436 - Persoonlijke ervaringen bij de radio
Als de mensen iets te horen krijgen over mijn ervaringen in de muziekwereld vragen ze vaak hoe het er toe gaat – en ging – bij de radio. Ik moet er eens wat over opschrijven, denk ik al lang. Hopelijk laat mijn geheugen me niet in de steek. Laat ik beginnen met mijn eigen, passieve, ervaringen als luisteraar.
Luisteren naar de radio
Heel vroeger, begin jaren vijftig meen ik me te herinneren, hoorde je nauwelijks populaire muziek op de radio. Andere media, zoals televisie, bestonden nog niet. Liedjes werden bekend omdat ze gezongen werden. Niet voor niets werden mijn jongere broer Paul en ik door onze ouders ‘aangespoord’ om lid te worden van het zangkoor van de Sint Martinus-kerk (Wijk-Maastricht).
Maar voor een feestje in 1951 hadden mijn ouders van vrienden een platenspeler met een stapel 78-toeren platen weten te lenen. Die werden gedraaid en er werd op gedanst. ‘My heart cries for you’ van Guy Mitchell viel bij iedereen in de smaak.
Mijn opa en oma, in de Alexander Battalaan in Maastricht, kochten in die jaren een grote platenspeler met radio. Als ik er op zondagmorgen heen ging hoorde ik Maastrichtse karnavalsmuziek, zomer en winter. Ik kan me niet herinneren dat ik een karnavalsplaat in die tijd ooit op de radio gehoord heb. De radio werd aangezet als er voetbalreportages waren, bijvoorbeeld van Nederland vs België, met een passend liedje van Jan de Cler (1915-2009) in de pauze en na afloop.
Jan de Cler
Bij de regionale Omroep Zuid, die – zonder dat ik het wist – uitzond op de Van Hasseltkade, dichtbij het Cörversplein (12) waar ik woonde, hoorde je wel eens artiesten uit de omgeving, zoals Jo Erens (1928-1955) en Frits Rademacher (1928-2008). Op werkdagen werd ‘Arbeidsvitaminen’ in de morgen vanuit Hilversum uitgezonden. Daar kon ik slechts zelden naar luisteren, want in die tijd zat je op school. Het programma, dat een uur of soms wat langer duurde, had regelmatig één of twee actuele successen aan het einde.
Popmuziek uit het buitenland
Evenals mijn leeftijdgenoten kwam ik in de ban van radio Luxemburg. ’s Morgens uitzendingen in het Nederlands, ’s middags in het Duits, dan een uurtje plat Luxemburgs en om zeven uur de programma’s die voor Groot-Brittannië bedoeld waren.
Disc-jockey Jack Jackson (1906-1978) was mijn favoriet. Hij maakte grappige opmerkingen. Omdat zijn optreden betaald werd door de Engelse platenmaatschappij Decca, hoorde je veel platen op het London American label, dat de distributie had van allerlei Amerikaanse labels. Zo kon je de muziek horen van zwarte groepen als de Coasters en de Drifters (met Ben E. King).
In Maastricht waren meer zenders goed te ontvangen – zoals de Belgische nationale BRT, die weldra Guy Mortier inzette voor de jeugd. Zijn uurtjes op de zaterdagmiddag, met humoristische aankondigingen, gingen er bij mij beter in dan de beschaafde en belerende programma’s ‘Tussen tien plus en twintig min’ (AVRO) en ‘Tijd voor teenagers’ (VARA). Op de regionale zender Hasselt werd veel popmuziek uitgezonden, is me bijgebleven.
Chris Howland
Een Britse militair, Chris Howland (1928-2013, pseudoniem: Heinrich Pumpernickel), mocht in het begin van de donderdagavond de nieuwste platen met veel verve aankondigen op de Duitse radio. In de Britse bezettingzone in Duitsland was een legerzender, waar daar gelegerde militairen hun verzoekjes uitgezonden kregen. In Maastricht kon je dat ontvangen, evenals de Amerikaanse legerzender AFN.
