188 - Nederlandse beat-artiesten met wereldsucces
Als gevolg van het succes van de Beatles en Rolling Stones manifesteerden zich in Nederland talloze soortgelijke groepen. De nieuwe Nederlandse beat-artiesten streefden vanaf 1964 nadrukkelijk internationaal succes na. Ze wilden niet alleen hits maken in Nederland, niet alleen in het land waar de Beatles en de Stones vandaan kwamen, Groot-Brittannië, maar evenals die groepen tevens de wereld aan hun voeten zien te krijgen.
Verlangens en sterke verhalen
Hun intenties vind je terug in de media van die tijd. Zo was er in november 1964 een artikel over beatzanger Johnny Kendall in het blad Tuney Tunes, Diens versie van een oud bluesnummer was de aanleiding.
“Herman Stok draaide in één van zijn laatste ‘Top of Flop’-programma’s het plaatje ‘St. James Infirmary’. Na beluistering gingen de gedachten van de jury-leden onmiddellijk uit naar een sterke Engelse of Amerikaanse beat-groep. ‘Mis’, kon Herman viermaal roepen. En aller monden vielen van verbazing open, toen hij kon zeggen, dat hier vijf Nederlandse jongens aan het werk waren. Dat jury’s van ‘Top of Flop’ en van ‘Nieuwe Oogst’ het wel eens mis kunnen hebben, is bewezen. Afijn, we hebben aan Johnny en zijn makkers [de Heralds] een groepje, dat Nederland op de lippen gaat brengen in het buitenland. Want ‘St. James’ is nu ook uitgebracht in Amerika, Engeland, alle Scandinavische landen, Australië, Egypte etcetera. En wie weet, ontketenen ze een ‘Hollandse rage’ in het buitenland. Zou ook leuk zijn voor Jumping Jewels, Z.Z. en zijn Maskers, The Hurricane Strings of Torero’s”.
Over de Motions was op 16 maart 1965 te lezen: “Nog nooit had iemand van hun gehoord… totdat in februari j.l. hun eerste plaat verscheen, getiteld: ‘It’s gone’, flipside: ‘I’ve got misery’. Toen deze plaat eenmaal uit was, had men het zo bekeken met The Motions.
Men voorspelde deze jongens een bliksemcarrière, nog sterker, ze werden al snel als de ‘muzikale ontdekking van 1965’ betiteld. Wie zijn eigenlijk The Motions?
Achter de Motions verschuilen zich vier energieke Haagse jongelui namelijk Rob van Leeuwen (20), Henk Smitskamp (22), Sieb Warner (18) en Rudy van den Berg (22), die voor de toekomst maar één wens hebben, n.l. ‘beroemd worden’.
Dat zij met hun eerste plaat reeds een flinke stap op de weg van het succes hebben gezet, blijkt wel uit het feit dat reeds zeven landen hun eerste plaat gekocht hebben, waaronder de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk. Voor de toekomst staan grote dingen op het programma. [Producer] Cees de Man is aan het onderhandelen over een toernee door Amerika. Maar voor het ogenblik staan The Motions nog steeds avond-aan-avond op de bühne in ons eigen land. Wie de gelegenheid krijgt om The Motions te gaan zien, moet deze kans met beide handen aangrijpen, want de mogelijkheid is niet uitgesloten dat zij voor de eerstvolgende jaren niet meer in Nederland optreden”.
Samenwerking met Engelse popster?
In een interview van Willem van Kooten met de Golden Earrings in het blad Teenbeat, augustus 1966, kwamen de wensen van van de Haagse beat-artiesten uiteraard aan bod.
“Het liefst beroemd worden in Amerika. De roem en omdat daar nu eenmaal het meeste geld te verdienen valt. En al was het alleen maar om je te meten met de jongens daar en om een hit te maken”.
Het waren meestal sterke verhalen. Wie kon in die tijd controleren of een Nederlandse beatplaat buiten het eigen land op de markt verscheen? Om over succes niet eens te praten. Maar de droom om tot nummer één in Amerika te komen was een geweldige stimulans om door te gaan.
Iedereen deed zijn best. Nederlandse groepen reisden naar Engeland om er in Engelse studio’s plaatopnamen te maken. Ze werkten samen met Engelse of Engels-sprekende beat-muzikanten en trokken die soms aan om hun gelederen te komen versterken.
