264 - Chas Chandler: zanger, basgitarist, producer, manager
Op D-day in 1969 werd ik werknemer van Polydor Nederland NV, toen nog een onderdeel van Siemens. De Haagse platenmaatschappij was bezig aan een geweldige opmars en mij werd de kans gegeven er een steentje aan bij te dragen.
Binnen de kortste tijd werd ik overladen met albums van Richie Havens, de Who (‘Tommy’), Jimi Hendrix (‘Electric Ladyland’), Led Zeppelin (‘I’ en ‘II’), James last, Percy Sledge (‘That’s Soul III’), Crosby Stills & Nash, Iron Butterfly, Fat Mattress (met Noel Redding), Taste (met Rory Gallagher), Herb Alpert, Cream, ‘Woodstock’, Blind Faith, Rolling Stones, Yes en ga zo maar door. Het kon niet op.
Je kunt het haast niet geloven: de top van het Polydor- en PolyGram-concern, waaronder Polydor viel, was niet blij met deze ontwikkeling. Op het Duitse hoofdkantoor van Polydor gaf internationaal manager Horst Hohenböken (liefhebber van ‘echte’ jazz) geweldig af op A&M. De muziek van dat label was allemaal ‘shit’ bekende hij. Wat had je nou aan Herb Alpert, Sergio Mendes, Sandpipers en de opkomende Carpenters? Die platen stelden toch helemaal niets voor, verkondigde Hohenböken regelmatig.
In Baarn, hoofdkantoor van PolyGram, vonden mensen als Coen Solleveld het maar niks dat wij van Polydor een bedrijf als Atlantic in een aantal landen vertegenwoordigden. PolyGram, was de strategie, moest zijn eigen acts hebben.
Binnen enkele jaren na mijn komst kreeg Polydor het in Nederland zonder A&M en Atlantic te stellen. In plaats daarvan werden wij verwacht tal van nieuwe artiesten van de grond zien te krijgen. Vooral groepen die vanuit Engeland opereerden.
Slade
Chas Chandler en Slade-zanger Noddy Holder
Eén van die bandjes heette Slade. Hun manager was Bryan ‘Chas’ Chandler (1938-1996) uit de Engelse havenstad Newcastle. In 1971 had Slade in Nederland zowaar zijn eerste hit te pakken met ‘Get down and get with it’, een nummer uit 1965, dat eerder door Little Richard was uitgevoerd. De leden van Slade werden in die tijd nog wel eens bestempeld als ‘skinheads’ – dat was niet complimenteus bedoeld.
Bij Polydor in Londen trokken ze hard aan hun nieuwe aanwinst. ‘Coz I luv you’, de opvolger, bereikte in Engeland de top.
Eind van het jaar 1971 kon je in het Veronica-blad lezen: “Het platencontract van Slade is afgelopen. Dit bericht komt nadat de groep met de single ‘Coz I love you’ op de eerste plaats van de hitparade terecht is gekomen. Het is bekend dat momenteel diverse grammofoonplatenmaatschappijen proberen om een contract met de groep af te sluiten maar het is nog niet bekend of Slade een nieuw aanbod zal accepteren of bij de huidige vertegenwoordiger Polydor zal blijven”.
In Londen wist men Slade voor het concern te behouden. Bij een bezoek van de groep aan Nederland maakte ik vervolgens kennis, niet alleen met de muzikanten, maar tevens met hun manager en producer. Chas Chandler, een forse man, stond helemaal achter zijn artiesten, viel me op. Ook in het persoonlijke vlak. Toen hij in de gaten kreeg dat de mensen in Nederland hard aan zijn groep werkten was hij uiterst voorkomend. Maar nooit liet hij met zich sollen.
Chas was er vrijwel altijd bij als Slade in ons land van de partij was. Over zijn verleden praatte hij nooit. Alles draaide om zijn nieuwe groep.
