23 - Hans van Hemert: producer van veel grote hits
Willy van Hemert (1912-1993) was regisseur van ‘De kleine waarheid’ en ‘Dagboek van een herdershond’. Hij schreef tevens de teksten van liedjes als ‘Net als toen’ (1957, Corry Brokken), ‘De Zuiderzeeballade’ (1959), ‘Een beetje’ (1959, Teddy Scholten) en ‘Wat een geluk’ (1960, Rudi Carrell). Zijn zoon Hans (1945, Voorburg) groeide op in een milieu waar creativiteit de gewoonste zaak van de wereld was. Broer Ruud werd regisseur, broer Eric kunstschilder, musicus en componist, zus Ellen actrice.
Vader Willy was geen aanhanger van de oudste popmuziek. Met name ‘Rock around the clock’ van Bill Haley vond hij verschrikkelijk, hoorde ik op 31 maart uit de mond van Hans. Die kreeg zijn eerste plaatje cadeau van zwager Coen Flink: ‘Bird Dog’ van de Everly Brothers met ‘Devoted to you’ op de flipside. Ontelbare keren heeft hij beide nummers gedraaid.
Vader Willy was geen aanhanger van de oudste popmuziek. Met name ‘Rock around the clock’ van Bill Haley vond hij verschrikkelijk, hoorde ik op 31 maart uit de mond van Hans. Die kreeg zijn eerste plaatje cadeau van zwager Coen Flink: ‘Bird Dog’ van de Everly Brothers met ‘Devoted to you’ op de flipside. Ontelbare keren heeft hij beide nummers gedraaid.
Als jongetje mocht Hans van Hemert kleine rolletjes in drama-producties spelen. Dat beviel hem zo goed dat hij, 17 jaar oud, besloot acteur te worden. Maar de sollicitatie bij een toneelschool liep op een mislukking uit. Het leven als dienstplichtig soldaat was evenmin een succes. Om aan geld te komen solliciteerde Van Hemert junior bij platenmaatschappij Phonogram. Hij kreeg een baan bij de telefonische verkoop. Verkoopleider Gerard Verdurmen probeerde Hans discipline bij te brengen. Zodra de telefoon ging moest die meteen opgepakt worden. Geen bestelling mocht verloren gaan.
Hans begon zich steeds meer voor popmuziek te interesseren. In die tijd was hij helemaal weg van ‘Let’s dance’ (Chris Montez), ‘Da doo ron ron’ (Crystals) en ‘Telstar’ (Tornados). De bestelnummers van die platen kende hij uit zijn hoofd.
Hans kon het maar moeilijk verdragen als er van zijn favoriete plaatjes te weinig exemplaren besteld werden. Wat hij goed vond was toch een hit! Elke zondagavond laat luisterde hij op radio Luxemburg fanatiek naar de Engelse top twintig. Dan hoorde hij de nieuwste successen. Toen hij vernam dat een EP met ‘Twist and Shout’ van de Beatles de lijst binnenkwam maakte dat een enorme indruk op hem.
Op maandagmorgen reed hij in alle vroegte met zijn Puch vanuit Blaricum naar de Michelangelostraat in Amsterdam. Daar gedroeg hij zich niet zoals Phonogram dat eiste. “Ik was een belhamel en werd prompt ontslagen”.
Op maandagmorgen reed hij in alle vroegte met zijn Puch vanuit Blaricum naar de Michelangelostraat in Amsterdam. Daar gedroeg hij zich niet zoals Phonogram dat eiste. “Ik was een belhamel en werd prompt ontslagen”.
Van telefonisch verkoper tot producer
Willy van Hemert bezorgde zijn zoon een baan bij hetzelfde bedrijf. Nu in Hilversum bij Nico Boer, chef van het programmabureau. Hans manifesteerde zich al snel. Hij wist te bereiken dat Phonogram alle platen uit de Amerikaanse hitparade liet overvliegen. Het was een service die het vakblad Cashbox had opgezet. Begin 1964 hoorde hij ‘Blue Winter’ van Connie Francis. Was dat niet een prachtig nummer voor Willeke Alberti? Rine Geveke, haar producer, was het met hem eens en zette het op de plaat. Willeke had met ‘Spiegelbeeld’ al op de tweede plaats van de Nederlandse hitlijsten gestaan, maar met ‘De winter was lang’, de Nederlandse bewerking van ‘Blue Winter’, bereikte ze de top-positie.
Het duurde niet lang of Hans wilde ook zelf platen produceren. Bij voorkeur popmuziek zoals die elders in de wereld gemaakt werd. Hans kocht zelf plaatjes van de Kinks, Beatles en The Who. Met dat soort muziek wilde hij zich manifesteren. Daar was echter voorlopig geen sprake van. Collega Jan Asman liet hem weten dat het zeker nog zeven jaar zou duren voor hij aan het zelf produceren toe zou zijn. Bovendien had Reinier Klaassen, adjunct-directeur van Phonogram, een duidelijk memo rondgestuurd: “Er worden vanaf nu geen beatplaten meer opgenomen”.
