Skip to main content

235 - Ron Alexenburg in de Amerikaanse platenbusiness



 
Als je op zoek bent naar informatie over artiesten is het niet moeilijk een en ander te vinden. Bijna elke zanger of zangeres, bekend of niet bekend, heeft wel een plekje op wikipedia of een eigen website. Om door te kunnen breken hebben de artiesten mensen nodig om hen zakelijk bij te staan, een manager, uitgever, iemand van een platenmaatschappij. Bij dat soort personen is het een stuk moeilijker om iets over hun leven te vinden.

Gelukkig zijn er uitzonderingen. Zo vertelde Ron Alexenburg, geboren in Chicago (1942?), het verhaal van zijn loopbaan in ‘Anthony on Air’. Toen ik [HK] zelf in de muziekbusiness werkzaam was, volgde ik hem op afstand via de internationale vakbladen. Maar op basis van de uitzending, vastgelegd op YouTube in 2014, kan ik hem zelf aan het woord laten.
   De diskjockey begon zijn programma met het noemen van enkele namen van acts waarbij Ron Alexenburg direct betrokken was: “Michael Jackson, Boston, Chicago, Sly and the Family Stone, Kansas, The Beach Boys, Meat Loaf, Jeff Beck”. Ter introductie noemde hij hem een van de meest bijzondere executives in de muziekindustrie. Op het moment dat ze met elkaar spraken, vertelde Ron, zat hij al 55 jaar in het vak.
 

Anthony (links) en Ron Alexenburg in 2014

 

Misverstand: een ontmoeting met Dusty Springfield en Brian Hyland

 
Alexenburg: “Geboren en opgegroeid in Chicago houd ik van rhythm & blues en jazz. Ik ging naar de blues-clubs en zag Buddy Guy, Gene Ammons, Jack McDuff”.
   Bij toeval was Ron in de platenbusiness terecht gekomen. Liever was hij rechten gaan studeren. Ron werd, naar eigen zeggen, evenwel niet toegelaten tot die studie omdat hij te eigenzinnig was. Met geld, gedeeltelijk geleend van zijn ouders, kocht Ron in 1964 een zeven jaar oude auto en reed er mee rond - op zoek naar een baan. De vader van een vriend was directeur van een onafhankelijk distributiebedrijf voor grammofoonplaten. Het was dus niet verbonden aan één bepaalde (grote) platenmaatschappij.
   Zijn start was opmerkelijk. “In de lobby van het bedrijf waar ik werk zocht bevonden zich twee personen met blond haar. Omdat ik dacht dat zij de mensen waren bij wie ik zou solliciteren, stelde ik me aan hen voor. ‘Hallo. Mijn naam is Ron Alexenburg’.
   Zij reageerden met: ‘Ik ben Dusty Springfield’ en ‘Ik ben Brian Hyland’.
   Ik wist wie ze waren, liet ik merken. Dusty zag er trouwens fantastisch uit. Ze stond in het middelpunt van de belangstelling.
   Op hun beurt dachten zij dat ik als promotieman in dienst was bij het bedrijf. Dusty wilde me meteen haar nieuwe plaat laten horen. Ik, de sollicitant, wist niet eens waar zich een draaitafel bevond. Maar even later zette ze ‘Wishin’ and Hopin’’ voor me op. ‘Wat vind je ervan?’ vroeg Dusty.
   ‘Een grote hit’ liet ik haar weten. Zo begon mijn loopbaan in de platenbusiness. Ik viel natuurlijk door de mand toen de eigenaar, de vader van mijn vriend, naar beneden kwam en vroeg: ‘Wat doe jij hier, Ron?’
 

 
Alexenburg kreeg nog gelijk ook. Dusty, die in 1963 haar eerste solo-successen boekte met ‘I only want to be with you’ en ‘Stay Awhile’, bereikte in juni 1964 voor het eerst de Amerikaanse toptien, dankzij ‘Wishin’ and Hopin’’, een song die Hal David en Burt Bacharach voor Dionne Warwick geschreven hadden.
   Mededelingen over zijn onverwachte ontmoeting met Brian Hyland deed Ron niet in het interview. De zanger had eerder hits gehad met ‘Itsy Bitsy Teenie Weenie Yellow Polka Dot Bikini’ (1960), ‘Ginny come lately’ en ‘Sealed with a kiss’ (1962). Daarna duurde het nog tot 1970 voor Brian goed scoorde (met ‘Gypsy Woman’).
 

