389 - Del Shannon, na ‘Runaway’
Toen ‘Runaway’ een internationale hit werd, in 1961, was het niet vanzelfsprekend dat popartiesten zelf-gecomponeerd repertoire op de plaat zetten. Elvis Presley, Cliff Richard, Freddy Cannon, Bobby Rydell en de Everly Brothers bijvoorbeeld waren veelal afhankelijk van wat hen door muziekuitgevers aangereikt werd. Natuurlijk had je uitzonderingen. Buddy Holly en Roy Orbison schreven hun eigen songs, al dan niet in samenwerking met anderen. Dat gaf hun niet alleen status maar ook extra inkomsten.
Del Shannon was ook zo iemand. Bijna al zijn grote hits kwamen uit eigen pen. Op 22 april 1967 plaatste hij als eigenaar van Shidel (Del met echtgenote Shirley) een advertentie in Billboard om iedereen erop te wijzen wat zijn muziekrechten waren. Zo leverde ‘Runaway’ in de uitvoeringen van Bonnie Raitt, Dave, Traveling Wilburys, Ventures, Lawrence Welk en Elvis Presley extra dollars op. Toen Presley de song op het toneel bracht nodigde hij Shannon zelfs uit om daarbij aanwezig te zijn.
“Is Del in de zaal?” vroeg de wereldberoemde artiest alvorens de compositie te zingen.
Del verroerde zich niet, maar collega Brian Hyland, die met hem meegekomen was, stond op en wees naar Shannon. In de kleedkamer van Elvis, een stuk groter dan die van Del in het Paramount Theater, werd nog lang nagepraat die avond.
Del Shannon, Elvis Presley, Brian Hyland
Liedjes
Iemand als Gene Pitney leverde heel wat hitsongs aan anderen, zoals ‘Hello Mary Lou’ aan Ricky Nelson. Maar als het erom ging zelf in de charts te komen lagen de prioriteiten anders.
Dat gold voor Pitney (‘Twenty Four Hours from Tulsa’, van Burt Bacharach), maar ook voor Del Shannon. Toen deze ‘The Swiss Maid’ hoorde aarzelde hij niet en lanceerde zijn versie van de song van Roger Miller, de zanger van ‘King of the Road’. ‘The Swiss Maid’ werd buiten Amerika een van de meest succesvolle singles voor Del Shannon.
In het vorige artikel over de artiest is te lezen dat Shannon zich uitermate geliefd maakte bij het Britse publiek. Door regelmatig in het land te vertoeven besefte hij in 1962 dat veel Engelse artiesten in eigen land de hitlijsten wisten te veroveren door het coveren van grote Amerikaanse hits.
Zo haalde Frankie Vaughan de top van de Britse lijsten met zijn versie van ‘Tower of strength’, terwijl het origineel van Gene McDaniels bij het grote publiek onbekend bleef. Op die zelfde manier ging ‘When my little girl is smiling’ van de Drifters voor de Britse platenmarkt verloren, terwijl Jimmy Justice en Craig Douglas er wel mee scoorden. Op een soortgelijke wijze wist Ronnie Carroll met ‘Roses are red’ de overwinning te behalen op het origineel van Bobby Vinton.
Del Shannon tijdens een interview met Bob Costas: “English were always covering American artists”.
In 1963 ontdekte Del Shannon in Engeland dat twee jongens van de al aardig bekende Beatles, John Lennon en Paul McCartney, evenals hij zelf het gros van hun plaat- en bühne-repertoire schreven. Maar in Amerika braken Britse artiesten zelden of nooit door. Voor de eerste Britse hitsingles van de Beatles had dan ook bijna niemand belangstelling in de VS. Capitol, de Amerikaanse tak van Parlophone-EMI, had niet de minste interesse om nummers als ‘Love me do’, ‘Please Please me’ en ‘From me to you’ op de markt te brengen.
Waarom zou het omgekeerde niet mogelijk zijn, vroegen Del Shannon en de mensen van Big Top, zijn platenmaatschappij, zich af. Ze besloten om ‘From me to you’ als nieuwe single van Shannon te lanceren. Op 18 april 1963 trad Del Shannon samen met de Beatles op in de Royal Albert Hall. Met John Lennon maakte hij een praatje en vertelde hem “I’m going to cover ‘From me to you’”.
Lennon’s eerste reactie was: “That would be great, man”.
Maar even later, toen hij het toneel op moest, draaide John zich om, wees naar Shannon en maakte onomwonden duidelijk: “Don’t do that!”