Dat Chandler wel degelijk een verleden had bleek tijdens een tv-optreden in Groningen. In een pub begon de manager van Slade ineens te zingen. Geen popsongs, maar zeemansliederen, waarschijnlijk uit de haven van de stad waar hij geboren was en gewerkt had. Bijna een uur lang galmde hij het ene lied na het andere uit. De jongens van Slade hadden het repertoire wellicht vaker gehoord. Ze zongen dan ook allemaal uit volle borst mee.
Het begin: The Animals
Haven van Newcastle (1964)
Chas Chandler was op 18 december 1938 geboren in Heaton, een buitenwijk van Newcastle, de noordoostelijke Engelse havenstad die in het verre verleden een rol speelde bij de industrialisering van Groot-Brittannië. Langs de Tyne stonden heel wat fabrieken. Er was werk genoeg als je bereid was de handen uit de mouwen te steken. Chas, die opgroeide op de bovenste verdieping in een arbeidershuisje van omstreeks 1900, kreeg een baan als havenarbeider.
Chas hield van popmuziek. Wie niet in het begin van de sixties? Hij trok op met jongens van zijn generatie die allemaal uit Newcastle en omgeving kwamen. In het rhythm & blues-combo van pianist Alan Price (uit 1942) mocht hij op basgitaar meespelen. Toen Eric Burdon (uit 1941) als zanger erbij kwam werd de naam van het combo omgedoopt in ‘The Animals’.
In het tijdperk van Beatles & Stones wisten de muzikanten uit Newcastle eveneens door te breken. In 1964 maakten ze met ‘Baby let me take you home’ hun eerste hitsingle. De opvolger, ‘House of the Rising Sun’, stootte door naar de bovenste plaats in Engeland en de rest van de westerse wereld.
De Animals werden in de poll van de Britse popkrant New Musical Express al snel uitgeroepen tot beste rhythm & blues-groep. Daarom mochten ze live optreden tijdens het jaarlijkse pollwinners-concert. Dat begonnen ze met hun versie van een song van John Lee Hooker, ‘Boom Boom’.
House of the Rising Sun
Tijdens een toernee door de VS had Chas een bijzondere ontmoeting in New York, vertelde hij aan Keith Altham (NME). “Bob Dylan took us down to Greenwich Village to meet his friend John Lee Hooker. Unfortunately, John was ill and not appearing at the club that night, so we went back to Bob’s pad and got smashed on some huge casks of wine he had. He played us his first-ever single which is shortly to be released all over the world. It’s called ‘Those Old Subterranean Blues’, and is a story about people living after the bomb was exploded”.
Als je Chandler mocht geloven zou Dylan op de elektrische toer gegaan zijn na het horen van de muziek van de Animals. “Bob bought our record of ‘House Of The Rising Sun’ and was so impressed with it that he bought an electric guitar so that he could include our version in his stage act”.
Chas was meer dan bassist in de Animals, aldus Altham. “Chas Chandler is fast becoming the business-man in the group”. Hij nam de popjournalist mee naar een club waar soul-zanger Wilson Pickett hits als ‘In the midnight hour’ en ‘Don’t fight it’ vertolkte. Maar ook was er een optreden van een groep (met zanger Mike Harrison, later in Spooky Tooth) die zich de VIPs noemde.
“Zijn ze niet geweldig!”, kreeg Altham uit de mond van Chandler te horen. Chas maakte duidelijk dat Animals-manager Mike Jeffery (1933-1973) geld in de VIPs geïnvesteerd had.
Van de Animals naar iets nieuws
Duidelijk was dat Chas voor meer zaken belangstelling had dan als bassist optreden in een rhythm & blues-groep. Dat is volgens mij [HK] een kenmerkende eigenschap van meer bassisten. Niet alleen zorgen ze voor de harmonie binnen een popgroep. Ook treden ze regelmatig op als producer of manager. Voorbeelden te over.
Na een paar jaar vielen de originele Animals uit elkaar. Alan Price zette de Alan Price Set op. Eric Burdon richtte zich steeds meer op Amerika.
Chas Chandler keek uit naar ander werk. In interviews vertelde hij over wat hem bezig hield. Om te beginnen had hij samen met Burdon een hobby. Ze verzamelden souvenirs uit de Tweede Wereldoorlog, zoals zwaarden, bajonetten en geweren.