Als ik ’s middags van school kwam, zo rond 1960, kon ik luisteren naar een programma met country & western muziek. En op zaterdagavond, zogenaamd rechtstreeks, een live-uitzending van de Grand Ole Opry in Nashville. Een interessante AFN-uitzending, althans voor mij, was de ‘Golden Record Gallery’, waarin aandacht werd besteed aan de geschiedenis van de populaire Amerikaanse muziek.
Met de radio aan maakte ik mijn huiswerk. Popmuziek en ‘leren’ gingen goed samen.
Utrecht
In 1962 verhuisde ik naar Utrecht om er wis-, natuur- en sterrenkunde te studeren. Op de tweede verdieping van Louise de Colignylaan 13 kon ik radio Veronica ontvangen op een transistorradio, die ik vanuit Maastricht had meegenomen. Niet veel later arriveerden radio Caroline en radio Londen. Het liefst luisterde ik via Radio King naar Mike Raven (1924-1997), die in 1964 aan het begin van de avond dagelijks op een unieke manier zwarte blues en blanke rhythm & blues met elkaar vermengde en de platen zorgvuldig aan elkaar praatte. Al die zenders waren via de middengolf (am) te ontvangen.
In Utrecht ook wist ik contact te leggen met Victor Conselman (1928-2000), huurder van een verdieping in de Dillenburgstraat, die verantwoordelijk was voor radioprogramma’s op de NCRV (teenagermuziek) en KRO (een avondprogramma op de KRO, gepresenteerd door Ton Kool, die met een zwoele stem de door Conselman gemaakte aankondigingen van papier voorlas).
Met mijn studiegenoot Toine Dijk bracht ik een bezoek aan radio Veronica op de Zeedijk in Hilversum. Toen we aanbelden, werden we vriendelijk binnen gelaten en kwamen op de eerste verdieping terecht bij programmaleider Hans Oosterhof (Suhandi) die met ons converseerde terwijl hij een programma op band zette (Agfa-Gevaert, 19 cm per seconde). Oosterhof hoefde alleen maar te praten, een technicus zorgde voor de techniek. Dat deed hij uiterst rustig. Suhandi had zijn hond meegenomen, die zonder te blaffen in de studioruimte aanwezig was.
In april 1964 ontmoette ik Willem van Kooten het eerst. Hij was met microfoon en recorder aanwezig bij een optreden in Den Haag van de RCA C&W-artiesten Anita Kerr, Bobby Bare, Chet Atkins en Jim Reeves. Willem vond ik de beste dj van radio Veronica, niet alleen vanwege zijn bevlogen presentatie maar ook omdat hij de nieuwste Amerikaanse hits enthousiast aan de luisteraars liet horen.
Zelf bij radio Veronica
Wat later in het voorjaar van 1964 stuurde ik een brief naar Van Kooten met het verzoek aan hem om een programma in de stijl van Mike Raven te maken. We hadden daarna telefonisch contact. Ik bood (met succes) aan om vanuit Maastricht liftend naar de studio te komen en erover van gedachten te wisselen. Die zelfde dag nog stelde hij voor om dat een paar maanden later (vanaf 7 september) wekelijks samen op maandagavond te doen. Hij zou het presenteren, terwijl ik voor de selectie van de muziek zorgde. Radio Veronica was bereid mijn treinreis vanuit Utrecht te betalen. Van een gage was geen sprake. Ik aarzelde echter geen moment om ja te zeggen.
De programma’s werden in Hilversum op de band gezet. Twee keer per week ongeveer werden de tapes per auto naar de haven van Scheveningen gebracht en dan met een bootje naar het schip gevaren. Om problemen te voorkomen werden ze in rubberen tonnen opgeborgen zodat er geen (zee)water bij kon komen. Na uitzending (bij hevige storm kon het schip soms niet bereikt worden) kwamen de banden in oranje-blauwe dozen terug in Hilversum, waar ze opnieuw gebruikt werden. Radio Veronica was immers een zakelijke onderneming.