Aan Bob Costas legde Del uit: “Brian Epstein didn’t want anyone to cover any of their songs before they were released in America. They really had a war program going to attack. They had Liverpool, London en the rest of the world in mind. And they did it”.
Del Shannon trok zich niets aan van de waarschuwing en zette ‘From me to you’ op de plaat – maar zonder veel resultaat. Zijn versie, nog vóór de Beatles doorbraken in de VS, kwam niet hoger dan 77 in de Billboard-lijst.
Del Shannon en de British Invasion van 1964
Mede dankzij hun optreden in de tv-show van Ed Sullivan wisten de Beatles in 1964 op een onvoorstelbare manier de Amerikaanse jeugd voor zich te winnen. Op 4 april van dat jaar bezette het viertal tegelijk de eerste vijf plaatsen van de Amerikaanse Billboard hitlijst. Maar ‘From me to you’ werd in de originele Beatles-uitvoering niet meer dan een bescheiden succes. Zou de eerdere uitvoering van Del Shannon daar (mede) de oorzaak van zijn geweest?
Britse popmuziek werd een rage in het land waar de popmuziek bij wijze van spreken was uitgevonden. In navolging van de groep uit Liverpool vlogen Britse artiesten de Atlantische Oceaan over. Ze werden er gastvrij onthaald en vormden een directe bedreiging voor de populaire Amerikaanse teenagerartiesten van dat moment.
De carrière van Del Shannon was in 1963, zeker op eigen bodem, aan het tanen. Maar juist in het Beatles-jaar 1964 ging het weer goed. Met covers van ‘Handy Man’ (Jimmy Jones) en van ‘Do you wanna dance’ (Bobby Freeman) kwam Shannon terug in de hogere hitgelederen. Met zijn eigen song ‘Keep Searching’, nu op het Amy-label, bereikte hij zelfs de top 10 van zowel Amerika als Engeland. De single werd begin 1965 naast ‘Runaway’ en ‘Swiss Maid’ een van zijn grootste successen. Ook de Nederlanders zagen ‘Keep Searching’ wel zitten.
Billboard, 30 jan 1965
Kentering
In het tv-interview met Bob Costas in 1989 gaf Del Shannon duidelijk aan dat er iets wezenlijks veranderde in de geschiedenis van de popmuziek en dat hij er zelf mee te maken kreeg. Het gebeurde toen hij samen met Bobby Rydell en de Animals in één programma voor publiek optrad. Waarschijnlijk in de tweede helft van 1964.
Del deed verslag: “Bobby would never sit down once het got his suit on. Dio DiMucci didn’t sit down either. You didn’t wanna wrinkle up your pants. Bobby was standing behind the stage. He was standing behind the curtain, peeking. He didn’t say anything to me. I just looked at his face and saw his bewildered look or something.
I said something’s going on here. Here is Bobby with a million hits and I’ve got a few myself. And the Animals were tearing up the place with one hit, ‘The House of the Rising Sun’. That’s when I thought I’d better look into something else”.
Bobby Rydell en Del Shannon beseften op dat moment dat er een andere tijd was aangebroken, een nieuwe tijd waarin er geen ruimte meer was voor blanke teenagerzangers in nette pakken, mooi in de plooi, die tamelijk brave liedjes vertolkten. Een nieuwe generatie artiesten, voornamelijk afkomstig uit de Britse eilanden, had de Amerikaanse jeugd voor zich weten te winnen.
De gevolgen in 1964/5
Terwijl de Britten bezig waren de Amerikaanse muziekmarkt over te nemen, zocht Del Shannon zijn heil voorlopig juist in Engeland. Vanwege zijn populariteit trok hij daar nog steeds volle zalen.
Op 6 maart 1965 deed de Britse popkrant Record Mirror verslag van een nieuwe toernee waarbij Shannon de hoofdact was, terwijl Herman’s Hermits en Wayne Fontana slechts een bijrol mochten vervullen. “Del showed he’s lost none of his magic”, schreef een redacteur. “‘Hey Little Girl’ and ‘Hats off to Larry’ opened his act which included all his hits. The highlight was a very dramatic rendition of Gene Pitney’s ‘I’m Gonna Be Strong’ with the emotion really played up. Del performed ‘Keep Searchin’’ and his newie ‘Stranger In Town’ for the first time in public and got rousing cheers”.
