Skip to main content

54 - Jos Hogen, van radio-amateur tot professional

  
 
Jos Hogen werd in 1941 als oudste kind geboren. Het gezin verhuisde later van Amsterdam naar Badhoevedorp. Al op jeugdige leeftijd had hij belangstelling voor radio en techniek. Toen Jos twaalf was liet hij met elektrische draadjes al belletjes rinkelen. Voor zijn verjaardag mocht hij kiezen: meccano of een bouwdoos voor een radio-kristalontvanger (merk: Amroh). De keuze was niet moeilijk. Daarna maakte hij een antenne van 25 meter die hij aan een populier in de tuin bevestigde. Op zijn koptelefoon kon Jos zonder aansluiting op het elektriciteitsnet naar radiozenders op de middengolf luisteren. Veel hoorspelen (o.a. ‘Monus, de man van de maan’ en ‘Paul Vlaanderen’) en muziek.
    Voor muziek, kon hij zich nog goed herinneren toen hij op 24 november 2010 bij mij in Oegstgeest was, moest je ’s avonds bij radio Luxemburg zijn. Overdag zat je op school. Bij radio Luxemburg hoorde je Amerikaanse muziek. In de loop van de jaren vijftig zond het station steeds meer popmuziek uit.
 
 
Rock around the clock
 
 
 Draadomroep
 
 
Jos studeerde elektrotechniek, eerst drie jaar op LTS-E (elektro), daarna nog een jaar VMTO. Halverwege de jaren vijftig bemachtigde hij zijn eerste grammofoonplaat: ‘Rock around the clock’ van Bill Haley op 78 toeren. Die gebeurtenis werd zelfs op een foto vastgelegd. Met zijn eigen muziek en de platen die hij in de straat leende begon Jos samen met Dries van Doorn, een buurjongen, in 1955 een eigen draadomroep.
  Op zondagavond waren er, wist hij nog, geen tv-uitzendingen voor acht uur ’s avonds. Jos en Dries maakten dan vanaf 18.00 uur twee uur radio voor de televisie de lucht inging. Elke week verzamelden ze grammofoonplaten in de straat. Op een Grundig bandrecorder namen ze zelf hoorspelen met stemmetjes en geluiden op. Ze ‘zonden uit’ vanaf de versterker die Jos boven op zijn kamer had. Door middel van schelledraden (dunne koperdraden) maakten ze contact met de pick-up ingangen beneden thuis, bij de buren en bij andere mensen in de straat. Zo hoorde men in Badhoevedorp de klanken van Johnnie Ray, Elvis Presley, Harry Belafonte, Pat Boone (‘Love letters in the sand’) en de Everly Brothers (‘Bye bye love’). Jos Hogen deed de techniek, Dries van Doorn de presentatie.
 
Aan het eind van de jaren vijftig vervolgde Jos zijn opleiding aan het Amsterdams Radio Instituut. “In die tijd had je nog geen transistors” – een ontwikkeling die later in het liedje ‘Transistor Sister’ door Freddy Cannon werd vastgelegd. De techniek was nog gebaseerd op radio-buizen. Jos volgde bovendien later schriftelijke cursussen bij Dirkse in Arnhem, onder andere transistor- en digitale techniek.
  Toen hij werd opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen liet Jos nadrukkelijk weten belangstelling voor de marine te hebben. Zijn keuze lukte. Na een gedegen opleiding in radio- en radar-techniek belandde hij voor achttien maanden op Curaçao. In Zuid-Amerika hoorde hij voor het eerst de klanken van steelbands. In zijn vrije tijd repareerde hij radio’s wat hem een aardige zakcent opleverde. De Antilliaanse gulden was bovendien twee keer zoveel waard als de Nederlandse. Bij terugkomst in Nederland kon hij dan ook meteen een (tweedehands) Austin A40 kopen.
 
 
Radio Veronica
 
 
 
 
Radio Veronica bestond al een paar jaar. Jos wilde niets liever dan bij het radiostation werken. Hoe pakte je dat aan? Gewoon door een open sollicitatiebrief te schrijven. In Badhoevedorp was men er niet van op de hoogte dat Veronica juist in die dagen een advertentie in de Gooi- en Eemlander had gezet waarin om een studiotechnicus gevraagd werd. De brief van iemand met zijn achtergrond kwam als geroepen.
   Op 12 april 1963 werd hij door programmaleider Tony Vos voor een gesprek op de Zeedijk in Hilversum uitgenodigd. Jos (22) kon meteen beginnen. Een week nadat hij de brief gestuurd had zal hij al achter de knoppen. In zekere zin zette Jos bij Veronica voort wat hij als jongen al in Badhoevedorp gedaan had. Zijn aanvangssalaris (400 gulden bruto) werd na een maand al met 75 gulden verhoogd. Zomaar. Jos verhuisde niet naar Hilversum. Hij reisde met zijn auto of hij ging met de bus naar station Muiderpoort en vandaar met de trein naar Hilversum. Met de drie gebroeders Verweij had hij alleen op afstand contact. “Die zaten achter bij handelsonderneming Universum”.
 