Succes voor twee Nederlandse jongens in 1966
Het internationale Nederlandse succes, als je het zo mag noemen, kwam echter uit een heel andere hoek. Twee Nederlandse jongens, Hans van den Berg (geboren in Voorburg) en Dirk van der Sluijs (Hilversum), waren met hun ouders naar Australië geëmigreerd. Samen met Britse jongelui waren ze er bekend geworden als de ‘Australische Beatles’. Ook de Easybeats wilden het maken in Engeland en van daaruit de rest van de wereld.
Een kort bericht in het weekblad Billboard (7 mei 1966) gaf aan dat ze op de goede weg waren. “[Manager] Mike Vaughan has announced that his vocal and instrumental group, the Easybeats, recently signed to a five-year contract by United Artists Records”.
De Amerikaanse platenmaatschappij United Artists opende een kantoor in Londen en was op zoek naar talent. Omdat de Easybeats al succes in eigen land hadden en van plan waren zich in Londen te vestigen werden ze onder contract genomen. In Londen (IBC-studio) werd onder leiding van de Amerikaan Shel Talmy een song opgenomen die door Hans van den Berg (alias Harry Vanda) en George Young geschreven was. Talmy had eerder een en ander bereikt met de Kinks (o.a. ‘You really got me’, ‘Tired of waiting for you’, ‘Dedicated follower of fashion’) en de Who (‘I can’t explain’, ‘Anyway, Anyhow, Anywhere’ en ‘My Generation). Hij was dus niet zo maar iemand.
‘Friday on my mind’ kwam op 27 oktober 1966 op 39 de Britse hitlijsten binnen en steeg door naar de top tien. De Nederlandse platenmaatschappij Artone, vertegenwoordiger van United Artists, wist er zelfs een nummer één hit van te maken. Het ‘wij-gevoel’ van de Nederlandse beat-aanhangers werkte perfect. In Amerika werd een paar maanden later ook goed gescoord.
Op 11 mei 2012 vertelde ‘Harry Vanda’ mij zijn muzikale levensverhaal in museum RockArt. Ik legde het een eerder artikel vast. Het lijkt me aardig om nog eens terug te gaan in de tijd. Wat meldden de media in 1966 en 1967?
Hans van den Berg en Dirk van der Sluijs in Londen, december 1966
In 1966 werd Hans van den Berg, Harry Vanda, in het weekblad Kink nog aangeduid als ‘Hakkie van den Burg’. Er was immers nauwelijks iets over hem bekend. Een niet met naam genoemde popscribent, wellicht Hans Born, liet op 12 december afdrukken: “Toen Hakkie van den Burg nog in de Haagse Lanterns amateurde, liet hij zich overdag op de ambachtschool geregeld wegzinken in behagelijke dromen over top tien-successen en hippe chicks die hem op het podium de kleren van het lijf scheurden.
Dat zoiets hem als lid van de Australische Easybeats inderdaad is overkomen, is een situatie die Hakkie een zeer optimistische filosofie heeft doen ontwikkelen. ‘Alles gebeurt voor onze bestwil’, predikt hij stralend. ‘Neem mij nou. Ik ben gewoon het geluk binnengerold. Als m’n ouders drie jaar geleden niet naar Australië waren geëmigreerd stond ik nu in dat kouwe Holland elke dag auto’s uit te deuken of zoiets (Hakkie’s vader is auto-uitdeuker in Rijswijk) en reed ik zaterdags met een oud busje naar een afgelegen polderdorp om me voor een paar tientjes in het zweet te spelen’”.
Waarschijnlijk was het fotograaf Leo van der Noort aan wie Vanda zijn verhaal in Londen verteld had – hoe hij terecht kwam ‘in een groep die in Australië de toon aangeeft en bezig is een wereldattractie te worden’.
Easybeats in Londen
Kink citeerde de beat-artiest van Nederlandse afkomst. “Ik ontmoette de andere jongens in zo’n barakkenkamp voor immigranten. Ik kreeg natuurlijk het eerst contact met Dick. Dick Diamond [Dirk van der Sluys]. Hij woonde met z’n ouders al zeventien jaar in zulke kampen. Je kan er net zolang blijven tot je een geschikte baan en een huis hebt gevonden.
Dick spreekt weinig Hollands. Hij was twee toen hij hier weg ging. Ik geef hem taalles. Ook de andere jongens zaten in dat kamp. Alle drie uit Engeland. George Young komt uit Glasgow, Gordon Fleet uit Bootle, in de buurt van Liverpool, geloof ik en Steve Wright uit Leeds.