Over een paar nieuwe aanwinsten kon je lezen: “This is a pennant from one of the Nuremburg rallies”, says Chas, proudly showing a green triangle with the Nazi swastika embroidered upon it, “and this is a dagger once owned by an S.S. general. Just a hobby, but at least it stops people from using them”.
Verder had Chandler niets met oorlogen. “I’ve a terrible horror of war. I was born before the last war [1938] and can remember the bombs and everything. I instill into the rest of the boys the horror of war. I read a lot of books on the subject and I don’t like what I read”.
Chas was er bang voor dat er een oorlog met atoombommen zou uitbreken.
Op zijn loopbaan bij de Animals keek hij met plezier terug. “I’ve already passed all the ambitions I’ve ever had. It’s a great feeling being a success and I suppose I want to continue being a success”. De bassist keek bovendien vooruit. “I suppose I’m looking for other acts. With them I’d use the knowledge of all the mistakes we’ve had and I’d be able to prove to myself that I could learn from my mistakes”.
Chas was op zoek naar nieuwe groepen om onder zijn hoede te nemen. “I love show business. I love every minute of it. I love the ducking and diving that goes on. I love going on stage and love the feeling when the audience appreciates and digs what you’re trying to do”.
Chandler hield er niet van, verklaarde hij, om bij de pakken neer te zitten. “I fear old age. I like to be active, I like the work, I like enjoying myself. I’m looking for contentment, but haven’t found it. I don’t know what it is that would make me feel content”.
Eén ding stond voor hem vast: “I live for today - it sounds a bit of a cliché, but whatever happens I’ll always come out all right. If I didn’t feel that way I’d still be working in a shipyard in Newcastle”.
Jimi Hendrix
Café Wha?, 1963
Chandler had er dus alle vertrouwen in dat hij iets of iemand zou vinden om een nieuw muzikaal leven mee te beginnen. In zijn boek over Jimi Hendrix (uit 1989) vertelde de Britse popjournalist Charles Shaar Murray wat er gebeurde.
Hendrix trad anno 1966 op in de ‘Wha?’, een club in de Village van New York. “Grote en succesvolle namen stonden te dringen om die verbazingwekkende jonge zwarte gitarist, die met zijn tanden speelde, met eigen ogen te aanschouwen. Bob Dylan, Miles Davis, The Rolling Stones, Mike Bloomfield en Al Kooper, Micky Dolenz van The Monkees, John Phillips van The Mamas and The Papas, ze kwamen allemaal opdagen en zij vertelden het aan hun vrienden.
Bloomfield: ‘Ik ging daar op een avond naar toe, en man, hij wilde niet eens een hand geven. Ik bedoel maar, hij wist hoe geweldig hij was. Hij kwam op. Het leek of er straaljagers opstegen. Atoombommen ontploften en gebouwen stortten in. Ik had van m’n leven nog niet zoiets gehoord’”.
Shaar Murray: “Een van Hendrix’ meest uitgesproken bewonderaars was Linda Keith, die samen met haar vriendje Keith Richards naar hem was gaan kijken. Een paar dagen later sleepte ze een kennis mee, Chas Chandler. Hij had bas gespeeld bij The Animals, maar de groep stond op het punt van opbreken en Chandler had besloten zich op de management-kant te richten, in deelgenootschap met de voormalige Animals-manager Mike Jeffery.
Linda Keith suggereerde Chandler dat, als hij op zoek was naar artiesten voor zijn management, zij wel iemand wist die daarvoor in aanmerking kwam.
Chandler ging samen met met Linda Keith naar de Wha? en onderging een regelrechte managers-openbaring. Chas reageerde veel alerter dan elke andere prof uit de muziekindustrie die Hendrix tot dusver had gezien. Onmiddellijk na afloop van de set bood hij Hendrix een management-contract aan en nodigde hem uit mee te gaan naar Londen. Niet de band, alleen Hendrix. Die zelfde avond ging hij accoord”.
