429 - Electric Prunes: van psychedelische hit tot beatmis (1967)
Na de Tweede Wereldoorlog taande de aantrekkingskracht van het christelijke geloof bij een nieuwe generatie. Vóór 1940 voelden sommige jonge mannen zich nog geroepen om priester te worden, en zelfs als missionaris de ‘ware’ religie overal op de aarde te verkondigen. In de jaren vijftig bleef er van die idealen nog maar weinig over.
Kerkelijke leiders probeerden het tij te keren. Ze kwamen bijvoorbeeld met beatmissen. Volgens een columnist van het Nederlandse muziekblad Heaven was de beatmis echter ‘een van de minst gelukkige huwelijken tussen religie en popmuziek – een fenomeen uit de jaren zestig en zeventig, dat vooral in de katholieke kerk opgeld deed. In een poging de leegloop te stoppen, bedachten progressieve geestelijken dat met het binnenhalen van de popmuziek de jeugd weer geboeid zou kunnen worden’. Achteraf bleek het een ‘vruchteloze poging, het opwerpen van een hoopje zand tegen een tsunami van afvalligheid – want de secularisering van de Nederlandse samenleving was een niet te stoppen trend’.
Beatle John Lennon haalde de wereldpers toen hij in 1966 verkondigde dat zijn groep populairder was dan Jezus Christus.
december 1965
Erkenning voor popmuziek
In de sixties had tienermuziek een nieuwe betekenis gekregen, kon je aan het eind van het decennium lezen in de Leeuwarder Courant. “Popmuziek, wat dat ook precies mag zijn, begint algemeen erkenning te vinden als een nieuw en invloedrijk medium, vooral voor de jonge generatie. Vele ouderen komen onder de indruk van de enorme platen-omzetten en de kolossale pop-festivals [Monterey, Woodstock].
Maar hebben wij nu eindelijk de muziek die het helemaal is? Zijn wij de generatie die het allemaal wel ziet zitten? Kortom: hoe staat het met die experimentele, dynamische muziek met haar onbegrensde mogelijkheden en waar gaat het heen?
Tussen 1963 en 1967 evolueerde de eenvoudige stampmuziek tot een boeiende, gecompliceerde muzieksoort, die zich steeds verrijkte met nieuwe verworvenheden. In 1967 gebeurde het. ‘Sgt. Pepper’ werd uitgebracht en het experiment had een plaats in de popwereld. Men zag in de elpee veel grotere mogelijkheden dan in de korte single, die tevoren maatgevend was geweest. Na in de laatste tijd perfect geproduceerde en tot verrukkelijke popmonumentjes geworden singles, als ‘A Whiter Shade of Pale’, ‘Strawberry Fields’ en ‘Good Vibrations’, zouden er nu schokkende elpees komen, dat stond vast.
Er hingen ingrijpende veranderingen in de lucht, toen iedereen sprak van flower power en in Amerika de west-coast-sound ontstond als onderdeel van de nieuwe drop-out-cultuur. Kersverse formaties zouden revolutionaire, zwevende, exotische muziek maken op buitenissige instrumenten. Sprookjesachtige namen als Grateful Dead, Sopwith Camel, Westcoast Popart Experimental group en Jefferson Airplane kregen hier een mystieke klank.
Er werd met ontzag over gesproken, hoewel weinig mensen hun muziek gehoord hadden.
Achteraf bekeken hebben deze groepen geen grote invloed gehad. Het belangrijkste was de zachte sfeer en die was moeilijk naar ons kikkerlandje over te brengen. De flower power dreef voornamelijk op sensationele artikelen en commerciële bloemenmuziek en van de nieuwe zaligmakende groepen maakten eigenlijk alleen Jefferson Airplane (‘Surrealistic Pillow’) en Pearls Before Swine enige opgang.
Maar er werd duidelijk naar een climax toegewerkt. Als we 1968 binnengaan, spreken we niet meer van West Coast maar van underground. Bekendheid kregen toen o.a. Doors, Velvet Underground, Electric Prunes, Blood Sweat and Tears, Buffalo Springfield, Big Brother & The Holding Company, Spirit, Moby Grape, Soft Machine en Pink Floyd”.
