse Waagtaveerne is [op 7 maart] getuige geweest van het optreden van Pete Seeger. Deze Amerikaan, componist van Trini Lopez’ succesvolle ‘If I Had A Hammer’, van ‘Tell Me Where The Flowers Are’ en ‘Kisses Sweeter Than Wine’ [Jimmie Rodgers] maakt momenteel een tournee door Europa, tijdens welke hij de volksmuziek van ons continent wil leren kennen. Pete Seeger wordt de belangrijkste Amerikaanse zanger van volksliederen genoemd. Zelf zegt hij, bescheiden, slechts een schakel te zijn in een reeks van zangers die sinds de pionierstijd in Amerika de volksliedjes populair maakten.
Seeger, 44, begeleidt zichzelf op een twaalfsnarige gitaar of af en toe op zijn gitaar-banjo. De teksten en melodieën van zijn songs zijn eenvoudig, en wellicht daardoor zo aangrijpend. De liederen zijn blij of triest, wreed of zacht, speels of ernstig, maar bovenal puur en oprecht, zoals de volkskunst. Met de spiritual ‘Twelve Gates To The City’ bracht hij het publiek in de Waagtaveerne tot laaiend enthousiasme.
Bijzonder fijn was de uitleg van Pete. Hij vertelde van de liederen die hij in New York voor het eerst had gehoord, van indiaanse en Porto-Ricaanse invloeden, van zijn banjo-leertijd in een Amerikaanse revival jazzband. Dankzij zijn speurwerk werden songs als ‘Michael Row The Boat Ashore’ en ‘We Shall Overcome’ bekend”.
Tijdens zijn optreden vertelde Seeger dat hij op school gezeten had met John F. Kennedy, de Amerikaanse president die een paar maanden eerder in Dallas vermoord was.
Pete Seeger
Over zijn samenwerking met Woodie Guthrie en het succes van ‘Goodnight Irene’ geen woord in het artikel. En natuurlijk evenmin melding van zijn contact met Don McLean, de componist en zanger van ‘American Pie’, over het verongelukken van Buddy Holly. Dat kwam pas enkele jaren later tot stand toen ze beiden betrokken waren bij een project ter verbetering van het water van de Hudson-rivier ten noorden van de stad New York. Door dat contact wist McLean toegang te krijgen tot de Amerikaanse muziekmarkt.
Paul Simon
Cobi Schreijer deed haar best om interessante artiesten in de taveerne te laten optreden. Gezien de kleine ruimte beschikte ze waarschijnlijk niet of nauwelijks over een budget. In die tijd was het niet ongebruikelijk dat singer-songwriters betaald werden uit de inkomsten van de bar. Je zou de taveerne een beetje kunnen vergelijken met The Bitter End in New York.
Met het nodige speurwerk wist Peter Bruyn de namen te vinden van artiesten die acte de presence hadden gegeven in de Waag. Onder hen de Nederlanders Ronnie Potsdammer, Sonja Berndt, Jaap van de Merwe, Frits Lambrechts, Tony Roos, Astrid Nijgh (Astrid de Backer), Drs. P., Dick Poons, Harry Mooten, Marius Monkau, Peter Blanker, Elly & Rikkert, Berend Boudewijn, Ramses Shaffy, Cornelis Vreeswijk, Neerlands Hoop (Freek de Jonge, Bram Vermeulen) en Jules de Corte.
Door contacten in Londen te leggen – en waarschijnlijk ook door die met de Haarlemse platenmaatschappijen – lukte het Cobi bovendien om buitenlanders naar de stad te halen. Het boeken van een hotel was niet nodig. Om de kosten te drukken, bood ze haar gasten thuis een gratis slaapplaats aan.
De meeste zangers, singer-songwriters, die in het boek ruime aandacht krijgen, zijn inmiddels vergeten: Don Paulin, Dorris Henderson, Alex Campbell, Jimmie MacGregor, Robin Hall, Mark Spoelstra. Iedereen was bij wijze van spreken welkom om zich aan het Haarlemse publiek te vertonen.