We zongen bij het kampvuur. Gezellig daar hoor. Altijd lekker zwoel weer. Nee, mij krijg je niet terug naar Holland. M’n ouders zijn wel terug gegaan. Zitten nou weer in Rijswijk. Ik verdiende toen al zoveel dat ik ze bijna kon onderhouden. Maar ze hadden heimwee. Daar helpt niks tegen. Goed, we zongen maar wat raak en begonnen hier en daar op te treden.
Toen werden we ontdekt door Mike Vaughan. Dat is onze manager. Toen ging het allemaal heel snel. Wij maakten heel iets anders dan de meeste Australische groepen. Die doen allemaal van die zoete dingen. Onze eerste plaat, ‘My Woman’, werd geen groot succes maar onze tweede, ‘She’s so fine’, kwam op de eerste plaats. Het hek was van de dam. Heel Australië kocht [tevens] ‘My Woman’ en dat werd dus ook nummer één.
Sindsdien is geen enkele plaat van ons niet nummer één geworden. Ook onze LP’s. De eerste heet ‘Easy’, de tweede ‘Too Easy’ en derde ‘Volume III’”.
De Easybeats bleven in Australië de ene hit na de andere maken. ‘Wedding Ring’ (1965), ‘Women make me feel alright’, ‘Come and see her’ en ‘Sorry’ (1966) haalden er hoge klasseringen in de hitlijsten.
“We konden gewoon niet hogerop meer in Australië. We zijn tot vervelens toe in alle tv-programma’s opgetreden. We wonnen de gekste polls. We waren de origineelste groep, de meest opwindende groep, de beste groep, de beste vokale groep, de beste instrumentale groep, ik was de beste solo-gitarist, Dick de beste basgitarist, Stevie de beste zanger, we waren de beste songwriters, de beste geklede groep, nou ja noem maar op; het was te gek zeg.
We zijn naar Engeland gegaan omdat het veel te makkelijk werd allemaal. Hier moeten we nog knokken. En natuurlijk is hier een veel grotere markt voor onze platen.
Wacht, ik heb niks verteld over de fans in Australië. Ook zo idioot. Dat kan je je niet voorstellen. Die grieten daar zijn zo wild. We treden nooit op zonder politie-cordon. Maar ze weten er doorheen te komen. Scenes op het toneel. Complete... ja hoe zeg je dat op een nette manier... complete sex-toestanden zeg. Niet te geloven.
We wonen hier [Londen] in een heel lekker, groot huis. Een herenhuis. P.J. Proby heeft erin gezeten. Met een hele hofhouding. Je lacht je dood als je die verhalen over hem hoort. Onze huisbaas praat nergens anders over. Onze huishoudster (een hippe chick van 21) hebben we meegenomen uit Australië. We rijden hier met z’n allen in één grote slee. Thuis hebben we allemaal een eigen sportkar”.
Vanda kondigde aan dat de Easybeats binnenkort naar Nederland zouden komen. Hij vertelde: “Als wij tweeën de anderen willen pesten, slikken we een haring. Ze begrijpen niet dat wij zomaar die rauwe vissen naar binnen laten glijden. Ze maken kotsbewegingen en zo. We hebben ze verteld dat echte Hollandsers de kop er ook nog bij opeten. Het eerste wat ze gaan doen als we in Holland komen, is controleren of dat waar is”.
Dirk van der Sluijs
In Londen was het woord nu aan Dirk van der Sluijs.
“Dick Diamond die op 28 december 1948 in de Fuchsiastraat te Hilversum ter wereld kwam, had glimlachend Hollandse woorden meegepreveld en wilde nu laten horen hoe ver hij het al gebracht had met z’n taallessen. Met een zwaar accent en na enige tijd vermoeid overgaan op Engels (met een even zwaar Australisch accent) vertelde hij: ‘We zijn misschien een beetje verwend maar dat we zo snel een hit zouden hebben in Engeland hadden we toch niet verwacht.
Er hebben hier mensen ingezonden stukken geschreven dat we de Beatles van een paar jaar geleden zouden imiteren. Ik weet niet hoe ze er bij komen. Alleen het principe is hetzelfde. We maken simpele muziek met een paar aparte geluiden erin om het lollig te maken. Dat zal altijd populair blijven. De mensen willen dat ingewikkelde spul niet. In Australië zeker niet.