Muziek van de Amerikaanse westkust
De redacteur (‘Harrewar’) wees 1963 aan als het begin van de grote muzikale verandering. In dat jaar braken de Beatles in eigen land door met liedjes als ‘She loves you’ en ‘I want to hold your hand’. Na enig ‘geharrewar’ als gevolg van gebrek aan interesse aan de overkant van de Atlantische Oceaan. zorgden optredens in het populaire tv-programma van Ed Sullivan ervoor dat de vier jongelui uit Liverpool wereldsterren werden.
Met hun muziek verdrongen de Britten in snel tempo voormalige Amerikaanse blanke idolen als Bobby Vinton, Frankie Avalon, Johnny Tillotson, Bobby Vee en Bobby Rydell.
De Amerikaanse muziekbusiness, de grootste in de westerse wereld, kwam met een antwoord. Vooral platenmaatschappijen aan de westkust (Los Angeles) als Capitol, Warner Bros en Reprise lanceerden een ‘tegengeluid’, de zogenaamde ‘psychedelische’ muziek. Maar iedereen, ook in New York, deed mee, moest meedoen om het hoofd boven water te houden.
In sneltreinvaart werden nieuwe Amerikaanse groepen gelanceerd. Hits volgden, zoals ‘Mr. Tambourine Man’ (Byrds), ‘Hey Little Girl’ (Syndicate of Sound), ‘Kind of a drag’ (Buckinghams), ‘Happy Together’ (Turtles), ‘Psychotic Reaction’ (Count Five).
Electric Prunes
Geen platenmaatschappij bleef achter in die jaren. Dat konden die zich immers niet permitteren. Reprise, recentelijk van Frank Sinatra overgenomen door Warner Brothers, lanceerde de Electric Prunes, afkomstig uit de omgeving van Los Angeles, de San Fernando Valley.
De groep zou ontdekt zijn door songwriter Annette Tucker. “The Prunes were an unknown group who I hired to play at a surprise party I gave for my husband. I thought they were a very creative and talented group. A cousin of my husband’s brought them to Dave Hassinger, and he came to me asking for material. I played him ‘Too Much To Dream’ and he loved it and had all sorts of great ideas for it”.
Dave Hassinger (1927-2007) was niet de eerste de beste. Als studiotechnicus was hij betrokken bij platen van de Chipmunks (voorbeeld voor de smurfen van Vader Abraham). Maar meer nog: hij zat in Los Angeles achter de knoppen als de Rolling Stones er hun opnamen maakten. Zijn werk haalde albums als ‘Out of Our Heads’, ‘December’s Children’ en zeker ‘Aftermath’.
Hassinger wilde ook als producer aan het werk. Don Waller schreef hoe het gegaan was. “He was looking for a group to produce”. Toen Dave de groep zag spelen was hij ‘reasonably impressed’. Omdat hij een productie-overeenkomst bij Reprise had afgesloten (met Damo Productions) bracht hij de nog onervaren groep onder bij die platenmaatschappij. Als je afgaat op de persberichten bedacht Hassinger bovendien hoe de groep voortaan moest heten. Sterker nog: hij maakte zich eigenaar van de naam ‘Electric Prunes’.
Goed eigen repertoire hadden de jongens niet. Een eerdere single, ‘Ain’t it hard’, productie van Leon Russell, was niet aangeslagen.
Annette Tucker zorgde voor de opvolger. Ze had ervaring. “It all began in 1963 when I walked into the office of the Four Star Music Publishing Company on Sunset Boulevard. I was young and eager and I asked if I could demonstrate some of the songs I had written.
After I played a few of my songs for them they seemed to be impressed and asked me to come back another day and meet some of their other songwriters. Nancie Mantz was under contract to them at the time and she was the first writer they introduced me to.
From the first moment we met we had an immediate connection creatively. Her words sang to me and my music spoke to her. The first song we ever wrote together was called ‘She’s Something Else’ and was recorded by Freddy Cannon on Warner Brothers Records. Nancie was good. She was a talented lyric writer with great ideas and a way with words”.
Electric Prunes (1966)
‘I had too much to dream last night’
Tucker kwam naar eigen zeggen met het idee voor een nieuw liedje. “I came up with the title one day and called Nancie. She loved it and we wrote it the next day in one half hour. The words were there and my melody came easily. I was influenced by the Rolling Stones at the time and that is how I heard that song being recorded.