Paul Simon met HK (december 1965)
In het najaar van 1965 ging ik [HK] zelf in Haarlem wonen. Platenmaatschappij Artone had mij per 1 oktober in dienst genomen. In december stapte ik over naar Negram-Delta. In diverse popbladen schreef ik artikelen over folkmuziek. Bij Artone raakte ik bevriend met André Ceelen, die er in het magazijn (platenkamer) werkte en ook een liefhebber van dat genre was.
André attendeerde me op een voor mij nog onbekende folk-artiest, Paul Simon. Die woonde in Londen, had er bij CBS een album mogen opnemen, ‘The Paul Simon Songbook’, dat in augustus verschenen was. Om dat onder de aandacht te brengen zou Simon naar Haarlem komen en op 4 december optreden in de Waag. Dankzij de logeerruimte van Cobi in de Anslijnstraat kon hij er gratis overnachten.
In zijn boek legde Bruyn vast dat Boudewijn de Groot er niet bij was toen Simon op de zaterdagmiddag vóór Sinterklaas zijn recente repertoire in Haarlem zong, liedjes als ‘Homeward Bound’, ‘I Am A Rock’ en ‘The Sound Of Silence’, geschreven, zo vertelde Paul, naar aanleiding van de moord op Kennedy.
Bruyn: “Het toeval wil dat Boudewijn de Groot juist de laatste hand legde aan zijn debuutalbum, dat eind februari 1966 verscheen. Op die plaat ook het liedje ‘Het geluid van de stilte’, een Lennaert Nijgh-bewerking van ‘The Sound Of Silence’”.
In tegenstelling tot Boudewijn was ik zelf wél aanwezig in de Waag op die zaterdagmiddag. Ik kon gewoon op de artiest afstappen en een praatje met hem maken. Wat me van zijn houding vooral is bijgebleven is dat hij meer dan zelfverzekerd was, op het arrogante af. Simon uitte zich boos omdat platenmaatschappij CBS (Columbia) achter zijn rug om gesleuteld had aan de opname van ‘Sound of Silence’, die hij eerder in de VS had gemaakt. Dat die aanpak tot succes leek te leiden, kon hem die middag niets schelen. Bovendien zong hij drie liedjes die later hits werden. In dit artikel kun je er meer over lezen.
Blijkbaar was ik niet de enige die met Simon in gesprek raakte. Zanger Tony Roos: “Ik heb nog met hem zitten praten. Ik was helemaal weg van zijn liedje ‘I Am A Rock’ dat ik al kende van de LP ‘Paul Simon Songbook’ die Cobi in de Waag had. Hij heeft die tekst toen voor me uitgeschreven op een velletje uit een blocnote van Cobi. Ik heb nog altijd een foto met een handtekening van hem. Zijn concert heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Zijn gitaarspel was ongelofelijk subtiel”.
Evenals bij het optreden van Pete Seeger, was de rol die Cobi speelde niet exclusief. Seeger woonde bij zijn broer Charles, Paul maakte twee dagen na zijn optreden in de Waag tv-opnamen in Amsterdam, samen met Mudfield, een groep die evenals hij verbonden was aan Artone.
Simon & Garfunkel in de Waag
Enkele maanden later, zo vermeldde Peter Bruyn in zijn boek, was Paul Simon terug in de Waag. Deze keer liet hij zich vergezellen door Art Garfunkel en hun vriendinnen (ook manager Mort Lewis). Er was geld genoeg beschikbaar voor een verblijf op 28 juni 1966 in een van de meest luxueuze hotels van Amsterdam. Simon & Garfunkel waren in die maanden immers uitgegroeid tot zeer goed verkopende CBS-artiesten. Na het maken van tv-opnamen arriveerde het gezelschap in Haarlem. Voorafgaand aan het optreden wist ik [HK] Paul Simon voor de tweede keer te interviewen, deze keer samen met zijn muzikale partner Art Garfunkel.
