329 - Een boek over George Harrison
Als je vroeger aan de Beatles dacht, kwamen meestal allereerst de namen van John Lennon en Paul McCartney te voorschijn. Pas daarna gitarist George Harrison en helemaal achteraan drummer Ringo Starr. Het duurde een tijd voor Harrison (1943-2001) het imago van de onderschatte Beatle aangemeten kreeg. De paar songs uit zijn koker die de groep uit Liverpool op de plaat vastlegde leken een soort concessie van Lennon & McCartney, zoals ook Ringo wel eens de solo-zang voor zijn rekening mocht nemen.
Zeker na het uiteenvallen van het viertal in 1970 kreeg George steeds meer waardering. Zijn doos met drie albums ‘All things must pass’ – met daarop de hit ‘My Sweet Lord’ – werd door critici en publiek enthousiast ontvangen. Het concert voor Bangladesh in New York (1971) was een sensatie.
In 1989 publiceerde Geoffrey Giuliano een biografie van de voormalige Beatle onder de titel Dark Horse. The private life of George Harrison. Op de omslag van het boek liet de Amerikaan afdrukken: “Geoffrey Giuliano – that guy knows more about my life than I do! - George Harrison”. Op 5 mei 2018 kocht ik een afgelezen exemplaar voor slechts één euro op de vrijmarkt in Oegstgeest.
Apple-boetiek
In een van de hoofdstukken besteedde de auteur aandacht aan de fans van de Beatles, met name die van George Harrison. De vier jongelui hadden zich, samen met hun manager Epstein, al in een vroeg stadium vanuit de havenstad Liverpool verplaatst naar Londen. Na het overlijden van Brian in augustus 1967 begonnen ze een eigen platenmaatschappij, die ze Apple noemden.
Giuliano: “Apple was established late in 1967 chiefly as a device for lessening the Beatles’ incredible tax burden. Paul McCartney came up with the name after apparently being inspired by an original [René] Magritte [1898-1967] painting he owned, which featured a granny smith apple locked inside a tiny room”. De Belgische schilder overleed 12 dagen vóór de manager van de Beatles.
Op 7 december 1967 was de opening van de Apple-boetiek in het hartje van Londen – op de hoek van Baker Street en Paddington Street. De voorkant van de winkel was een Nederlands ontwerp. “The shopfront featured a far-out, acid-inspired mural by a team of Dutch designers who called themselves The Fool”.
Het Nederlandse ‘team’ bestond aanvankelijk uit Marijke Koger en Simon Posthuma, de vader van Douwe Bob. Kort daarna voegden Josje Leger en Barry Finch zich bij het tweetal.
Apple-boetiek
Over de samenwerking van het collectief met George Harrison en de anderen, was de schrijver niet uitgesproken positief. “After endearing themselves to the Beatles, the flamboyant artists proceeded to put their creative touch to just about everything the boys owned. Suddenly, wild rainbow-colored designs showed up on George’s living-room fireplace and on one or two of his favorite guitars”.
Wat de psychedelische Nederlandse ontwerpers buiten de boetiek aangebracht hadden, viel in de omgeving minder in de smaak dan bij de Apple-artiesten. “However impressed the Beatles may have been with The Fool’s far-out creations, their Baker Street neighbours were less favorably disposed and promptly petitioned city officials to have the offending dreamscape removed from the building”.
Met of zonder de Nederlandse ‘aankleding’ van de winkel, de Beatles mochten dan wel veel geld verdienen met hun platen, liedjes en optredens, zaken doen zonder Epstein ging hun niet goed af. Na acht maanden met flink verlies gedraaid te hebben ging de boetiek ter ziele. Een mooie manier om minder belasting te betalen.
“About eight months later, the shop was closed down after a long history of petty pilfering and poor management, and the entire contents given away free to the public – that is, after the boys stopped by to do a little last-minute shopping themselves”.
belangstelling genoeg
Op zoek naar talent voor Apple Music
In de biografie over George Harrison werd Paul McCartney omschreven als de drijvende kracht achter Apple. Het was Paul die, samen met Alistair Taylor, een advertentie ontwierp om jong talent voor Apple aan te trekken.
“He devised a clever ad featuring an old-fashioned one-mand band busking his heart out with several offbeat instruments. Above the photo was the obtuse legend ‘This man has talent’. And below it, ‘One day he sang his songs into a tape recorder (borrowed from the man next door). In his neatest handwriting, he wrote an explanatory note (giving his name and address) and, remembering to enclose a picture of himself, sent the tape, letter and photograph to Apple music, 94 Baker Street, London, W.1.