Dave Hassinger, the producer, heard it played in person by me. Then, the Prunes heard it played, also in person by me, which is how I always presented my songs to them. After they decided to cut the song I believe they asked for the demo. But that demo was not recorded the way Nancie and I wrote it. As a writer, you know that happens many times to our songs when the publisher hears it another way. Nancie and I envisioned this as a rock song. We loved the things that the Rolling Stones were doing and, as I said, they were a big influence on us when we wrote that song”.
Bij Reprise hadden ze (nog) niet veel op met rockmuziek. Het bedrijf was bekend door de platen van Frank Sinatra (met dochter Nancy), Dean Martin, Sammy Davis en Trini Lopez.
Gitarist Jim Lowe vertelde over de aarzelende houding daar. “We went to Reprise. A very straight label but they were willing to gamble on a group on the other side of the fence. They showed faith in us, which is good for a record company and I guess they thought we could come back to being straight if we wanted to”.
Lowe gaf aan hoe het psychedelische geluidseffect van de tweede single tot stand gekomen was. “That noise at the beginning actually comes from an earlier session we were doing up at Leon Russell’s house on Skyline Drive. The studio was in one little room and the console in another. To save money, they’d flip the tape over so we could record going the other way. We could hear the tail end of this other song playing backwards ’cos it was turned up so loud - it sounded like an airplane landing in the studio. We all said, Wow! What was that? That was great! Cut that piece off and save it!”
Bassist Mark Tulin (1948-2011): “It was just Ken Williams, screwing around, hitting one note and grabbing his Bigsby tremolo. The hard part was when it came to do the record, counting it off so he could do that sound again backwards, then hit it again playing forwards to give it that downward motion”.
Het psychedelische effect aan het begin van de single was dus geluid dat achterste voren werd afgespeeld.
Succes
Het duurde een paar maanden voor ‘Too Much To Dream’ door de discjockeys en de Amerikaanse jeugd werd opgemerkt. Maar toen dat eenmaal het geval was, begin 1967, werd de jeugdige groep aan het werk gezet.
Jim Lowe moest er zijn vaste baan voor opgeven. “I was working out at Rocketdyne, X-raying rocket engines, when I got the call: ‘Your record’s a hit. You’re playing Spokane in three days. Quit your job’”.
Dat deed hij. “It was the greatest moment of my life! I went in and told them I quit, and they said, ‘What about your pension?’”
Lowe was in een andere wereld terecht gekomen.
Tulin vertelde meer over de consequenties die hij en de anderen maar moesten accepteren. “We ended up playing 60 dates in 45 days. It was brutal. Hippies weren’t around yet, and the only people who had long hair were in bands. We got called a fag more than we ate. And since we were The Electric Prunes we had to have purple outfits. So they gave us velour sweaters with dickies, slacks, and loafers. We looked like Pat Boone on acid. And we’d get calls from our manager at three in the morning – ‘I heard you guys didn’t wear your Prune suits’”…
De leden van de groep waren een soort marionetten geworden.
Het album
Billboard hitlijst van 11 februari 1967
‘I had too much to dream’ schoot omhoog in de hitlijsten. De Reprise-single bereikte een elfde plaats in de hitlijst van Billboard. De platenmaatschappij, die ervaring had met artiesten in de entertainment branche, liet de groep snel een album opnemen. De meeste songs kwamen uit de pen van Annette Tucker. Die had immers haar compositie voor de hitsingle aangedragen.
In een artikel sprak Richie Unterberger over een ‘erratic album’. Het eigen repertoire van de Prunes werd niet serieus genomen. Slechts twee van hun songs mochten ze in de studio vastleggen (‘to the group’s frustration’). Wie dachten ze wel dat ze waren.
Jim Lowe: “Most of the material sounded like it was written for a female vocalist. I felt a bit uncomfortable with some of it, but at the time we couldn’t write anything as commercial, so we just did it. I knew Annette and she really enjoyed her craft. We always had a laugh at the variety and scope of the images. They were lusty bitches”.
Mark Tulin: “We had nothing resembling freedom, let alone total freedom, in our selection of songs. Consequently there are definitely songs that I believe do not belong on the album and were, in fact, a waste of our time and energy. There were several other ideas we were working on, but we realized there was no use pursuing them because they too would have been ‘too weird’”.
