92 - Jong, maar geen popmuziek
Ingeblikte popmuziek is vandaag de dag niet weer weg te denken. Je hoort muziek op een warme zomeravond als je buiten zit, omdat er op honderden meters van je vandaan een of ander feest gaande is. Maar ook in liften, winkelcentra, voorbij rijdende auto’s, in de horeca, op radio en televisie, in de trein als mensen hun apparatuur wat te hard afgesteld hebben. En zelfs als je je eigen muziek beluistert. Het lijkt zo gewoon dat je moeite hebt je voor te stellen dat het wel eens anders is geweest.
Je realiseert het je een beetje als je in een niet-westers land reist. Toen ik in de zomer van 2007 in het toeristische centrum van de Iraanse stad Isfahan liep waren er grote groepen mensen op straat; behalve het praten van de mensen hoorde je verder helemaal niets. Zo moet het vroeger ook bij ons geweest zijn.
Fiet de Groot-van Bellen over muziek in andere tijden
Fiet de Groot-van Bellen, 84 jaar jong en actief, is in die ‘stille’ tijd opgegroeid. Op 1 augustus 2008 vertelde ze me wat ze zich kon herinneren van de rol die muziek in haar leven gespeeld heeft. Haar persoonlijke verhaal liet goed zien dat hetgeen in 2008 normaal lijkt nog niet zo lang geleden totaal anders was.
Fiet werd op 17 juni 1927 geboren in Oegstgeest. Dat was toen nog echt een dorp. De oudste muziek die ze zich kon herinneren waren de liedjes die haar moeder zong. In de Nederlandse taal. Teksten als “Aan de muur van het oude kerkhof stond een moeder heel alleen”. In die tijd hoorde je nauwelijks Engelse liedjes, zei ze stellig. Veel was in het Duits, met name melodieën uit operettes als ‘Wien, Wien, nur du allein’.
De vader van Fiet had een kapperszaak in het dorp. Ertegenover op de Terweeweg was de Beukenhof, een deftige, antieke boerderij met theetuin. Fiet groeide op in een groot katholiek gezin, in die tijd niet ongebruikelijk. Ze was het tweede kind, de oudste dochter. Laat in de jaren dertig werden er wel eens grammofoonplaten gedraaid, maar het kostte Fiet moeite zich daar nog iets van te herinneren. Als je een 78-toerenplaat wilde afspelen, wist ze, moest je de veer van het apparaat eerst opwinden. Wat haar wél goed voor de geest stond: er was veel levende muziek. Moeder speelde mandoline. Oom Jan was muzikaal. Hij had een cither voor de kinderen gekocht. Zijn zoon Jaap speelde heel goed mondharmonica. Electriciteit kwam er niet aan te pas.
Het oude dorp
Toen Fiet tien jaar oud was, gaven haar ouders een groot bruilofsfeest midden in de zomer. Het gezelschap zat aan lange tafels, met schragen. Bij die gelegenheid was een pick-up in een houten kast met bijbehorende grammofoonplaten gehuurd, bij Beuk in Wassenaar. Op aandrang van de pastoor werd het ‘Ave Maria’ opgezet. Maar weldra liep het gezelschap in polonaise door alle tuinen in de omgeving. ‘Heidewietschka. Vooruit geef gas’, dat soort liedjes werd met volle borst door iedereen meegezongen.
De jaren dertig
In het boek Ongewenschte muziek, het proefschrift van Kees Wouters, las ik over de opkomst van de jazz en moderne amusementsmuziek in de jaren twintig en dertig. Hoorde je die dan niet op de radio vroeg ik haar.
“Ik luisterde niet bewust naar de radio. Alleen de Bonte Dinsdagavondtrein met Willy Walden en Piet Muyselaar [op de AVRO vanaf 1937] is me goed bijgebleven. De radio stond bijna nooit aan, zelfs niet als er sport was. Vergeet niet dat ik een jong meisje was in die tijd. We zongen melodieën van school. Een liedje over prinses Juliana met haar verloofde Bernhard von Lippe-Biesterfeld was populair bij ons. Twee zusjes gingen naar de muziekschool op de Rijnsburgerweg. Twee oudere dames leerden hen kinderoperettes zingen. Ze kwamen met de liedjes thuis en zongen ze onder het afwassen.
