446 - San Francisco in de lente van 1967
In het voorjaar van 2006 vlogen Greetje en ik via New York naar San Francisco. Voor het eerst realiseerde ik me hoe enorm de afstand is tussen het oosten en het westen van de Verenigde Staten. Zes uur in de lucht!
We maakten een bocht in noordelijke richting, naar Toronto, over de Grote Meren, dan langzaam in zuidwestelijke richting. Onderweg meende ik Duluth op de uiterste zuidwestpunt van het Lake Superior te herkennen: de geboorteplaats van Bob Dylan. Later vlogen we hoog boven bergen met sneeuw: de Rocky Mountains.
Kort voor de landing vertelde de piloot over de intercom dat we Reno en Lake Tahoe links passeerden. Terwijl de zon zijn allerlaatste iele lichtbundels naar beneden richtte vlogen we over de gigantische baai van Oakland naar San Francisco. Alle bruggen waren verlicht en je zag het verkeer er overheen rijden. Er was een stevige wind tegen en de piloot moest steeds wat gas geven – dat was althans mijn conclusie – om te voorkomen dat we vóór het vliegveld in het water van de baai zouden belanden. Alles kwam goed.
landing in San Francisco
26 mei 2006
Op 26 mei bevond ik me voor het eerst in de stad. Natuurlijk ‘deden’ we tal van hoogtepunten, de highlights. Maar als onlangs gepromoveerd historicus was ik tevens een beetje begonnen met me te verdiepen in de geschiedenis van de popmuziek. Het ging stukje bij beetje. Op Kennedy Airport in New York hoorde ik de klanken van Kool & the Gang en ‘Please Don’t Go’ van K.C. & the Sunshine Band.
Op een reclamezuil in San Francisco viel me een portret op van artiest Louis Armstrong (1901-1971). In de tekst werd opgeroepen om op scholen meer aandacht aan cultuur te besteden: “There’s not enough art in our schools. No wonder people think Louis Armstrong was the first man to walk on the moon”.
In die dagen wandelden we uitgebreid door de havenstad. Van hieruit kon je varen naar Hawaii, naar Azië over de Pacific. Niet voor niets was er een Chinatown en een Japanse buurt. Bij het monument, gewijd aan de pioniers van 1849, de eerste Amerikaanse Californiërs, bevond zich de gloednieuwe San Francisco Main Library.
We bezochten de bovenste verdieping, de historische afdeling. In de leeszaal vond ik boeken over de hippies in San Francisco. Met een medewerkster raakte ik in gesprek over het lezen van (gescande) historische kranten en tijdschriften op het internet, met name uit 1967, de ‘summer of love’ in San Francisco. Dat stond nog in de kinderschoenen werd me duidelijk gemaakt.
In de buurt van Union Square, wist Greetje, hadden de hippies zich gemanifesteerd. Het was in 2006 een gure buurt geworden met zwervers, constateerden we terwijl we stevig omhoog liepen. Greetje, met haar KLM-reiservaring had die buurt in andere tijden meegemaakt.
Op wikipedia kon je erover lezen: “In de tweede helft van de twintigste eeuw ontwikkelde San Francisco zich tot een stad met alternatieve culturen. In de jaren zestig werd de stad gezien als hippie hoofdstad van de wereld; met name de buurt Haight-Ashbury stond centraal in de hippiebeweging en werd daarom lokaal ook wel schertsend Hashbury genoemd”.
Abram de Swaan over San Francisco
In 1967 deed Abram de Swaan (geb. 1942) in een boek verslag van zijn belevenissen in Amerika. Over de havenstad schreef hij: “Langs de baai in San Francisco wonen de rijken in grote, witte huizen met uitzicht op de jachthaven. Daarachter klimt de stad naar dichtbehuisde buurten, waar de nieuwe immigranten introkken.