Een van de songs van het album, ‘Get me to the world on time’, eveneens gecomponeerd door Annette Tucker, werd zo snel mogelijk als opvolger uitgebracht. De redactie van Billboard vond de single ‘another solid hit rocker for the group. Hot on the heels of their ‘I had too much to dream’ hit, this hot follow-up will keep them active on the Hot 100’.
Na 6 weken bleef ‘Give me to the world on time’ echter al steken op nummer 28.
In de zomer van 1967 mocht de groep een tweede album opnemen, met de titel ‘Underground’. Op de langspeelplaat, die al in augustus op de markt verscheen, was Tucker slechts met drie titels vertegenwoordigd. ‘Underground’ leverde geen hitsingle op en verkocht slechts matig. Stap voor stap vonden er vanaf die tijd personeelswisselingen plaats. Het mooie was er al af.
Annette Tucker: “The Prunes wanted to do more of their own thing and little by little the original writers got aced out. After that it was downhill for them and they never had another hit”.
Annette Tucker
Toch werd Annette er nog een keer bij gehaald. “Nancie Mantz and I had their third single called ‘Dr. Do Good’. It was a wonderful song and it really suited them, but the lead singer’s vocal was buried so low that you could not understand anything he was saying. This was a lyric song, and it was important that the listener be able to hear the brilliant lyrics Nancie wrote. So that record died, and so did the group after that”.
De songwriter van ‘I had too much too dream’ was er niet blij mee. “They totally left us out of their third album. I guess I’d have to say I was hurt, angry, and felt they were not very loyal. But life goes on”.
Naar het buitenland
Ondanks het uitblijven van succes op de plaat bleven de Electric Prunes optreden – niet alleen in de VS, maar ook in Europa. In onze streken vertelden Lowe en Tulin dat ze af wilden van het etiket ‘psychedelisch’: “The group disdains the characterization of ‘being psychedelic’. They prefer being characterized as ‘just being where it’s at’”, werd afgedrukt in Hitparader.
In het najaar van 1967 reisden de Amerikanen onze kant uit. Aan een redacteur van Melody Maker legden ze uit waar hun naam vandaan kwam. “We kind of sat down together and came up with electricity – it was a whole new concept in sound one and a half years ago. We thought everything was going to go electric – which is why we chose that name.
We wanted to go into effect, the effect of certain kinds of music on an audience. We concentrated on effect. Which is a form of purity in itself. We’ve found now that it’s a kind of touchy thing with our sound because a lot of people dig it and a lot of people don’t – but you can do what you want to do. Anybody who knows understands what we’re trying to do and will pick up on it”.
In Europa gingen de Prunes samen op toernee met Jimi Hendrix. Volgens Jim Lowe belde Hendrix hen vanuit Engeland zelf op. In Stockholm werden radio-opnamen gemaakt, die tientallen jaren later formeel commercieel in omloop gebracht werden.
Nieuw project – een beatmis
In Europa vertelden Lowe en Tulin, de harde kern van de groep, over een nieuw project. Aan de intensieve samenwerking met Dave Hassinger, eigenaar van de naam van de groep, en met Annette Tucker, was een einde gekomen.
Hassinger had de Prunes in contact gebracht met David Axelrod (1931-2017), een man die zich bij Capitol Records in Los Angeles wist te onderscheiden met zijn aanpak van Lou Rawls (‘Love is a hurtin’ thing’) en Cannonball Adderley (‘Mercy, Mercy, Mercy’). Heel andere muziek dus dan ‘Too Much To Dream’.
Waarschijnlijk had Hassinger geen idee meer hoe hij verder met de groep moest. Daarom droeg hij de jongens over aan een man die met zijn ideeën recentelijk gescoord had. “Axelrod was given carte blanche by Hassinger to do what he wanted with the Electric Prunes”, las ik op wikipedia.
De nieuwe producer wilde wel experimenteren met een underground groep. Hij had een beatmis gecomponeerd, ‘Mass in F Minor’. Maar de nog steeds onervaren popmuzikanten bleken niet in staat om zijn muziek efficiënt uit te voeren en dus werden er – gebruikelijk aan de Amerikaanse westkust – sessiemuzikanten ingehuurd – zoals Carol Kaye (bassiste op ‘These boots are made for walking’) en drummer Earl Palmer, befaamd van zijn opname-sessies in New Orleans.