In Amerika veranderde de artiest intussen zijn aanpak. Hij ging zich meer en meer achter de schermen manifesteren. Shannon zette een eigen productie- en muziekuitgeverij op (Berlee, Shidel) en ventte zijn songs uit.
Op basis van zijn aantrekkingskracht bij de Britten wist hij het Engelse duo Peter & Gordon, die al internationale hits als ‘World without love’ en ‘Nobody I know’ op hun naam hadden staan, ertoe te brengen zijn song ‘I go to pieces’ op te nemen en zelfs als single uit te brengen. De uitvoering van Peter Asher en Gordon Waller liep mee in de golf van de British Invasion en eindigde op een negende plaats in de hitlijst van Billboard.
In de Britse pers liet Del afdrukken dat hij ‘I go to pieces’ geschreven had voor Lloyd Brown, een Amerikaan die hij voor zijn eigen bedrijf op de plaat had vastgelegd (in de stijl van de toen populaire Righteous Brothers). Shannon: “It flopped, but then Peter and Gordon took an interest in it, so I re-wrote it for them”.
Zo kon Del Shannon nog indirect profiteren van zijn succesvolle loopbaan in Engeland. In dat land en andere Engels-sprekende landen als Australië werd hij niet vergeten.
In Amerika zelf verschenen er steeds meer albums van Shannon in plaats van singles, die vanaf 1964 steeds minder aandacht kregen bij de Amerikaanse jeugd. De omzetten van elpees voor een wat oudere jeugd explodeerden in de tweede helft van de jaren zestig, onder andere door de Beatles, Beach Boys, Bob Dylan en Rolling Stones.
Aan Norman Jopling vertelde Del in 1965: “The company I record for now is Amy. And they’re a very go-ahead label and like to push out as many albums as possible”. Del liet zich bovendien produceren door Andrew Loog Oldham, manager van de Rolling Stones. Zo kwam zijn versie van ‘Under my thumb’ (Jagger-Richards) tot stand.
Een bijzonder album in die tijd heette ‘The further adventures of Charles Westover’. Daarmee mikte Del Shannon op dat oudere publiek en presenteerde zich in 1967 als singer-songwriter onder de naam waarmee hij geboren was.
Bobby Vee deed in 1972 hetzelfde en ging met eigen repertoire optreden als Robert Thomas Velline.
Van een comeback was echter geen sprake, noch voor Del noch voor Bobby Vee. De sterren van rond 1960 kregen het moeilijk. Ook de loopbaan van bijvoorbeeld Roy Orbison raakte in het slop.
Del Shannon als producer
Het voormalige teenager-idool experimenteerde nog op een andere manier. Hij werd actief als producer van andermans platen. Een van zijn ontdekkingen was Johnny Carver, die als country-zanger carrière maakte. Bovendien leverde hij een bijdrage aan het begin van de loopbaan van Bob Seger.
Succes had de producer in 1969 met zijn ontdekking Smith, een rockgroep met een zangeres, zoals de Jefferson Airplane met Grace Slick en Big Brother & the Holding Company met Janis Joplin. Smith, met Gayle McCormick, wist met een cover van ‘Baby it’s you’ (origineel van de Shirelles) de hoogste regionen van de hitlijsten te halen.
Een jaar later, in 1970, slaagde Del Shannon erin zijn kwaliteiten als producer opnieuw in een hit om te zetten. Met het eveneens voormalige idool Brian Hyland nam hij de Curtis Mayfield-song ‘Gypsy Woman’ op, een internationaal succes.
De covers geven al aan dat Del zijn heil voor een groot gedeelte zocht in het oldies-circuit. Zelf prononceerde hij zich met bewerkingen van ‘The Big Hurt’ (Toni Fisher), ‘Raindrops’ (Dee Clark) en ‘Tell her no’ (Zombies).
In die tijd leidde Del zeker geen sober leven. “Alcohol and drugs affected his behavior”, hoorden de media later uit de mond van Shirley, zijn echtgenote. De artiest gaf het zelf toe toen hij er eenmaal zijn mond over open deed. Aan Bob Costas vertelde hij bijvoorbeeld over zijn aanwezigheid bij het optreden van Elvis Presley in Las Vegas: “I was drinking a lot that night, as usual in those days”. Toen hij Elvis na afloop in zijn kleedkamer bezocht was Del naar eigen zeggen meer dan behoorlijk dronken.