 
Pand van Veronica op de Zeedijk in Hilversum
 
 
In de studio werkte Jos Hogen met Garrard draaitafels en recorders van Telefunken (M 24). De programma’s werden op de Zeedijk op de band (Agfa) gezet. Er werd opgenomen met een bandsnelheid van 19 cm per seconde. Dat was een ideale snelheid vond Jos. “De banden met de programma’s werden een of twee keer in de week naar het schip gebracht. Als we op 38 cm hadden opgenomen waren die een stuk groter en zwaarder geweest, met alle problemen voor het vervoer. Bovendien zonden we op de middengolf uit. De kwaliteit was prima zo”.
  Jos was als technicus aangenomen omdat Veronica zijn zendtijd steeds verder uitbreidde. De gezagsverhoudingen waren nogal informeel. Dat gold niet voor kleding. Zowel technici als omroepers droegen in die tijd (meestal) een colbert en een stropdas. Alleen met warm weer gingen de jasjes uit en werden de mouwen opgestroopt. “Tony Vos had meestal een leren das om”. Karel van der Woerd trad geleidelijk aan als hoofdtechnicus op. Arnold Vis deed klassieke muziek. Een maand na Jos Hogen arriveerde Ruud Westbroek als nieuwe collega.
 
Omroepers waren Anouschka (Judith Dirkse, voor het dagelijkse verzoekplatenprogramma ‘De Jukebox’), Dan Campagne, Tineke de Nooij, Willem van Kooten (die voorlopig nog in dienst zat). Een zeer populaire presentator was Frans Nienhuys (‘Men vraagt en wij draaien’). De verzoekjes kwamen met dozen vol bij Veronica binnen. De technici vonden het niet altijd prettig om met ‘oom Frans’ te werken. Daarom deden ze dat bij toerbeurt. Nienhuys maakte regelmatig verkapte reclame in zijn programma. Op initiatief van de technici hebben ze hem voor de grap een keer een rekening gestuurd. De presentator zag er de humor niet van in.
 
Jos deed ook gesponsorde programma’s, zei hij nadrukkelijk. Paul Acket was er al vroeg bij om zijn belangen door middel van de zeezender te behartigen. Hij zette er het (betaalde) programma ‘Veronica’s Teenager Muziek Expres’ op. Dat werd gepresenteerd door ‘Bob en Brenda’.
   Freda Keuker (Brenda) vertelde later: “Rob Out en ik begonnen als Bob en Brenda met het programma dat gesponsord werd door het blad Muziek Expres. Rob en ik waren allebei lid van een Amsterdamse afdeling van AVRO’s jeugdomroep Minjon. Rob en ik togen iedere week naar Hilversum om het programma op te nemen. De teksten werden geschreven door Skip Voogd, de toenmalige medewerker van Muziek Expres. Rob en ik lepelden die keurig op. Paul Acket was altijd zelf bij de opnames aanwezig. Hij kwam met de trein vanuit Den Haag, want hij kon niet autorijden. Tijdens de opnames haalde hij voor ons broodjes en bier, op de hoek van de Groest. Op een gegeven moment moest Rob ermee stoppen en moest er een andere Bob komen. Het was mijn vriend Krijn Torringa, ook een Minjonner, waarmee ik in het huwelijk trad. Opeens had Bob dus een andere stem, maar niemand zat ermee”. Jos Hogen was een van de technici die het programma met de stemmen van Krijn en Freda op tape zette.
 
Een ander speciaal programma kwam in die dagen vanuit de ‘Groene Kalebas’ in Amsterdam. Dat was een ontmoetingscentrum voor kunstenaars en aanhang waar veel aan ‘jazz en poetry’ gedaan werd. Radio Veronica maakte er opnames met onder anderen Simon Vinkenoog. Tony Vos was opnameleider, Hogen deed de techniek vanuit een auto met een bandrecorder. Om de apparatuur in de auto te laten werken haalde Jos door middel van kabels stroom uit het etablissement. In de Groene Kalebas werd flink ‘gerookt’ herinnerde hij zich, en niet alleen sigaretten. ‘Roken’ was in die tijd trouwens de gewoonste zaak van de wereld. Zelfs in het Concertgebouw, wist hij zeker.
 