If you were thinking of doing the same thing yourself – do it now!”
McCartney voegde er aan toe: “This man now owns a Bentley!”. Dat was een peperdure auto.
In de bluesmuziek waren er aardig wat one man bands. In de sixties was vooral Dr. Ross (1925-1993) populair bij de blanke jeugd in Europa. In 1965 kwam hij als lid van het American Folk Blues Festival naar deze contreien. Drie jaar later, begin 1968, scoorde Don Partridge (1941-2010) als one man band met het door hem zelf geschreven ‘Rosie’. Het idee van de Beatle sloot dus goed aan op de tijdgeest.
De advertentie van Apple, bedoeld om talent aan te trekken voor het nieuwe bedrijf van de Beatles, werd als poster in heel Londen aangeplakt. Bovendien verschenen er annonces in de Britse muziekbladen, die mede door de populariteit van de Engelse beatgroepen een enorme vlucht genomen hadden.
De campagne sloeg goed aan. “Within two weeks the Baker Street office had become little more than a post office, with hundreds of tapes, manuscripts and bits of film piling up everywhere”.
In de loop van 1968 tekenden Mary Hopkin, Billy Preston, James Taylor, Jackie Lomax en de Iveys (later Badfinger) bij Apple Records.
Fans bij Apple
Door alle belangstelling voelden de eigenaren van Apple zich genoodzaakt naar steeds grotere panden uit te zien. Vanuit Baker Street verhuisde het bedrijf eerst naar Wigmore Street 95 en vervolgens Savile Row 3. Ook op het nieuwe adres waren de buren niet blij. “Savile Row didn’t exactly embrace the Beatles and company when they heard the news. They knew that where the Beatles went their fans would follow”.
De fans wisten dus waar ze hun idolen konden vinden. “The Beatles’ move did see a sudden influx of fans into the area”. Regelmatig was het stampvol voor het hoofdkwartier van de populaire groep, die de ene hit na de andere maakte.
De fanatieke vrouwelijke aanhangers gingen de geschiedenis in als de ‘Apple scruffs’. Ze hadden hun eigen tijdschrift, Apple Scruff Monthly Magazine, en gaven officiële ledenkaarten uit. Volgens Giuliano was vooral Harrison in trek bij de meisjes. “The girls seemed to hold a special place in their hearts for George”.
Al Aronowitz mocht er in 1970 bij zijn toen George Harrison in de Trident Studio (Londen) werkte aan ‘All Things Must Pass’.
De popjournalist luisterde niet alleen, maar keek tevens om zich heen. “Outside the studio door, whether it rained or not, there was always a handful of Apple scruffs, one of them a girl all the way from Texas”.
Dag en nacht werd er gewacht in de hoop een glimp van de voormalige inwoner van Liverpool op te vangen. “Sometimes George would record from 7 p.m. to 7 a.m., and there they would be, waiting through the night, beggars for a sign or recognition on his way in and out. In the morning they’d go off to their jobs and in the evening they’s be back outside the studio door again”.
Het gedrag van zijn vrouwelijke aanhangers maakte zoveel indruk dat Harrison aan het einde van de sessies besloot een song over hen te schrijven: ‘Apple Scruffs’, die op de b-kant van zijn hitsingle ‘What is life’ verscheen en tevens het album ‘All things must pass’ haalde. One man band Don Partridge had het niet beter kunnen doen.
Carol Bedford, een van de Apple scruffs
Het meisje uit Texas, Carol Bedford, van wie Aronowitz melding maakte, publiceerde in 1984 haar autobiografie, Waiting for the Beatles, dat tweedehands nog steeds via Amazon te koop is. Je moet er vele tientallen dollars voor betalen, een veelvoud dus van die ene euro die ik in Oegstgeest neertelde voor het boek over George Harrison.
Volgens de vrouw werd haar wachten in 1972 beloond. “Around 7:30 p.m., after I had eaten, the doorbell rang.
I went to the front door. When I opened it, there he was, grinning from ear to ear. Before I could gather my wits, George stepped into the treshold and threw his arms around me!
I was shocked. I hugged him back. We stood like this for several minutes.
Then he stepped back to look at me.
I was wearing jeans with a soft, fluffy pink sweater. I was embarrassed. Here was George alone with me. Now what?”
Volgens de auteur van Waiting for the Beatles bleef het niet bij die omhelzing. George ging op haar bed zitten en maakte een bange en verlegen indruk. “He looked shy”. He stepped towards me and placed his arms around me. I thought he just wanted to hug me, as he had when he arrived. But he kissed me.