Of ik het fijn vind om Holland terug te zien? Nou, ik herinner me er natuurlijk niks van. Maar ik vind het wel interessant want m’n ouders hebben het er dikwijls over. Er woont nog familie van me. We gaan ook naar Duitsland en Frankrijk. Daarna maken we een lange toer door Engeland en als dat goed gaat, vertrekken we naar Amerika. Dat is het doel tenslotte – een wereldnaam worden’”.
Nog geen miljonair
Op 21 januari 1967 publiceerde Kink een nieuw interview met Harry Vanda. Deze keer niet vanuit Londen, maar gewoon in Rijswijk, het ‘woonhuis’ van zijn ouders.
Marina Badoux vroeg hem of hij intussen al miljonair geworden was.
“‘Of ik miljonair ben?’ Harry Vanda stottert ervan. ‘Dat is een erg persoonlijke vraag. Op een paar centen na misschien’.
Hij brult van het lachen. ‘We hebben niet te klagen, maar ik voel me niet rijk. Ik ben erg gierig. Vroeger gaf ik duizend gulden veel gemakkelijker uit dan nu. Ik pas een beetje op. Het is allemaal zo tijdelijk. We hebben twee kleine auto’s. Ik zet veel op de bank en ik koop iedere maand voor een paar honderd gulden kleren.
Ik verlies zoveel kleren en er wordt veel gestolen. Laarzen, broeken, alles. Ze halen het gewoon uit mijn kleedkamer. In Australië gaf ik eens een stapeltje kleren aan een meisje om in mijn auto te leggen. Ze vond dat leuk, maar mooi dat ze er mee de straat uit rende. Nooit meer terug gezien. Nou, in Nederland kunnen ze er anders ook wat van. Tijdens de opnames van ‘Moef Ga Ga’ [AVRO-tv, regisseur Bob Rooyens] is mijn broek gestolen en in Bergen op Zoom, waar het met een andere groep gewoon knokken was wie de kleedkamer kreeg, hebben ze honderdvijftig gulden uit mijn broekzak gehaald’”.
Kink-interview met Harry Vanda en zijn ouders
Het verschil tussen vader en zoon was al groot ‘down under’. “Terwijl vader Van den Berg het als radiateur-maker in de Australische hitte niet uit kon houden en vertrok, had zoonlief het ene succes na het andere en sloeg de hysterische, kleine meisjes van zich af. ‘In mijn hotelkamer lagen ze onder mijn bed en zaten in de kasten. De politie moest ze wegslepen. In Sydney konden we niet eens meer op straat lopen. Die toestanden werden gelukkig minder. De mensen raakten er aan gewend’”.
Terug in Nederland waren de verschillen, zo mogelijk, alleen maar groter geworden. Maar misschien wilde Vanda zijn familie wel de helpende hand reiken.
“Houdt vader Van den Berg op met werken, nu zoon Harry zoveel verdient?”
Daar was hij te trots voor. “Ik wil geen cent van hem hebben”. Moeder Van den Berg stond pal achter haar man. “Zolang ik geen honger heb, zal ik niet bij hem aankloppen”.
Misschien was het wel omdat er iemand van de media bij was. Harry Vanda reageerde met: “Als ik ze wat wil geven, doe ik dat toch, of ze willen of niet”.
Het verschil in status bleek ook uit de woonruimte van de ouders van Harry Vanda, gaf de verslaggeefster tussen neus en lippen aan. “De eenvoudige tweekamerwoning van vader en moeder van den Berg, die onder erbarmelijke omstandigheden zonder zoon Harry uit Australië terugkeerden, zat propvol Easybeats, managers en journalisten. De schuifdeuren van de slaapkamer stonden open om wat meer ruimte te suggereren, op het echtelijk bed lagen de jassen opgestapeld en in een box kroop het eenjarige broertje van Harry (zag hij voor het eerst) rond”.
Het succes van ‘Friday on my mind’ was mooi. Toch was er ook een schaduwkant. Kink: “Harry Vanda is nerveus en rookt veel. ‘De Easybeats hebben in drie jaar geen vakantie gehad’, legde hij uit”.