Tijdens het maken van het programma vulde ik een Buma-lijst in met gegevens over de geselecteerde platen. Zo konden later de rechthebbenden betaald worden, bijvoorbeeld Eddie (Silvers) & the De-Havelons die met ‘Baby Dumplins’ voor de ‘tune’ zorgden. De single was in Amerika verschenen op het Peacock-label. Radio Veronica betaalde, hoorde ik, jaarlijks een bedrag aan de Buma.
Rhythm & Blues
Het Amerikaanse vakblad Billboard had in 1960 een activiteit opgezet die gericht was op Amerikaanse radiostations: Record Source International. Door zich erop te abonneren kregen die onmiddellijk alle singles toegestuurd nadat ze in de hitlijst van het blad verschenen waren. Radio Veronica deed mee. Bij de samenstelling van het programma (Veronica’s rhythm & blues hop) kon ik bij binnenkomst in de studio meteen luisteren naar bijvoorbeeld de allernieuwste hits van Tamla-Motown, met artiesten als de Supremes, Temptations, Marvin Gaye, Miracles, Mary Wells en (Little) Stevie Wonder.
Bij de Nederlandse publieke omroep was daar geen sprake van.
Bij de Britse zenders, inclusief radio Luxemburg, was dat evenmin mogelijk. Pas als een Amerikaanse single op de Britse markt verscheen rouleerde die op de Britse zenders. Bij Veronica was het anders: je luisterde de nieuwste platen af en ze konden meteen in het programma. De zeezender had derhalve een grote voorsprong. Geen wonder dat het R&B-programma snel populair werd en zelfs scoorde in de poll van Hitweek. Jammer dat het bereik ’s avonds beperkt was. Toch luisterden er, zo bleek uit onderzoek, elke week ongeveer 150.000 mensen.
Overigens werd het R&B-programma een tijd lang nog gekoppeld aan ‘Rock, Beat & Boogie’, aanvankelijk samengesteld door Hans Dirkse, de echtgenoot van Anushka. Dat was gewijd aan rock & roll muziek uit het verleden, in zekere zin leek het een beetje op de Golden Record Gallery van de AFN. Hans had weinig interesse. Voor ik het wist werd mij gevraagd om ook die uitzendingen voor mijn rekening te nemen.
Willem van Kooten
Zoals gezegd, voorlopig werd ik niet betaald voor mijn activiteiten bij het radiostation. Maar door de contacten kreeg ik de kans om me op een andere manier in de muziekbusiness te ontplooien. Platenmaatschappijen als Artone (CBS), Negram-Delta, Iramac en Polydor vonden het de moeite waard iemand in dienst te hebben die niet alleen kennis van zaken had, maar tevens functioneerde als programmamaker bij het veel-beluisterde station, later ook als presentator.
Na het vertrek van Willem van Kooten als programma-leider (1969) werkte ik eerst samen met Rob Out, later met Jan van Veen. Totdat technicus Jos Hogen opmerkte: je kunt de platen toch gewoon zelf aan elkaar praten. Zo gebeurde het.
Jan van Veen nodigde me bovendien uit om samen op de zaterdagavond het twee uur durende programma ‘Meet the Beat’ te maken.
Tijdens een reis naar Joegoslavië (liftend in 1965) lukte het om met enige moeite op maandagavond het programma te beluisteren (beter: enigszins te horen) dat ik eerder in Hilversum op de band gezet had. Dat was een bijzondere ervaring. Mijn transistorradio had ik nog steeds bij me.
Tijdens een tocht met Greetje door Normandië, jaren later, ontmoette ik Fransen die zich jarenlang uitgesloofd hadden om radio Veronica te ontvangen. Het radiostation was, ver weg van Scheveningen, nog lang niet vergeten.