We zongen ook veel Maria-liedjes. In het grote gezin waarvan ik de oudste dochter was, was het altijd druk. Toen ik twaalf werd mocht ik op de padvinderij, de Maria-gidsen voor ons meisjes. Ook daar werd gezongen. Toen de Wereld-jamboree in 1937 in Nederland [Bennebroek] gehouden werd zongen we het Jamboreelied: ‘Hoort zegt het voort, en in negentien drie zeven, dan kun je wat beleven. Dan komt de jamboree naar Nederland, voor alle ras en standen’. Dat was onze muziek aan het einde van de jaren dertig”.
Met haar instemming bleef ik doorhameren, en liet af en toe zelf wat namen vallen om te prikkelen. Hoe zat het bijvoorbeeld met de muziek van Paul Whiteman, die had toch uitverkochte zalen getrokken vóór de oorlog. Hadden jullie als jonge meisjes dan geen idolen, zoals later de Beatles, Madonna of Robbie Williams?
“Paul Whiteman zegt me niets. Jazzmuziek was er voor mij pas later, na de oorlog. Het voelde voor velen aan als zondige muziek. Er werd nog wel de charleston gedanst die eerder populair geweest was. Als ik er over nadenk kan ik me uit die tijd geen Engels lied herinneren behalve ‘The last rose of summer’. Populaire grammofoonplaten, nogmaals, waren Duitstalige schlagers.
Jeugdidolen, zoals later, had je niet. Er waren wel oudere Nederlandse sterren zoals Snip & Snap, Lou Bandy, Johan Heesters, Henriëtte en Louis Davids. Bekende liedjes waren ‘Als je voor een dubbeltje geboren bent’, ‘De olieman heeft een Fordje opgedaan’, ‘We gaan naar Zandvoort’ enzovoort.
Humoristen en zangers van opera en operette – die waren heel populair in die tijd. Een ster was ook de Noorse kunstschaatster Sonja Henie. Dan was er het kindersterretje Shirley Temple [Californië, 1928]. De Amerikaanse stripfiguur Betty Boop ook. En niet te vergeten de Dionne-vijfling [Ontario, Canada, 1934] – vijf meisjes die nogal commercieel geëxploiteerd werden. Het gekke was dat je al die beroemdheden nooit zag. We hadden het ontzettend druk in het gezin. En als ik tijd had ging ik niet naar de schouwburg of bioscoop maar speelde op straat. Ik denk dat ik vóór de oorlog maar één keer een film gezien heb. Dat was een missiefilm en hij werd vertoond in het patronaatsgebouw naast de kerk, waar nu partycentrum La France is”.
De roomse film, ‘Ria Rago’ uit 1930, was een productie van pater Buis van de congregatie van het Goddelijk Woord (SVD) in Steyl en richtte zich op de strijd van de katholieke Ria tegen een aantal immorele praktijken: de islamitische ‘veelwijverij’ en het ‘heidense’ gebruik van de bruidsschat.
De missiefilm, in het tijdperk waar we nu het etiket ‘verzuiling’ op plakken, was gericht op het katholieke deel van het land. Snip en Snap, Willy Walden en Piet Muyselaar, richtten zich samen met hun manager René Sleeswijk op de grote massa. Door het succes op de radio, en daarna de revue die door het land trok, kon het succes uitgebaat worden. “Er kwamen Snip en Snap-inktlappen, Snip en Snap-dropjes, poppetjes, speldjes, tegeltjes, zakdoeken, het hield niet op. God weet wat ze allemaal hebben uitgevonden om mee te delen in het succes. De commercie is erg vindingrijk op dat punt”, legde Muyselaar in 1970 aan journalist Menno Hielkema uit.
De Tweede Wereldoorlog
“Tijdens de oorlog hoorden we de Duitse soldaten zingend voorbij marcheren. Ik mag het misschien niet zeggen maar het klonk best goed, die marsliederen. Na verloop van tijd mocht je niet meer naar de radio luisteren. Het zelf muziek maken werd daardoor nog versterkt. We zongen vooral vaderlandslievende liederen. Die kwamen uit de bundel ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’. Op school gebruikten we die al voor 1940. Liedjes als ‘Waar de blanke top der duinen’ en ‘Merck toch hoe sterck’. In het zingen van die liedjes zat iets pesterigs, zo van wij hebben toch lekker ook iets. Dat soort teksten zong je natuurlijk niet als er Duitsers langsliepen.