North Beach is de uitgaanswijk waar woest havenvertier wat is bijgeschaafd voor stadsjeugd en buitenlui. Een hoofdstraat is huis aan huis gewijd aan nachtclubs waar meisjes met blote borsten dansen op eentonige muziek of het niet hun eigen lichaam is. De enige vernieuwing in het genre wordt vertoond in een klein nachtlokaal waar jonge vrouwen de schoenen van de gasten poetsen met ontblote borst.
In San Francisco’s ommelanden wonen tussen de boeren en de gepensioneerden midden in ongerept gebied in kleine nederzettingen de oude hipsters. Al meer dan twintig jaar is dit het reservaat voor beatniks en artiesten die de maatschappij zijn uitgestapt. Soms verschijnen ze aan de weg om naar de stad te liften, langharig, baardig, met kralenkettingen, hoofdtooi of oorringen, de vrouwen met los haar en blootsvoets, twee, drie halfnaakte, verslonste maar schitterende kinderen aan de hand, nobele wilden. Ongemerkt heeft zich een nieuwe stam op het Amerikaanse land gevestigd: de heilige barbaren.
De jonge hippies wonen in de stad; in hun eigen Haight-Ashbury-wijk: op voet van gewapende vrede met de politie, onder welwillend wantrouwen van de buurtgenoten oefenen zij zich in het nieuwe stamleven”.
Billboard over San Francisco
De redactie van het Amerikaanse muziekvakblad Billboard bespeurde in het voorjaar van 1967 dat er in San Francisco van alles gaande was op muzikaal gebied. Op 6 mei verscheen het tijdschrift met een speciale bijlage van veertig pagina’s, die als titel had: ‘America’s turned on city’. Anno 2022 kun je het tijdschrift gescand lezen – zoals het oorspronkelijk gedrukt was.
Eliott Tiegel schreef het hoofdartikel: ‘San Francisco, a cauldron of creative activity’. Daarin wees hij op de ‘expanding pop/hippie movement’. Muziek leek een essentiële rol te (gaan) spelen. “Dixieland, folk music, poetry and modern jazz, the largest opera company outside of New York’s Metropolitan, a powerful symphony orchestra, humorists – they have all helped create an artistic environment in San Francisco, sometimes labeled ‘The Paris of the West’.
The city stands on the threshold of its most powerful surge forward to become an influence in popular music. A revolution is brewing in the 191-year-old city which offers its artisans freedom to experiment and go as far out as they wish”.
In zijn artikel verwees Tiegel tevens naar het verleden, zoals De Swaan dat al deed. “San Francisco has had its share of off-beat developments. The North Beach beatniks, for one, were a headache to the ‘straight folks’ but great for tourism”.
In vergelijking met Los Angeles, elders in Californië, was San Francisco voor de platenbusiness voorheen niet zo belangrijk geweest. In Los Angeles, muzikaal verbonden met de filmmaatschappijen van Hollywood, had je bijvoorbeeld muziekbedrijven als Capitol, Philles, Warner Brothers, Reprise, Imperial, Specialty en Liberty; bovendien handige sessiemuzikanten en studio’s als die van Gold Star.
San Francisco moest het meer van het uitgaansleven en de levende muziek hebben. Frank Werber had er een rol gespeeld als manager van het zeer populaire Kingston Trio, contractueel verbonden aan Capitol in L.A., dat met de single ‘Tom Dooley’ en allerlei LP’s vol folksongs bijna tien jaar lang een sensatie was geweest. Bob Dylan was er in 1965 door middel van een echte persconferentie naar buiten getreden.
In het voorjaar van 1967 kwam de stad ineens helemaal tot leven als bakermat van een nieuw soort popmuziek, schreef Tiegel. “A visit to the City by the Bay leaves one with the impression that some of its younger citizens are going out as far as they wish in pioneering new musical forms. This creativity could spread to other parts of the country. San Francisco’s current revolution focuses on its new, alive and thriving pop musical scene”.