Combinatie werk en radio
In die tijd was het gebruikelijk dat programmamakers nevenactiviteiten hadden. Dat gold niet alleen voor die bij radio Veronica, maar ook die bij de publieke omroep. Ik was dus geen buitenbeentje. Vanaf het moment dat ik mijn studie in Utrecht liet voor wat die was, en overstapte naar de muziekwereld, was Veronica bereid mijn werk te honereren, niet veel, 25 gulden per programma en een tijdje het zelfde bedrag voor het schrijven van een wekelijkse column in het Veronica-blad. Maar alle kleine beetjes hielpen om redelijk te kunnen leven. Door mijn bekendheid werd ik tevens gevraagd om voor allerlei muziekbladen stukjes te schrijven. Ik hoefde niet te klagen en deed dat dan ook niet.
Door mijn werk in Hilversum en de ermee gepaard gaande bekendheid was ik ook af en toe te gast bij gewone omroepen en bij radio Noordzee (Ferry Maat). Paul van Schaik en Edwin Rutten, die (na mij) een R&B-programma bij de AVRO-radio maakten, nodigden me bijvoorbeeld uit voor een interview. Bij de omroep ging het er nog steeds ‘vormelijk’ aan toe. Als je een programma voor Veronica maakte ging alles à l’improviste. De programmering vond grotendeels gaandeweg de opname plaats. Op het laatste moment kon je bijvoorbeeld een nieuwe plaat toevoegen. Dan liet je gewoon een andere weg. De aan- en afkondiging van muziek ging uit het hoofd. Er kwam geen papier aan te pas.
Het leuke contact met Paul van Schaik pakte ook op een andere manier goed uit voor me. Negram-Delta moest moeite doen om het distributie-contract met Vogue in stand te houden. Rob Oeges, directeur van Negram, organiseerde een onderhoud voor mij met zijn Franse collega op een ochtend tussen half elf en elf uur. Ik belde Van Schaik of hij op dat moment niet een paar Vogue-platen op de AVRO-radio kon laten horen. Terwijl ik met hem (Léon Cabat?) zat te praten met de radio op de achtergrond hoorde ik de ene Vogue-plaat na de andere.
Dat werkte en inspireerde me later om zoiets nog eens te doen. Astrud Gilberto, werd mij verteld, was een lastige vrouw. Toen ik haar een keer van Schiphol afhaalde had ik Herman Stok (VARA) gevraagd om de artieste tijdens de autorit naar de studio toe te spreken. Dat deed hij en verwelkomde de bossa nova-zangeres in het Engels. Van problemen in de omgang met haar (en haar echtgenoot) was geen sprake.
Hasselt
Een andere ervaring had ik als medewerker van Iramac. Willem Duys, directeur van de platenmaatschappij, was een radio-coryfee in Nederland. Hij schnabbelde bovendien bij radio Hasselt. Daarvoor moest hij op zondagmiddag naar België met de auto. Toen hij er een keer geen zin in had, vroeg hij mij zijn plaats in te nemen.
De Belgen waren niet op de hoogte gebracht, bleek bij aankomst. Minder dan een kwartier vóór de aanvang van de rechtstreekse uitzending, arriveerde de enige representant van de regionale omroep, een technicus. Hij was verbaasd mij aan te treffen, had geen haast en belde rustig met zijn chef. Ongeveer drie minuten voor vijf die middag, gaf hij mij toestemming om achter de microfoon plaats te nemen. Wat zou er gebeurd zijn als men mij niet toegelaten had?
Willem had mij gezegd: stop je tas maar vol met Iramac-platen. Zo ging het. Honorering voor het verzorgen van het programma bleef overigens uit. Waarschijnlijk werd er een bedrag naar Duys overgemaakt. Maar wel een interessante ervaring. Zo kwam ik nog eens binnen bij het radiostation waarvan ik eerder een redelijk fanatieke luisteraar geweest was.
Interviews
Als internationale artiesten naar Nederland kwamen werden ze vaak naar de Veronica-studio gebracht voor een gesprekje. In het R&B programma hadden we bijvoorbeeld Chuck Berry, Marvin Gaye, de Supremes, Marvelettes, Stevie Wonder, Robin Gibb en Canned Heat te gast. Voor het rock-programma werd ik uitgenodigd om te praten met artiesten als Wanda Jackson en Buck Owens.