Jeff Lynne (ELO) en Dave Edmunds wilden halverwege de jaren zeventig wel met hem werken. Er kwam niets van terecht. “I was not ready to do anything. I was drinking too much, smoking too much, and my head wasn’t right. It was too clouded”, vertelde hij aan Mitchell Cohen. Het duurde een tijd voor de artiest zich liet behandelen.
Protégé van Tom Petty en Nils Lofgren
Uiteraard werkte Del Shannon, evenals andere ouder wordende idolen, steeds aan zijn eigen comeback. Maar het geluk liet hem in de steek. RSO Records, de maatschappij die de wereld veroverde met albums als ‘Saturday Night Fever’ en ‘Grease’ nam hem onder contract toen Tom Petty een album met hem wilde produceren.
Veel wat RSO aanraakte veranderde in goud en platina. Het kon bijna niet mis in die dagen. Maar toen het album moest gaan verschijnen stortte het imperium van de Robert Stigwood organisatie als een kaartenhuis in elkaar. “Del Shannon and Tom Petty were very frustrated”, liet Al Coury, de voormalige directeur, in Billboard afdrukken. Toen de plaat alsnog elders verscheen wist Del met zijn versie van ‘Sea of love’ (Phil Phillips) een plekje in de Amerikaanse top 40 in te nemen. Zijn carrière was nog niet afgelopen.
Del Shannon en Tom Petty
Allerlei mensen verklaarden altijd al een fan van Shannon geweest te zijn. Nils Lofgren, actief in de bands van Neil Young en Bruce Springsteen, nodigde hem uit mee te werken aan zijn eigen album. “Mijn keuze viel op Del vanwege zijn waanzinnige stembereik. Toen ik een jochie was stond deze man hoog aan de top. Toen ik bezig was met het selecteren van mensen, herinnerde ik me plotseling Del Shannon. Met moeite wist ik hem op te sporen, want hij was jarenlang uit de picture. Het was grappig te zien hoe Del stond mee te swingen op muziek waar hij nog nooit eerder bij had gezongen. Ik vraag hem beslist weer mee te doen op een volgende elpee, want die man is nog steeds fabelachtig goed”.
1985-1987
In de media kwam Shannon er ook goed af. Mitchell Cohen in Creem bijvoorbeeld: “On stage, Del is imposing – he’s stocky and intense. It’s hard to imagine him being intimidated by anyone. He does twenty songs, all his hits, a Hank Williams tune. When a song calls for a falsetto jump, he plants his feet and lets it rip. It’s still a cry to that goes to the bone”.
Ook op een andere manier kwam Shannon in de media terecht. Zijn song ‘Runaway’ werd de herkenningsmelodie van de Amerikaanse NBC-tv-serie ‘Crime Story’ (1986-1988). Voor die gelegenheid nam hij een nieuwe versie van de voormalige nummer één-hit op. In 1987 zong hij het nummer live in de tv-show van David Letterman, een optreden dat indruk maakte. Het leek erop dat de artiest een nieuwe generatie voor zich aan het winnen was.
In zijn privé-leven ging het hem minder naar de wind. Richard Bak schreef na gesprekken met diverse personen uit zijn omgeving: “Tired of her husband’s alcoholism, affairs, and near-constant touring, Shirley [zijn echtgenote] had wanted out of the marriage for a long time. ‘But I could never leave him until he was sober. I was very afraid that he was suicidal’.
She finally left in 1985, ending 31 years of marriage. ‘At first, we separated. He didn’t really mind the separation until he realized that I wasn’t coming back, that we were getting a divorce’.
She remained worried about his bouts of despondency, even as they embarked on separate journeys. In late 1987, the singer remarried. The new bride was LeAnne Gutierrez, a neighbor’s daughter who was half his age and who had a young daughter of her own.
‘He still loved Shirley’, Max Crook [toetsenman op ‘Runaway’] says. ‘He couldn’t let go’.
The divorced couple regularly talked on the phone, but a rapprochement was out of the question, at least as far as Shirley was concerned. ‘Chuck told LeAnne that he’d leave her if I ever decided to come back’, she says”.
Traveling Wilbury’s
Een bijzondere plaatopname vond plaats in 1988. Enkele grootheden uit de popmuziek, Bob Dylan, George Harrison, Jef Lynne en Tom Petty besloten een album op te nemen. Dat deden ze samen met de enigszins aan lager wal geraakte Roy Orbison. Het eindresultaat mocht er zijn en bezorgde Roy Orbison eindelijk de comeback waarvan menig voormalig idool jaar in jaar uit gedroomd had. ‘Handle with care’ werd een succes en het album ‘Mystery Girl’, dat na Roy’s plotseling overlijden in 1989 op de markt kwam werd door menigeen als een meesterwerk beschouwd.