In het algemeen was iedereen er vooral mee bezig de oorlog door te komen. De laatste jaren waren moeilijk. We zochten ons eigen vermaak in de padvinderij, twaalf meisjes met een leidster. Dat was mijn amusement. Oegstgeest ligt dicht bij het strand maar in de oorlog kon je er niet heen. We huurden een roeibootje in een meertje. We naaiden en breiden; alles werd vermaakt en hergebruikt. Er werd in het geheim naar de Engelse radio, naar radio Oranje geluisterd. Naar die zender luisterde je voor het nieuws. Maar er was ook de stem van Jetje van Oranje, Jetty Paerl. Een bekend (spot)liedje van haar was ‘Op de hoek van de straat staat een NSB’er’”.
Tegenwoordig wordt het lied ‘Lili Marleen’ (gezongen door Marlene Dietrich en Lale Andersen) met de Tweede Wereldoorlog geassocieerd. Het was populair bij de geallieerden én bij de Duitsers kun je overal lezen. Fiet reageerde heel anders. “Ik kan me niet herinneren het in de oorlog ooit gehoord te hebben”.
Doorbraak bij de bevrijding
“Toen we bevrijd waren hoorden we heel andere muziek. De muziek van onze bevrijders, de overwinnaars. Alles was ineens Engels en Amerikaans. De grote stem uit die tijd was Vera Lynn. Dat vond je schitterend, daar kon je bij wenen. Nederlandse zangeressen in die tijd waren Jany Bron en Annie de Reuver; de laatste had ik, geloof ik, al voor de oorlog op de radio gehoord. ‘Don’t fence me in’ van de Andrews Sisters was een van mijn favoriete liedjes.
Overal werden straatfeesten georganiseerd. We dansten dan vooral de hokey pokey. Je stond in een grote kring en draaide in het rond. Het was heel geanimeerd. In die tijd kon ik nog niet dansen. Ik ben lang kind geweest, ik ben opgegroeid in een veilige omgeving. Het was een tijd zonder telefoon en zonder muntjes was er geen gas. Nu brak echter een nieuwe tijd aan.
Ik danste mijn zolen kapot. Bij de straatfeesten was overal muziek. Elke straat had zijn comité. Ook de heren van de Beukenhof organiseerden een groot feest met uitbundige muziek. Ze deelden ijsjes uit. Ik ging van het ene feest naar het andere. Ik was, zoals dat in die tijd heette, een echte bakvis”.
De komst van de bevrijders had voor een doorbraak gezorgd. Het moderne was in snelle opkomst. Ook vóór 1940 had de jeugd willen dansen en naar muziek luisteren. Maar voorlopig hadden de katholieke en socialistische gezaghebbers zich nog met redelijk succes tegen de komst van de nieuwe zeden kunnen verzetten.
In 1927, het geboortejaar van Fiet, waarschuwde mgr. Diepen, bisschop van Den Bosch, in zijn vastenbrief tegen ‘het nieuwe heidendom met zijn alom verbreide moderne dansen’. De pastoors van Utrecht gooiden er nog een schepje bovenop: “Lichtzinnige, ja hartstochtelijke dansmuziek is er op berekend de danslustigen in een roes van zinnelijkheid te brengen. Waarlijk wij overdrijven niet met te beweren, dat onze moderne heidensche dansen een afgrond van zonden zijn. Waar gedanst wordt, daar worden de mannen bedwelmd en vinden de vrouwen hun ondergang; men kan niet op aarde dansen en eens in de hemel vreugde smaken”.
Het verzet tegen de Amerikaanse muziek uit de ‘rode kerk’ was niet minder. In een recensie van het succesvolle optreden van Paul Whiteman sprak het socialistische dagblad Het Volk over de ‘sexuele sfeer in de muziek, een uiting van een barbaarsche cultuur, toegespitst tot een verdovingsmiddel voor afgematte zakenmensen, die een hersenloze ontspanning zoeken’. De jonge socialisten, leden van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) veroordeelden jazzmuziek, oppervakkig geflirt, rokerige cafés en zwoele dancings. In plaats van step- en schuifdansen moest er gevolksdanst worden. Ook georganiseerde geheelonthouders spraken zich in de jaren twintig op congressen principeel uit tegen het moderne dansen.