Als de artiesten niet naar de studio konden komen, kreeg ik een recorder te leen. Misschien wel het zelfde apparaat dat Willem van Kooten bij zich had om in 1964 interviews op te nemen. Dat deed ik bij Stevie, maar ook toen ik zelf naar Den Haag ging om soul-artiesten op te nemen die door Europa trokken. Als ik me goed herinner kreeg ik er Arthur Conley, Isaac Hayes, Sam & Dave en Lee Dorsey voor de microfoon. Het producersduo David Porter en Isaac Hayes stond, zonder dat ik het wist, toe te kijken. Ze waren over komen vliegen om in Parijs live-opnamen te maken en ook zij wilden voor Veronica wel een en ander vertellen.
Het interview met Stevie Wonder is me altijd bijgebleven. Toen ik hem uitlegde dat het bij radio Veronica zou worden uitgezonden, herinnerde hij zich meteen dat hij al eens eerder met iemand van het station gesproken had: Tineke de Nooij. Doe haar vooral de groeten, met die boodschap eindigde hij het interview.
Vorig jaar verklaarde Tineke zelf: “In 1964 gingen mijn collega Willem van Kooten en ik naar Parijs om Stevie Wonder te interviewen. Hij was toen pas 13, maar toen we zijn concert bijwoonden wisten we: dit is een wereldtalent. Hoe hij daar op dat podium zong en muziek maakte, dat was echt heel fascinerend. De volgende dag hebben we hem geïnterviewd in zijn hotel en dat vond ik reuze spannend. Hij was toen al heel beroemd, maar heel erg aardig en vriendelijk”.
Toen een groep blues-artiesten in Den Haag optrad in het kader van het folk blues festival (van Lippmann & Rau) mocht ik met de Veronica-recorder de artiestenbus in. Een van hen, ik ben vergeten wie, vertelde dat hij zijn hele leven nooit buiten het dorp gekomen was, waar hij was opgegroeid. En nu hadden ze hem plotseling in een vliegtuig gezet en naar Europa overgebracht. Hij kon het allemaal maar moeilijk verwerken.
Nederlandse artiesten
Nederlandse artiesten beseften dat radio Veronica belangrijk was. Tineke de Nooij bracht me in contact met Rob Hoeke (1939-1999), de boogie woogie pianist die in Heemstede woonde. Zijn platen werden geproduceerd door Tony Vos, haar levenspartner, als producer werkzaam bij platenmaatschappij Phonogram, het bedrijf waarmee Hoeke een contract afgesloten had.
Rob haalde me van het station in Haarlem af en bracht me bij het huis op de Dreef waar de familie woonde. Op de piano thuis liet hij me horen hoe je boogie woogie kon spelen. Op mijn verzoek maakte Hoeke zelf boogie-opnamen van bekende liedjes. Het concept werd later door Jaap Dekker, een andere pianist, omgezet in het album ‘Nursery Rhymes’, een bestseller.
Rob, die me ‘Knipsels’ noemde, en ik werden vrienden. Hoewel hij zijn opnamen jarenlang maakte voor Phonogram en ik in de weer was bij andere bedrijven, was het vanzelfsprekend dat ik hem met raad en daad bijstond in zijn loopbaan. Op zijn verzoek schreef ik een biografie van hem, die hij kon gebruiken. Rob trad in grachtenkelder te Utrecht op een zondagmiddag om zich te presenteren aan de leden van de Fats Domino fanclub, waar ik bij betrokken was. In de bus van zijn groep verhuisde hij me van Haarlem naar Utrecht.
Toen zijn carrière bij Phonogram in het slop kwam, stapte hij over naar Polydor, de maatschappij waar ik toen werkzaam was. Daar maakte hij onder meer een album met Alan Price. Greetje en ik hebben Rob kort voor zijn dood nog samen in de Burcht zien optreden tijdens een Leidse jazz-week.