Vader Van den Berg: “Hun leventje is niet zo fijn als de meeste mensen denken. Ik heb drie dagen met ze meegereisd, maar nooit meer. Mij te vermoeiend. Ik kan me voorstellen dat de jongens vaak obstinaat zijn, nerveus, huilen, ruzie maken en het zo weer vergeten. Ze zijn constant vermoeid. Het verbaast mij niets dat groepen aan de drank of verdovende middelen raken. Nee, de Easybeats niet. Dat houdt de manager nauwlettend in het oog. Hij heeft daarover zelfs een punt opgenomen in het contract”.
Hitparade Radio London, 13 november 1966
‘Vietnam on my mind’
De Easybeats, zo bleek, waren niet alleen naar Europa gekomen om van daaruit te wereld te veroveren. Er was nóg een belangrijke reden. “De beslissing van de Australische regering om ook emigranten voor militaire dienst op te roepen, wat sinds kort ‘vechten in Vietnam’ betekent, deed de Easybeats ondanks hun geweldige populariteit de overtocht naar Europa wagen en voorlopig als standplaats Londen te kiezen.
Harry: ‘Ik wil niet naar Vietnam. Als de oorlog afgelopen zou zijn en het zou onze carrière niet schaden, zou ik natuurlijk in dienst gaan. Ik heb er niets op tegen’”.
Harry Vanda vertelt
Het nieuwe Nederlandse beat-idool had zijn ogen uitgekeken in Engeland. “In Londen kwam ik Mick Jagger tegen. Hij stond op een hoek van een straat te praten. Dat kon zomaar. En Paul McCartney rijdt niet in zijn Phantom 6 Rolls Royce door de stad, maar onopvallend in een Minicoopertje (aardige, intelligente jongen overigens). Niemand valt flauw”.
De Easybeats waren met z’n allen in Nederland. Ze deden hun grote hit ‘Friday on my mind’ voor de televisie maar lieten zich bovendien verleiden om in het land op te reden.
Vanda: “Nederland is niets veranderd in die vier jaar. Nog steeds dezelfde mensen. Alles nog hetzelfde. Alleen hier en daar een nieuw gebouw en een flat. Het Nederlandse publiek? Valt me erg mee. Ik dacht dat het koeler was, dat nuchtere Holland. Als we een volgende keer komen zijn de mensen natuurlijk weer een stuk warmer. Dan kennen ze ons. Dan hebben ze ons al gezien. Het is jammer dat we met gehuurde apparatuur moesten spelen. We hebben duizend gulden per weekend voor die ellende betaald”.
Vanzelfsprekend was de redactie van Kink benieuwd hoe Van den Berg junior het peil van de Nederlandse beatgroepen beoordeelde. Maar omdat de Easybeats steeds zelf optraden kon hij er niet veel over zeggen. “Ik heb weinig groepen gezien. We zijn steeds in de kleedkamer gebleven. De Golden Earrings heb ik in Soesterberg zien optreden. Erg goed. Die kunnen in Engeland wel iets maken”. Vanda kende nog meer Nederlandse artiesten. “ZZ en de Maskers en de Blue Diamonds”. Die waren met name in Australië bekend.
Opnieuw werd gepraat over de Amerikaanse zanger P.J. Proby. In de voorafgaande jaren had Proby met name in Engeland de ene grote hit na de andere gemaakt. In 1964 begon het met ‘Hold me’, ‘Together’ en ‘Somewhere’ (uit West Side Story). Later volgden ‘Maria’ (uit dezelfde film) en ‘I apologise’. In Australië haalde P.J. Proby de top van de hitlijsten met ‘Mission Bell’. Als gevolg van een aantal schandalen verloor hij zijn populariteit evenwel snel en verhuisde noodgedwongen weer naar het land waar hij vandaan gekomen was.
Vanda: “We wonen nu in Londen in het huis van P.J. Proby (Wembley Park) die terug is gegaan naar Amerika. We kennen hem nog van een toernee in Australië. Hij verdiende toen schatten en wij nog geen greintje. Wij waren in het begin heel arm, maar later kregen wij voor een uur tussen de 2.500 en drieduizend gulden. In Engeland het dubbele, maar tienduizend gulden in een half uur zoals de Stones en de Small Faces, halen wij nog niet”.
Uit de woorden van Vanda bleek dat het niet zo simpel was om met een goede opvolger voor ‘Friday on my mind’ te komen. “We hebben nu zes nummers opgenomen en daar moeten we er één uit kiezen. De keuze van de platenmaatschappij hebben we afgekeurd. Nu doen we het zelf”.