In de loop van 1964 werd Willem van Kooten programmaleider. Volgens Jos was de studiereis die Willem naar Amerika maakte van grote invloed op de ontwikkelingen van het radiostation. “Er kwamen jingles. De top 40 werd opgezet. De sfeer werd losser”. Er verschenen nieuwe diskjockeys, zoals Jan van Veen, Gerard de Vries, Harmen Siezen, Eddy Becker, Mimo. In die dagen maakte ook ik als producer van de programma’s ‘Rock, Beat & Boogie’ en ‘Veronica’s Rhythm & Blues Hop’ mijn entree. Willem was de presentator. Het was voor mij altijd een groot genoegen om Jos Hogen als technicus te hebben. Hij leefde zeer enthousiast met de muziek mee.
 
In de woestijn van Saoedi-Arabië
 
Jos juichte de nieuwe ontwikkeligen toe. Ondanks dat had hij er behoefte aan nieuwe wegen in te slaan. In de tweede helft van 1965 solliciteerde Jos met succes bij oliemaatschappij Aramco, die was opgezet met kapitaal uit Saoedi-Arabië en de VS. Op 20 oktober werd hij aangenomen. Vijf weken later verplaatste hij zijn werkterrein vanuit Nederland naar Turaif in de woestijn van Saoedi-Arabië. Jordanië en Irak waren dichtbij. Het bedrijf had een lange pijpleiding aangelegd die de olie vanuit de Perzische Golf helemaal naar Sidon in Libanon pompte. Op een aantal plaatsen langs de pijplijn, met een diameter van zestig centimeter, waren stations gebouwd, om en om bemand en onbemand.
   Bij Turaif was een van de buitenwereld afgesloten compound neergezet. Er zaten 150 westerlingen (Amerikanen, Engelsen en Nederlanders) en gastarbeiders uit Pakistan en India. Jos was in Turaif en twee onbemande stations verantwoordelijk voor de radio-communicatie. Het leverde hem een uitstekend salaris op. Maar hij zat wel in een bijzondere omgeving. Alleenstaande vrouwen waren er niet. Er was voldoende goedkope suiker en gist. Alcohol (97 procent) werd zelf gemaakt en met ginger ale en water in een drinkbare vorm omgezet. In de woestijn kon het in de zomer heet zijn. Maar in de winter viel er sneeuw en was het ’s nachts koud.
   Jos woonde in een bungalow met verblijfsruimte voor vier Nederlanders. Soms werd hij midden in de nacht opgeroepen om een onbemand station te inspecteren. Dan reed hij meer dan honderd kilometer dwars door de woestijn. Het passeren van de grens met Jordanië leverde geen probleem op. Met karabijnen gewapende grenswachten lieten hem vanuit de hoogte meteen door als hij met zijn papieren zwaaide.
 
Jos had een bandrecorder en banden vol met muziek meegenomen. Tineke de Nooij en Jan van Veen stuurden hem af en toe tapes met nieuwe opnamen. “Zo hoorde ik voor het eerst ‘These boots are made for walking’ van Nancy Sinatra. Daar was ik geweldig van onder de indruk”. Een enkele keer lukte het hem zelfs in Saoedi-Arabië Veronica te ontvangen. Als Jos op verlof ging liet hij niet na zijn voormalige collega’s in Hilversum op te zoeken.
   De werkers in Turaif hadden er grote behoefte aan om hun compound af en toe te verlaten. Via Beiroet vlogen ze dan naar het westen. Sommige Europeanen, vertelde Jos, kwamen echter niet verder dan de hoofdstad van Libanon. Ze gaven er letterlijk al hun geld uit en gingen dan noodgedwongen terug naar hun compound in de woestijn.
 
Terug bij Veronica
 
Na anderhalf jaar had Jos genoeg van radio-communicatie in Saoedi-Arabië. De grote wereld hield hem echter in zijn greep. Terug in Nederland besloot hij een baan bij de mijnbouw in Zuid-Afrika te zoeken. Maar zover kwam het niet. Bij Veronica was een technicus ontslagen. Of hij niet tijdelijk wilde invallen op de Zeedijk? Jos liet zich overreden en ging niet meer weg uit Hilversum. Met de muziek bemoeide hij zich nauwelijks. Maar hij kan zich nog herinneren dat hij ‘Baby come back’ van de Equals (1968) een geweldige plaat vond en dat hij Willem van Kooten met succes aanraadde die te programmeren. Het gevolg: een klassering in de top tien.
   Bij Veronica braken andere tijden aan. Zo zette Dick de Bois in 1967 de Veronica Drive-In Show op. In jachthaven Van Dijk (Loosdrecht) werd proefgedraaid. Daarna begon het echt. Jos Hogen, met zijn ervaring, was een ideale persoon om eraan deel te nemen.
 
