Skip to main content

40 - 'I see a light', steunplaat van Frits Spits in 1979

 
 
Frits Spits (geb. 1948, pseudoniem van Frits Ritmeester) is al tientallen jaren een van de beste diskjockeys van de publieke omroep. Op 29 mei 1978 was de eerste uitzending van zijn programma ‘De Avondspits’. Zes dagen van de week zat hij jarenlang vanaf 18.00 uur bij Hilversum 3 achter de microfoon. Vele honderdduizenden mensen stemden dagelijks op hem af.
 
Na een maand, op 24 juni, begon Spits met de ‘steunplaat’. Elke week selecteerde hij een single die hij zo goed vond dat hij die elke dag in zijn programma liet horen. Steeds opnieuw demonstreerde Frits dat hij een goede smaak had. Op de lijst van steunplaten in het eerste jaar vinden we bijvoorbeeld: Kayak met ‘Ruthless Queen’, Commodores met ‘Three times a lady’, Golden Earring met ‘Weekend Love’ en Rose Royce met ‘Love don’t live here anymore’. Op 18 juni 1979 selecteerde hij ‘No more fear of flying’ van Gary Brooker. Een week later was een Nederlandse solist aan de beurt: Hugo van Haastert met ‘I see a light’.
 
 
040-1 Spits Frits
Frits Spits
 
 
 
Hugo van Haastert
 
 
Hugo van Haastert werd op 2 juni 1952 geboren in Medan op het Indonesische eiland Sumatra. Hij was de benjamin van het gezin dat in 1956 door het bewind van Soekarno gedwongen werd uit het land te vertrekken. Lenie, zijn moeder, werd onderwijzeres op de Irene-school op de Spinozalaan in Voorburg bij Den Haag. Hugo, leerling van dezelfde school, ging al op jeugdige leeftijd muziek maken. Hij wilde graag een gitaar hebben. Omdat die veel te groot voor hem was, kreeg hij eerst een ukelele.
   Favoriete artiesten in die tijd, het begin van de jaren zestig, waren de Blue Diamonds en Harry Belafonte (‘There’s a whole in the bucket’, met Odetta). Al snel ging hij zijn favoriete liedjes ‘tussen de schuifdeuren’ uitvoeren. Niet alleen thuis, maar ook op school. Een nummer dat hij prachtig vond was ‘All of me’, door Ella Fitzgerald gezongen op het album ‘Wereldsterren’.
 
Popmuziek kwam voor het eerst aan de orde toen hij in de brugklas van het Huygens-lyceum zat, vertelde Hugo me op 20 juli. Met eigen bandjes, Blue-Birds, later Shart (show & art), ging hij als slag-gitarist repertoire spelen van de Kinks, Easybeats (‘Friday on my mind’), Monkees en de Who.
 
Op het lyceum trad topgroep de Motions op. Rudy Bennett, Henk Smitskamp, Sieb Warner en Robbie van Leeuwen hadden een grote hit met ‘Wasted Words’ en dat nummer speelden ze dan ook op het feest. Ze incasseerden een gage van 1500 gulden die door de school op tafel gelegd werd. Hugo was enthousiast. Hij schafte een (goedkope) elpee van de Motions aan, weldra gevolgd door een van de Tee Set. Die platen werden door het blad Teenbeat voor ƒ7,50 aangeboden.
 
Van Haastert was zo geobsedeerd door de muziek, dat zijn studie er bij in schoot. Het lyceum verruilde hij voor de Mulo. Nadat hij het diploma B op zak had ging hij nog industriële vormgeving in Eindhoven studeren, maar daar kwam niet veel van terecht. Hugo wist niet goed wat hij met zijn leven aan moest. Hij ging op reis en belandde bij een Lutherse kerk in Noorwegen. Daar kreeg de Voorburger te horen dat hij zijn problemen beter thuis kon oplossen.
   Terug in Nederland werd hij een aanhanger van het bahai-geloof, afkomstig uit Perzië (Iran). Met een internationaal gezelschap reisde hij zingend zowat heel Europa door met de bedoeling zijn religieuze ideeën uit te dragen. Een oudere geloofsgenoot was de heer Van der Garde in Arnhem, die als radiomedewerker over studioruimte beschikte. Zijn zoon Alfred (‘Lagarde’) ging achter de knoppen zitten en produceerde een plaatje van het zingende bahai-gezelschap.
 