Maar de nuchtere Nederlander zag het betrekkelijke van het succes. Vanda leek verder te kijken dan zijn neus lang was. “Als het afgelopen is met ons wil ik producer worden. In die opnamestudio’s is veel geld te verdienen. Ik heb veel rondgekeken. Lijkt me eindeloos”.
Harry Vanda, januari 1967
Het moeizame vervolg
“Friday on my mind’ leek het begin te zijn van een internationale doorbraak. Maar zoals wel vaker bracht het succes niet alleen roem maar minstens even veel problemen.
De zes nummers waar Harry Vanda over sprak resulteerden in elk geval niet in een snelle opvolger. Op 11 februari 1967 meldde Bill Harry van het Engelse blad Record Mirror tenminste dat hij bij de Easybeats en Shel Talmy in de Pye-studio’s geweest was. “Voor zover ik kan beoordelen”, schreef hij, is dat de meest belangrijke opname-sessie in hun carrière. Ondanks een handvol gigantische hits in Australië was het ‘Friday on my mind’ die hun internationale erkenning gaf. De follow-up is de schijf die hun reputatie moet bestendigen.
De opname verliep niet soepel, was tussen de regels door te lezen. “Er liepen verschillende mensen rond. Ik zag overal lege kartonnen thee-bekers. Het zag eruit alsof er flink gediscussieerd was. ‘Take 20’ schreeuwde Shel door de luidspreker”. Dat was alleen nog maar voor de orkest-band die de Easybeats overigens zelf verzorgden. Manager Vaughan legde uit waarom: ‘The boys never write anything that they can’t reproduce on stage and never record anything that can’t do on stage’”. Zo was het en zo moest het blijven.
Tijdens een pauze hoorde de verslaggever van Record Mirror dat de jongens met nogal wat haast naar de studio gekomen waren. Ze hadden maar weinig tijd gehad om een nieuw nummer te schrijven en er waren maar beperkte studio-uren beschikbaar om de nieuwe single op tape vast te leggen. De reden van de haast was duidelijk. “It’s essential that we get this record cut as soon as possible”.
Engeland zou voorlopig de thuisbasis voor de groep blijven. Van daaruit kon men landen als Duitsland (‘de derde platenmarkt in de wereld’) nu eenmaal gemakkelijker bereiken dan vanuit Australië. Maar de jongens, legde de manager uit, hadden wel vreselijk veel heimwee.
Een maand later was het eindelijk zover, meldde Kink. “Na vele weken zwoegen in de studio is het de Easybeats tenslotte gelukt een nieuwe single ter wereld te brengen. Twee composities van Nederlander Harry Vanda en George Young: ‘Who will be the one you love’ en ‘Do you have a soul’. De releasedatum: 17 maart 1967”.
De opvolger van ‘Friday on my mind’ was een complete flop. En daarna werd het een tijdje flink stil.
Rinus Gerritsen van de Golden Earrings had zijn oordeel snel klaar. Aan Hans Born van Kink vertelde hij: “De Easybeats, ‘Friday on my mind’, was een groot geluksschot. Ik heb ze hier gezien, maar ze stelden niks voor”.
Vijftien jaar later legde Tom Hibbert uit wat er allemaal gebeurd was. Allereerst stelde hij vast dat de groep zich in Australië al sterk onderscheiden had. “Although the group’s sound was, initially, largely based on the UK R&B of the Rolling Stones, the Kinks and similar groups, the Easybeats were much more than copyists. With their energy of performance and the diverse and original songwriting abilities of Harry Vanda and George Young, the group was simply too good to be ignored ‘down under’ for long”.
Bovendien kwam hun sound, achteraf gezien, op het juiste moment. “As the year 1966 drew to a close, the musical approach of many an English group appeared to be mellowing – almost as if in preparation for the impending ‘flower power’ boom. The Easybeats, on the other hand, seemed more alert than ever before. ‘Friday On My Mind’ demonstrated their assurance. From the staccato plucking introduction, through the first ringing chords that herald the chorus and on to the fade, the excitement builds; the performance is relentlessly active”.
Ook Hibbert stelde in 1982 vast dat het succes niet zonder problemen was. Er kon maar geen goed nummer als follow-up komen. Bovendien was het een puinhoop binnen de groep zelf. Daarbij zouden drugs een grote rol gespeeld hebben. De opmerking van vader Van den Berg dat de muzikanten niets van doen hadden met verdovende middelen, bleek niet juist te zijn. Ouders weten meestal niet wat hun kinderen uitspoken.