In zekere zin was de rol van de groep minimaal. Axelrod had alle muziek gecomponeerd en gearrangeerd. Voor de leden van de groep was de uitvoering te hoog gegrepen. “The album was finished by studio musicians working with engineer Richie Podolor on guitar and a Canadian group, the Collectors”.
Earl Palmer (links) en David Axelrod
Hassinger en Axelrod gingen door, schreef Gary James. “Dave Hassinger owned the name of The Electric Prunes and encouraged by the success of the ‘Mass in F Minor’ LP, a similar follow-up was promptly arranged. The new LP was released in November 1968, titled ‘Release of an Oath - The Nol Nidre’. This album was even more anonymous than its predecessor, no personnel listed, no photographs of the band, only the same engraving of the group that had been tucked away on the first album. It has always been assumed that some of the session musicians on the ‘Mass’ LP became the New Electric Prunes”.
Zonder betrokkenheid van de leden van de groep bracht Reprise Records een nieuw Electric Prunes-album uit.
Interviews
Toen de muzikanten de Atlantische Oceaan overstaken was de beatmis al opgenomen. Ondanks hun geringe rol bij het tot stand komen van het album werden ze wel geacht de langspeelplaat op een positieve manier aan de man te brengen.
Als je Jim Lowe hoorde praten leek het wel of hij het zelf allemaal bedacht had. “Every sound on that album is pretty well thought out. Everything means something - we don’t just get noises and throw them in.
They’re all part of the whole thing - you know like they were ideas which were all put into their respective places. We arranged all the parts so that we had it written down and we could keep it clean – but all the solos are totally free and improvised. Then we put on things like French horns and cellos to give it the really religious, formal sound and make a bright contrast against the free-form effects.
This is what we’ve found with the music and the religion. There’s common ground for everyone to stand on who knows where religion is at - and I think everybody can be drawn by that into the music – even though you can’t pick up on the Latin lyric.
It’s got nothing to do with organised religion – the biblical figure and the church god – it’s all about the self and enjoying and discovering the self – and we’re trying to do this and bring it out in the people listening to the album”.
Nick Jones, redacteur van Melody Maker noteerde wat hem verteld werd.
Mark Tulin kwam aan het woord in Beat Instrumental. Hij legde uit dat albums de toekomst voor popmuziek betekenden. Cream (de groep van Eric Clapton, Jack Bruce en Ginger Baker), was een goed voorbeeld. “I understand the Cream will only release LP’s in future. They obviously cannot ‘dilute’ their music, or message, into three minutes. An album gives you much more freedom”.
Popmuziek was bovendien de nieuwe vorm van communicatie. “I think it could become THE medium for voicing people’s opinions on important subjects. Donovan is the best example of this. His views, which are the views of many teenagers, are expelled through his songs. He preaches beautiful things”.
Ook als je Tulin hoorde praten leek het wel of de beatmis een idee was van hemzelf en de andere leden van de groep. “I hope it doesn’t sound as if we popped into the studio, and came out with a gimmick. The LP was planned over a long period. The idea came when we were watching television – a religious programme, and the person speaking was saying how much he loathed teenagers attitudes towards many subjects, especially religion.
So we decided to try and bring the church to the youngsters, in a modern way. I feel sure the religious communication we are trying is more valuable than a boring sermon from the pulpit”.
Volgens Tulin was hij nauw betrokken geweest bij het tot stand komen van het concept-album. “We worked ’round the clock for two weeks, and the only breaks we had were for meals. The engineers on the session, Ritchie Palder and Bill Cooper, worked with us, almost like members of the group. Ideas came gradually, and we pieced the album together like a jig-saw. I was proud, and relieved, at the same time when it was finally released. Even if we have only touched what may be the beginning of a new era in pop music, I will be satisfied”.
Reacties op de beatmis
advertentie voor Mass in F Minor
De reacties op de beatmis waren, op z’n zachtst gezegd, verdeeld. In KRLA Beat was te lezen: “Nothing the Prunes have ever done in the past will prepare you for this new sound. Written and arranged by David Axelrod, the album is exactly what the title states – a Mass in F Minor. Singing in Latin the familiar phrases ‘Gloria in excelsis Deo’ or ‘Dona nobis pacem’ the Prunes are singing what amounts to a mass.
However, the background music is a combination of pop and church music. The album is fantastically interesting, a blending of the modern day sound with the ancient tribute to God. It is the 20th century equivalent to the 18th century Gregorian chants. This album is rapidly becoming one of the most important underground albums of the day; listen to it. One interesting sideline to the album is the fact that it has been used in actual masses in the San Francisco area”.