Zo simpel was het niet. In Groot-Brittannië hielden de autoriteiten en de muzikanten-vakbond buitenlanders zoveel mogelijk buiten de deur. De eigen muziek-industrie moest beschermd worden. “Er volgden een paar weken vol frustratie toen Chandler weg moest voor zijn laatste toernee als lid van The Animals. Na zijn terugkeer moest hij heel wat koeliewerk verzetten om Hendrix aan een paspoort en een werkvergunnig te helpen. Hij deed ook zijn best om er voor te zorgen dat zijn cliënt verlost zou worden van alle oude of nog lopende contracten en zakelijke afspraken.
Hendrix en Chandler vertrokken van Kennedy Airport. Tijdens de vlucht werd besloten de spelling van Hendrix’ voornaam te veranderen omdat hij dan gemakkelijker in het geheugen zou blijven hangen”. Eind september 1966 arriveerde het tweetal in Londen.
Charles Cross over Hendrix en Chandler
Charles Cross ging in zijn biografie van Hendrix (uit 2005) nauwkeuriger in op de feiten. Chandler liep al geruime tijd rond met het idee om ‘Hey Joe’ van Tim Rose op de plaat te zetten. Toen hij er met de gitarist over begon, had die toevallig dat nummer recentelijk ontdekt. Het tweetal had dus meteen een onderwerp dat hen samenbracht.
Volgens Cross was Jimi echter niet meteen te vinden voor een carrière in het verre Engeland. Zou zijn elektrische gitaar het daar nog wel doen? Terwijl Chas z’n laatste optredens met de Animals deed bleef Jimi gewoon in New York doorspelen. John Hammond junior, zoon van de ontdekker van o.a. Bob Dylan en Billie Holiday, was evenals Chandler onder de indruk en tipte (vergeefs) zijn vader.
Bij terugkeer van Chandler twijfelde Hendrix nog steeds. De belofte van Chas dat hij hem in de Britse hoofdstad bij Eric Clapton zou introduceren trok hem echter over de streep, aldus Cross.
Hendrix en Chandler in Londen
Na korte tijd bleek dat Chas Chandler de Britse bureaucratie niet goed onder de duim wist te krijgen. Mike Jeffery was daar beter in. Cross: “Chas Chandler deed zaken in de kroeg, Mike Jeffery vanachter zijn bureau”. De ex-manager van de Animals bedacht trucjes om via zijn bedrijf Yameta (op de Bahama’s) Jimi in Engeland te laten opereren. Chandler en Jeffery werden partners. Jeffery bemoeide zich met papierwerk en geld, Chandler met de muziek.
Chas ging meteen aan het werk. Hij nam hem overal mee naar toe, viel binnen bij een opname-sessie van The Who, deed de ronde langs alle clubs om zoveel mogelijk bands te zien.
De bassist maakte zijn belofte, een introductie bij Eric Clapton, op een bijzonder manier waar. Op 1 oktober 1966 speelde Cream (de band van Clapton, Jack Bruce en Ginger Baker) in Londen.
Cross: “Jimi came with his guitar. Chandler, Jimi, and their girlfriends stood in the audience during the first half of the show, and as the set break began, Chandler called up to the stage and summoned Clapton over, asking him if Jimi might jam”.
Zoiets had de groep niet eerder meegemaakt. Alle muzikanten waren te beschroomd om dat te doen.
Jack Bruce wilde Jimi wel een kans geven. “Sure, he can plug into my amp”.
Het resultaat was verbluffend, volgens Tony Garland, rechterhand van Jeffery. “You could see Eric’s jaw drop”. Jimi had zich meer dan bewezen, nog voor de eerste single ‘Hey Joe’ op de markt kwam.
De verhouding tussen Jimi en Chas was intussen zo goed dat ze, met hun vriendinnen, samen in één flat woonden.
In het blad Kink schreef Cees Mentink begin 1967 naar aanleiding van een ontmoeting met het tweetal: “In Montague Square bewoont Jimi Hendrix samen met ontdekker Chas Chandler en twee Zweedse schoonheden een flat, eens de plaats waar Maureen en Ringo Starr een prille liefde beleefden.