Ik was bovendien jarenlang bevriend met zijn broer Paul (drummer) en Jan, een andere broer. Eva, zijn dochter, kwam bij Greetje en mij thuis op bezoek om mij het verhaal over haar vader op band te laten inspreken.
Dankzij het radio-contact, dat stamde uit 1964, waren Rob en ik dus goede vrienden geworden.
Door het radioprogramma raakte ik eveneens bevriend, tot op de dag van vandaag, met Julio Bernardo Euson. Julio was afkomstig uit Aruba. In Nederland, tijdens het vervullen van zijn dienstplicht, leerde hij Robert Loers kennen. Samen maakten ze opnamen en stuurden die naar mij bij radio Veronica.
Julio bleek een goede zanger te zijn. Hij was een bewonderaar van soul-zanger Otis Redding. Toen ik hem in de Rotterdamse Doelen zag optreden in het voorprogramma van Ike & Tina Turner, bleek hoe goed hij met ballads overweg kon. Dat bracht mij op het idee met hem het nummer ‘Both Sides Now’ op te nemen, een song van Joni Mitchell.
‘Both Sides Now’ werd de eerste hitsingle voor Julio. Dankzij die song was hij een aantal jaren een populaire zanger in ons land. Van zijn albums werden grote hoeveelheden verkocht. En dat allemaal door het contact dat begonnen was met een ontmoeting ter gelegenheid van het programma bij radio Veronica.
Na Veronica
Na beëindiging van mijn activiteiten bij radio Veronica (gevolg van een door programmaleider Rob Out uitgevoerde bezuiniging) werd ik regelmatig voor radio-interviews uitgenodigd in Hilversum, onder andere door Tom Mulder en Juul Geleick bij de Tros voor een programmareeks over Nederlandse popmuziek. Dan reed ik naar het omroepterrein in Hilversum. Er waren wel portiers, die vroegen naar de reden van je komst. In andere gevallen kon je gewoon doorrijden, je auto parkeren en een radio-studio binnen lopen.
Door dit alles leerde ik hoe je je achter een microfoon in het openbaar moest presenteren, je standpunten verwoorden of een aankondiging plaats laten vinden. Die ervaring kwam van pas toen ik in 1995 geschiedenis ging studeren in Leiden. In zekere zin had ik een voorsprong op andere studenten bij het geven van voordrachten over historische onderwerpen.
Ook buiten de collegezalen werd ik als spreker uitgenodigd. Enkele van de docenten bleken mij nog te kennen uit hun eigen jonge jaren. Ze hadden mij op de radio gehoord. Een van hen, Chris Quispel, kon zich niet voorstellen dat een van de studenten de man was die vroeger achter de radio-microfoon bij de zeezender had plaatsgenomen en naar wie hij regelmatig geluisterd had. Een hoogleraar, Leonard Blussé van Oud Alblas, ging er prat op bij (internationale) collega’s dat zijn student, later promovendus, in de sixties en seventies programma’s bij radio Veronica gemaakt en gepresenteerd had. Aan die mensen stelde hij me vaak niet voor als zijn rechterhand (wat ik werd) maar als ‘Harry Knipschild van radio Veronica’.
Als radiomedewerker keek je op tegen wetenschappers. Wetenschappers daarentegen keken op tegen mensen die een rol in de omroepwereld vervuld hadden, in dit geval de ‘legendarische’ zender.
In 2005 mocht ik in Leiden een proefschrift verdedigen over bisschop Ferdinand Hamer. Dat was diverse malen aanleiding om mij uit te nodigen in radiostudio’s te verschijnen. Een paar jaar later verschenen missieboeken als Soldaten van God en De bekering van de wereld, met nog meer bezoeken aan radiostudio’s in Arnhem, Rijswijk, Hilversum, Brussel enzovoort. Tijdens de interviews deed ik mijn best om stopwoordjes als ‘eigenlijk’, ‘uiteindelijk’ en ‘zeg maar’ te vermijden.