Promotieman bij de radio

 
Ron werd voor 75 dollar per week te werk gesteld in het magazijn van het bedrijf. “Ze distribueerden [onder meer] de platen van United Artists, [Philips: Springfield, Hyland], World Records (Chad & Jeremy)”. Hij haalde de platen uit de rekken zodat de bestellingen verwerkt konden worden.
   Ron had er een bijzondere ervaring. Achteraf begreep hij het wel een beetje. “In die tijd kreeg de distributeur 3.000 stuks van een nieuwe single cadeau als hij er 10.000 kocht. Dat was de gebruikelijke deal. Achter me in het magazijn stonden dertien dozen vol met singles. Toen Lenny, de eigenaar, een keer naar beneden kwam, vroeg ik hem: ‘Wat zijn dat voor platen?’
   Omdat hij het niet meer wist maakten we één van de dozen open. Die bleek gevuld met ‘onverkoopbare’ exemplaren van ‘Love me do’, van de Beatles op Tollie Records. Toen wist Lenny het weer: ‘Ik was op een conventie. Daar heb ik me laten aanpraten 13.000 exemplaren in te kopen”
 
Rons werk in het magazijn duurde niet eeuwig. “Ik maakte kennis met een promotie-man van het bedrijf. Jim Scolley zat mooi in het pak, met een stropdas. Zijn broer was Ron Riley, werkzaam bij radiostion WLS, de nummer één deejay in Chicago”. Riley had de Beatles in Chicago geïntroduceerd en was met ze opgetrokken.
   Scolley legde hem uit wat zijn werk inhield: “Ik neem een stapeltje nieuwe platen en ga ermee naar de radiostations en dan beveel ik die aan. Ik nodig de verantwoordelijke mensen uit voor het ontbijt, de lunch of het diner ’s avonds’.
   ‘Wie betaalt dat?’, vroeg ik hem.
   ‘Jouw baas, boven’”.
   Voor Ron was dat een openbaring. “Hij betaalt je benzine. Je gaat naar radiostations. Je neemt artiesten mee. Je brengt platen onder de aandacht. Dat is wat een promotieman doet?”
   Zo’n baan leek hem een prachtig bestaan.
   Die droom werd nog werkelijkheid ook. Ron: “Onverwacht kreeg ik opdracht van de baas om een proefpersing naar radio WLS (eigendom van ABC) te brengen. Ik liep nog rond in een versleten t-shirt. ‘Vertel de mensen daar dat ik je gestuurd heb’. Ik luisterde naar die plaat en vond hem geweldig. Ik kreeg een auto van de zaak. Het was bij WLS een drukte van belang – deejays en mensen van platenmaatschappijen zaten samen te lunchen. De man die ik aansprak bleek programma-directeur Gene Taylor te zijn.

 


Gene Taylor (WLS Radio, Chicago, 1964)

   ‘Je stoort me bij m’n lunch’, kreeg ik te horen.
   Ik legde uit wie me gestuurd had.
   ‘Is het een hit?’ vroeg Taylor.
   ‘Ik denk het wel’, reageerde ik.
   ‘Ik breng de plaat nu naar het op één na krachtigste radiostation van de Verenigde Staten. Over tien minuten gaat hij de ether in. Als er geen reacties komen dan wil ik je hier nooit meer zien’.
   Ik had niets te verliezen en ging akkoord met die ‘afspraak’. Ik liep naar mijn auto, zette de radio aan en hoorde de song die me een blijvende plaats in de muziekbusiness bezorgde: ‘California Dreamin’’ van de Mamas en Papas. Dat was de eerste plaat die ik ooit geplugd heb”.
   Ron was helemaal opgewonden. “Ik belde met platenmaatschappij Dunhill Records om mijn enthousiasme over te brengen. Ik kreeg eigenaar Lou Adler aan de telefoon en vertelde hem dat het machtige WLS in Chicago zijn single ‘California Dreamin’’ zojuist voor het eerst onder de aandacht van de luisteraars gebracht had.
   Adler was kortaf. “That’s nice”.  Daar moest de nieuwe promotieman het mee doen.
   Voor Ron Alexenburg was het een belangrijke dag in zijn leven. Een halve eeuw later bekende hij: “Elke keer als ik die plaat [als gouwe ouwe] op de radio hoor besef ik dat mijn carrière in de muziekbusiness toen begonnen is”.
 