Antwoord op Britse invasie
In 1967 had Amerika eindelijk een antwoord op de Britse invasie, die in 1964 geëxplodeerd was met de komst van de Beatles. “The city has spawned the 1967 beatnik, the hippie, who comprises the melting pot, the nucleus, the creative environment for the young upstarts who are carrying the city’s pop music banner. And here, in this caldron of creativity, the city and the people who play the rock ’n’ roll of the ’60’s and their arch supporters, are all enmeshed in psychological, emotional and philosophical battles”.
De nieuwe muziek was verbonden met drugs, meldde de journalist: “A recent State law prohibits the sale of LSD, this hallucinatory drug, but everywhere you go, people freely talk about the strong association between LSD and marijuana and the long-haired groups groping to find their own identity in their early stages of development.
The jargon of the ‘acid set’ as the LSD devotees are called, permeates all phases of the music scene here, one learns in talking to enough people who tell you how they were ‘turned on’ by a group, or someone’s performance ‘blew their mind’. One key talent booker’s policies are labeled ‘his trip’ by an associate”.
De traditionele muziekconcerns waren er niet vertegenwoordigd. Mede daardoor konden de nieuwe groepen beter zelf bepalen met wat voor repertoire ze naar buiten traden.
Platenmaatschappijen waren niet te vertrouwen hoorde de redacteur van Billboard. “The long-haired, bizarre appearing groups, whose names are wildly freakic (many with relationships to drugs, insiders whisper), have become the ripe apple in many a record company’s menu. Unfortunately, many of these pop groups aren’t giving themselves up for cooking yet. They have adopted the ‘freedom now, love us for our inherent talents’ concept in their dealings with the Establishment (substitute record company official if you wish).
Probably for the first time, untested, unproven acts are standing up to record labels and saying: ‘If you want to sign us up, there are a couple of things we have to get straight. Like, we want artistic control of our product, control of our album covers and we want to name the a&r man?’”
In 1967 hadden de lokale popmuzikanten weinig respect meer voor de gevestigde muziekindustrie. De tijden waren aan het veranderen, zoals Bob Dylan al geponeerd had. “Where is the awe for the giant record company with its greased and oiled a&r, sales, merchandising and promotion departments? In San Francisco among the pop/hippies, it’s not too overpoweringly evident”.
Allemaal groepen
Popgroepen waren er meer dan genoeg. De plaatselijk vakbond van artiesten telde er zesduizend leden. Er waren kleine studio’s (zoals die van Frank Werber) en lokale platenmaatschappijen. Tiegel gaf een opsomming van groepen die hij bij zijn onderzoek allemaal had ontdekt.
“Jefferson Airplane, Mojo Men, Harpers Bizarre, Beau Brummels, Sopwith Camel, Grateful Dead, Quicksilver Messenger Service, Big Brother and the Holding Company, Yellow Brick Road, Congress of Wonders, Morning Glory, Moby Grape, Love, Blue Cheer, Sparrows, Tombstones, Five Amigos, Wheel, Nimitz Freeway, Country Joe and the Fish, Charlatans, Johnny Hammond’s Screamin’ Night Hawks, Purple Earthquake, Baltimore Steam Packet, Hobbits, Harbinger Complex, Baytovens, Sly and the Family Stone, Butch Engel and the Styx, Spyders, Cheaters, William Penn, Jet Six, Third Half, Weeds, Wild Flowers, Staton Brothers, California Girls, Morning Glory, Watch Band, Mystery Trend, Sons of Champlin, Flying Circus, Trans Atlantic Train, Graduates, Variations, Scavengers, Tow Away Zone, U. S. Mail, Madalions, Living Children, Jaguars, Incorporates, Walter Wart and the Pickle Dish, Pacifist Choir, Assn. of Anonymous Artists, Golliwogs, Tears, Casanova Two, Justice League, CIA, Living Impulse and Immediate Family”.
