234 - Belangstelling voor Paul Acket van Muziek Expres
Paul Acket (1922-1992) schreef al in de jaren dertig, op school, over Amerikaanse muziek. Na de oorlog, in 1949, trad hij in dienst bij Jan van Haaren in Eindhoven, uitgever van Tuney Tunes, een tijdschrift dat maandelijks met foto’s, nieuwtjes en songteksten aandacht besteedde aan populaire muziek. Na ruim een jaar werd Paul tot zijn ontsteltenis ontslagen, waarschijnlijk omdat andere redacteuren het werk voor minder geld wilden doen. Acket redde zich door te schrijven voor bladen als Luister en het Amerikaanse Cashbox. Bovendien trad hij als impresario op.
Acket zette in januari 1956 Muziek Expres in de markt, eerst als krant, later als tijdschrift. Aanvankelijk was Paul iemand die we tegenwoordig zzp’er noemen. Hij schreef ME grotendeels zelf vol vanuit het huis van zijn moeder, waar hij woonde, zelfs na zijn huwelijk met ‘Jos’ Nieuwmans (geb. 1933). Een van zijn correspondenten was Henk van der Meyden.
Door veel persoonlijke inzet, bij de drukker, de verzending en wat al niet meer, groeide het bedrijfje langzaam uit. Vanuit een pand in de Haagse Theresiastraat kon hij beginnen met uitbouwen van zijn activiteiten. Medewerkers kregen, zeker in het begin, niet met een makkelijke werkgever te maken. Skip Voogd, Raymond Dobbe en Cees Mentink bijvoorbeeld werden zonder pardon aan de kant gezet toen ze niet zo ‘super loyaal’ handelden als de organisatie voor ogen had.
Door veel persoonlijke inzet, bij de drukker, de verzending en wat al niet meer, groeide het bedrijfje langzaam uit. Vanuit een pand in de Haagse Theresiastraat kon hij beginnen met uitbouwen van zijn activiteiten. Medewerkers kregen, zeker in het begin, niet met een makkelijke werkgever te maken. Skip Voogd, Raymond Dobbe en Cees Mentink bijvoorbeeld werden zonder pardon aan de kant gezet toen ze niet zo ‘super loyaal’ handelden als de organisatie voor ogen had.
In heel zijn optreden streefde Paul Acket zo veel mogelijk naar het bereiken van een monopolie-positie. Hij had eerder concurrenten dan collega’s. Zo moest zijn personeel het ook zien. In een interview verklaarde ex-medewerker Hans Rouw bijvoorbeeld: “Vooral de concurrentie met [impresario] Lou van Rees was hevig. Dat was echt een aartsrivaal. Zonder dat ik wist waarom had ik zelf een enorme hekel aan Van Rees”.
Halverwege de jaren zestig slaagde Acket erin Tuney Tunes van zijn voormalige baas over te nemen. De overname had niet alleen een commerciële maar ook emotionele betekenis voor hem. Maar hoe dan ook, met twee bladen, Muziek Expres en het tot Popfoto omgebouwde Tuney Tunes, wist hij een marktaandeel van meer dan vijftig procent voor muziekbladen in Nederland tot stand te brengen.
Zijn tijdschriften richtten zich helemaal op de groeiende teenagermarkt. Door die twee bladen te kopen werd de jeugd op een positieve manier in staat gesteld om (met veel foto’s) kennis te nemen van de ontwikkelingen in de teenagercultuur, vooral op muziekgebied. Met die aanpak wist Acket maandelijks honderdduizenden exemplaren van zijn bladen, goed gevuld met advertenties, af te zetten.
Minder geslaagd was het opzetten van Tiq, een maandblad over ‘mode, sex, beat & politiek’, zoals het eerste nummer in 1966 aankondigde. Vanwege de inhoud, gericht op twens, haakten adverteerders en distributeurs af. Tiq was geen lang leven beschoren.
Kees van Alderwegen op bezoek
Het succesvolle optreden van Acket in een tijdperk waarin teenagers meer en meer van zich lieten horen, trok de aandacht van de gewone pers. Journalist Kees van Alderwegen meldde zich begin 1964 voor een gesprek. Misschien wel tot verbazing van de journalist bleek Paul geen ‘kauwgum etende puber met zweefhemd’ te zijn. Integendeel: “Hij was onberispelijk gekleed. Tijdens ons gesprek maakte hij een sympathieke en rustige indruk. Hij zag er beslist niet zo keihard uit als men misschien zou verwachten”.