Promotieman bij CBS Records

 
Ron Alexenburg was blijkbaar zo’n goeie ‘plugger’ dat hij carrière maakte. Hij kwam terecht bij CBS in New York. Daar deed hij het zo voortreffelijk dat hij in 1970 door het vakblad Billboard en Bill Gavin met veel bombarie werd uitgeroepen tot beste promotieman in Amerika.
   Tijdens het interview gaf Ron er een mooi voorbeeld van hoe je je platen gedraaid kreeg. Bij een talentenjacht van een radiostation zat de CBS-man in de jury. Eén van de kandidaten was de dochter van de programma-directeur. “Natuurlijk zorgde ik ervoor dat zij won”, aldus Alexenburg. “Ik moest de nieuwe CBS-single van Peaches & Herb op dat station gedraaid zien te krijgen”.
   In zijn memoires liet Clive Davis, de grote baas van de platenafdeling van CBS, zich vol lof uit over Ron. Daarom ook vroeg hij hem regelmatig zijn mening over nieuwe releases. Davis: “I usually listened to singles in my office. Sometimes I’d get turned on I’d call Ron Alexenburg and tell him to come to my office immediately”. Davis hoopte dan dat zijn promotieman even enthousiast was over sommige muziek als hij zelf.
   Ron vertelde dat Clive een soort ‘pick of the week’ had. Davis gaf dan aan wat voor hem op dat moment het belangrijkste was. Maar dat had wel consequenties voor de rest van het repertoire. “Dan leg ik Janis Joplin wel uit dat we haar plaat even vergeten. Dat geldt dan ook voor Bob Dylan en de Byrds”, vertelde hij hem dan lachend. De twee konden het ook op het menselijke vlak blijkbaar goed met elkaar vinden.

Clive Davis maakte aanzienlijk wat uren. Vrijwillig of niet, dat werd ook van Alexenburg verwacht. Als je vanuit New York in de hele VS promotie bedreef had je te maken met drie uur tijdsverschil op de Amerikaanse westkust, die in de sixties de toon zette.
   Davis: “California promotion men are three hours behind New York. So they will be calling halfway into the night. There were days when Alexenburg literally slept overnight in his office to keep up with a particular record”. Ron moest zijn vrouw meer dan eens bellen dat hij thuis niet kwam eten, vertelde hij. Het was een enerverend leven om landelijk verantwoordelijk te zijn voor de promotie van een belangrijke plaat.
   Promotiemensen stonden onder grote druk, gaf Clive Davis toe. “In some cases the tension is so great that marriages run into trouble. Gray hair appears and calm gives way to mania”. Voor Ron had de druk echter een ander gevolg: “He gained a lot of weight from the constant snacking that tension and strange hours will induce”.
   In het interview vertelde Ron: “Je moet mijn vrouw maar eens bellen, hoe dat ging. Dan zal ze je uitleggen: ‘We woonden in Woodbury [Long Island]. Hij vertrok om zes uur ’s morgens. ’s Avonds om tien uur kwam hij pas weer thuis’”.
   Een van de goeie eigenschappen van Alexenburg was dat hij een brede smaak had. “Je had met alle soorten artiesten te maken: Van Barbra Streisand, Andy Williams, Jerry Vale tot Janis Joplin, Bob Dylan, Johnny Cash”. Ron hield van zwarte muziek, country & western, rock en wat al niet meer.
   Hij herinnerde zich dat hij bij CBS opnieuw te maken kreeg met Lou Adler, die zijn nieuwe label Ode Records, met ‘San Francisco’ van Scott McKenzie bij het concern onderbracht. Ook maakte hij er kennis met Sly Stone, die een tijdje radio-deejay in San Francisco was. “In die tijd schreef hij ‘The Swim’ voor Bobby Freeman”.
 