Op 11 november 1972 zette Hugo van Haastert een punt achter zijn zoekende leven. Op die dag, besloot hij, werd hij beroepsmuzikant. Op het Haagse Noordeinde, naast het paleis, werd hij de vaste artiest van de Palace Pub (Café Chantant). Zeven avonden in de week trad hij als zanger/gitarist twee keer een half uur op. Van Haastert zong dan liedjes van Crosby, Stills & Nash, Cat Stevens (‘Father & Son’), Harry Belafonte (‘Hava Nagila’) en Neil Young (‘Heart of gold’).
   Voor het eerst verdiende Hugo geld: 35 gulden per avond, dag in dag uit. Hij woonde nog steeds bij zijn moeder en kon haar nu maandelijks een bedrag voor de ‘huur’ van een kamer geven.
 
 
Galaxy Lin
 
 
 
040-2a Galaxy Lin Hugo
Galaxy Lin met linksboven Hugo van Haastert
 
 
In 1973 luisterde Robbie van Leeuwen in de Palace Pub naar Hugo van Haastert. Robbie had als leider van Shocking Blue heel wat hits op zijn naam. Na ‘Venus’ waren dat o.a. ‘Never marry a railroad man’, ‘Blossom Lady’ en ‘Inkpot’. Mede omdat hij zo succesvol was had Robbie een hoop kritiek over zich heen gekregen. Hij zou veel te commerciëel bezig zijn en alleen nog maar ‘bubble-gum’ muziek maken. Robbie was ook zelf op Shocking Blue uitgekeken. De groep bestond nog wel en maakte nog steeds hits (‘Oh Lord’ op nummer 14 in het voorjaar van 1973), maar bij optredens deed de leider van de groep zelf niet meer mee. Martin van Wijk nam zijn plaats in.
   In de pub stapte Robbie op Hugo af, vertelde deze. Robbie wilde iets heel anders gaan doen, progressieve elpees maken, zoals de Engelsen dat ook deden. Alleen maar instrumentale muziek. In plaats van gitaar wilde hij nu mandoline gaan spelen. Hij had al een elektrische Gibson aangeschaft. Robbie stelde Hugo spontaan voor samen een nieuwe groep te beginnen.
   Voor een onbekende artiest was dat natuurlijk een aanbod dat je niet kon afwijzen. Hugo had nog nooit op een mandoline gespeeld. Hij kocht een Höfner en zette er zelf een elektrisch element in.
   Robbie en Hugo repeteerden maand na maand met z’n tweeën. Dan weer op de slaapkamer die de in België wonende Hagenaar nog bij zijn moeder had, dan weer op de kamer van Hugo bij zijn moeder in Voorburg. Samen zochten ze naar accoorden en schreven muziek. Het klikte helemaal. Om in zijn onderhoud te voorzien bleef Hugo gewoon optreden in de Palace Pub.
  
Langzamerhand werd het tijd om naar buiten te treden. Robbie vroeg Rudy Bennett, zijn voormalige compagnon in de Motions, om bandleden voor hem te zoeken. Die kwam met basgitarist Peter Wassenaar (Blue Planet) en saxofonist Dick Remelink (Ekseption). Robbie kon het niet laten ‘gewone’ liedjes te schrijven en daar was een zanger voor nodig. Dat werd Bennett (Ruud van den Berg). Zo werd deze alsnog lid van de band.
   Cees van Leeuwen, de voormalige manager van de Motions en Shocking Blue, wierp zich nu op als manager. De groep ging aan de slag als Galaxy Lin. ‘Lin’ was een afkorting van ‘mandoline’.
   Cees van Leeuwen pakte de zaken zoals altijd voortvarend aan. Het repeteren op slaapkamers was afgelopen. Voortaan werd er gewerkt in ‘Don Bosco’ (Zoeterwoude), waar ook Earth & Fire, Shoes en Golden Earring oefenden. Galaxy Lin nam roadie Jan ten Broek van de Earring over. In Zoeterwoude werden ook audities voor een drummer gehouden. Op een advertentie reageerden vier gegadigden. Pierre van der Linden werd ondanks zijn kwaliteiten afgewezen, weet Hugo nog.
   In plaats daarvan koos men van voor Peter Rijnvis. Dat was, achteraf gezien, geen goede zet. Peter was labiel en wist niet goed hoe hij met drugs moest omgaan. “Robbie en ik hebben ons hiertoe nooit laten verleiden”, stelde Hugo nadrukkelijk.
 