Over het kantoor legde hij vast: “De neon-verlichte kamer was behangen met affiches van reklamezuil-formaat – Cliff Richard broederlijk naast Count Basie. In de hoek van de kamer stond een radio aan: Veronica. Verder twee gerieflijke fauteuils, een tafeltje, een beige haard en een monumentaal bureau met een groene en een witte telefoon erop”.
Wat vond Paul zelf van al die teenagermuziek, die zo in de belangstelling was komen te staan? Die vraag werd hem voorgelegd ten tijde van de snelle doorbraak van de Beatles (‘She loves you’, ‘I want to hold your hand’).
Acket: “Ik vind het wel aardig hoor. Maar ik ben toch meer de jazz-liefhebber. Tegenwoordig is er meer te doen in de teenagers-wereld. Denk overigens niet dat ik dat erg vind. Ik vind dit machtig werk – enerverend en ik zou het voor geen geld van de wereld willen missen.
Teenagers zijn kritischer dan wordt voorgesteld. Er zijn er natuurlijk wel die klakkeloos accepteren wat hun ster produceeert. We ontvangen brieven, vooral van meisjes van zo’n 12 à 13 jaar, met vragen naar de kleur ogen van een bepaalde ster en dergelijke”.
Acket liet zich met name negatief uit over zangeres Lydia, die met ‘Send me the pillow’ enkele jaren eerder een enorme hit had. “Een ontzettend slechte plaat, die tot ieders verrassing een hit werd. Zelden hoor je iemand zo slecht zingen. Zangles zou aan haar, zoals trouwens aan velen, volkomen verspild zijn geweest”. Paul vertelde er niet bij hoeveel moeite hij gedaan had om als impresario voor de zangeres op te kunnen treden.
Knokke 1960, vnlr Joop van der Marel, Lydia, John de Mol, Annie Palmen, Skip Voogd, Paul Acket
Acket: “Hierop afgaande zou je geneigd zijn te zeggen dat de smaak niet zo geweldig is. Maar aan de andere kant weet men er de werkelijk goede nummers wel degelijk uit te pikken. Ik geloof daarom dat het moeilijk is te zeggen of de smaak van het teenagerpubliek goed of slecht is. In ieder geval ben ik het niet eens met de mensen dat waardering voor teenagermuziek van slechte smaak getuigt. De aandacht voor, laten we dat dan maar noemen ‘betere muziek’ – klassiek of jazz – wordt hier wel vaak door afgeleid.
Deze muziek is zuiver amusement, slechts in enkele gevallen, zoals bij Nat ‘King’ Cole bijvoorbeeld zou je misschien van kunst kunnen spreken. Bij lieden als Elvis Presley en Bobby Rydell is hier beslist geen sprake van al weten ze een verdienstelijk stukje amusementsmuziek te brengen. Maar tegen de tijd dat men twen gaat worden slaat de belangstelling toch wel meestal om naar klassiek of jazz, vooral moderne jazz”.
In die tijd werd al veel gesproken over het gedrag van de fans bij concerten. Acket: “Kwaad zijn ze beslist niet, maar soms wel moeilijk. Als eenmaal zo’n zaal in beweging komt is er geen houden meer aan. Maar het is een kwestie van wennen. Vroeger waren er ook wel eens relletjes bij het optreden van de Dutch Swing College Band [door Acket georganiseerd]. In Haarlem en Groningen is het toen zelfs tot een verbod gekomen. Zo’n jaar of zeven geleden had Cliff in Engeland ook wel eens last, maar dat gebeurt daar nu ook nooit meer. Men moet niet altijd de teenagers de schuld geven”.
Zes maanden later kreeg de uitgever van Muziek Expres persoonlijk met het fenomeen te maken toen hij de Rolling Stones in het Kurhaus van Scheveningen wilde laten optreden.
Peter J. Muller op bezoek: “Geen diepgang”
Het succes van Muziek Expres inspireerde een nieuwe generatie om ook muziekbladen voor teenagers op te zetten. Willem van Kooten en Casper Koelman namen het initiatief voor Hitwezen en Kink. Peter J. Muller zette, samen met Willem de Ridder, in 1965 Hitweek op.