Overstap naar Epic Records

 

Ron Alexenburg, promotieman van het jaar 1970 (Billboard)

 
Clive Davis was ervan overtuigd dat Ron Alexenburg meer in zijn mars had dan platen pluggen en de promotie van de CBS-artiesten in de VS organiseren.
   Alexenburg: “Ik werd in [augustus] 1970 bij Clive Davis geroepen. Hij vroeg me of ik echt carrière wilde maken in de business. Of ik belangstelling had om bij Epic de leiding over te nemen. Epic was op dat moment een ondergeschoven kindje bij Columbia-CBS. Maar ze hadden toch aardige acts als Bobby Vinton, Poco (die vond ik echt goed), Dave Clark Five. Ze hadden wat hits. De totale jaaromzet lag tussen de vier en zes miljoen dollar. Maar dat stelde in verhouding met Columbia niet veel voor”.
   Zowel Columbia-CBS als Epic waren gevestigd in de ‘Black Rock’, het grote CBS-gebouw in New York. “Grote baas Bill Paley had zijn kantoor helemaal boven, op de 35ste verdieping.
   Ron: “Ik kon de jongste vice-president in het bedrijf worden als ik het aanbod van Clive Davis accepteerde. Ik was 26 jaar. Mijn ouders zouden het prachtig vinden. Het kwam niet eens bij me op om opslag te vragen. Clive liet me een nieuwe Epic-plaat van Sly Stone horen – fantastische muziek. Maar toen besefte ik ineens welke artiesten, met wie ik in de weer was, zou verliezen: Santana, Blood Sweat & Tears en Chicago, de eerste groep waar ik direct bij betrokken was. Ik moest ze allemaal achterlaten...
   Clive begreep wat er door me heen ging. Er komt een lang weekend met Memorial Day op maandag, zei hij. Laat me dinsdagmorgen weten wat je antwoord is. Ik ging naar huis en vertelde mijn vrouw wat me was aangeboden. Verder vertelde ik niemand iets. Toen ging de telefoon. Country & western producer en songwriter Billy Sherrill [1936-2015], aan de lijn. De man van ‘Stand by your man’ (Tammy Wynette) en ‘Most beautiful girl in the world’ (Charlie Rich). Hij zei: ‘You oughta come to Epic’. Ik wierp nog op: ‘Maar dan verlies ik Johnny Cash’. Sherrill bleef aandringen. Totdat ik ja zei”.
    
Op dinsdag gaf Ron zijn ja-woord aan Clive Davis. Bij Epic werd hij die ochtend echter niet met gejuich begroet. “Niemand zei goede morgen of begroette me op een andere manier toen ik arriveerde. Ze hadden die baan allemaal zelf gewild.
   Van mijn vader had ik geleerd dat je iedereen recht in het gezicht moet kijken. Dus ik riep alle Epic-medewerkers bij me in de vergaderzaal en zei: ‘Luister. Ik heb deze baan niet zelf uitgezocht. Ze hebben me gevraagd. Het is het begin van de week. Als je vrijdag nog niet met me wilt werken, laat het me dan weten’. Ze bleven allemaal”.
   Volgens Alexenburg gebeurde het tegenovergestelde: “We werden één grote familie”.
   Dat betekende volgens Ron niet dat ze het altijd met elkaar eens waren. Hij noemde een markant voorbeeld: “Ze wilden dat ik Johnny Rotten onder contract nam. De Sex Pistols kwamen mijn kantoor binnen. Rotten maakte zijn sigaret uit op mijn tapijt. Ik zei: ‘Get out. I don’t care who you are’”. Geen Sex Pistols dus op Epic.
   Alexenburg vertelde Anthony wat zijn criterium was. “Ik wilde artiesten die met origineel repertoire kwamen. If I can’t dance to it, make love to it, cry to it, wanna hear it again, I don’t want it”.
 