Lillian Roxon, auteur van de ‘Rock Encyclopedia’ (1971) gaf een andere mening. “Their ‘Mass in F Minor’ album (complete with rosary on cover), sung in Latin, was described by one critic as sounding like ‘tone-deaf monks singing Gregorian chants’. The piece is one of the earliest examples of God Rock”.
In Nederland, in die zelfde tijd, verwerkte Supersister het thema ‘Dona nobis pacem’ in hun hitsingle ‘She was naked’. Op het eerste Supersister-album ‘Present from Nancy’ is ‘Dona nobis pacem’ een van de tracks. Een beatmis van Supersister is er nooit gekomen, wel muziek voor een ballet: ‘Pudding en gisteren’.
Robert Stigwood, manager van de Bee Gees en Cream, pakte de zaken voortvarend aan. Hij haakte op de ontwikkelingen in met ‘Hair’ en niet te vergeten ‘Jesus Christ Superstar’ (1970) – geen beatmis maar een rockopera. De tijd was er blijkbaar rijp voor. Gijsbert Kamer noemde hem een ‘manager met goede neus voor de tijdgeest’.
Erkenning
Ondanks alles werden de Electric Prunes niet vergeten. In de film ‘Easy Rider’ (1969), met Dennis Hopper, Peter Fonda en Jack Nicholson, hoorde je niet alleen muziek van de Steppenwolf, Byrds en Jimi Hendrix, maar ook ‘Kyrie Eleison’ uit de beatmis. Bovendien werd ‘I had too much to dream last night’ een trekker van een door Lenny Kaye samengestelde ‘Nuggets’-LP, met de hoogtepunten van de Amerikaanse psychedelische muziek uit de jaren zestig (‘Original Artyfacts from the First Psychedelic Era, 1965-1968’).
De Electric Prunes, die in 1970 ophielden te bestaan, werden langzamerhand ‘legendarisch’. Ze zouden een stimulans geweest zijn voor het ontstaan van de punk. Later werd hun muziek geafficheerd als proto garage rock. Het kon niet uitblijven, er moest een reünie komen. In 1999 werden de Prunes heropgericht, zoals bijvoorbeeld ook de Nederlandse sixties-bands Outsiders en Groep 1850 een nieuw leven kregen.
Je zou achteraf kunnen zeggen dat de Electric Prunes met hun muziek en hun beatmis een mooi voorbeeld geweest zijn van wat in de tweede helft van de jaren zestig een nieuwe tijd leek te gaan worden – onervaren jongelui die meegesleept werden door de ontwikkelingen die gaande waren.
Harry Knipschild
6 juli 2021
Clips
Literatuur
‘New Stars on the Horizon: The Electric Prunes’, Hitparader, juni 1967
Nick Jones, ‘Putting Electricity into the Electric Prunes’, Melody Maker, 2 december 1967
Mike Clifford, ‘Are the Electric Prunes starting a new era in pop?’, Beat Instrumental, januari 1968
‘Albums from Judy Collins and the Electric Prunes’, KRLA Beat, 10 februari 1968
Harrewar, ‘Het underground establishment’, Leeuwarder Courant, 27 september 1969
Lillian Roxon’s Rock Encyclopedia, New York 1971
Don Waller, ‘The Electric Prunes: ‘I Had Too Much To Dream (Last Night)’’, Mojo, januari 1997
Don Waller, ‘The Electric Prunes: Too Much To Dream’, LA Weekly, 15 juni 2001
Mark Paytress, ‘California Dreamin’: The Electric Prunes: Too Much To Dream (Rhino)’, Mojo, april 2007
Steven Rosen, ‘The Electric Prunes: The Complete Reprise Singles’, Blurt, 15 februari 2013
‘Beatmis’, Heaven, 10 april 2013
Gijsbert Kamer, ‘Manager met goede neus voor tijdgeest’, Volkskrant, 5 januari 2016
‘Liner notes for the Electric Prunes’ ‘I had too much to dream (last night)’’, Richie Unterberger, zj
‘Too Much To Dream: Songwriter Annette Tucker interviewed by Al Hazan’, Spectro Site, zj
website Gary James, zj
- Raadplegingen: 2726