Het begin van Hitweek deed enigszins denken aan de start van Muziek Expres. Het was een krant, gericht op de muziek van die tijd, met veel ‘nieuwtjes’. In tegenstelling tot bij ME in 1965 waren er geen grote foto’s in kleur. Peter benaderde Jan en alleman om (gratis) stukjes voor de popkrant aan te leveren. Paul Acket en ook ik [HK] lieten ons door zijn enthousiasme verleiden om wat kopij in te zenden in het najaar van 1965.
Bij Hitweek had Muller het niet alleen voor het zeggen. Diverse ‘leden van de redactie’ hadden een andere formule voor ogen. In sommige opzichten wilden die een soort Tiq maken, met aandacht voor politiek en de cultuur van een enigszins rebellerende nieuwe generatie. Evenals bij Tiq leverde die aanpak voorlopig geen advertenties op.
Maar Hitweek was geen bedrijf, zoals dat van Paul Acket. Integendeel, Hitweek begon zich juist af te zetten tegen het ‘imperium’ van de Haagse ondernemer en het ‘kapitalisme’. Al in een vroeg stadium schreef Henk Bongaarts (later: Henk van Dorp) in zijn rubriek Hitweek Gossip: “Paul Acket wordt nog rijker”. Dat schreef hij, leek het, niet uit bewondering voor de activiteiten van Acket.
Peter J. Muller
Twee jaar na Kees van Alderwegen liet ook Peter J. Muller (geb. 1946) zich in Den Haag aandienen. Alleen al de kop boven zijn artikel gaf aan dat hij zich kritisch opstelde ten opzichte van zijn ‘grote broer’: “Geen diepgang voor Acket”.
Het was een nogal steriele boel, constateerde Muller. “De redaktielokalen van Muziek Expres beslaan twee panden in een doodgewone, te gewone Haagse winkelstraat. De ruiten met schreeuwend-zwarte Stones-foto’s doen ietwat plotseling aan tussen de met een tien voor etaleren uitgestalde leverworst- en amandelbroodjes-etalages.
De in-nette omgeving weerspiegelt zich, zij het in mindere mate, ook binnen de muren van Ackets Muziek-Expres-building: een cleane ontvangstkamer, waar ’n stuurse juffrouw (‘Hitweek? ... het op zes na beste tienerblad’) keurige briefjes tikt en waar alleen de affiches en enkele ME’s en TT’s aan een tienerblad-kantoor doen denken”. De werkkamer had volgens Muller wat meer sfeer: “Rommelig bureau (eindelijk!), televisie op de vensterbank, dik tapijt voor bureau, wegzink-stoelen. Aan de muur oude affiches. Voornamelijk jazz (Acket: ‘Ik ben van huis uit jazzy. Hou ook van Stones, Kinks, P.J. Proby en Dave Berry. Maar vooral jazz’)”.
Tijdens zijn bezoek maakte Peter kennis met een medewerker van de grote baas: “Ruud van Dulkenraad, redakteur met het blozende gelaat van een amateur-voetballer. Hij zit net een platenbespreking te tikken in een kamer met enorme platen-rekken en een grandioos foto-archief”. Acket en Van Dulkenraad: “We voelen elkaar goed aan”.
Uit de toon van Muller voelde je duidelijk dat hij op een andere ‘golflengte’ zat. Over Van Dulkenraad meldde hij: “Hij gaat weer aan de spaarzame tik-arbeid. Logisch met 80% foto’s. Maar nou niet hatelijk worden”.
Acket: “Maar dat willen de tieners nou eenmaal!”
Ruud: “Dat geloof ik ook wel”.
Peter: “Ik geloof van niet!”
Acket maakte begin 1966 nog eens duidelijk dat hij zich niets aantrok van de policy van platenmaatschappijen. Het was het tijdperk van de opkomst van beatgroepen als Motions, Golden Earrings, Q’65, Bintangs en Outsiders. Niet voor niets was ME een eigen beatlabel begonnen. Volgens het tweetal concentreerden de Nederlandse platenmaatschappijen zich ten onrechte nog steeds op tieneridolen.
Acket: “Bij ons lees je weinig over mensen als Ronnie Tober en Trea Dobbs. We hebben de laatste maanden helemaal niets over Trea Dobbs gedaan”.