Needless to say, I happily responded”.
De relatie zou nog verder gegaan zijn. Er waren regelmatige vriendschappelijke ontmoetingen. Geoffrey Giuliano citeerde gretig uit het boek, waarvan je je kunt afvragen in hoeverre het fictie of non-fictie was.
George Harrison stuurde volgens Bedford zelfs een afgezant, Mal Evans (die evenals hij betrokken was bij de carrière van Badfinger). “‘George wants you to move to Los Angeles’, he said. ‘He has an appartment there you could have’.
‘Why?’, I asked.
‘He can’t take you out places here. You know, he’d like to take you to restaurants and places, but he’s married [met Pattie Boyd, tot in 1977]. Reporters are everywhere. George can’t get a divorce right now, so he doesn’t want to be seen visiting some other girl’.
‘Why not right right now? What’s he waiting for, the great flood?’
‘He doesn’t want to lose the house’. If she petitions him, the house goes to her’, Mel explained”.
Het kwam niet tot een blijvende relatie, zoveel is in elk geval duidelijk geworden.
Mary Hopkin
Mary Hopkin, het meisje uit Wales, hoorde niet bij de Apple scruffs. Zij hoefde niet buiten de studio te wachten om een glimp van een van de Beatles op te vangen, nadat ze door Paul McCartney bij Apple was ondergebracht en de hitsingle ‘Those were the days’ vastlegde.
Mary was bovendien aanwezig bij de opname van ‘Happiness is a warm gun’, een van de songs op het witte album. “I remember one time going to the sessions for ‘Happiness is a warm gun’ at Abbey Road and seeing John Lennon sitting there strumming away”.
Terwijl Mary met eigen ogen constateerde hoe het toeging bij een plaatopname van de Beatles keek ze vol bewondering naar de gitaar waar George Harrison zich van bediende. “George had this beautiful acoustic guitar inlaid with mother-of-pearl and I complimented him on it”.
Plotseling was Harrison verdwenen. “After a while George suddenly got up and left the studio for about an hour and then came back without saying a word”.
De enigszins miskende Beatle was niet zonder reden afwezig. “Later, Mal Evans appeared and said, ‘Mary come with me’, and let me out of the studio. There, sitting on the reception desk, was the beautiful classical guitar, a Ramirez, which is an absolutely superb instrument and very expensive. It was from George”.
Mary uitte zich in superlatieven. “He’s just spent an hour hunting around town for a new guitar for me and didn’t say a word. It was only later on, the day of the premiere of the film ‘Yellow Submarine’, that I had a chance to thank him.
George is a good man”.
Niet volmaakt
Volgens Giuliano was Harrison niet alleen een goede man, maar ook eerlijk. Eerlijk op het pijnlijke af, vond de schrijver. Zo liet hij zich kort na het einde van Apple Records – nog zo’n verliespost die George en de anderen een aftrek bij het betalen van belastingen opleverde – iets te eerlijk uit over het gebrek aan visie bij de muziekonderneming: “It wasn’t me who wanted to do Apple. Paul decided to do Apple and was aided and abetted by John. Of course, it was a good idea, but it wasn’t subtle enough.
Shouting to everybody about what you’re going to do before you even know what you’re doing yourself. I loved it because it was what we wanted to do, and what I’m still trying to do”.
Bij een volgende gelegenheid verklaarde de artiest: “I really don’t think the Beatles were all that good”.
Het minst volmaakt was Harrison volgens hem in het besturen van auto’s. Net als veel andere jongens van zijn leeftijd in die jaren had George er ’s avonds in bed van gedroomd om met motoren te keer te gaan, meende hij te weten. “He used to lie in bed at night and imagine racing around and around on a dusty dirt track on a souped-up motorcycle, careering almost out of control, only to pull the monster back just in the nick of time”.
Met het geld dat binnenkwam kon Harrison zich helemaal uitleven. “From the very moment, he could afford it, George sought out the very best cars available, eventually owning some of the finest machines on four wheels. At various times, he has tooled around London in Ferraris, Porsches, Lamborghinis, Rolls-Royces and BMWs as well as several extravagant, customized Mercedes.
He might claim to be a simple gardener in his heart of hearts, but behind the wheel, he was without question the undisputed king of the road”.
Het te harde rijden liep niet goed af op 28 februari 1972. “George was driving from his Henley home to a Rick Nelson concert in London”.
Als gevolg van een staking was de weg onverlicht. “George couldn’t see where he was going and slammed into a roundabout at ninety miles [bijna 150 km] an hour. Neither he nor Pattie [Boyd] was wearing a seat belt”.