Van Hemert was niet de persoon om het daarbij te laten zitten. Hij was intussen zanger van een beatgroep geworden. Die heette de Caps. Hans was de zanger, Roy Beltman speelde gitaar en Rob Ombach was de drummer. Af en toe mocht hij kijken hoe het bij een plaatopname toeging. Bureaucratie, ontdekte hij, vierde hoogtij. De producer had in de studio (met twee sporen-recorder) nauwelijks iets in te brengen. Die was vooral verantwoordelijk voor de organisatie, de kosten en het contact met de artiesten. Tijdens de opname werkte de arrangeur samen met de geluidstechnicus. Een aparte assistent-technicus (de ‘recorder’) had niets anders te doen dan de bandrecorder te bedienen. Als de muziek niet naar wens was, moesten dus allerlei personen opdrachten aan elkaar geven. Met alle gedoe van dien.
Hans ontdekte dat Jan Audier, de ‘recorder’, over veel capaciteiten beschikte. Bovendien had deze een sleutel van de studio. En de opnameruimte bleef ’s nachts ongebruikt. Hier lagen dus kansen. Met stilzwijgende instemming van Rine Geveke nam de jonge medewerker van het programmabureau midden in de nacht het nummer ‘You better go’ op dat hij samen met Rob Ombach geschreven had. Jan Audier bediende de apparatuur. Producer Bert Schouten, die ook in het complot zat, bespeelde de toetsen. De ‘geheime’ opname van de Caps werd tijdens een marketingvergadering door Rine Geveke gepresenteerd en zowaar positief beoordeeld. Vanaf dat moment mocht Hans van Hemert, twintig jaar oud, formeel als producer optreden. Het succes kwam niet vanzelf. De eerste singles van de Falcons (Hilversum), Sound Magics (Doesburg), Dukes (Arnhem) en Ro-d-ys (Groningen) werden geen hits.
De eerste hits
Hans van Hemert, Jack Haslinghuis, Peter Koelewijn
In 1966 maakte Peter Koelewijn van Altona Music een hit met de Haagse groep Q’65. Maar volgens Phonogram was het ongewenst dat iemand die in dienst was bij een muziekuitgeverij dat werk voor de maatschappij deed. Dat vond men belangenverstrengeling. Van Hemert mocht de productie van de Eindhovenaar overnemen. In eerste instantie kostte het Hans nogal wat moeite om door de leden van de groep erkend te worden. “In de omgeving van een rolschaatsbaan in Den Haag ging ik met ze repeteren. Ik zag er uit alsof ik veertien was en zij vroegen wanneer de producer eindelijk zou komen opdagen”. De single ‘The life I live’ leverde Q’65 echter een top-5 notering op. Het door hem geproduceerde album ‘Revolution’ verkocht zelfs meer dan 25.000 exemplaren. Dat was veel meer dan de eerste elpees van de Motions en Golden Earrings.
Hans had zijn eerste succes te pakken.
Tegen het eind van de jaren zestig had Van Hemert zijn draai gevonden. Hij wist de bureaucratie in de studio te doorbreken. Hans kreeg het zowaar voor elkaar de opnametechniek aan te passen aan wat voor goede popplaten wenselijk was. Zo werd voortaan, onder protest van de dienstdoende technicus, een microfoon niet bij maar in het drumstel geplaatst. In 1967 scoorde hij met ‘Take her home’ en ‘Just Fancy’ (Ro-d-ys). Rine Geveke en Hans brachten in 1968 Sandra Reemer en Dries Holten bij elkaar. Het Amerikaanse nummer ‘Storybook Children’ (Billy Vera & Judy Clay) werd de eerste hit uit de succesvolle carrière van Sandra & Andres.
In datzelfde jaar maakte Hans zijn eerste nummer één hit. Hij had al een paar plaatjes met de groep Zen opgenomen. De doorbraak kwam toen John Brands (ex-Elements) bij de groep ging zingen en onder zijn leiding het liedje ‘Hair’ uit de gelijknamige rockmusical opnam.