De concurrentie tussen de bladenmakers kwam eveneens aan de orde, met name die tussen Muziek Expres en Muziek Parade. Die moest je volgens Paul niet overdrijven. En zeker niet in het persoonlijke vlak trekken.
Acket: “Ben je gek. Tussen Parade en Expres heerst wel felle concurrentie. Maar op het Grand Gala kon iedereen Guus Jansen jr. [MP] en mij in geanimeerd gesprek zien zitten! We vallen elkaar natuurlijk niet om de hals. Muziek Expres is [wel] het grootste blad. Hier heb je een accountantsverklaring (‘een betrouwbare hoor, van het Niva’). Natuurlijk heeft Parade die ook, maar die tellen hun buitenlandse edities erbij op. Doen wij niet”.
Acket was volgens Peter een gezellige prater, een flapuit. Toch zei hij niet te veel. Waarom had hij Tuney Tunes gekocht. Zomaar, om de lol of om de centen, die het niet opbracht?
Acket: “TT leed ’n noodlijdend bestaan. Joost de Draayer en Guus Jansen jr. zijn ook, vóór mij nog, bij de eigenaar geweest om het te kopen. Ik heb ’t tenslotte gedaan en het een en ander er aan gedokterd. Momenteel weten we nog niet goed wat we er mee gaan doen. Ruud van Dulkenraad schrijft het nu in z’n eentje vol. We willen er weer een goed verkoopbaar blad van maken. Momenteel gaat het langzaam vooruit”.
Peter J. Muller en Paul Acket hadden ook een inhoudelijke discussie. Waarom bracht ME niet meer nieuws, background-informatie en andere interesses, zoals Hitweek?
“Acket bladert peinzend een exemplaar van Hitweek door en weet niet goed raad met ’n antwoord. Hitwezen wordt er weer bijgehaald, dat ‘immers ook niet ging’.
Acket zegt: ‘Tieners interesseren zich niet voor lange artikelen en gossip. Wel voor mooie foto’s. Vroeger stouwden we ME inderdaad alleen maar vol met foto’s. Maar heb je gemerkt dat er de laatste maanden meer artikelen inkomen! Nu hebben we de Beatles en de Elvis Presley Story. Veel geld kosten die verhalen. Maar artiesten kraken? Nee, dat heeft geen zin. Dat interesseert niemand een lor. Trouwens, iedere ster heeft z’n publiek. Gert Timmerman b.v. z’n eigen bewonderaars. Hij hééft z’n bewonderaars. Ik wil ’n blad maken dat voor iedereen leuk en aardig is. Vooral geen diepgang!’
Maar waarom zou de tiener geen interesse hebben voor ‘een beetje diepgang en informatie? Onderschat u de tiener niet een beetje, meneer Acket?
Acket: ‘Er is geen behoefte aan nieuwsbladen voor tieners’.
Ja maar meneer Acket, hoe staaft u uw mening dat de tiener geen belangstelling voor – alweer – diepgang zou hebben?
Acket: ‘Eh... nou ja... dat denk ik gewoon!’
Toen namen wij hartelijk afscheid. Natuurlijk een beetje in onenigheid. Zoals dat hoort bij tienerbladen onderling”.
Pim Oets op bezoek
Pim Oets
Niet veel later vertrok Peter J. Muller bij Hitweek. Langzaam maar zeker ging de teneur van de krant een ‘progressieve’ kant op. Er kwam meer aandacht voor sex en minder voor muziek uit de top 40. Wat de media betreft was er een groeiende verbondenheid met de activiteiten bij de Vara en de Vpro. Radio Veronica, waar Peter Muller en Willem de Ridder vergeefs hadden aangeklopt, werd ondanks veel airplay voor popmuziek minder geprezen.
In de zomer van 1967 klopte Pim Oets van Hitweek aan bij Paul Acket. Hij liet de impresario en uitgever van de twee popbladen, inmiddels 44 jaar, uitgebreid aan het woord.
Oets werd evenals Muller netjes ontvangen. “Hij geleidt me door de ME-burelen rond, nette kamertjes met nette bureau’s en nette personen, behalve de lay-out kamer die aan Hitweek doet denken. Er is een grote tuin (‘voor de recreatie van het personeel’) die vol staat met retouren van Tiq. Paul Acket loopt met zijn hoofd zwaar voorover en enigszins opzij, verontschuldigt zich: ‘Ik heb iets aan mijn nek, ik loop daarom een beetje gek, let er maar niet op. Niemand weet eigenlijk precies wat ’t is. Ze dachten eerst dat het een zenuwaandoening was, maar dan zou ik na de Rolling Stones helemaal krom moeten lopen”.