Evenals in Engeland waren het vooral groepen die de toon aangaven. “Solo performers, in the main, just don’t happen in the Bay Area”.
Tiegel gaf het woord aan Max Weiss (40), een van de eigenaren van Fantasy Records, een 16-jaar oud lokaal bedrijf dat zich tot dan toe veel met jazz (voor de beatniks) had bezig gehouden. Hij was alert op de muzikale ontwikkelingen, die op dat moment plaatsvonden.
“Some of the new groups are good but a little crazy”, aldus Weiss. “They are absolutely non-commercial (at first) and have to be shown they have to conform a little to make money. As part of the contemporary scene you have to accept people who take drugs, are turned on or involved in it.
The problem is that the groups all play loud and they never hear themselves. When they get into the studio they realize what they’re fighting. I don’t know one group I’d want to invite home and watch ’em eat. It’s a badge here to be freaky”.
Fantasy ging later toch in zee met de Golliwogs, die hun naam veranderden in Creedence Clearwater Revival en voor de dag kwamen met door John Fogerty geschreven nummers als ‘Proud Mary’ en ‘Have you ever seen the rain?’
Neely Plumb, werkzaam bij RCA had al een eerste stap gezet door Jefferson Airplane onder contract te nemen. Begin mei kwam de verkoop op gang van de single ‘White Rabbit’ en het album ‘Surrealistic Pillow’.
Volgens Tom Donahue, die al lang in de stad opereerde, stelden groepen veel te veel eisen, royalties tot soms wel acht procent, hoge voorschotten op die royalties – het werd nog betaald ook. “The Airplane’s advance is said to be about $20,000. The Grateful Dead received an advance related to the success of their first album in the area and the Moby Grape received a cash bonus and an advance sum of money to draw from”.
‘Liverpool van het Westen’
Philip Elwood schreef een artikel dat hij ‘Psychedelic rockers: musical revolutionaries’ noemde. De stad was voor hem het ‘Liverpool van het Westen’. De Engelse havenstad Liverpool was de thuisbasis van de Beatles en de Mersey-beat.
San Francisco had geen surf-cultuur, zoals Los Angeles, stelde hij. De muziek in de stad met 750.000 inwoners trok, in tegenstelling tot de Californische hoofdstad Sacramento, jongeren aan die zich los wilden maken van het establishment van thuis, school, kerk en monotone buitenwijken.
De nieuwe popmuziek zag hij als een voortzetting van de folk-muziek die in clubs als ‘hungry i’ en ‘Purple Onion’ jarenlang ten gehore gebracht was. “It is no accident that the hungry i and Purple Onion, plus a dozen coffee houses, produced artists in the 1950’s who went on to fame in folk and pop-folk styles: the Kingston Trio, Glenn Yarbrough, Barbara Dane, Stan Wilson, the Limeliters; in many ways the rock groups like Jefferson Airplane, Grateful Dead, Big Brother & the Holding Company [met Janis Joplin], Moby Grape, Country Joe & the Fish and others, are a continuation of that San Francisco folk-cult of an earlier era”.
Berkeley
De universiteit van Berkeley was niet ver weg. “There is no question that the civil rights movement, the anti-HUAC demonstrations, the Berkeley free speech controversy and the anti-Vietnam organizations, all combined to make the San Francisco area a place ‘where the action is’ for tens of thousands of young libertarians.
The protest songs, which had once reflected older liberal attitudes, became oriented to new problems and with such artists as Joan Baez (following in the Pete Seeger and Woody Guthrie footsteps of old) guiding them, new structures appeared in the songs of social significance.
Both the Berkeley campus and S. F. State College have annual folk music festivals, and both, by 1962-1963, were reflecting the new wave of youthful protest: unconventional songs, unconventional dress, and interesting new combinations of country music and the blues. Old Negro Mississippi Delta singers mingled with pimply-faced kids playing blue grass; city blues singers, with electronic instruments, shared the stage with granny-dressed autoharp performers.