Maar het verzet tegen de lichaamscultuur was met de bevrijding gebroken.
Andrews Sisters op de omslag van de Tuney Tunes
Na de oorlog: dansles
“Ik hoorde in die tijd veel wilde muziek. Dat was eerst boogie woogie (en blues); daarna muziek van big bands. Bij het dansen werden meisjes soms de lucht ingegooid. Op de radio, die nu vrijwel altijd aanstond, hoorde je continu bigbands in Amerikaanse stijl. Victor Sylvester en Nederlandse orkesten als de Skymasters en de Ramblers werden eveneens populair. En er was Hawaii-muziek.
Langzamerhand pakte ik weer serieuze dingen aan. Ik leerde steno en typen. Maar ik ging ook op dansles in Oegstgeest. Dat was leuk. Ik leerde de traditionele dansen, de foxtrot, walsen, de slowfox, de Engelse wals, de Weense wals, de tango, de valeta. De samba was er nog niet”.
Glenn Miller
Het muziekblad Tuney Tunes voorzag in een behoefte. Het tijdschrift, dat maandelijks verscheen, bestond voor een groot gedeelte uit teksten, van Nederlandse, Engelse en vooral Amerikaanse liedjes. Populaire rubrieken waren ‘Wat Nederland zingt’, ‘Top Hits’ en ‘Song Parade: Old Songs, New Songs, Just-for-you-Songs’. Als het maar Amerikaans was, zo lijkt het. Pagina na pagina werd gevuld met de teksten van liedjes als ‘You belong to my heart’, ‘Don’t fence me in’, ‘I can’t give you anything but love’ en ‘Try a little tenderness’. Duitstalige schlagers kwamen niet aan bod. Behalve teksten drukte Tuney Tunes ook nieuwtjes en foto’s af van Nederlandse en Amerikaanse artiesten.
In het mei-nummer van 1947 was op drie bladzijden ‘een en ander over wijlen Glenn Miller’ te lezen. Het kostte de redactie moeite met iets nieuws te komen ‘daar aan Glenn Miller al heel wat papier is besteed’. “Ongetwijfeld”, meldde TT, “weten de lezers reeds dat Glenn Miller in december 1944 als vermist werd opgegeven. De meesten van U zullen ‘Sun Valley Serenade’ (‘Jij wordt mijn man’) – waarin de populaire songs ‘In the mood’, ‘Chattanooga Choo Choo’ en ‘I know why’ – wel gezien hebben en bovendien hebben reeds zoveel week- en maandbladen de Major uitvoerig behandeld”. Schaatster Sonja Henie speelde eveneens een rol in ‘Sun Valley Serenade’, een film die in Amerika al in 1941 in roulatie gegaan was. “Deze film was mijn eerste grote film in de bioscoop”, kon Fiet zich nog goed herinneren.
Tuney Tunes had bovendien goed nieuws. “Tex Beneke – ex-saxofonist en vocalist van de band – heeft onlangs verschillende van de oude Millerkrachten verzameld en een nieuw orkest samengesteld, geheel volgens de Glenn Miller-gedachte, dat – met toestemming van Mevrouw Miller – ook de naam van de overleden leider draagt. Dit orkest verheugt zich nu reeds in een stijgende populariteit. Lezers, houdt moed. De film ‘Orchestra Wives’ [1942], waarin Glenn optreedt met zijn orkest, en die ons ‘hits’ zal brengen als ‘Kalamazoo’ en ‘At last’ wordt ook in ons land verwacht!”
De exploitatie van Glenn Miller was op volle toeren gekomen. Tuney Tunes plaatste artikelen over Harry James, Louis Armstrong, Ted Weems, Frank Sinatra, Dinah Shore, Bob Crosby, Nat King Cole e.a. Maar Glenn Miller was verongelukt en zijn dood had mythische proporties aangenomen, dat kon Fiet zich nog goed herinneren. “Dat gaf hem een speciale status”. Eén van de mythes was zijn afscheid in Engeland, op weg naar Parijs waar hij nooit zou aankomen. Buddy DeFranco, leider van een van de vele Glenn Miller orkesten, zei het zo: “If I were to believe all those stories, there would have been about twelve thousand four hundred and fifty eight people there at the field in England seeing him off on that last flight”.