In zijn werkkamer bevond zich nog steeds een (draagbaar) televisie-toestel. “’s Avonds kijk ik wel eens naar de tienerprogramma’s. Ik kijk ook naar Willem Duys (‘Voor de vuist weg’) met zijn goudvissen. Weet je wat ik ontzettend goed vind: de Gert en Hermien Show. Ik vind het absoluut geweldig. Ik kijk er met bewondering naar. De Flintstones sla ik ook nooit over, de Monkees tegenwoordig wel”. Naast zijn bed had hij een transistor-radio.
Over zijn allereerste activiteiten vertelde Acket: “Ik heb in de bezetting, toen ik nog op het lyceum zat, concerten georganiseerd, met de Swing Papa’s, de Grasshoppers, Boy Edgar en Rita Reys [1924-2013]. Ik herinner me nog, ik draaide een weekend in Hilversum met de Grasshoppers. Er werd gewoon Engels gezongen door Rita. Zaterdag gebeurde er niks, maar zondagmiddag zat de halve Ortskommandatur binnen. Ze vroegen naar de organisator, dat was ik. Ze zeiden: vanavond geen Engelse liedjes, maar dat verdomde Rita. Ik ben een paar dagen later ontboden en ze zeiden, nou is het menens. Ik ben later allerlei Nederlandse namen gaan gebruiken, de Kolenkitzwaaiers, Johnny en zijn Hotsknotsers.
Na de oorlog deed ik van alles, ik kwam op een gegeven ogenblik bij Tuney Tunes, en binnen een maand zette ik daar een jazzblad op, Rhythme. Na 1 ½ jaar kreeg ik slaande ruzie met Van Haaren, de uitgever van Tuney Tunes, dat vorig jaar bij mij gekomen is, hahaha.
Van het geld dat ik als impresario met de Dutch Swing College Band heb verdiend ben ik begonnen met wat ik altijd al had willen doen, een eigen blad. Dat werd Muziek Expres, elke maand. Het was een sensatie-krant met schandaaltjes en zo. Ik had een eerste oplage van 13.000, er kwamen meer dan 11.000 retour. Ze kwamen van het postkantoor met speciale karren.
In die tijd deed ik nog alles aan de krant, opmaak, artikeltjes. Maar ik had ook medewerkers, Friso Endt, die schreef nog voor 50 gulden een artikel, en Pieter de Ruwe, van de Televizier. Later ging ik foto’s gebruiken. Het blad werd in koperdiepdruk uitgevoerd. Het werd gedrukt bij De Boer in Hilversum, van de Avro-bode. Momenteel gaat het slecht met de muziekbladen in Europa, maar met Muziek Expres gaat het goed. Aan het eind van de zomer komen we met een NIVA-rapport, gedrukte oplage 275.000”.
Volgens Acket waren er van het meest recente nummer van Tiq 98.000 exemplaren gedrukt. Over retouren sprak hij niet. (‘Ik mik op de leeftijdsgroep van 18 tot 30 jaar, daar bestaat in Nederland geen blad voor’).
'Advertentie' in Muziek Expres (1967)
De kracht van Acket was misschien wel dat hij, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Lou van Rees, zijn activiteiten goed kon bundelen. Bij concerten zag je bijvoorbeeld steeds reclamespandoeken voor het blad Muziek Expres. Als je je optredens door zijn bureau liet boeken kwam je als popgroep makkelijk in dat blad en/of in Popfoto.
Voor het Nederlandse impresario-werk had hij intussen, naar tevredenheid, Peter de Wit (Pee White, 1941? - 2013) aangetrokken. “Ik bereken 50 gulden bemiddeling per kontrakt, daar zitten alle kosten in. Ik boek nu tussen de 50 en 80 kontrakten per week”.
Voor het Nederlandse impresario-werk had hij intussen, naar tevredenheid, Peter de Wit (Pee White, 1941? - 2013) aangetrokken. “Ik bereken 50 gulden bemiddeling per kontrakt, daar zitten alle kosten in. Ik boek nu tussen de 50 en 80 kontrakten per week”.