By the time Bob Dylan made the first of his triumphant appearances in the Bay Area, the stage was set, the revolution was at hand. Dylan helped spark it”.
Poppodia
Sly Stone (radio KSOL)
Podia voor concerten waren er genoeg. “Gradually former jazz and/or folk clubs heard more and more electronic instrumentation - and more blues beat. The rock ’n’ roll radio stations promoted concerts, first modestly then in the giant Cow Palace, with 18,000 seats sold out [een van de deejays was Sly Stone, later van de Stone Family]. But this was not yet a purely local scene; it was one in transition.
By early 1966, two public ballrooms, the Fillmore and the Avalon, virtually forgotten by even native San Franciscans, began weekend dances featuring some local and some imported r&r groups. Paul Butterfield’s Chicago Blues Band made a strong impression, playing opposite the local Quicksilver Messenger Service. Later on last spring, the Blues Project, in town for the S F State Folk Festival, played on a bill with the Great Society, a defunct group whose singer was Grace Slick, now with the Airplane.
In the midst of the early rumblings of revolution there was a Trips Festival, bringing into a smokey, Longshoreman’s Hall the jargon of the LSD acid heads led by Ken Kesey.
There were more than 10,000 people in and out of the place over the weekend: rock bands played, all manner of dancing went on, poets read, there were skits and shows, black light, strobe light, full-wall liquid visuals ... the works. Poorly organized, it was a taste of things to come and the kids dug it.
By last summer, four public S F halls were in use almost every weekend, to say nothing of dozens of other arenas in and out of the immediate city. Veterans’ halls, roller rinks, movie theater stages, park bandstands, college gyms and roped-off streets became rock dance sites”.
Zakenmensen
Frank Werber
San Francisco, aldus Billboard begin mei 1967, was niet alleen een broedplaats voor nieuw talent. Zakenmensen waren in de weer om eraan te verdienen.
Grote man uit het verleden was de al eerder genoemde Frank Werber (37), de voormalige manager van het Kingston Trio. Hij had een pand waar Hugh Heffner (Playboy) jaloers op kon zijn. “Folk music has made him a wealthy man, and now with the Kingstons in a stage of retirement Werber has marched onto the management side of the long-haired movement and has a number of acts under his Trident Productions wing. The company runs publishing, management, recording and production operations all in the same Columbus Tower building, the tip of which uses Werber’s penthouse office”.
Met de ‘geest verruimende middelen’ had hij niets. “Werber is conscious of the new pop music’s involvement with LSD as a mind stimulator and he is critical of what he feels are young people’s naive attitudes about the Establishment if one is to become commercially aware. ‘If you want to take acid and make beautiful music, that’s one thing. But if you come to me and say you want to make music, you’re now dealing with the Establishment on its terms. A lot of kids are fouled up; they lose sight that LSD only opens the door, from there you have to do it yourself’”.
Jules Karpen (31) was meer een kind van zijn tijd. Op een alternatieve manier verplaatste hij zich door de stad: in een lijkwagen. Karpen trad op als manager van o.a. Big Brother and the Holding Company, een groep die nog maar een paar maanden actief was. Janis Joplin was de ‘frontvrouw’. Een contract met een grote platenmaatschappij was er nog niet. “His groups had not signed with any record label as of late March. ‘We’ve proved ourselves’, Karpen interjected. ‘We haven’t proved ourselves to the record companies, but who cares?’”
De jonge nonchalante ondernemer had geen moeite met het gebruik van nieuwe drugs. “LSD takes you so far beyond this world. People take LSD and say they’ve seen God. I view LSD as walking into your mind, pushing the on button and then stepping aside. It’s ‘in’ to take it. It may even be a form of rebelliousness. Once you take it, your attitude changes. You desire to see and discover more of the things you’ve seen.