Billboard: Ron Alexenburg maakt carrière

 
In bladen als Billboard kon je goed volgen dat het aantrekken van Ron Alexenburg een voltreffer voor CBS was. In de zomer van 1972 was te lezen dat Epic zijn omzet in korte tijd met 300 procent zag stijgen. De winst was meer dan verdubbeld. Epic was op dat moment groter dan Elektra, Buddah en Bell samen. Vooral op het terrein van rhythm & blues en country zorgde Epic voor succssen. Kenny Gamble en Leon Huff brachten Philadelphia International onder bij Alexenburg. Epic stond bovendien met maar liefst elf singles genoteerd in de country hitparade.
  Ook op het internationale vlak was Ron actief: “Our English artists have emerged. After two years of hard work and believing in Argent, the group has been broken. The Hollies have come back with a major hit single and an album. We are challenged to break through with Colin Blunstone and Johnny Nash”.
  Nog geen twee jaar later poneerde Billboard-redacteur Jim Melanson: “Alexenburg turns Epic to gold”. Dat was wat Ron volgens hem gedaan had. Succesvolle Epic-artiesten op dat moment waren Charlie Rich, Sly & the Family Stone, Billy Paul, Harold Melvin & the Blue Notes, the O’Jays, MFSB en Charlie McCoy. Heel wat ‘zwarte’ en country-artiesten waren eindelijk in de pop-mainstream gekomen.

Ron deed het zo goed, aldus Billboard, omdat hij van onderen af begonnen was en zich door alle geledingen van het vak omhoog gewerkt had. Hij kende de muziekbusiness dan ook in al zijn facetten. In 1973 had Epic maar liefst 23 gouden platen toegekend gekregen. In april 1974 stond de teller al op 34. Alexenburg: “When I first joined Epic, there were two singles coming off the charts. And that was the extent of the label’s market action at the time”.
  Alexenburg zelf schreef het onvoorstelbare succes toe aan zijn staf. De Epic-familie, niet hij alleen, had het gemaakt. Volgens de baas van Epic was er nóg een verklaring voor het succes. Epic had binnen het grote CBS-concern onafhankelijk kunnen opereren, zonder de gebruikelijke bureaucratie. “Alexenburg believes in a creative approach and the drive to back it, both for himself and staffers”. 
   Aan Anthony vertelde Ron in 2014: “Het was geweldig om wél de steun van een concern als CBS te hebben. Ik had bijvoorbeeld niets te maken met payola [veel geld betalen om je plaat gedraaid te krijgen]. Als promotiemensen nam ik vaak radiomensen in dienst. Die kenden het vak. En we hadden samen een hoop lol”.
 

Ron Alexenburg vertelt over de ontwikkelingen bij Epic Records

 


Voorkant hoes van Boston album

 
In het interview maakte Alexenburg nog eens duidelijk wat de opzet van Epic binnen CBS was. “We were signing bands that nobody wanted|. We waren met een groepje jonge mensen. We hadden steeds geluk”, zo stelde Ron het voor. En hij gaf het ene voorbeeld na het andere. “Twee indianen liepen mijn kantoor binnen. Pat en Lolly Vegas – Redbone. Ze hadden het liedje ‘Witch Queen of New Orleans’ geschreven.
  Een andere keer stond er een jongeman man aan de deur met de klep van een baseball-petje opzij. Ik zei: ‘Kan ik je helpen?’
  ‘I want you to want me’.
  ‘Cheap Trick!’
  ‘Boston met ‘More than a feeling’. Vijf weken na de release belde Tom Scholz, voorman van Boston, me dat het album goud geworden was. En dan te bedenken dat Boston een totaal nieuwe groep was. Zo’n debuut was uitzonderlijk”.
  Volgens Ron was Scholz ondanks dit succes ontevreden omdat er geen foto van de groep op de voorkant van de hoes was afgedrukt. “Later kon ik hem zes gouden platen overhandigen. Dat was overigens nog maar het begin”.
  Binnen CBS was er stevige competitie geweest. Zowel Boston (op Epic) als Aerosmith (Columbia) waren acts van CBS. Beide groepen hadden de stad Boston als hun basis. Alexenburg was er dan ook trots op dat hij met ‘zijn’ groep Boston zo wist te scoren.
  Terwijl hij het uitlegde kwamen er herinneringen en allerlei gevoelens bij Ron. boven. “Stel je voor. Hier op de bank zit Jeff Beck van de Yardbirds gitaar voor je te spelen”.
 