Cees van Leeuwen zette in 1974 productiemaatschappij Bandit op. Bij Polydor wist hij een stevig voorschot te bedingen (honderdduizend gulden, meent Van Haastert zich te herinneren). In ruil daarvoor moest de groep wel zelf de opnames bekostigen. Van het geld kocht de groep tevens een bus, een Cadillac en allerlei apparatuur. Voor het eerste album toog Galaxy Lin naar Soundpush (Blaricum), de studio waar Robbie eerder ‘Venus’ had opgenomen. Technicus was John Sonneveld.
   Een paar maanden later verscheen het hit-loze album in een opvallende hoes. Ondanks het ontbreken van een echte single werden er vele duizenden van verkocht. De start van de nieuwe band was veelbelovend.
   Het moge duidelijk zijn dat Hugo van Haastert in dit stadium geen gelijkwaardige partner meer was. Cees van Leeuwen en Robbie van Leeuwen hadden de leiding. Tijdens de optredens trad Robbie naar voren.
   Hugo speelde tweede mandoline en deed de tweede stem als Rudy Bennett zong. Hugo speelde naar eigen zeggen wel een ‘sociale’ rol. Hij zorgde ervoor dat iedereen binnen de groep min of meer aan zijn trekken kwam.
 
Galaxy Lin was een aantrekkelijke groep om te boeken. Niet alleen in Nederland maar ook in Duitsland en België. Een concert leverde 850 gulden op. Ieder lid van de groep ontving 50 gulden. Twee roadies kregen een maandsalaris. Wat overbleef ging in een gemeenschappelijke kas die door Cees van Leeuwen beheerd werd. Van royalties was voorlopig geen sprake. Eerst moest immers het voorschot van Polydor worden terugverdiend.
 
 
040-3 galaxy lin LP
Galaxy Lin lp-hoes
 
 
In die tijd was ik bij Polydor direct betrokken bij het wel en wee van Galaxy Lin. Dat deed ik graag. Ik was een bewonderaar van Robbie van Leeuwen. Ik vond het album heel goed en zag grote mogelijkheden voor de toekomst. Ik had gehoord hoe mooi de muziek in de zaal klonk.
   Bij een concert in het Paard van Troje (Den Haag) ging ik op de eerste rij zitten. De muziek was inderdaad prachtig maar wel loeihard. Dat had ik niet verwacht. Bij het tweede nummer bevond ik mij al achter in de zaal. De volgende ochtend werd ik wakker met een fluittoon in mijn oor. De enige keer in mijn leven.
   Enthousiast praatte ik met de groep. Jullie hebben een geweldig goeie start gemaakt, zei ik, nu wordt het tijd voor een hit. Die moest Robbie toch zeker kunnen schrijven.
   Dat deed hij ook. Hij kwam met ‘Long Hot Summer’, dat in de zomer van 1975 de zestiende plaats in de top 40 haalde. Alle tekens stonden op groen voor een doorbraak in Nederland en de rest van de wereld.
 
Het pakte anders uit. Tijdens een repetitie kwam Jan van der Geest, de uitbater van ‘Don Bosco’ op Van Haastert af. De leden van de groep konden in Zoeterwoude broodjes eten en een glas melk consumeren. De nota werd aan Bandit gestuurd en door Cees van Leeuwen overgemaakt, aldus Hugo. Er stonden echter nog heel wat rekeningen open, hoorde hij. De mandoline-speler vroeg inzage in de gemeenschappelijke kas van de band. Bij die gelegenheid bleek dat er een negatief saldo van 14.000 gulden was. Hoe kan dat nou, vroeg hij aan Robbie.
   Die stapte op Cees af en toen het antwoord hem niet bevredigde ontsloeg hij Cees op staande voet als manager. Zonder enig overleg met de andere leden van Galaxy Lin. Binnen niet al te lange tijd kwamen er andere managers, de een na de ander.
   Hugo was tot de overtuiging gekomen dat Galaxy Lin geen toekomst meer had. Dat werd nog versterkt toen hij zich opwierp om voor Jan ten Broek opslag te vragen. Zijn verzoek werd door Robbie meteen afgewezen. Nog voor de opname van ‘Long Hot Summer’ verliet hij de groep. In 1976 kwam er een einde aan Galaxy Lin. Niet omdat de groep niet goed was, maar vanwege financiele problemen.
   In die tijd vroeg ik Robbie waarom hij de groep niet de helpende hand bood. Hij had toch miljoenen verdiend met zijn internationaal succesvolle liedjes.
   Dat bevestigde hij. Maar Robbie had zijn verdiensten voor de rest van zijn leven bij de bank vastgezet. Tegen een vaste hoge rente. Hij was derhalve niet bereid, misschien ook niet in staat, de groep op de been te houden. Hoe dan ook, dat betekende het einde van een groep die mijns inziens op het punt stond definitief door te breken.
 