LSD allows you to see the bull at every level. It enables an artist to realize his thing is music and in order to be honest, he has to play his music. It enables him not to be uptight about a record company coming up with a contract and promising financial success. Record companies say they can make you famous. But the artists are looking at the communications aspect more than has been thought of in the past”.
Andere entrepreneurs waren Ron Pelte (35), Tom Donahue (38), Chet Helms (24, ‘een bijbelse figuur met vies blond haar tot op zijn schouders en een volle baard’) en niet te vergeten Bill Graham (35), die in de straten van New York was opgegroeid.
In het voorjaar van 1967 distantieerde Bill zich (nog) van de hippie-gemeenschap. “Graham, fiery promoter of dances at the Fillmore Auditorium, also manages Jefferson Airplane. In one quick year he has gained financial security, respectability, power and strong hatred for the city’s beatnik movement which now calls itself hippies.
Graham’s dances are acknowledged as one of the two places for a new music group to be heard. While talking with the rapidity of a New York cabbie, Graham has a realistic outlook on life; he’s fallen into a gold mine by producing rock ’n’ roll dances where light shows are a sensuous ingredient.
Graham has booked every key local group and some up-and-corners. He has dramatically broken the rock mold by booking rhythm and blues acts, jazz performers, a Russian poet and several other non-raucous presentations as the second half of his bills.
Graham is offering Jimmy Reed, John Lee Hooker, Big Mama Thornton, Otis Rush, Chambers Brothers, B. B. King, Chuck Berry, Martha and the Vandellas, and the Four Tops because ‘blues groups should be here. You don’t just give people what they want, but you go beyond that by giving them what you think they might like’.
Graham says his talent budgets run from $4,000 to $7,500 for Friday-Saturday night-Sunday afternoon performances. He started out paying up to $1,500 one year ago for acts. His biggest nut was $12,000 for Jefferson Airplane-Muddy Waters-Paul Butterfield Blues Band. When entering the Fillmore, a barrel of free apples and free lollipops confront the patron. They are meant to be ‘ice breakers’ between the long-hairs and shirt-and-tie factions.
Because so many of the participants in the pop/rock movement are scraggily, long-haired people with bizarre names, this weird association envelops the entire field.
Graham, a non-longhair, disclaims any association, stating: ‘I am not a freakout. I’m not a hippie. I don’t sell love, I sell talent and environment’”.
Graham had gehoord dat de hippie-beweging in de komende maanden wel honderdduizend bezoekers naar San Francisco zou trekken. Wie er bij was kon er goed aan verdienen. “This summer, anybody that’s open will make a fortune, because of what’s going to come into this town”.
De ‘summer of love’ kon wat hem betreft beginnen.
Haight-Ashbury, 2 april 1967
De ‘Summer of love’
De redactie van Billboard had een goede kijk op wat er op het punt stond te gebeuren. Een maand na het verschijnen van de uitgave van het weekblad vond in het nabijgelegen Monterey een groot popfestival plaats. De organisatie was echter in handen van ondernemers in Los Angeles, mensen als Lou Adler en John Phillips, die hun eigen artiesten als Scott McKenzie en de Mama’s en Papa’s naar voren schoven. Er waren optredens van onder meer Jimi Hendrix (die zijn gitaar in brand stak), Eric Burdon, The Who, Otis Redding, Byrds, Simon & Garfunkel enzovoort. Maar ook, uit de San Francisco scene, groepen als de Jefferson Airplane, Country Joe & the Fish, Grateful Dead en Big Brother & the Holding Company.
Clive Davis, directeur van Columbia Records, was uit New York naar Monterey overgevlogen en woonde het festival bij. Hij was zo onder de indruk van Janis Joplin dat hij de groep onder contract nam en stevig investeerde om van het album ‘Cheap Thrills’ een groot succes te maken. Columbia (CBS) had zich tot dan toe nogal conservatief opgesteld ten opzichte van de ontwikkelingen in de popmuziek. Monterey zorgde voor een revolutie bij de platenmaatschappij.