Met de tafeltennis vereniging van Oegstgeest naar Brussel olv de kapelaan
Fiet, onderste rij, derde van links
Het begin van de jaren vijftig: romantische muziek, dans en film
In 1950 had Fiet een unieke ervaring. Bijna een jaar lang werkte ze als au pair in het Engelse Maidenhead bij de familie Callard, de latere president-directeur van het chemische concern ICI. Mevrouw Callard liet haar Britse kranten lezen om de taal te leren. Ze leerde haar ook scones bakken. Het was geen muzikale familie, maar er was wel een piano. Boven op haar kamertje luisterde Fiet naar de radio. Tijdens de kerstvakantie kreeg ze de kans in Windsor naar ‘Peter Pan’ te gaan. In Londen runden nichtjes het huishouden van de familie Brenninkmeijer (C&A).
Op vrije dagen ging ze naar Londen en samen met haar nichtjes zag ze de musicals ‘Oklahoma’ en ‘Annie get your gun”. In 1951 was ze weer terug in Nederland, haalde nog wat diploma’s en hopte van de ene baan in de andere.
In 1951 wijdde Tuney Tunes een artikel aan de verfilming van ‘Annie get your gun’. “In de hoofdrol vinden we Betty Hutton, een ster die juist dreigde te dalen. Maar men probeerde het weer eens met haar, omdat men haar wel geschikt dacht voor de rol. En zie, haar ster rees weer op, tot een geweldige hoogte. Betty was waarlijk in haar element in haar rol van Annie. Frank wordt gespeeld door Howard Keel, een nieuwe ster, die voor ons en tot voor kort ook in Amerika een onbekende grootheid was. Nog niet zo heel lang geleden speelde hij de hoofdrol in de Londense opvoeringen van ‘Oklahoma’, waar hij veel succes mee had. De mooie songs uit deze film zijn al enige jaren lang populair. Wie kent niet ‘I’ve got the sun in the morning’, ‘They say it’s wonderful’ en ‘The girl that I marry’, alle van de meesterhand van veteraan Irving Berlin”.
Fiet keek terug op de sterren in die tijd: Doris Day, Les Paul & Mary Ford, Winnifred Atwell, Dean Martin en niet te vergeten Perry Como – “Daar smolt je bij weg. Het was ook de muziek die je op de radio hoorde”. Een populaire Nederlandse zanger was Eddy Christiani. Die was er gewoon; hij sprak niet tot haar verbeelding.
Veel van haar favorieten waren niet zozeer zangers of zangeressen maar sterren van het witte doek als Grace Kelly en Bing Crosby in ‘High Society’. “Regelmatig werden er grote dansfestijnen, bals, georganiseerd op plaatsen als de Stadsgehoorzaal van Leiden. In het Witte Huis (Oegstgeest) was er regelmatig vrij dansen. Het was een romantische tijd met al dat ballroom dansen, vaak zonder levende muziek”. Ze leerde Ton de Groot kennen. Voor het eerst kocht ze een grammofoonplaat, voor Ton: het vioolconcert van Beethoven met het gele label van DGG. “Uiteraard in mono”.
Trouwen en muziek
Fiet als bruid
Ton en Fiet waren hevig verliefd maar wilden hun zelfstandigheid zo lang mogelijk bewaren. Op 14 februari 1956 trouwden ze (in de kerk). Grote hits in die maand waren ‘Love and marriage’ en ‘Love is a tender trap’ van Frank Sinatra, ‘Love is a many splendored thing’ van de Four Aces, ‘Sixteen tons’ en ‘Davy Crockett’ van Tennessee Ernie Ford. Maar ook ‘Rock around the clock’ en ‘Rock-a-beatin’ boogie’ van Bill Haley, de eerste grote rock & roll-hits in Europa.’s Avonds bij het feest zelf was geen muziek, had ze me bij een eerdere gelegenheid verteld. “Ton had nog een reis naar Parijs besproken voor die avond. Op het station in Leiden deelde hij sigaren uit. Op die ijskoude avond kwamen we niet verder dan Brussel. In Parijs gingen we o.a. naar de Folies Bergères. Muziek heb ik er niet bewust gehoord”.