Enkele maanden geleden werd Jimi door z’n ontdekker Chas Chandler voorgesteld aan de Engelse popwereld. Plaats van handeling: Bag O’Nails. Op het podium voor een torenhoge stellage versterkers: The Jimi Hendrix Experience. In de zaal: Brian Epstein, Pete Townshend, Paul & Ringo, Eric Clapton om er maar een paar te noemen.
De kennismaking met deze uit Amerika geïmporteerde ‘black Dylan’ heeft stormen van enthousiasme teweeggebracht. Epstein kwam woorden tekort en Clapton toonde zich jaloers op Jimi’s techniek. Nu – na drie maanden – heeft Hendrix een enorme hit [‘Hey Joe’] en vechten de impresario’s om hem.
Chas verwacht dat Jimi erg groot zal worden in de Benelux. ‘Niemand gelooft wat hij doet op de bühne. Het is ook ongelooflijk, wat voor techniek hij heeft en dan z’n showmanship. Unbelievable Jimi is zo’n grote showman, dat mensen nauwelijks de tijd krijgen alles te verwerken. Er gebeurt gewoon te veel'”.
Ook Mentink kreeg de nazi-verzameling van Chandler te zien.
Intussen had Chandler een begeleidingsgroep voor Hendrix georganiseerd. Twee man waren wel genoeg, vond hij. Hendrix werd er met enige moeite van overtuigd dat een groot orkest (met blazers) overbodig was.
Noel Redding werd als eerste geëngageerd. Hij kwam solliciteren als nieuwe begeleider van Eric Burdon. Hendrix zag hem wel zitten, mede omdat hij zijn haar in dezelfde stijl had als Bob Dylan. Redding: “Chas asked if I could play bass. I said no, but I’d try”. In een kroeg werd de zaak beklonken.
Ook een drummer was noodzakelijk. Het Franse idool Johnny Hallyday zag Jimi spelen en nodigde hem uit voor zijn voorprogramma. Chandler belde Mitch Mitchell die bij Georgie Fame vertrokken was. Na twee audities werd hij aangenomen bij wat de Jimi Hendrix Experience ging heten.
De band ging eind 1966 al op stap, maar niet voordat Chandler geregeld had dat hij en Jeffery zouden delen in de inkomsten. Niet alleen bij de optredens en eventuele plaatinkomsten, maar ook met de muziekrechten. Chandler en Hendrix zouden de inkomsten op de eigen liedjes 50/50 delen gedurende een periode van zes jaar, meldde Cross in zijn boek. Chandler moedigde zijn pupil dan ook aan om zoveel mogelijk eigen repertoire te schrijven en uit te voeren. Maar hij schrok er niet voor terug samen met Jeffery zelf te investeren. Jeffery leende geld van zijn ouders en Chandler verkocht de basgitaren waar hij in de Animals op gespeeld had”.
Aan Cees Mentink vertelde Jimi Hendrix: “Het grootste probleem, toen wij in Engeland kwamen, was de juiste begeleiders te vinden. Jongens die me een beetje aanvoelen en die ik ook begrijp. Na veel zoeken is het gelukt: Mitch Mitchell, een jazz-jongen aan de drums en Noel Redding, een rock ’n roll-addict, bas-gitaar”.
De Jimi Hendrix Experience kon zich dankzij ‘Hey Joe’ (met op de b-kant het eigen nummer ‘Stone Free’ in plaats van het al bestaande ‘Mercy, Mercy’) gaan manifesteren.
De eerste reacties in Frankrijk waren niet best. Eén krant noemde hem een slechte mengeling van James Brown en Chuck Berry die soms met zijn tanden speelt. In een ander dagblad werd smalend gemeld dat ‘Chas Chandler een neger onder contract had genomen en mee had genomen’.
Einde van de samenwerking van Chandler en Hendrix
In zijn boek stelde Cross dat Mike Jeffery een hielenlikker op muzikaal gebied was. Hij vond alles goed als er maar geld in het laatje kwam. Chandler daarentegen voelde zich betrokken bij hetgeen Jimi op muzikaal gebied deed. Chas kwam bovendien op ideeën hoe Jimi zich op de beste manier op het podium kon presenteren.