 
I see a light
 
 
  steunplaten
 
 
Hugo van Haastert speelde weer gewoon in de Palace Pub. In de jaren zeventig had hij heel wat vrienden in de popmuziek gemaakt. De Voorburger kon het bijvoorbeeld al jaren goed vinden met Chris Koerts van Earth & Fire. Bert Ruiter, bassist van Focus, was in 1978 eveneens tot die groep toegetreden. Hugo had bovendien goede contacten met Robbie Gerritsen (Golden Earring), Wim Bosman en Frits Hirschland.
   Met het nummer ‘I see a light’, dat hij zelf geschreven had, wist hij heel wat enthousiame te creëren. Bert Ruiter bood zich aan als producer, Chris Koerts maakte een arrangement en wilde graag meedoen als er een opnamemogelijkheid was. Polydor nam Hugo van Haastert onder contract. Deze keer niet weggestopt als lid van de band van Robbie van Leeuwen, maar als solist.
   In het voorjaar van 1979 ging het muzikale gezelschap de studio in. Hugo kan zich niet meer herinneren welke dat was. Evenmin weet hij nog wie er achter de synthesizer aan het werk was. Er kwamen steeds nieuwe apparaten in die tijd en je kon er de meest fantastische geluiden uit halen, vertelde hij op 20 juli. Dat was ook bij hem het geval.
   Het resultaat was geweldig, dat vind ik nog steeds als ik naar ‘I see a light’ luister. Hugo zong zijn nummer met een hoge intrigerende stem.
 
Het vinden van radiozendtijd leverde nauwelijks problemen op. Meta de Vries (Avro) met name reageerde enthousiast. Persoonlijk benaderde ze Frits Spits. “Waarom maak je van zo’n goeie single geen steunplaat”, legde ze de toonaangevende presentator voor.
   Spits was het helemaal met haar eens. Op maandag 18 juni 1979 pakte Frits de telefoon en belde Hugo van Haastert. “Deze week is ‘No more fear of flying’ de steunplaat”, zei hij, “maar volgende week wordt het ‘I see a light’, de plaat waar ik zo enthousiast over ben”. Of woorden van gelijke strekking.
   Voor het eerst stond Hugo van Haastert zelf in het middelpunt van de belangstelling. Zijn single verscheen in de tipparade van de Stichting top 40. Het leek erop dat zijn eigen doorbraak nabij was. Maar dat gebeurde niet. Er waren volgens Hugo problemen met de levering aan de winkels. Er was geen echte manager aanwezig om het potentiele succes ‘op te blazen’ en uit te bouwen. Ondanks Hilversum 3 bleef ‘I see a light’ in de tipparade hangen. De fel begeerde klassering in de top 40 bleef uit.
 
 
Een totaal nieuwe muzikale loopbaan
 
 
Hugo van Haastert was intussen bijna dertig jaar oud. Op die leeftijd ging hij meedoen aan allerlei talentenjachten. Die werden steeds meer door en voor de televisie georganiseerd. Zijn deelname aan ‘Talentschuppen’ bij een Duits tv-station leverde hem zowaar een nieuw platencontract op. Hansa besloot het nummer “Brown eyed girl’ van Van Morrison met hem op te nemen. Zonder succes. Ook een talentenjacht op de Nederlandse televisie (Avro’s nieuwe oogst) bracht ondanks een eerste plaats niet wat hij ervan gehoopt had.
   Van Haastert, lijkt het, pakte nu aan wat er aan te pakken viel. Hij belandde onder meer in het subsidietraject. Je verdiende misschien niet veel, maar je had wel werk. Zo kon hij zijn liedjes blijven zingen, mooie liedjes van de Eagles en (steeds meer) Neil Diamond.
   Als je leest wat Hugo over zichzelf geschreven heeft, zie je dat hij in het begin van de jaren tachtig optrad op zeer bijzondere plaatsen. Las Vegas, Parijs, Macedonië, New York, Moermansk, Barcelona, Bagdad. Heb je werkelijk in Bagdad opgetreden, vroeg ik hem?
   “Er was een bureau in Apeldoorn”, vertelde hij, “dat gerund werd door Jeanette Alles. Die gaf me de gelegenheid met een dozijn mensen naar Bagdad te vliegen. Dat was in 1983. Toen we er midden in de zomer aankwamen was het onvoorstelbaar heet: 52 graden in de schaduw. Als er schaduw was. In Bagdad waren twee hotels. In een van die twee was er amusement. Dat vond plaats in een feestzaal met lange tafels en witte kleden erover. Er waren alleen mannen. Alcohol was geen probleem op die plek in het islamitisch land. Champagne en Black Label (Johnnie Walker) was er in overvloed. Elke avond gaven we een show met een gemengd gezelschap. Als de meisjes zich aan het omkleden waren trad ik op met m’n gitaar. In het hotel legde ik contact met mijn toehoorders. Ze nodigden me uit mee te gaan vissen op de Tigris. Vissen deden ze met hasjies. Als de vissen die inslikten raakten ze helemaal versuft. Ze kwamen bovendrijven. We konden ze zo oppakken, die grote vissen. Ze werden meteen opengesneden, geroosterd en opgegeten”.
 