Ton de Groot was een liefhebber van jazzmuziek. Maar langzamerhand verdween de actieve belangstelling voor de muziek in de besognes van het jonge gezin. Popmuziek speelde helemaal geen rol in haar leven. “Elvis vond ik niks, Bill Haley was wel grappig. Hij leek een beetje op een van mijn zwagers. Cliff Richard en Johnny Lion vond ik wel leuk evenals Rob de Nijs, die is doorgegaan en slaat nog steeds aan. Ramses Shaffy heeft nog een tijdje in Oegstgeest gewoond. We luisterden wel naar de liedjes van ‘Ja zuster nee zuster’. Ik was verbaasd over het succes van de Rolling Stones en de Beatles – jonge meiden vielen flauw! Ik ben altijd vrij nuchter geweest en heb nooit een idool gehad”. Of had ze geen idool omdat er geen (zak)geld, geen ‘heidense’ cultuur, was die dat mogelijk maakte, vroeg ik me af toen ik dit artikel schreef. Er waren een paar uitzonderingen, zei ze. Country & western muziek, vooral Johnny Cash, was heerlijke muziek om naar te luisteren. En we hielden van Ray Charles, vooral toen die liedjes als ‘I can’t stop loving you’ ging zingen”.
Fiet de Groot, 1988
Fiet bleef met twee benen in het volle leven staan. Toen de kinderen wat groter waren ging ze in 1980, 53 jaar oud, weer werken. Bij de NVR, de Nederlandse Vrouwenraad. De (muziek van de) flower power en de seksuele revolutie was dan misschien aan haar voorbijgegaan, maar ‘sommige mensen vond ik wel interessant. Jongens als Roel van Duijn en Schimmelpennink. Bovendien wilde ik weten of ik nog iets waard was op de arbeidsmarkt. Ik zat in de commissie voor veiligheid, hield me bezig met veiligheid in en om het huis en rampenplannen op landelijk niveau’. Daarna ging ze enkele jaren cultuurwetenschappen studeren. In hoog tempo kwamen de kleinkinderen. Negen in vijf jaar tijd. Cultuur is overigens nooit uit haar leven verdwenen. Met de regelmaat van de klok gaat ze naar voorstellingen op het terrein van toneel en muziek. Afgelopen maand gingen we samen naar een optreden van jazzpianist Peter Beets.
Ze liet me de cd’s zien die ze regelmatig draaide. ‘We get requests’ van Oscar Peterson, schijfjes van Glenn Miller, Benny Goodman en de tv-serie ‘The Singing Detective’. Veel muziek riep herinneringen op aan vroeger. Maar in haar collectie vond ik bovendien ‘Dark Side of the Moon’ en ‘Atom Heart Mother’ van Pink Floyd, Satie (Reinbert de Leeuw, ‘Early Pianoworks’), Norah Jones, Dory Previn, J.J. Cale en Ry Cooder. In één leven kun je dus de stap zetten van ‘Bij de muur van het oude kerkhof’ naar Pink Floyd.
Dark Side of the Moon
Harry Knipschild
5 december 2011
* Johan Heesters is op 24 december 2011 overleden
* Fiet de groot is op 20 december 2023 overleden
Clips
Literatuur
‘Annie get your gun’, Tuney Tunes, januari 1951
Leo Boudewijns, ’n Hele kunst. Notities over de platenwereld in Nederland, Bussum 1979
H.W. von der Dunk, De verdwijnende hemel. Over de cultuur van Europa in de twintigste eeuw, Amsterdam 2000
‘Een en ander over wijlen Glenn Miller’, Tuney Tunes, mei 1947
Cor Gout, Muziek in zwart-wit, Zaltbommel 2006
Menno Hielkema, Het fenomeen Snip en Snap, Apeldoorn 1970
Tim Jeal, Baden-Powell, Londen 1991
Ben Leenders, [Willy Derby] ‘Willem Dieben’, website Biografisch Woordenboek Nederland, 13 maart 2008
Jan Meilof, Een wereld licht en vrij. Het culturele werk van de AJC, Amsterdam 2000
Han Peekel en Bart de Groot, Louis Davids. De grote klein man, Bussum 1979
Tuney Tunes, diverse jaargangen
Dick Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945, Amsterdam 1974
Kees Wouters, Ongewenschte muziek. De bestrijding van jazz en moderne amusementsmuziek in Duitsland en Nederland 1920-1945, Den Haag 1999
- Raadplegingen: 7747