Paul Acket over zijn ervaringen met de Stones in 1966 en 1967
“Vorig jaar had ik de Rolling Stones in Den Bosch. Ik had een kontrakt voor 3.000 pond, dat is 30.000 gulden, en toen stuurde [manager] Andrew Oldham een telegram dat ze die 3.000 pond als voorschot beschouwden, dat hij 50% van de entreegelden moest hebben en dat hij zaterdag voor het optreden de volle 3.000 pond in handen moest hebben, ik had de helft vooruit betaald.
Dat telegram was je reinste chantage want het kontrakt was getekend en wel. Op Schiphol begon Oldham al over de afrekening, ik heb hem de hele dag aan het lijntje moeten houden, ik zei alsmaar: ‘dadelijk, dadelijk’. En toen 20 minuten voor het optreden zei Oldham: ‘wanneer moeten we optreden’. Ik zei over 20 minuten, en toen zei Oldham, er wordt niet opgetreden als je nu niet afrekent.
Ik zei: ‘ik heb nu wel wat anders aan mijn hoofd, optreden, en als je het niet doet, weet je wat er dan gebeurt: dan zeg ik tegen het publiek in de zaal hoe het zit, en dat daar de Rolling Stones zitten’. Ze zaten namelijk in een ruimte vlak achter het podium.
Oldham ging dadelijk opbellen naar Engeland, maar Mick Jagger ging hem achterna, en binnen een minuut waren ze terug en werd over het mooie weer gepraat. Later in het hotel is het zeer stormachtig toegegaan, maar ik betaalde niks meer uit dan die 3.000 pond. En op deze manier is Oldham in heel Europa te werk gegaan, maar hij heeft overal bot gevangen”.
Andrew 'Loog' Oldham en Mick Jagger (1964)
“Dit jaar had ik de Rolling Stones dus weer, in Den Haag. Twee dagen tevoren belde de direkteur van het Hilton hotel op. Ik had de presidentiële suite gehuurd, met tien slaapkamers eraan verbonden. Hij was een sportieve kerel en hij zei: “Ik zal het niet annuleren, maar ik wil een verklaring dat het absoluut geheim zal blijven’. Hij wilde geen duizenden mensen rond zijn hotel. Zelfs het personeel mocht het niet weten.
De Stones gingen door een ondergrondse gang naar binnen. Ze zouden zondag ook blijven. Het bleek dat er die dag uitgerekend een anti-Vietnam demonstratie voor het hotel zou zijn. Ik ging naar Schiphol om ze af te halen, ik verwachtte Oldham te zien, maar hij was er niet bij. Het is heel prettig gegaan, na afloop van het konsert hebben we nog wat gedronken in het Hilton. Fotograaf Rob Bosboom was er bij, Anton Witkamp van Phonogram. Die wisten pas op dag zelf waar de Stones zaten.
Het waren zeer handelbare jongens, zeer handelbaar. Het zijn die verrotte managers. Oldham z’n schuld was het eigenlijk ook niet. Het schijnt die Amerikaanse boekingsman te zijn, die Allen Klein. Dergelijke praktijken zoals met Den Bosch schijnen in Amerika heel gewoon te zijn...
Toen ik de Rolling Stones van tevoren het podium in Den Haag liet zien schrokken ze zich eerst een rolberoerte. Ze zeiden: ‘Hier wordt niet opgetreden, dit podium is veel te laag’. De avond ervoor waren ze in Zürich opgetreden, daar was een 2 ½ meter hoog podium en nóg kwam het publiek er op.
Hier is niks gebeurd, jullie hebben ons vorig jaar aangevallen, maar het is de enige manier, een knokploeg. Maar het publiek wordt zienderogen beter, zeer snel zelfs, ik denk dat er over 1 of 2 jaar geen bewaking meer nodig is”, tekende Pim Oets op.
Over de ontwikkelingen in de popmuziek was Acket niet positief. “Alles wijst er op dat de beatwereld achteruit gaat. Er komt steeds meer vraag naar allround orkesten - er wordt aan beatgroepen gevraagd om een polonaise te spelen”.