Peter Bruyn: “Het duo speelde op 29 juni in de troubadoursclub aan het Spaarne. Op hun eigen verzoek – een geste van Simon om Cobi Schreyer te bedanken voor haar goede zorgen een half jaar eerder”.
Bruyn liet de Haarlemmer Bert Schavemaker (toen 16) aan het woord. Het was het eerste concert dat deze ooit meemaakte. “De dag ervoor trouwde mijn zus en zij had de Waag afgehuurd voor de receptie. Ik zag een poster hangen waarop stond dat Simon & Garfunkel daar de volgende dag zouden optreden. Ik kende hen wel, ook de hits. Van het concert herinner ik mij dat ik wat aan de zijkant zat, een beetje in de hoek, op een van die houten bankjes. Achter het podiumpje hing een donkerrood gordijn. Ik vond het een fantastisch optreden”.
Ook Hans Becker, nauwelijks 19 jaar, was present en maakte foto’s. “Simon & Garfunkel kwamen pas laat in de avond binnen, Het was beredruk. Ze dronken nog wat en gingen toen het podium op. Uit de aankondiging van Cobi begreep ik dat zij Simon al langer kende en dat hij eerder in de Waag was geweest. Het waren de eerste bekende artiesten die ik zag”.
Becker gaf meer details: “Ik sloeg steil achterover van zijn gitaarspel. Hij speelde met zijn duim de baspartij. Na afloop zat hij nog een tijdje te tokkelen en heb ik nog even met hem gepraat. Op de tafeltjes stonden kartonnen displays met afbeeldingen van hun plaat, waarschijnlijk daar neergezet door de platenmaatschappij. Ik stelde Simon voor een foto van hun beiden te maken bij zo’n display. Daar wilde hij niets van weten – ‘too commercial!’
Ze dronken veel, dat week ik nog. Garfunkel had ’m goed op toen ze later in de taxi stapten – naar het Amstelhotel in Amsterdam”.
Op de omslag van het boek is een foto afgebeeld van Simon & Garfunkel met Cobi Schreijer. Achteraf is dat misschien het hoogtepunt van het muziekbestaan van de taveerne geweest.
Paul Simon bleef zich zijn aanwezigheid in de Waag herinneren. Toen Jip Golsteijn eraan refereerde bekende hij: “Ja zeker, honderd dollar voor tweemaal optreden. Bij Cobi Schreijer in De Waag. We hebben toen nog foto’s gemaakt op zo’n klapbrug. Mooie stad, Haarlem. Ik weet het nog goed”.
Tientallen jaren later, in 2015, trad Art Garfunkel op in Haarlem, deze keer in de Philharmonie. “Met geen woord repte hij over de Waag, direct om de hoek, amper honderd meter verderop, waar hij eerder als een zojuist ontloken wereldster zong. Blijkbaar had niemand hem er even aan herinnerd”, aldus Peter Bruyn.
Onverwachte muzikale gasten
De Waag fungeerde als een magneet voor artiesten uit binnen- en buitenland. Wie in de buurt was kwam soms gewoon binnenlopen, zoals de in India geboren Peter Sarstedt (1941-2017), componist en zanger van ‘Where do you go to my lovely’ (uit 1969). Bezoeker Paul Marselje: “Hij kwam gewoon op een keer de Waag binnen. We hebben nog samen zitten sleutelen aan dat nummer. Sindsdien bezit ik één-zestiende van de rechten van dat liedje. Dat heeft destijds een deel van het huis bekostigd, waar ik nu nog woon. Jaarlijks levert het me nog een paar honderd euro op”.
Bruyn wist die informatie bij Buma Stemra bevestigd te krijgen.
In 1966 was Joan Baez, zangeres van ‘We shall overcome’ en ‘There but for fortune’, in Europa. Ze liep in Duitsland mee in een vredesmars. In Hilversum gaf Baez een concert, dat door de VARA-tv werd vastgelegd. Peter: “Ze kwam op 26 april naar de Waag – om kennis te maken met het Nederlandse volkslied en de ambassadrice daarvan, Cobi Schreijer. Zelf zong Joan drie liedjes waaronder ‘We shall overcome’”. Dagblad Trouw meldde dat ‘het tengere wezentje met haar warme stem een staande ovatie kreeg: instemming met een fel strijdster van geweldloosheid’.