Toen de gitarist zijn instrument tijdens een optreden beschadigde in een wilde actie, was zijn manager eerst boos. De Experience moest twee maanden optreden om die schadepost terug te verdienen. Totdat Chas in de gaten kreeg dat het publiek het fantastisch vond. “Seeing that response, Chandler determined then and there to have Jimi smash more guitars over the next few shows. The destruction of the guitar – many times the same guitar patched up night after night – became an occasional part of Jimi’s set”.
Tijdens het festival in Monterey (juni 1967) stak Jimi zijn gitaar zelfs in brand. Pete Townshend van de Who deed wat Jimi ook deed. Jimi ging nu een stap verder. Dat idee was afkomstig van popjournalist Keith Altham. Maar, aldus zijn collega Chris Welch, ‘het was Chas Chandler die klaar stond met zijn aansteker’
.
Jimi Hendrix Experience met Chas Chandler (rechts)
In de studio waren producer Chas Chandler en Jimi Hendrix het niet altijd met elkaar eens. Er ontstond een verwijdering tussen het tweetal, die explodeerde tijdens de opnames van ‘Electric Ladyland’.
Mike Jeffery greep de macht. Voor 300.000 dollar kocht hij Chas in 1968 uit. Jimi kreeg nu, ook contractueel, te maken met een manager die de nadruk op zakelijke aspecten legde. In 1970, heel kort voor zijn plotselinge dood, kwam Hendrix wellicht tot inkeer. Hij belde Chas op, vertelde hem dat hij van Jeffery af wilde en of Chas Chandler opnieuw als zijn manager wilde optreden, aldus Cross.
Toen de vriendin van Hendrix op 18 september 1970 besefte dat Jimi in grote nood was, belde ze Chas Chandler op. Zijn hulp mocht niet baten: Jimi was al overleden.
Slade
Chas Chandler, die al eerder met andere acts (onder wie de Soft Machine) in de weer was geweest, bleef zoals hij in 1966 al duidelijk gemaakt had, niet bij de pakken neerzitten. De man uit Newcastle begon weer van onder af aan. Slade werd het bandje dat hij ging produceren en managen.
Het succes van zijn nieuwe ‘cliënten’ kwam deze keer niet zo snel als bij de Animals en de Jimi Hendrix Experience.
Basgitarist Jimmy Lea van Slade in 1972: “Toen we destijds Chas ontmoetten schreef geen van ons muziek. Hij gaf ons zelfvertrouwen, waardoor we aan het werk gingen en op die manier ontstonden onze nummers. We waren eigenlijk een beetje ingeslapen, zagen ’t allemaal niet meer zo zitten”.
Gitarist Dave Hill: “Chas en John Steel (in het verleden drummer bij de Animals en nu Chandler’s rechterhand) hebben altijd bijzonder hard gewerkt om voor ons een definitieve doorbraak te forceren. Waarschijnlijk waren we er zonder Chas nooit gekomen. Hij heeft altijd in ons geloofd. Ook toen er twee jaar lang helemaal niets gebeurde”.
Met Slade maakte Chas voor Barn/Polydor drie jaar lang de ene monsterhit na de andere. In 1972 waren dat ‘Look wot you dun’, ‘Take ma bak’ ’ome’, ‘Mama weer all crazee now’ en ‘Gudbuy t’Jane’ – in 1973 ‘’Skweeze me, pleeze me’, ‘My friende Stan’. ‘Everyday’ en vooral het nummer dat een evergreen is geworden: ‘Merry Xmas everybody’. Chas Chandler was tevens muziekuitgever (Barn Publishing) van de liedjes van de groep.
In 2013 kon je lezen: “De veertig jaar oude kersthit Merry Xmas Everybody van Slade zou jaarlijks nog ruim 600.000 euro opbrengen voor de schrijvers van het liedje. Volgens een schatting van de Britse auteursrechtenorganisatie Performing Rights Society (PRS) is ‘Merry Xmas Everybody’ dit jaar goed voor ruim 608.000 euro. Daarmee is ‘Merry Xmas Everybody’ in al zijn uitvoeringen de meest lucratieve kersthit van dit jaar in Groot-Brittannië, meldt de krant The Independent.