040-5a Diamond Neil & Hugo van Haastert
 
 
Terug in Nederland deed Van Haastert mee aan een nieuwe talentenjacht: de Soundmixshow. Joop van den Ende produceerde het programma voor de publieke omroep (KRO). Hennie Huisman was de presentator. Als je aan het programma meedeed maakte je, vertelde Hugo, een afspraak met Van den Ende. De details kan hij zich niet meer herinneren. Het kwam er op neer dat je hem de gelegenheid gaf na afloop van het programma als je impresario te functioneren. Bovendien liet hij je auditie doen voor een rol in een van zijn musicals.
   Om in de finale te komen moest je door een hele serie voorrondes heenkomen. Eerst in zalen en vervolgens op de televisie. Het was de bedoeling dat je in de huid kroop van een bekende artiest. Hugo koos voor Neil Diamond. De eerste keer viel hij in de voorrondes af.
   In 1990 deed Hugo van Haastert opnieuw mee als nieuw talent. Hij was 38 jaar oud. Deze keer wist hij met succes alle voorrondes te ‘overleven’. Veel indruk maakte zijn optreden in de voorlaatste ronde. Bij die gelegenheid speelde Hennie Huisman een rollenspel met je. "Tijdens een interview was je in je gewone doen te zien. Daarna ging je door een deur. In de volle schijnwerpers trad je dan op als de vedette". Neil Diamond in zijn geval.
   Hugo had zich goed voorbereid. In feite was hij een artiest met onvoorstelbaar veel ervaring. Tijdens het gesprek kleedde en gedoeg hij zich als een schlemielige ambtenaar. Om vervolgens als Neil Diamond (‘I am I said’) zelfverzekerd een glansrol te spelen. Het leverde hem veel publiciteit en een derde plaats op.
 
Hugo is zeer terughoudend als hij over zijn ervaringen tijdens de Soundmixshow praat. Bepaalde zaken zijn immers niet te bewijzen. Toen hij de eerste keer meedeed was het hem meteen opgevallen dat Gerard Joling (als ‘Don McLean’) een speciale behandeling kreeg. In 1990 gebeurde hetzelfde met Marco Borsato (als ‘Billy Vera’). “Dat is natuurlijk moeilijk te bewijzen”, zei Hugo, “maar het was wel opvallend dat hij tijdens de finale als enige een eigen kleedkamer had. Alle overige kandidaten deelden de andere, gemeenschappeljke, ruimte”.
 
***
 
 
Hugo van Haastert, nu 58 jaar, is nog steeds een voortreffelijke artiest. Ik zag hem op 10 juli in Voorburg optreden toen wethouder Peter van Ostaijen op de Spinozalaan een monument (stadsbaken) onthulde ter herinnering aan de beat- en popcultuur in Voorburg. In plaats van een heel hoge heeft hij nu een heel lage stem.
   Met zijn gitaar verzorgt hij regelmatig optredens bij kleine, exclusieve gelegenheden. Liedjes van crooners hebben zijn voorkeur, ‘All of me’, ‘Fly me to the moon’. Daarmee is de cirkel in zekere zin rond, want dat is het repertoire waar hij op jonge leeftijd mee begonnen was. Waarom maak je niet eens een liedje over Voorburg, vroeg ik hem, toen we afscheid namen.
 
Harry Knipschild
21 juli 2010
 
 
Literatuur
 
'Pop in Zoeterwoude', Leidsch Dagblad, 21 maart 1974
Paul de Tombe, 'Mandoline staat centraal by Galaxy Lin, Leidsch Dagblad, 29 augustus 1974

Peter Sijnke, Nederpophelden.Pioniers van de popmuziek in Nederland 1960-1970, Zaltbommel 2006

  • Raadplegingen: 21243