Eerder dat jaar was hij de Noordzee overgestoken. Paul was er onder meer aanwezig geweest bij het jaarlijkse festijn van het blad New Musical Express. Bij die gelegenheid traden de winnaars van de NME-poll tot dan toe meestal op. “Ik heb in Engeland ook Jimi Hendrix gezien. Nou je weet niet wat je ziet, het is beter dan de Beatles en de Rolling Stones bij elkaar. Ik ben bezig om Jimi Hendrix naar Nederland te halen. Het is bijna rond, en het gaat op 23 en 24 september gebeuren, in het zuiden des lands en misschien in Scheveningen”.
De uitgever van Muziek Expres en Popfoto was op dat moment tevens als impresario in de weer met een nieuwe aflevering van het Amerikaanse Folk Blues Festival (Sonny Terry, Brownie McGhee, Little Walter Jacobs, Koko Taylor etcetera) en een soulshow (met onder anderen Arthur Conley, Sam & Dave en Lee Dorsey).
Meer moeite had Acket met een nieuwe Amerikaanse act. “Ik weet niet wat ik er mee moet doen, de Mothers of Invention gaan een toernee door Europa maken, en ik kan ze hier krijgen. Zou dat in Amsterdam kunnen?” vroeg hij aan de redacteur van Hitweek.
Acket wond zich op over steeds hogere belastingen in Nederland. “De omzetbelasting [btw] is zomaar met 25 procent verhoogd, van vier naar 4,8 procent. Dat is gewoon prijsopdrijving van de regering. Bovendien zijn de Buma-rechten plotseling verhoogd van 2,6 tot 8 procent. Ik weet nog, jaren geleden dat Jan van Haaren de prijs van Tuney Tunes verhoogde van 45 tot 48 cent. Daar heeft hij enorme moeilijkheden door gehad met het ministerie van Economische Zaken”.
De overheid leek zich ‘alles’ maar te kunnen permitteren. Al die verhogingen moesten onvermijdelijk dooberekend worden. De uitgever-impresario besefte niet dat de btw stapje voor stapje omhoog zou gaan. In 2015, bijna een halve eeuw later, bedraagt die 21 procent.
Paul Acket verkoopt zijn imperium
Bij Hitweek werd Paul Acket steeds minder positief bejegend. Op 4 juli 1968 verscheen er onder de kop ‘Dankzij Acket’ zelfs een (anonieme) ‘aanval’ op zijn activiteiten. De bedoeling was blijkbaar om hem belachelijk te maken.
Je kon er onder meer lezen: “Kosten, moeiten, slapeloze nachten, geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestanden, het wordt allemaal niet gespaard als het er om gaat de Nederlandse twiener en twen van het beste en het nieuwste van het nieuwste voor bespottelijk lage toegangsprijzen te voorzien. Dat mogen we nooit vergeten, want door die bespottelijk lage toegangsprijzen, gekombineerd met waanzinnig hoge belastingen en astronomiese gages maakt de NV Acket nooit winst. Integendeel, de firma maakt konstant grote verliezen en dat het bedrijf nog niet failliet is, komt alleen maar omdat er enthousiaste medewerkers zijn die desnoods honger lijden.
Geheel onafhankelijk, zonder enige steun van overheid of gemeente, sterker, vaak ondanks tegenwerking van overheid en gemeente, en zonder steun van de zgn. muziekbladen, zien de jongens van Acket er steeds weer kans voor, prachtige programma’s te organiseren, en daarbij niet afgaand op te verwachten verkoopsuksessen, maar louter en alleen op de eigen goede smaak en zeden.
Neem nu de flower power, wie was het die de flower power in Nederland introduceerde met een konsert van flower people group number one, The Mothers of Invention?
Paul Acket. Maar dat was nog niet genoeg voor hem, want hij rustte niet voor hij ook The Electric Prunes, ‘fresh from California’, hun flower power had laten demonstreren. Neem nu, om maar wat bomen uit het bos te noemen, avantgardisten waar niemand brood in zag als Dave Brubeck, Nina Simone en B.B. King. Het was weer Acket die het maakte.
Als je dan bedenkt dat die man nog meer aan zijn hoofd heeft, dat hij bv. ook de uitgever is van Nederlands enige volwassen tienermaandblad, Muziek Expres, en dat hij ook het allerbeste twenblad in de wereld, Tiq, uitgaf, ja, geef het maar toe, dan word je even stil.