Andere onverwachte gasten waren bijvoorbeeld de Ierse Dubliners, vertolkers van ‘Wild Rover’, een song die in 1985 de top in Duitsland haalde dankzij het duo Klaus & Klaus (‘An der Nordseeküste’). Joost Nuissl was erbij toen de groep heel laat op de avond binnen kwamen vallen. “Ze hadden nota bene in Duitsland gespeeld en wilden per se nog even naar Haarlem. Daar haalden ze hun instrumenten weer te voorschijn en speelden vrolijk verder. Helemaal onversterkt natuurlijk”.
Al Stewart, bekend geworden door ‘Year of the Cat’ en ‘On the border’, trad anno 1971 op in Haarlem. Toen hij hoorde van de folkclub, liet hij zich gemakkelijk overreden om elders in de stad op de bühne van zich te laten horen. Ook Labi Siffre (van ‘It must be love’ en ‘Something inside so strong’) was dat jaar te gast aan het Spaarne.
En dan Tom Paxton, componist van ‘Bottle of Wine’ (Fireballs) en ‘The last thing on my mind’. Cobi slaagde erin hem in de Waag te krijgen door zelf radio- en tv-optredens voor hem te regelen. Als aanhangsel maakte hij dan nog een uitstapje naar Haarlem. De reis- en verblijfkosten, inclusief gage van de omroep, waren immers gedekt. Schreijer trad op als impresario. Ze haalde de artiest in november 1966 persoonlijk op van Schiphol. Paxton werd bovendien door een krant ondervraagd, de Waarheid, het communistische dagblad, waarin hij een kritisch oordeel over het Amerikaanse optreden in Vietnam liet afdrukken.
Peter Bruyn tijdens interview over zijn boek
Wie niet kwam
Cobi Schreijer deed vreselijk haar best om de Waag goed te exploiteren. Verlegen was ze niet, meen ik me uit mijn Haarlemse periode te herinneren. De opmerking in het boek “Wie zich in Nederland […] met volksmuziek en volksliedjes bezig hield kon niet om Cobi Schreijer heen” deed me er aan denken dat ze tot het uiterste ging om een en ander voor elkaar te krijgen. Ze liet zich niet gemakkelijk aan de kant zetten.
Maar niet alles lukte. In het boek is een hoofdstuk opgenomen over de ‘niet-komers’: Dylan, Donovan, Armand en Phil Ochs. Evenals bij Tom Paxton wist Schreijer in 1965 een tv-optreden van Dylan bij VARA-regisseur Nico Knapper met een optreden in de Waag te combineren. Op 29 mei zou hij naar ons land komen. Maar toen het erop aan kwam, liet de Amerikaan het afweten. De eerder afgesproken gage zou lang niet meer genoeg zijn. “Zijn naam was in twee maanden tijd in Europa sky high gegaan. Daar hoorde een prijskaartje bij dat voor de Nederlandse televisieproducent niet meer haalbaar was”. Geen opnamen voor de VARA, dus ook geen optreden in de Waag.
Als ‘genoegdoening’ voor het niet nakomen van de overeenkomst ontving Schreijer gratis kaartjes voor het Dylan-optreden in de Royal Albert Hall. Het lukte haar niet om Dylan daar te spreken te krijgen. Maar wel Donovan (Leitch). Dochter Anneluus: “We zijn nog met Donovan uit eten geweest. Ik was een jaar of elf en vond het geweldig. Ik kende een paar liedjes van Donovan. Mama draaide zijn platen thuis en in de Waag. Simon Vinkenoog was er ook bij”.
Maar ook Donovan, verbonden aan de Haarlemse platenmaatschappij Negram-Delta (distributeur van Pye Records) trad niet in de Waag op. Volgens de auteur was iemand als Donovan, toen met hits als ‘Colors’ en ‘Universal Soldier’, te veel een popzanger. Dat zou tevens het geval zijn geweest met Armand, de artiest die ‘zonder vers gedraaide joint weigerde het podium op te gaan: geen blow, geen show’.