Laatste jaren
Regelmatig kwamen er mensen op bezoek in Oegstgeest om mij voor microfoon (en camera) te laten vertellen over het verleden van de popmuziek (en andere onderwerpen). Vaak moest dat een nostalgisch karakter hebben, zoals bij documentaires over het Popgala in 1973, waarvan ik de producer was, of over radio Veronica. Leo Blokhuis kwam hier met een geluids- en cameraman; zo werd ik in onze muziekkamer achter een tafel aan het woord gelaten.
Steeds vaker ook werd ik uitgenodigd voor een telefonisch gesprek. Zo belde Peter van Bruggen om mij, opnieuw over het Popgala, in het ‘Theater van het Sentiment’ (KRO) aan het woord te laten met een praatje en een plaatje (Colin Blunstone: ‘I want some more’).
Hans Rouw
Tijdens een uitzending bij Radio West in Rijswijk ontmoette ik mijn voormalige Polydor-collega Hans Rouw, die zich met het zaterdagochtend-programma ‘The beat goes on’ van een vaste schare luisteraars verzekerd had. Met Hans klikte het meteen. Regelmatig nodigde hij me uit om in de studio mijn verhalen over missie en popmuziek te komen vertellen.
In het voorjaar van 2008 werd ik door de Universiteit Leiden uitgenodigd om colleges te geven over de geschiedenis van de popmuziek. Voor de radio was dat aanleiding om een verslaggever bij het eerste college af te vaardigen. Die eerste week belde er ongeveer elke dag iemand uit Hilversum om met mij van gedachten te wisselen over dat onderwerp.
Procedure
Het is ondoenlijk om een enigszins compleet overzicht te geven van alle radio-interviews te geven van de laatste jaren, over onderwerpen als Boney M., ‘O O Den Haag’, Radio Veronica, de sixties, de seventies, Cliff Richard, Dolly Parton, Bette Midler, ABBA, Duitse schlagers, Nederlandse popgroepen en nog veel meer. Langzamerhand lijkt het routine te worden, maar dat is het nooit. Het blijft spannend om live op de radio te komen.
Meestal word je een aantal dagen te voren gebeld door iemand van de redactie. Elk programma heeft behalve een presentator ook een of meer (steeds wisselende) redactrices. Ze informeren of je belangstelling hebt om over een te voren geselecteerd onderwerp aan het woord te komen. In sommige gevallen ben je niet de enige ‘kandidaat’. Dat moet je ondervinden. Enkele jaren geleden bijvoorbeeld belde de TROS-radio in verband met het Eurovisie-songfestival, met name de overwinning in 1974 van ABBA met ‘Waterloo’. Daarna werd het stil, geen reactie, geen ‘afzegging’. Op de radio hoorde ik later de stem van Marga Bult, die in 1987 met ‘Rechtop in de wind’ zelf had meegedaan. Zo gaat dat.
Ongeveer een dag vóór de uitzending vindt een tweede gesprek plaats ter voorbereiding van het interview. Dan wordt afgesproken hoe laat je gebeld zult worden om aan het programma deel te nemen. Tevens vindt er dan nader overleg plaats over de onderwerpen die zullen worden aangesneden.
Op de dag zelf belt de presentrator/trice soms om alvast kennis te maken of die te hernieuwen. Het is mijn streven om zo’n uitzending vanaf het begin mee te maken. Zo kom je een beetje in de stemming. Tijdens de muziek die aan het gesprek vooraf gaat, wordt de verbinding per telefoon vastgelegd. Als je opneemt is het even wachten totdat de muziek afgelopen is en dan kom je aan het woord. Na afloop van het interview begint nieuwe muziek, dan praat je vaak nog even na. En dan gaat het programma uiteraard gewoon verder.
Telefonische interviews worden niet gehonoreerd. Als je reiskosten moet maken, bijvoorbeeld om naar de studio te komen, kun je die declareren. Zo gaat een interview in de praktijk. Het blijft altijd een beetje spannend.
Harry Knipschild
17 maart 2021
Clips
- Raadplegingen: 3602