 

Een bijzonder geval was Meat Loaf. Alexenburg stelde het simpel voor, al was de werkelijkheid enigszins anders. “Todd Rundgren produceerde zijn album. Warner Brothers had negatief gereageerd. ’s Avonds om negen uur op kantoor luisterde ik naar de opname. Ik had geweldige apparatuur en kon de muziek keihard afspelen. Zo wilde ik ook luisteren. Daarmee maakte ik me in de Black Rock niet bij iedereen even geliefd. Drie verdiepingen hoger en drie verdiepingen lager konden ze met me mee genieten.
   Onder het afspelen was er een storing van het elektriciteitsnet in New York. Ik belde Steve Popovich, mijn voormalige collega, die het album [op Cleveland International] had gefinancierd en vertelde hem: ‘Het album is zo ‘powerful’ dat de stroom in heel de stad uitgevallen is. Vanuit het raam zie ik dat New York helemaal donker geworden is’. Aan mijn vrouw legde ik telefonisch uit dat de stroomstoring niet mijn schuld was.
  Zelf zat ik op de dertiende verdieping en moest dus naar beneden lopen omdat de liften het niet meer deden. Er was echter één bijzondere lift – die van chairman Bill Paley [1901-1990]. Die had zijn eigen energievoorziening. Ik hoorde hem naar beneden komen en hoopte dat hij bij mij (op de dertiende verdieping) zou willen stoppen. Maar dat was niet het geval”.
 

Michael Jackson

 
Als je al die verhalen hoorde, vroeg je je soms af, in hoeverre ze precies de waarheid aangaven. Misschien waren ze overdreven of werden er essentiële details weggelaten. Maar met veel verve en humor lichtte Alexenburg wel een sluier op van wat zich achter de schermen van de muziekindustrie afspeelde.
  Eén van zijn meest bijzondere verhalen was dat van Michael Jackson en zijn familie. Berry Gordy had de Jackson Five bij Motown onder contract genomen. Volgens Ron had CBS belangstelling voor het bijzondere succes van Motown, dat er in slaagde om ‘zwarte’ artiesten bij een blank publiek populair te maken. CBS wist Gamble en Huff aan te trekken en bracht hun nieuwe producties op het Philadelphia International label onder bij Epic. Daarna volgden Gladys Knight & The Pips. Ook waren er, lijkt het, onderhandelingen met Marvin Gaye op gang gekomen die in de jaren tachtig leidden tot ‘Sexual Healing’ bij CBS.
  Ron Alexenburg was de man die in de jaren zeventig Michael Jackson bij Epic wist te krijgen, zes jaar vóór ‘Thriller’ (in 1982).
  Aan Anthony vertelde Ron Alexenburg hoe hij dat in 1976 voor elkaar had weten te krijgen. In dat zelfde jaar scoorde hij met Boston en Meat Loaf, vertelde hij. Het was begonnen omdat hij zijn auto bewust parkeerde aan de overkant van de straat, in de garage van collega ABC.
  “Ik hoopte dan diskjockey Bruce Morrow te ontmoeten en hem zo een van mijn platen te laten promoten in zijn radio-programma. Toen ik in dat jaar bij de garage was zag ik allemaal jonge mensen voor het Warwick Hotel staan. Ik vroeg aan de portier wat er aan de hand was. Het antwoord was duidelijk: de Jackson Five logeerden er. Ik wist dat ze al een tijdje geen hit meer hadden. Het ging dus niet zo goed met hun platencarrière [bij Motown] op dat moment. Maar blijkbaar waren ze nog steeds uiterst populair. De volgende avond zouden ze in Radio City Music Hall optreden.
  In het hotel vroeg ik om me intern door te verbinden met Michael Jackson. Hij zat in kamer 805, dat ben ik nooit vergeten. Michael nam zelf de telefoon op.
  Ik zei: ‘Mijn naam is Ron Alexenburg van Epic Records’.
  Hij, met zijn karakteristieke fluister-stem: ‘Ik weet [precies] wie je bent’. Michael volgde de ontwikkelingen in de platenbusiness heel nauwkeurig.
  Ik zei: ‘Ik zou graag eens met je willen praten. Zal ik naar boven komen of jij naar beneden?’
  Michael: ‘Ik kom meteen naar beneden’. Zo ontmoette ik hem, samen met zijn vader [Joe] en de partner van zijn vader [advocaat Richard Arons] in de bar van Hotel Warwick”.
  Ron voelde dat hij contact had en nodigde hem uit in de Black Rock van CBS. ‘Michael kwam in zijn eentje met me mee. Ik was heel erg opgewonden. Toen we binnen waren leidde ik hem rond door het gebouw. Van de veiligheidsdienst kreeg ik toestemming om helemaal naar boven te gaan naar het kantoor van chairman Pailey. Daar liet ik hem de tien Picasso-schilderijen zien die er aan de wand hingen. Ik merkte dat Michael onder de indruk was.
  Iets zei me dat Michael niet gelukkig was bij Motown. Hij gaf aan: ‘I really have ideas. Maybe someday I like to make my own music’. Als je bij een grote platenmaatschappij werkt zie je het betrekkelijke van het grote succes van artiesten. Bij Michael was het enigszins anders. Hij had iets magisch. Hij praatte heel zachtjes. Natuurlijk zou ik hem heel graag onder contract willen hebben voor Epic. Zou dat zo maar kunnen?’
  Na afloop belde ik zijn vader en vroeg: ‘Hoe is jullie contract met Motown?’
  Hij zei: ‘We’re out of our deal’”. Dat had Ron al eerder van Michael zelf gehoord.
 