Giuliano: “For a moment Harrison thought Pattie was dead. Panic-stricken, he knew he had to get help immediately. His own door was jammed shut, so he had to climb over Pattie to get out through the passenger door”.
Toen de beroemde artiest een passerende auto aanhield zag hij zijn haar vol met bloed in het donkere raam weerspiegeld. “It took a moment to realize it was me. By then I was pounding away on this poor chap’s window begging him to get an ambulance”, zei hij later.
Het duurde een flinke tijd voor het echtpaar weer wat kon functioneren. Harrison leerde er desondanks weinig van. Giuliano in 1989: “George still has apparently never learned his lesson and continues driving very fast to this day”.
Frustraties als liedjesschrijver
Als lid van de Beatles bleef George Harrison meestal opereren in de schaduw van Lennon & McCartney. In alle bescheidenheid schreef ook hij liedjes. “The first song I ever wrote was ‘Don’t bother me’. It wasn’t very good, but I was sick in bed and I thought I might as well write something and it went on our second album [‘With the Beatles’]. The most difficult thing for me is following Paul’s and John’s songs”, verklaarde hij in 1969. “Their earlier songs weren’t as good as they are now, though, and they obviously got better and better. That’s what I have to do”.
Intussen had George een voorraad van maar liefst veertig nog niet gebruikte songs. De meeste van zijn liedjes waren niet op platen van de Beatles verschenen. “I used to have a hang-up about telling John, Paul and Ringo, I had a song for the albums, because I felt mentally, at that time, as if I was trying to compete”.
Dat wilde of durfde hij niet. “In a way, the standard of the songs had to be good, because theirs were very good. I don’t want the Beatles to be recording rubbish for my sake. Just because I wrote it. The group comes first”.
Harrison was er evenwel van overtuigd dat ook hij betere songs aan het schrijven was. “It took time for me to get more confidence as a songwriter. Now I don’t care if they don’t like it. I can shrug it off. Sometimes it’s a matter of whoever pushes hardest gets the most tunes on the album”.
Er moest dus ook door George Harrison strijd gevoerd worden om zijn song op Beatle-niveau uitgevoerd te krijgen. “It’s down to personalities”.
Voor interne strijd was George blijkbaar niet in de wieg gelegd. “I just leave it until somebody would like to do one of my tunes”.
Omdat Harrison onvoldoende vocht voor zijn zaak, zijn liedjes, die behalve roem ook aanzienlijke inkomsten zouden kunnen opleveren, voelde hij zich miskend. Dat kwam de sfeer in de Beatles niet ten goede, liet Giuliano weten. Het was een van de nagels aan hun doodskist. “A nail in the Beatles’ coffin, George felt, was Lennon and McCartney’s stranglehold over the material that made it on to their records.
The ‘white’ album, for example, featured thirteen songs by John, twelve by Paul, but only four from George and one by Ringo”.
Eén van de songs van Harrison, ‘Not guilty’, werd zelfs alsnog van het dubbelbum verwijderd.
Giuliano kon er zich in 1989 nóg kwaad over maken. “To cut Harrison’s snazzy, soul-filled ‘Not Guilty’ in favor of something as inconsequential as, say, ‘Why don’t we do it on the road’ was injustifiable”.
Mede door dit soort dingen werden de Beatles volgens hem extra snel uit elkaar gedreven.
Op eigen benen
Het einde van de Beatles bood George eindelijk de mogelijkheid om te doen wat eerder niet mogelijk was. Zonder de anderen te beledigen of zich te moeten opdringen had hij in 1970 de vrije hand om te doen wat hem goed dunkte. “Having been continually shortchanged as a Beatle, George Harrison had finally come into his own”.
Van mei tot in oktober 1970 legde hij ruim twee dozijn songs vast uit voornamelijk eigen koker. Sommige van die liedjes waren door zijn voormalige collega’s eerder als onbruikbaar afgewezen. Die censuur ‘van hogerhand’ was er niet meer.
Alleen bij de grote hit ‘My Sweet Lord’ ging Harrison in zekere zin de fout in – hij realiseerde zich niet dat de melodie al uit 1963 dateerde: ‘He’s so fine’, een hit van de Amerikaanse Chiffons.
Phil Spector, de Amerikaanse producer van Russische afkomst, trad op als producer. De enige andere Beatle die meedeed was drummer Ringo Starr. Van de partij waren wel muzikanten als Eric Clapton, Gary Brooker, Gary Wright, Klaus Voormann, Peter Frampton, Dave Mason, Carl Radle, Pete Drake, de groep Badfinger enzovoort. Zelfs de eerder genoemde journalist Al Aronowitz mocht een bijdrage leveren.