De eerste jaren had Van Hemert als producer nauwelijks inkomsten. Hij verdiende niet meer dan 200 gulden per maand, omdat hij nu eenmaal onder de CAO voor kleinmetaal viel. Optredens met de Caps leverden echter zoveel geld op dat hij zich toch kon permitteren in een Alfa Romeo rond te rijden. Maar met de prestaties die hij leverde trok hij aan de bel bij de Phonogram-directie. In eerste instantie werd zijn salaris niet aangepast. Maar het bedrijf was wel bereid hem tweeduizend gulden per jaar extra te betalen. Niet zomaar: zwart, onder de tafel dus. Later vroeg Hans aan Jack Haslinghuis, de directeur, of hij geen royalty kon krijgen. Dat was toch gebruikelijk in de muziekbusiness. Dat kon. Voortaan zou hij van elk plaatje vijf cent overgemaakt krijgen.
Langzamerhand ontdekte Hans van Hemert waar hij goed in was. Om te beginnen was er maar één persoon de baas in de studio. Dat was de producer. Met overleg kwam je nu eenmaal niet ver. Ten tweede, aldus Hans op 31 maart, was het van het grootste belang vast te houden aan de ideeën die je in eerste instantie, soms intuïtief, had. Als je een goed idee had, waar je onverbiddelijk in geloofde, dan moest je je niet laten afleiden van wat je altijd had willen doen. Je moest toewerken naar het resultaat dat je voor ogen stond. Hoe dan ook.
Zo kon het in 1967 gebeuren dat een opname van Groep 1850 dreigde te mislukken. Zanger Peter Sjardin slaagde er maar niet in de zangpartij van ‘Mother Nohead’ (‘Vader Jacob’) succesvol op de band te krijgen. Tenslotte ging de producer op verzoek van de groep zelf achter de microfoon staan. Het plaatje werd een hit onder de naam Groep 1850. Peter Sjardin stond voor de televisie te playbacken wat Hans gezongen had. Met Big Wheel (‘If I stay too long’) gebeurde in 1969 hetzelfde. Steeds meer werd de producer zelf de artiest. Hij zette de artiesten in om te doen wat hem zelf voor ogen stond. Om die reden was het moeilijk te werken met ‘sterren’. Het opnemen van het album ‘Samen’ (Liesbeth List & Ramses Shaffy) leverde, mede om die reden, nogal wat problemen op.
Mouth & MacNeal
In 1970 maakte Van Hemert een nieuwe nummer één hit, deze keer met ‘Mijn gebed’ van D.C. Lewis. In die tijd bracht hij tevens Willem Duyn en Sjoukje van ’t Spijker bij elkaar. Afzonderlijk hadden ze weinig bereikt maar samen, als Mouth & MacNeal, waren ze een gigantisch succes. ‘Hey you love’ bereikte meteen een notering op nummer vijf. Er was dus alle aanleiding een album met het tweetal op te nemen. ‘How do you do’ kwam zo te voorschijn als nieuwe single. Het werd niet alleen een absolute topper in Nederland, maar haalde tevens de 8ste plaats in de Hot 100 van Billboard en sloeg, met uitzondering van Engeland, overal aan. Hans ging naar Engeland om de Britse vertegenwoordiging van Phonogram tot actie te bewegen. Hij kwam van een koude kermis thuis. De directie ontving hem hooghartig. Wilde zo’n snotaap aan de platenmaatschappij uitleggen hoe die te werk moest gaan?
Twee jaar later scoorde Decca alsnog met ‘I see a star’. Mouth & MacNeal zongen het liedje tijdens het Eurovisie-songfestival in Brighton. Het duo eindigde nipt achter het Zweedse Abba.
Mouth & MacNeal in Top Pop
De plaatjes van Van Hemert verkochten in steeds grotere aantallen. Hans stapte opnieuw naar Jack Haslinghuis. Omdat zijn contract met Phonogram bijna afgelopen was, kon hij stevig onderhandelen. Hij wist Haslinghuis te bewegen de royalty te verdubbelen tot een dubbeltje per plaat. In een helder ogenblik vroeg Hans of dat met terugwerkende kracht kon, vanaf de releasedatum van ‘How do you do’. De directeur leek niet te beseffen, aldus Hans, wat dat betekende. Van het liedje werden niet minder dan vijf miljoen exemplaren verkocht.
Met grote moeite wist Van Hemert die mondelinge afspraak later te verzilveren. Dat leverde hem een aardig kapitaal op. In die tijd had hij een (te) duur huis gekocht en zijn vrouw was net bevallen van hun eerste kind. Het gezin zat werkelijk op zwart zaad. De royalty-uitbetaling bracht dan ook grote veranderingen teweeg.
Gouden en platina platen
Een van de meest interessante ervaringen had Van Hemert in 1975. Ger Lugtenburg, programmadirecteur van de AVRO-televisie nam contact met hem op. Er zou een groot gala komen in samenwerking met het Wereld Natuur Fonds. Koningin Juliana en Prins Bernhard waren eregasten. Frank Sinatra had toegezegd in het programma op te treden en er een speciale song te zingen. Of Hans dat nummer wilde schrijven. Dezelfde dag componeerde hij ‘The Elephant Song’. “Lugtenburg kreeg tranen in zijn oren, zo mooi vond hij het lied”. Kort voor de uitzending liet The Voice het echter afweten. De AVRO was in paniek.