Tom Petty en Jeff Lynne waren niet alleen bewonderaars van Roy Orbison, maar ook van Del Shannon. In plaats van Orbison hadden ze even goed Del Shannon kunnen uitnodigen om met de Wilbury’s mee te doen. Dat was echter niet het geval. Maar toen Roy op 6 december 1988 het aardse tranendal verliet, zou dat alsnog kunnen gebeuren. Maar zo ging het niet ondanks allerlei geruchten die de ronde deden.
1990
Del Shannon, 3 februari 1990
Del moest alleen door in 1989 en 1990. Op 3 februari 1990, ter herdenking van ‘the day the music died’, de vliegtuigcrash die het leven kostte aan Buddy Holly en anderen, trad Shannon nog op in Fargo (North Dakota). Vijf dagen later werd hij thuis levenloos aangetroffen.
Richard Bak: “At 11:30 p.m., LeAnne stepped into the darkened den, a favorite space filled with gold records and pricey instruments. She found the 55-year-old singer slumped sideways in a chair, facing the doorway.
‘He was wearing only a bathrobe, and his hairpiece was missing’, reported the medical examiner
dispatched to the scene. ‘There was a hole in his right temple from a .22 caliber rifle, which was lying beside him on the floor. His eye sockets were, as expected, black and blue from the trauma. He had been dead for a few hours’”.
Er werden geen drugs of alcohol in zijn bloed gevonden, wees autopsie uit. Wel werd nog eens duidelijk dat de artiest geestelijke hulp van een psychiater nodig had om zijn buien van depressie te bestrijden.
Earl Meerman, een oude vriend begreep het enigszins. “It’s a tough deal, that music business. It’s not all gravy. You’re riding No. 1 today, and the next day, you’re a nobody. Things got a little tough for him. Life got more than he could handle”.
Een criticus schreef positief: “Del Shannon was many years ahead of his time. He never imitated anybody, and he never sounded like anybody but Del Shannon”.
Na zijn overlijden kreeg de artiest de erkenning die hij in de tweede helft van zijn leven moest missen. Anno 1999 werd Shannon formeel opgenomen in de Rock & Roll Hall of Fame te Cleveland – samen met Billy Joel, Curtis Mayfield, Paul McCartney, Dusty Springfield, Bruce Springsteen en de Staple Singers. ‘Runaway’ werd drie jaar later opgenomen in de Grammy Hall of Fame. Ook verscheen er in 1991 alsnog een Shannon-album (‘Rock on!’) dat Jeff Lynne en Tom Petty aan het maken waren – met daarop ‘Walk Away’, een song die door het drietal geschreven was.
Omdat Del niet werd begraven maar gecremeerd is er geen grafsteen. Maar in 1996 werd in zijn Coopersville een Del Shannon monument onthuld. Jeff Lynne liet er zich op 29 juli 2019 fotograferen en verspreidde de foto via het internet.
Jeff Lynne, 29 juli 2019
Harry Knipschild
15 maart 3020
Clips
Literatuur
June Harris, ‘Del Loves England, But It Hurts His Pocket’, Disc, 11 mei 1963
Peter Jones, ‘Del Shannon on The British Scene’, Record Mirror, 12 oktober 1963
Mike Grant, ‘Del Shannon denied he has a wife and kids in Detroit’, Rave, februari 1964
‘Del Shannon, Herman’s Hermits, Wayne Fontana, Twinkle: City Hall, Sheffield’, Record Mirror, 6 maart 1965
Greg Shaw, ‘The Return of the ‘Runaway’ Man: Del Shannon’, Phonograph Record, januari 1974
Paul Grein, ‘Coury leaves RSO for Network’, Billboard, 24 oktober 1981
‘Nils Lofgren, vergeten gitaarbeul’, Pop Parade, 15 november 1981
Mitchell Cohen, ‘Fugutive kind of love: Del Shannon’, Creem, juni 1982
Adam Sweeting, ‘Del Shannon. Pop before the Beatles’, Guardian, 10 februari 1990
Kieron Tyler, ‘Buried Treasue: Del Shannon’s ‘Home and Away’, Mojo, februari 2001
Richard Bak, ‘Del Shannon’s ‘Runaway’ Success Led to His Downfall’, Hour Detroit, 30 juli 2011
Hour Detroit
- Raadplegingen: 7417