In het boek van Giuliano is te lezen dat John Lennon het eindresultaat maar matig vond. Drie elpees tegelijk – dat was belachelijk. “He came into my house. John saw the album cover and said [tegen een gast], ‘He must be fucking mad, putting three records out. And look at the picture on the front, he looks like an asthmatic Leon Russell’”.
Dat soort kritiek liet Harrison nu koud. “I was gonna go on my own just to have a bit of peace of mind”.
De Amerikaanse auteur wees vooral op de fantastische verkopen van ‘All Things Must Pass’ in zijn eigen land. “The three record set was released in the States and immediately began a steady climb to number one. It remained on the charts for an incredible thirty-eight weeks”.
Daarmee was George zeker niet de mindere van Paul McCartney of John Lennon, die eveneens snel met solo-platen van zich lieten horen. Het leek er zelfs op dat George Harrison als de beste ex-Beatle uit de verf was gekomen.
Bangladesh
Harrison, de ‘goede’ Beatle, zette zich bovendien serieus in voor het verbeteren van de wereld. Dat was al een beetje gebeurd op de grote rockfestivals in de VS, waar Ravi Shankar (1920-2012) zijn Indiase muziek ten gehore mocht brengen.
George ging verder. Voorbij waren de tijden dat de Beatles bereid waren zijn liedjes als ‘Something’ of ‘Here comes the sun’ tussen het Lennon & McCartney-werk op elpees te zetten. “He was a force to be reckoned with now formally – and permanently on his own”.
Op aandringen van Ravi Shankar zette Harrison het Concert voor Bangladesh op – op 1 augustus 1971. West- en Oost Pakistan waren met veel bloedvergieten uit elkaar gevallen. Oost Pakistan ging verder onder de naam Bangladesh. De nieuwe republiek moest geholpen worden.
Shankar na afloop van de gebeurtenissen: “When I talked with George, he was impressed by my sincerity and I gave him lots to read and explained the situation”.
George besloot zich door middel van een concert in te zetten voor zijn Indiase vriend. Shankar: “He called Ringo in Spain and talked to Leon Russell and all these wonderful musicians from the west coast and east coast who came to play. And he contacted [Allen] Klein, who had taken care of the business and administration.
And, of course, Bob Dylan, as luck would have it, was so wonderful to take part in this cause. In a period of only four or five weeks, all was done. To conceive, plan and execute such a large-scale program and do it successfully in such a short time must be setting a record in the history of world entertainment”.
Ravi Shankar en George Harrison
In die tijd praatte ‘iedereen’ over een mogelijke Beatles-hereniging. Een popconcert met een edel doel, was er een mooiere reden om het viertal nog een keer bij elkaar te brengen?
Paul McCartney, die als enige Beatle niet met manager Allen Klein (1931-2009) in zee had willen gaan, liet met “I’d really love to come but…” al snel merken dat er op hem niet gerekend hoefde te worden. John Lennon had aangekondigd dat hij ‘in principe’ bereid was te komen. In dat geval zouden er drie Beatles op het podium in New York (Madison Square Garden) komen te staan. Maar kort voor het zover was eiste hij min of meer dat Yoko Ono aan zijn zijde moest verschijnen. Dat kon George Harrison niet verdragen.
De auteur van de biografie was het helemaal met Harrison eens: “George, to his credit, stuck to his guns. This benefit was his baby, and as such, Ono wouldn’t be emitting so much as a single conceptual squeak or squawk in his show!”
Op het laatste moment liet John Lennon zich verontschuldigen. John en Yoko stapten in het vliegtuig naar Parijs. Van een Beatles-reünie kwam niets terecht – nu niet en nooit niet.
Met het concert voor Bangladesh, aldus de biograaf, had George Harrison de popmuziek op een hoger niveau gebracht. “He and his three famous cohorts had already shown that rock music had a mind”. En nu had hij voor het eerst aangetoond dat die muziek ook een hart had.
Het was een absolute primeur, kon je in 1989 lezen. “It was the first example of the staggering philantropic power of rock and roll. The historic concert was the benevolent precursor of events like Live Aid, the Prince’s Trust annual shows and the Amnesty International tours”.
Mijn bezoek aan de vrijmarkt in Oegstgeest lag aan de basis van het bovenstaande.
Harry Knipschild
25 mei 2018
Clips
- Raadplegingen: 14501