Ad Bouman, een nieuwe Veronica-technicus, beschreef op de website van de stichting Norderney hoe het toeging: “De eerste officiële show was op Texel in Sarasani, een legendarische tent compleet met een balkon waar allemaal matrassen lagen, om even rustig bij te komen. De dj’s waren Jan van Veen en Willem van Kooten. De technici waren Jos Hogen en ik. Het was op het eiland Texel altijd een beetje spannender, je voelde je verder weg. Daar kwamen we aan bij Sarasani, met een spiksplinternieuwe Ford bestelbus met dubbele achterwielen, en het prachtige logo op beide zijkanten.
   Iedereen naar ons kijken natuurlijk, en wij waren uiteraard ook behoorlijk trots, maar ook een beetje zenuwachtig. Het klonk goed hard. We hadden vier grote zuilen op standaards en vier kleine, ook op standaards. Ze waren onderling verbonden met de aansluitkabels, die ergens overheen gespannen werden, of zelfs met een grote spijker schuin in de muur geramd. Het was in stereo, maar de meeste singles waren in mono.
   Jan en Willem hadden lootjes getrokken. Willem verloor – hij moest als eerste beginnen. Het gordijn ging langzaam open. Daar stond Joost den Draaier tegenover een menigte met halfopen mond, allemaal te wachten wat er zou gaan gebeuren. Met een trillend vingertje probeerde Willem de naald op de plaat te krijgen. Heel moeizaam draaide Willem een aantal tophits. Er gebeurde in de zaal helemaal niets. Ze stonden daar maar te kijken, en ik zag Willem zenuwachtiger worden. Maar na zo’n twintig minuten begon er een beetje beweging in te komen. De eerste pilsjes en borrels werden genuttigd, en dat scheelde.
   Op het moment dat er toch al behoorlijk gedanst werd wilde Jan van Veen het wel wagen. Na een half uur was de hele tent door het dolle heen. Wij van de techniek zaten op onze hurken. Door het lawaai heen probeerden we te verstaan wat voor plaat ze wilden horen. Belangrijke taken voor de technici: drank halen, even voelen of de versterkers niet te heet werden, de arm van de pick-up weer recht buigen, naaldje verwisselen, plaatjes opzoeken, jingles klaarzetten, verzoekjes aannemen, checken of ze de aansluitsnoeren er niet uitgetrokken hadden, drank halen, enzovoort. Kortom, Sarasani was de eerste van een succesvolle reeks van de Veronica Drive-In Show”. De medewerkers van het station hadden bovendien een aardige bijverdienste door met de show het land in te trekken.
 
Dick de Bois deed de organisatie. Dick was de vader van drummer Richard de Bois (1949-2008), die speelde in groepen als Roek Williams & de Fighting Cats, Roek’s Family en Ginger Ale. Met Peter van Asten produceerde Richard acts als Maggie MacNeal, Lemming en de Dolly Dots. De herkenningsmelodie van de Drive-In Show was het nummer ‘The Horse’ van Cliff Nobles (1968), dat in 1975 een twaalfde plaats in de Nederlandse top 40 bereikte.
 
 
054 - 4 Jos-Tineke
Jos en Tineke op stap
 
 
Jos Hogen, de voormalige radio-amateur, zette zijn werk in de studio gewoon voort, ook na de verhuizing van de Zeedijk naar Lapershoek. Ruud Westbroek en hij fungeerden min of meer als een koppel in studio 3. ’s Morgens zat Ruud achter de knoppen. Later op de dag nam Jos zijn plaats over. Jos voelde zich verbonden met de avondprogramma’s van Jan van Veen: ‘Alle remmen los’, ‘Candlelight’ en ‘Meet the beat’. Voor een muziekquiz in ‘Meet the beat’ fabriceerde hij een apparaat met hoge en lage tonen zodat de luisteraars duidelijk konden horen wie als eerste met een antwoord op de vragen kwam.
   In de jaren zeventig trad Veronica steeds meer naar buiten. Op zondagmiddag waren er rechtstreekse uitzendingen vanuit zee. Te land kwam er een camper met een luifel. Jos Hogen en andere technici trokken rond met deejays als Will Luikinga en Tineke die op de boulevard van Zandvoort of waar dan ook programma’s als ‘Will wil wel’ en ‘Koffietijd’ konden presenteren.
   Inmiddels werd duidelijk dat het einde nabij kwam. Op aanraden van Henk Bongaerts (Henk van Dorp, van de VARA naar Veronica gekomen) en programmaleider Rob Out werd bijna ieder personeelslid lid van de vakbond Mercurius.
 