Naar eigen zeggen besloot Ron Alexenburg voluit te gaan om Michael Jackson onder cotract te krijgen. Clive Davis, de grote baas van CBS-platen was intussen ontslagen en vervangen door Walter Yetnikoff. Ron vertelde Yetnikoff dat hij Michael en de Jackson-familie ging contracteren.
  De Jacksons waren bij Motown kort gehouden. Als er bij dat bedrijf iets verdiend werd, ging het geld grotendeels op de bankrekening van eigenaar Berry Gordy. Het was dus niet zo moeilijk om met een aantrekkelijk aanbod te komen.
  Ron legde Anthony uit: “Mijn bevoegdheden gingen niet verder dan één miljoen dollar. Dus legde ik in een interne procedure vast dat ik drie albums wilde maken voor één miljoen dollar. Intussen werd ik persoonlijk telefonisch bedreigd [vanuit Motown?]. Twee weken lang werd ik door veiligheidsagenten van huis naar mijn werk heen en terug gebracht. Ik moest aan mijn kinderen uitleggen waarom dat nodig was.
 

Gamble & Huff met de Jacksons in de weer voor Epic Records (1976)

 
Ik was op zoek naar een adequate producer voor de Jacksons. Het liefst had ik Stevie Wonder gevraagd, maar die was verbonden aan Berry Gordy. Dat ging dus niet. Daarom stelde ik Gamble & Huff van Philadelphia International voor. Dat was in 1976 een ‘hot company’.
  Tot zijn verbazing, zijn verbijstering, kreeg Ron Alexenburg van hogerhand bij CBS te horen dat de overeenkomst niet door kon gaan. Arthur Taylor, president van CBS, had zijn veto uitgesproken. Er was blijkbaar iets aan de hand. Walter Yetnikoff raadde Ron aan om voorzichtig te zijn met zijn woorden. De zaak liep zo hoog op dat chairman Pailey, de hoogste baas in het concern, Alexenburg persoonlijk belde en hem sommeerde om zo snel mogelijk bij hem op kantoor te verschijnen.
  Op zo’n gesprek was Ron niet voorbereid. Naar eigen zeggen trilde hij als een rietje. Was zijn baan in het geding? Ron liep op kantoor gewoon in een t-shirt rond. Zo kon je evenwel niet bij Bill Pailey verschijnen. De baas van Epic rende zijn kantoor uit en kocht in het Americana Hotel snel een stropdas en nieuwe kleding - al hadden ze voor een dikke man als Alexenburg niet precies de juiste maat. En daarna meteen door naar de hoogste baas op de 35ste verdieping.
  William Pailey maakte duidelijk dat hij stevig onder druk gezet was, waarschijnlijk door Motown. Waarom wil je per se de Jacksons en in het bijzonder Michael Jackson onder contract nemen, vroeg hij aan Ron Alexenburg.
  Ron gaf naar eigen zeggen ten antwoord: “Als je met een liedje over een rat [‘Ben’] de bovenste plaats van de hitlijsten haalt ben je een heel bijzondere artiest”.
  Ron: “Paley keek me indringend aan en zei: ‘Maak het contract maar rond’”.
  Zo kwamen de Jacksons en Michael Jackson in 1976 bij Epic. Het was een win-win situatie al duurde het nog even voor Quincy Jones ‘Thriller’ produceerde. Toen was Alexenburg zelf al bij Epic vertrokken.
 