Slade-zanger Noddy Holder schreef ‘Merry Xmas Everybody’ met bassist Jim Lea. In 1973 verscheen het als single en piekte op de eerste plek van de Britse Top 40. Het was de laatste nummer 1-hit van het in Groot-Brittannië immens populaire Slade, al keerde de kerstsingle nog acht keer terug in de Top 40”.
Slade, Merry Xmas Everybody (december 1973)
De laatste jaren
In 1979 keerde Chas Chandler terug naar Newcastle. In 1983 deed hij nog mee aan een reünie van de Animals. Dat ging niet goed, schreef Chris Welch. “The group spent most of the time arguing and at one point Chandler was seen grabbing Eric Burdon by the scruff of the neck”
In zijn laatste jaren werkte Chas opnieuw met jonge popgroepen. Bij zijn overlijden in 1996 was in de Engelse pers te lezen: “He also set up in business with architect and saxophonist Nigel Stranger. They established Park Arena Ltd, which developed the 10,500-seater Newcastle Arena, the largest sports and entertainment venue in the north-east. It opened last year after nine years work, and has already featured artists such as Neil Diamond, David Bowie and Pulp”.
Opnieuw werd het enthousiasme van Chandler geprezen. “He had enormous drive and self-belief. It was that enthusiasm that helped both Jimi Hendrix and Slade become stars. He'd just tell everyone: 'They are the best in the world!’”
2007
Tien jaar na de dood van Chas Chandler begon men in Newcastle te beseffen hoe ‘legendarisch’ hij wel was. De plaatselijke krant, de Evening Chronicle, publiceerde enkele artikelen over hem.
Ray Marshall bracht zijn capaciteiten in de openbaarheid. “Many people tried to manipulate Hendrix, but this is a charge that could never be laid at Chas’s door. Chandler risked nearly all his money to launch Jimi’s career. He funded the ‘Hey Joe’ session before Hendrix had even signed a contract and let the guitarist live at his London flat and even use it for rehearsals. Chas encouraged Jimi to start songwriting and also made sure he got some publishing royalties. In fact, it was often said to have been the books in Chas’ London apartment that gave Jimi his poetic lyrics”.
Jimi would come to Newcastle with Chas and put that together with the well-known fact that he pretty well always had a guitar in his hand, so you can see where the Heaton busking stories come from. Because of his relationship with Chas and Mike, he sometimes played the Club AGo-Go and singer-actor Jimmy Nail once recalled a Hendrix story: ‘I was in my mid-teens and used to go to the Club A Go-Go which had a very low ceiling. Hendrix - I hadn’t seen anything like it - leapt with the guitar and it went through a ceiling tile. But get this, he let it go and continued playing while it hung from the ceiling’”.
Ook Hendrix was nog niet verdwenen uit Newcastle en speciaal Heaton: “If you’re walking around the streets of Heaton one dark night and you hear the cosmic twang of guitar strings in the wind, just smile. They could be the echoes of Jimi”.
In dat zelfde jaar 2007 viel Chandler een bijzondere eer te beurt. De gemeente Newcastle besloot een plaquette aan te brengen op het huis (35 Second Avenue, Heaton) waar Chas tot in 1964 woonde.
Peter Young, collega van Ray Marshall bij de krant, gaf nog eens aan wat Chandler voor de voormalige industriestad betekend had. “With his friend and fellow musician, Nigel Stanger, Chas helped establish one of the region’s top entertainment and indoor sporting venues, the Newcastle Arena, now the Metro Radio Arena”.
Iedereen was nu vol lof over wat Chas Chandler tijdens zijn leven gepresteerd had. Ray Laidlaw van Lindisfarne verklaarde in 2007: “He was one of the great characters of rock and roll, and it’s fitting that something should be done to commemorate him in his home city”.
Colin Revell, directeur van de Arena in Newcastle, over de plaquette: “It’s a great idea. Chas was someone who had a passion for Newcastle”.