San Francisco: muziekhoofdstad
Maar hoe dan ook, de ‘summer of love’ was aangebroken. Op 5 augustus 1967 meldde Peter Horvers in de Telegraaf: ‘San Francisco wordt muziekhoofdstad’.
“Flowermuziek is bezig de grote rage te worden onder de tieners. Zangers en groepen maken grote kans op succes als op hun plaat vele malen het woord ‘flower’ voorkomt, afgewisseld met kreten als ‘love’.
Scott McKenzie heeft met zijn ‘San Francisco’ dè grote love-bestseller van deze zomer gemaakt. Scott is hiermee tevens een belangrijke vertegenwoordiger geworden van de San Francisco-sound.
De zonnige stad in het Amerikaanse Californië is hard bezig de hoofdplaats te worden van de internationale popmuziek. Naast groepen als de Mama’s en de Papa's, Sonny en Cher en de Beach Boys, allen afkomstig uit Californië, is een grote rij van nieuwe groepen in opmars, om met hun muziek de wereld een nieuwe impuls te geven.
advertentie voor Jefferson Airplane in Billboard, 6 mei 1967
Een van de snelst opkomende groepen in San Francisco is de Jefferson Airplane, bestaande uit vijf jongens en een meisje, die druk doende zijn hun ‘love-rock’ te propageren, als opvolger van de beatmuziek. Hoewel zij in Amerika al geruime tijd op de hitparade staan met hun nummers, begint nu eerst in Europa en ook in Nederland hun naam bekendheid te krijgen. Hun nieuwste hit in Amerika is ‘White Rabbit’, geschreven door Grace Slick, zangeres en leidster van de groep.
Op het Amerikaanse popfestival dat in Monterey bij San Francisco werd gehouden en waar een keur van Amerikaanse popartiesten was vertegenwoordigd, trok de Jefferson Airplane de meeste aandacht. De muziek van de groep is nauw verwant met de ‘love’- en ‘be-in’ rage, onder de Amerikaanse hippies.
San Francisco is hard op weg om muziekstad nummer één uit Amerika, Detroit (stad van soul en blues) voorbij te streven. Groepen als de Mama’s en de Papa’s en de Lovin’ Spoonful, drukten met hun muziek reeds het stempel van San Francisco op de internationale hitparades. Maar in de stad wordt door talrijke groepen hard gewerkt om een internationale carrière te beginnen.
De San Francisco-sound bevat elementen van Amerikaanse muziek als rhythm & blues en country & western, die op een geheel nieuwe wijze tot een samenvattend geheel worden gebracht. De muziek heeft vaak zelfs een jazz-achtig karakter, want de sound laat veel ruimte open voor improvisaties van de afzonderlijke musici.
Deze popartiesten uit Californië leven in San Francisco in een hechte gemeenschap. Groepen die er de boventoon voeren zijn o.a. Moby Grape, Sopwith Camel, Charlatans, Quicksilver Messenger Service, Grateful Dead en Doors.
Deze gemeenschap uit San Francisco valt op door typische gewoonten, zoals het dragen van klassieke kledij uit vroeger tijden en felle regenboogkleuren. Zij rijden rond in bezienswaardige auto’s, met vreemde namen. Zij organiseren er school- en zondagparades en de muziek verraadt hun gevoel en kijk op deze wereld. Iedere groep heeft een bijzonder trouwe aanhang, die niet zelden met de groep meereist en elk optreden bijwoont”.
Een nieuw tijdperk, dat van de hippies, was in 1967 begonnen op de Amerikaanse westkust.
Harry Knipschild
5 januari 2022
Clips
Literatuur
Billboard, 6 mei 1967
A. de Swaan, Amerika in termijnen. Een ademloos verslag uit de USA, Amsterdam 1967
Peter Horvers, ‘San Francisco wordt muziekhoofdstad’, Telegraaf, 5 augustus 1967
- Raadplegingen: 4399