En dan zijn we nog lang niet uitgepraat, want wie haalt steeds maar weer de Beatles, de Stones, de Lovin’ Spoonful, de Byrds en de Mama’s & Papa’s naar Nederland? Paul Acket. En wie zorgt er dan steeds weer voor een uitstekende geluidsinstallatie op het podium, een installatie die zijn weerga in de wereld niet kent, en wie zorgt er steeds weer voor een presentator met bakkebaarden en een bril die steeds de sfeer van het muzikale gebeuren zo voortreffelijk weet aan te voelen? Paul Acket”.
Hoge bomen vangen veel wind. Het succes van Paul Acket riep weerstanden en steeds weer nieuwe concurrenten op. Nieuwe ondernemende jongelui gingen in de aanval. Hitweek werd Aloha. Barend Toet (geb. 1947) zette in 1971 muziekkrant Oor op. Berry Visser en Leon Ramakers timmerden met impresariaat Mojo aan de weg. Dat soort mensen voelden de tijdgeest voor popmuziek beter aan dan Paul Acket, die vijftig jaar werd in 1972. Acket omringde zich met goede medewerkers, dat wel, maar de druk om aan de top te blijven staan werd steeds groter.
Niet veel later werd Paul Acket benaderd door uitgeversconcern VNU. Acket-medewerker Dick Kooiman: “VNU had al een paar keer met veel geld geprobeerd zelf een popblad in de markt te zetten. Ze brachten er niets van terecht omdat ze er geen verstand van hadden. De verantwoordelijke mensen wisten niet eens hoe ze de namen van de artiesten moesten uitspreken”.
Acket liet VNU meteen weten dat hij zijn bedrijf niet wenste te verkopen. Maar na overleg met zijn vrouw veranderde hij van mening. Kooiman: “Paul Acket was een vreselijk aardige en dynamische man. Jos, zijn echtgenote, was echt de zakenvrouw. Die nam vaak de moeilijke beslissingen”. Acket liet VNU weten dat hij alsnog wenste te praten. Voor veel geld deed hij het eigendom van het bedrijf in 1975 van de hand. Hij en zijn vrouw traden in dienst van de Haarlemse organisatie. Maar dat duurde niet eeuwig. Voor hem, en voor de medewerkers die hij meenam, lagen er mooie salarissen te wachten met uiterst gunstige secundaire arbeidsvoorwaarden – een stuk mooier dan in de tijd dat Acket zijn eigen bedrijf had.
In 1976 begon Paul Acket opnieuw voor zichzelf. In dat jaar startte hij met het North Sea Jazz Festival in Scheveningen. Bijna veertig jaar later is dat nog steeds een spektakel. Sinds 2006 wordt er elk jaar de Paul Acket Award uitgereikt.
Paul Acket Award voor Cees Schrama in 2009
Harry Knipschild
1 september 2015
Clips
* Cliff Richard voor eerste optreden in Nederland, 1962
* Peter J. Muller, Wally Tax (Outsiders) e.a., Pop Generation
* Rolling Stones naar Nederland voor optreden in Den Bosch, 1966
* Little Walter (Jacobs), American Folk Blues Festival, 1967
* Pee White (Peter de Wit) kondigt Aretha Franklin aan, Amsterdam 1968 (organisatie: Paul Acket)
* Paul Acket Award, 2011
* Reünie Muziek Exprss, 2014
Literatuur
Kees van Alderwegen, ‘En dit zegt Paul Acket, impresario en uitgever van Muziek Expres’, Nieuwe Leidsche Courant, 15 februari 1964
Henk Bongaarts, ‘Hitweek Gossip’, Hitweek, 7 oktober 1965
‘Paul Acket’s Hitweek-hoek’, Hitweek, 10 december 1965
Peter J. Muller, ‘Geen diepgang voor Acket’, Hitweek, 18 februari 1966
Pim Oets, ‘Paul Acket: Het publiek wordt zienderogen beter’, Hitweek, 14 juli 1967
‘Dankzij Acket’, Hitweek, 4 juli 1968
Frans Oudejans, ‘Paul Acket’, in Biografisch woordenboek van Nederland, 2001
Harry Knipschild, ‘Werken voor Paul Acket - Hans Rouw’, in Money Money Money?, Schoorl 2010
Harry Knipschild, ‘Dick Kooiman. I remember... The Everly Brothers’, website Harry Knipschild, 4 juni 2011
- Raadplegingen: 23113