Pauline Allen, van de raad voor cultuur en erfgoed van de stad, ging nóg een stap verder: “Not only did Chas Chandler help make a major contribution to pop music, he helped establish one of the country’s leading entertainment venues and secure Newcastle’s place on the cultural map”.
2016
Jimi Hendrix Serious Rock n' Roll (muziekwinkel in Newcastle, 1 juni 2016, foto Margaretha Suman)
Enkele weken geleden reisde ik met een groepje leden van de historische vereniging Haerlem van IJmuiden (de stad van Cornelis Vreeswijk) naar Newcastle. Op 1 juni zagen we het standbeeld van Earl Gray (van de thee), de nieuwe concerthal (2004, ontwerp van Norman Foster) waar Blondie, James Brown, Sting, Morrissey, Mumford & Sons, Crosby, Stills & Nash en Grace Jones al hebben opgetreden, de zeven bruggen over de Tyne-rivier waar Chas Chandler zijn handenarbeid verrichtte rond 1960.
We dronken een drankje in de Red House (een song van Jimi Hendrix). In de etalage van een winkel in muziek-instrumenten was Hendrix (‘serious rock n' roll’) dominant aanwezig. Vanaf de koepel van restaurant The Botanist had je een mooi uitzicht over de stad. Oude Fabrieksgebouwen waren (met veel geld?) omgebouwd tot musea en plekken voor kunstenaars.
Hierboven achter de plaquette groeide Chas Chandler op. (foto Margaretha Suman, 1 juni 2016)
Onder leiding van Wiebe Damstra en Alan Barker, die het voor me had uitgezocht, gingen we met de metro helemaal naar Heaton. Vanaf het station was het nog ruim een kilometer lopen naar het huis waar Chas Chandler opgegroeid was om vervolgens in 1964 naar Londen te verhuizen met Eric Burdon en Alan Price. Mijn reisgenoten konden de fabrieksbouw van de huisjes op de Second Avenue onmiddellijk herkennen als arbeidersonderkomens van rond 1900. De familie Chandler was klein behuisd – alleen op de eerste (bovenste) verdieping.
In juni 2016 was er van bewoning niets te bemerken. De ramen waren geblindeerd, er was geen mogelijkheid om aan te bellen. Maar de plaquette met het eerbetoon aan Chas Chandler hing er nog steeds. “Chas Chandler 1938-1996. Founder member of the Animals. Manager of Jimi Hendrix & Slade. Co-founder of Newcastle Arena. Lived in this house 1938-1964”.
Zoiets zouden ze in Nederland, te beginnen in Haarlem, ook moeten doen, zeiden we tegen elkaar.
Plaquette, Second Avenue 35 (boven), Heaton, Newcastle
Harry Knipschild
24 juni 2016
Clips
Literatuur
Keith Altham, ‘Animals in America’, New Musical Express, 5 februari 1965
Keith Altham. ‘Eric Burdon, Animal trainer’, New Musical Express, 30 april 1965
Keith Altham, ‘The Animals – Hell-raisers of pop’, New Musical Express, zomer 1965
Bill Harry, ‘Inside: Chas Chandler’, Record Mirror, 16 juli 1966
Cees Mentink, ‘Hey Joe. Jimi Hendrix. Free Feeling’, Kink, 25 februari 1967
‘Slade aan het woord’, Muziek Expres, juli 1972
Charles Shaar Murray, Jimi Hendrix.Kind van de regenboog, Amsterdam 1995 (1989)
Chris Welch, ‘Chas Chandler’, Independent, 18 juli 1996
Keith Altham, ‘Chas Chandler’, Mojo, september 1996
Charles R. Cross, Room full of mirrors. A biography of Jimi Hendrix, New York 2005
Ray Marshall, ‘Days when Jimi was buskin’’, Evening Chronicle, Newcastle, 10 maart 2007
Peter Young, ‘Star’s home added to heritage trail’, Evening Chronicle, Newcastle, 27 juli 2007
Pierre Oitmann, ‘Kersthit Slade levert jaarlijks ruim 600.000 euro op’, Nu.nl, 12 december 2013
- Raadplegingen: 15589