Hibbert: “Prior to setting off on an American East Coast tour, in early 1967 the band returned briefly to Australia. On the surface the Easybeats were the triumphant Aussie conquerors – but, in reality, the group was in a mess. Tangles with management were compounded by a contractual maze in which the group had somehow managed to sign ‘exclusively’ to two separate companies. And drugs merely exacerbated the difficulties: ‘By that time the band was stoned off their nuts most of the time’, Young confessed. ‘The general lethargy of the band was due to the dope thing’. And then, just before setting off for the States, Snowy Fleet decided to stay in Australia; Tony Cahill, from the Purple Hearts, stepped in at the last minute”.
George Young begreep achteraf ook niet hoe ze ‘Who’ll be the one’ als opvolger van van hun grote hit ‘Friday on my mind’ hadden kunnen uitbrengen. “It wasn’t in the same league as ‘Friday’ – it wasn’t even on the same planet”. Een nieuwe producer werd ingeschakeld: Glyn Johns. Maar ook zijn productie ‘Pretty Girl’ / ‘Heaven and Hell’ leverde, behalve in Australië nergens hitnoteringen op.
Hun come-back, met het liedje ‘How Are You’, kwam te laat. Nog voor de Sixties ten einde waren bestonden de Easybeats niet meer.
Advertentie voor de opvolger van 'Friday on my mind' (Engeland)
Harry Vanda bleek echter heel wat geleerd te hebben. Bovendien had hij meer talent dan je op het eerste gezicht misschien zou denken. In het appartement van zijn ouders kondigde hij begin 1967 al aan wat hij van plan was als de Easybeats niet meer bestonden: liedjes schrijven en platen produceren. Daar was hij goed in. Volgens de soms kritische popjournalist Tom Hibbert (1952-2011) was dat al eerder gebleken. Heel wat goeie nummers waren volgens hem ten onrechte nooit op de markt gekomen.
“There exist many completed Easybeats tracks (estimates range from fifty to seventy) that remain unissued. If some of these had seen the light of day, the story of Australia’s best-loved band might have been a very different one”.
Maar hoe dan ook, tijdens mijn gesprek met Harry Vanda twee jaar geleden was duidelijk dat de voormalige gitarist van de Easybeats niet te klagen had over hoe het verder gegaan was. Hij had hard moeten werken, dat zeker, maar daarna had de kassa gerinkeld. In artikelen op het internet was in elk geval te lezen dat hij in een huis woonde dat in 2013 voor ongeveer twintig miljoen dollar te koop stond. Vanda bleek in 2012 een bijzonder aimabele man te zijn, die zich na al die jaren nog goed in het Nederlands kon uitdrukken.
Harry Knipschild
19 juni 2014
* ZZ en de Maskers, Ik heb genoeg van jou, 1964
* Spencer Davis Group, Gimme Some Loving, 1966
* Easybeats, Friday on my mind, Frankrijk, 1967
* Easybeats, optreden in West-Duitsland, 1967
* Easybeats, Who'll be the one you love, 1967
* Bruce Springsteen, Friday on my mind, Sydney (Australië), 2014
* Johnny Kendall, St. James Infirmary, 2014
Literatuur
‘Johnny Kendall and his Heralds', Tuney Tunes, november 1964
‘The Motions’, Bommelerwaard, 16 maart 1965
George Hilder, ‘Easybeats’, Billboard, 7 mei 1966
‘Joost interviewt Golden Earrings’, Teenbeat, augustus 1966
‘Hollandse jongens op weg naar de wereldtop’, Kink, 17 december 1966
Marina Bidoux, ‘Easybeats thuis. Weerzien van ouders na lange tijd!’, Kink, 21 januari 1967
Bill Harry, ‘The Easybeats, two in a row?’, Record Mirror, 11 februari 1967
Hans Born, ‘Fred Haayen’ [en Rinus Gerritsen], Kink 4 maart 1967
‘Eindelijk Easybeats single’, Kink, 11 maart 1967
Tom Hibbert, ‘The Easybeats. An Australian group with stardom on their minds’, The History of rock, 1982
Jonathan Chancellor, ‘Muso Harry Vanda lists $20 million Rose Bay harbourfront’, Property Observer, 17 augustus 2013
- Raadplegingen: 10062