Mislukte overstap naar MCA

 

 
Tijdens de onderhandelingen met de Jackson-familie (in 1976) had Yetnikoff er Ron al op gewezen dat er meer platenmaatschappijen dan CBS waren. In 1978 vertrok Alexenburg bij Epic. Het MCA-concern bood hem een eigen label aan, Infinity Records.
  Op zijn bekende manier zette Alexenburg zich geweldig in om het succes van Epic te herhalen. Maar deze keer viel hij niet in een gespreid bedje. Weldra had hij honderd mensen in dienst en reisde de wereld rond om Infinity overal van de grond te krijgen. Kostbare deals wilde hij naar eigen zeggen niet maken. Infinity wilde vooral nieuw talent ontwikkelen en dus toekomstgericht werken. Hits maakte hij onder meer met Hot Chocolate en Rupert Holmes (‘Pina Colada Song’). Maar nu had hij niet een concern als CBS achter zich staan.
  Infinity kwam niet goed uit de startblokken. Een grote flop was het album dat gemaakt werd met toespraken van paus Johannes Paulus II. Bovendien klapte de muziekbusiness aan het einde van de jaren zeventig in elkaar. Na een jaar maakte MCA een einde aan Infinity en daarmee ook aan de stormachtige carrière van Ron Alexenburg in de muziekbusiness.
 
Harry Knipschild
8 september 2015

Clips

* Dusty Springfield, Wishin' & hopin', 1964
* Bobby Freeman, The Swim
Mamas & Papas, California dreamin'
* Harold Melvin & The Blue Notes, If you don't know me by now, 1972
* Charlie Rich, The most beautiful girl in the world, 1974 
* Boston, More than a feeling, 1976
* Meat Loaf, Paradise by the dashboard life, 1976
* Jacksons, Enjoy yourself (op Epic), 1976
* Cheap Trick, I want you to want me, 1978
* Rupert Holmes, Pina Colada Song, uit 1979
* Billly Sherrill, 2010
* Diskjockey Ron Riley (WLS) over zijn ervaringen met de Beatles, 2014
* Anthony met Ron Alexenburg, 2014


 Literatuur
 
‘Epic in 106 percent sales rise in 5 years: Alexenburg’, Billboard, 12 augustus 1972
Jim Melanson, ‘Alexenburg turns Epic to Gold’, Billboard, 27 april 1974
Clive Davis, Clive. Inside the record business, New York 1975
Adam White, ‘Infinity starts. Names & New Talent on Alexenburg label’, Billboard, 30 september 1978
Elliot Tiegel, ‘Infinity’s Alexenburg has international priority’, Billboard, 26 mei 1979
Fredric Dannen, Hit Men, New York 1991
Gerald Posner, Motown. Music, money. sex, and power, New York 2002
J. Randy Taraborrelli, Michael Jackson. De biografie, Utrecht 2004
'The Brutal 35-year war between Sony, Stephen Popovich & Meat Loaf', Billlboard, 29 april 2014

 
  • Raadplegingen: 9375