Een leven na Veronica
 
Nogal wat Veronica-medewerkers bleven na het verdwijnen van de zender in 1974 in de omroep- en muziekwereld hangen. Bij Jos speelde dat niet. Hij had genoten van de muziek, maar voelde zich er niet nadrukkelijk bij betrokken. Samen met technicus Ruud Westbroek trad hij in dienst bij De Lage Landen. De Telegraaf zette het bedrijf op om nieuws via bandjes voor ziekenhuizen te verzorgen. Fred Emmer, Audrey van der Jagt, Donald de Marcas en journalisten van de krant maakten reportages. Ruud en Jos monteerden ze. Het project was geen commercieel succes.
   Jos kwam weer snel op andere plaatsen in de wereld terecht. Dankzij PTI, de telecommunicatie-tak van Philips, werd hij ingezet bij werkzaamheden aan (nieuwe) vliegvelden. Maandenlang verbleef hij in de oase Kufra (Libië), in Oman, in Egypte, in Zaire. In 1978 zei hij nee tegen een job in Afghanistan.
   Zijn volgende werkgever, tot 1989, was het internationaal opererende elektrotechnische bedrijf Gieselbach. Jos was veel op zee, op schepen, op booreilanden. Hij stapte in vliegtuigen zoals andere mensen op de tram stapten. Zijn werkzaamheden brachten hem onder meer naar Zuid-Amerika, het zuiden van Argentinië, Los Angeles, Bakoe in Azerbeidzjan en Singapore. Alles veranderde wezenlijk in 1989 toen hij in dienst trad bij makelaardij Boer Hartog Hooft. Voor het eerst kreeg Jos Hogen een eigen verantwoordelijkheid als object manager. Hij beheerde bijvoorbeeld drie gigantische kantoortorens in Amstelveen. Als facility manager vestigde hij zich in Rivierstaete langs de Amstel in Amsterdam.
   Ook privé veranderde er een en ander. Op de roltrap van de Bijenkorf in Amsterdam had hij in 1978 een toevallige ontmoeting met Joke Potma, die hij gekend had als hoofd van de reclameafdeling van radio Veronica. De een ging omhoog, de ander omlaag. Een tweede treffen, later opnieuw in de Bijenkorf, was het begin van een relatie die bleef bestaan, tot op de dag van vandaag. Zijn belangstelling voor de techniek is gebleven. “Vergeet niet te vermelden dat ik in mijn flat in Buitenveldert een flight-simulator op mijn computer heb staan”, zei hij. Een andere hobby is het beluisteren van diverse korte golf en amateurzenders en dichterbij met een scanner de gesprekken tussen vliegtuigen en de verkeersleiding rond Schiphol volgen.
 
 
Buena Vista Social Club
 
 
De muziek is nooit weggeweest. Als medewerker van Veronica bezocht hij begin jaren zestig jazzconcerten met onder anderen Oscar Peterson, Erroll Garner, Thelonious Monk en Jimmy Smith. Een concert dat grote indruk op hem maakte was dat van Trini Lopez in het concertgebouw. “De mensen gingen in polonaise door de zaal”. Hij was er bij optredens van de Beatles, Everly Brothers, de Who, Status Quo en wie al niet meer. Jimi Hendrix was en is een van zijn favorieten, evenals de Rolling Stones, J.J. Cale, Steve Miller en Z.Z. Top. Maar misschien wel door zijn reizen over de wereld voelt hij zich sterk verbonden met wereldmuziek.
   Een verblijf in Cuba, samen met zijn Joke, heeft een onvergetelijke indruk gemaakt. Dat geldt zeker ook voor de muziek. Over het album ‘Buena Vista Social Club’ met Ibrahim Ferrer en Eliades Ochoa, geproduceerd door Ry Cooder, praten Joke en hij in lyrische termen. Dat geldt eveneens voor het lied over Che Guevara, ‘Hasta Siempre Commandante’, dat op het eiland weliswaar heel populair maar tegelijk verboden was.
 
Harry Knipschild
26 november 2010
 
Clips
 
  • Raadplegingen: 9109