Phil Ochs, componist van ‘There but for fortune’ (hit van Joan Baez) en ‘bekend staand als uiterst geëngageerd’ wilde ze ook niet hebben. Cobi Schreijer later: “Ik had ‘There but for fortune’ op mijn repertoire. Maar nadat Joan Baez het op de plaat had gezet, zong ieder meisje dat bij mij auditie kwam doen dat nummer. Het werd zo algemeen dat ik het niet meer zong”.
Na een persoonlijke ontmoeting knapte ze helemaal af op de artiest die steeds meer ging drinken en bitter cynisch werd. “Ik had op een gegeven moment mijn buik een beetje vol van al die mensen die steeds weer opgebeurd en ondersteund moesten worden. Ochs was er zo eentje”.
Boudewijn de Groot en Donovan
Boudewijn de Groot
In het boek Troubadour. De Waag in Haarlem als muziekpodium werd Boudewijn de Groot veelvuldig aan het woord gelaten. Hij en Rob Hoeke waren in die tijd de meest populaire artiesten in de regio. Boudewijn trad regelmatig op in de Waag, zeker in zijn allereerste beginperiode, maar zijn relatie met Schreijer was niet altijd even positief. De Groot was bijvoorbeeld niet bij het optreden van Paul Simon omdat hij naar eigen zeggen ‘misschien gebrouilleerd was met Cobi of gewoon al uit elkaar gegroeid’. Boudewijn: “Ik ging mij de gelijke van Cobi voelen. Na ‘Een meisje van zestien’ en ‘Welterusten mijnheer de president’ werd ik natuurlijk steeds populairder. Ik heb me altijd afgevraagd of Cobi dat nu leuk vond of dat er sprake was van een beetje kinnesinne. Later deed het verhaal de ronde dat het voor mij allemaal begonnen was in de Waag, maar dat idee heb ik zelf nooit zo gehad.
Als ik in de Waag optrad hield ik geen rekening met de smaak van Cobi. Ik had gewoon nog niet zo’n uitgebreid repertoire. Ik zong soms liedjes die ik nooit op de plaat heb gezet. Ik trad altijd solo op met een akoestische gitaar. Dat had weinig volume. De meeste nummers die ik met orkest had opgenomen kon ik met alleen een gitaar niet spelen. Zoals ‘Een meisje van zestien. Tot verdriet van de fans natuurlijk.
Enerzijds vond Cobi het volgens mij het wel interessant dat ik als ‘bekend artiest’ in de Waag optrad. Anderzijds hield ze niet echt van de liedjes waarmee ik bekend geworden was. ‘Een meisje van zestien’ vond ze een smartlap – en ik eerlijk gezegd ook. Maar ze kon wel waarderen dat mijn live-optreden altijd solo met een akoestische gitaar was. Dat elektrische gedoe vond zij maar niks”.
De taveerne aan het Spaarne was, achteraf bekeken, dan wel geen plek waar Boudewijn de Groot inspiratie opdeed. “Maar voor mij persoonlijk was de Waag belangrijk omdat het een veilige plek was. Het publiek werd door Cobi zo ingepakt dat iedereen die er optrad zich prettig voelde.
Warmte
De relatie tussen publiek en artiest is bijna altijd individueel. Je hebt als toeschouwer iets met die artiest. Maar in de Waag was het veel meer een collectief. Voordat je optrad zat je als artiest zelf al tussen het publiek. Die warmte maakte het heel gemakkelijk om op te treden. Dat kwam door die kleine ruimte, maar ook door Cobi, die bij alles heel persoonlijk betrokken was. Door de wijze waarop ze het publiek overal bij betrok en door haar uitstraling. Dat was haar grootste verdienste. En dat kwam weer omdat het allemaal haar idee is geweest”.
Cobi Schreijer
Harry Knipschild
2 november 2022
Clips
- Raadplegingen: 2401