Piet Schellevis, vice-president van Phonogram International, liet zijn chauffeur drie albums van succesvolle internationale artiesten brengen. Hans zag Kamahl intuïtief zitten. Schellevis zorgde ervoor dat deze in 36 uur tijd vanuit Australië naar Nederland overkwam. De opname was een ‘crime’. Noot voor noot moest de orkestband ingezongen worden. Kamahl had moeite om toonvast te zijn, dat bleek tevens tijdens de uitzending. Presentator Willem Duys zette Hans van Hemert, die in de zaal zat, echter in het zonnetje. De koningin stond op en getuigde van haar bewondering. Dat moment staat, zoals dat tegenwoordig heet, ‘nog steeds op zijn netvlies gegrift’.
‘The Elephant Song’ leverde Hans zijn zoveelste nummer één-hit op. “Phonogram overwoog het album van Kamahl met tv-spots een extra duw te geven. Maar marktonderzoek wees uit dat het publiek niet rijp was voor de elpee. Daarom kwam de plaat gewoon in de winkels. Er werden er toch 250.000 van verkocht”.
Luv'
Ik ben altijd een grote bewonderaar van Hans van Hemert geweest. Hoe was het mogelijk dat hij zo enorm veel grote hits scoorde en dat hij daar betrekkelijk weinig erkenning voor gekregen heeft.
Een van de redenen, maakte hij me duidelijk, was dat zijn liedjes vaak zo simpel waren. “Ik schreef kinderachtig repertoire en maakte er een mooie lijst om heen”. Luv’ was er een prachtig voorbeeld van. Allerlei mensen probeerden hem te verleiden met een andere combinatie aan de slag te gaan. Hans hield echter vast aan zijn formule. Pas toen hij José, Marga en Patty verenigd had ging hij aan de slag. “Ik schreef veel Luv’ liedjes in alle vroegte, tussen slapen en wakker worden. Dan pakte ik een recorder. Ik zong stukjes muziek en noteerde wat ik er mee wilde. Dezelfde dag nog werkte ik het uit”. ‘U.O. me’, ‘You’re the greatest lover’ en ‘Trojan horse’ werden voor de zoveelste keer enorme bestsellers.
Op Hans’ kantoor zag ik een keuze uit zijn gouden platen-collectie. De wanden waren ermee bezaaid. De aantallen, daarbij vermeld, waren meer dan indrukwekkend.
***
In 1983 kwam er een einde aan de succesreeks. Hans legde het uit.
“Er kwam een heleboel geld binnen. Mijn adviseur, verbonden aan een groot accountantskantoor, bood aan een bedrijf in het buitenland op te zetten, om zo weinig mogelijk belasting te betalen. De opzet, met een vestiging op Guernsey, bleek echter niet waterdicht geconstrueerd te zijn. Ik was met muziek bezig. Ik rekende erop dat zo’n organisatie wist wat ze deed. Daarin vergiste ik me, maar ik was natuurlijk zelf verantwoordelijk. In alle vroegte werd ik door een groep FIOD-mensen van bed gelicht.
Op dat moment veranderde mijn leven radicaal. Ik kon me niet meer wijden aan waar ik goed in was: liedjes schrijven en platen produceren. Mijn aandacht werd nu helemaal opgeëist door advocaten en rechtszaken. Zelfs toen ik een mondelinge schikking voor twee miljoen was overeengekomen ging het proces gewoon verder”.
Maar Hans van Hemert heeft behalve inkomsten uit zijn voormalige songs nog een evergreen die steeds midden in de belangstelling staat. André Hazes, ‘Wij houden van Oranje’, zijn productie uit 1988. Die kwam overigens ‘niet verder’ dan een derde plaats op de top 40.
Harry Knipschild
1 april 2010
* Hans van Hemert is op 7 oktober 2024 overleden.
Clips
* Everly Brothers, Bird Dog
* Crystals, Da doo ron ron, uit 1963
* Big Wheel, If I stay too long, 1969
* Everly Brothers, Bird Dog
* Crystals, Da doo ron ron, uit 1963
* Big Wheel, If I stay too long, 1969
* Mouth & MacNeal, I see a star, 1974 (Eurovisie songfestival, Brighton)
* Eurovisie Songfestival 1974, tellen van de stemmen
* Kamahl, The Elephant Song, 1975
* Luv, Oh yes I Do, 1979
* André Hazes, Wij houden van Oranje, 2004
* 41 hits van Hans van Hemert
* Eurovisie Songfestival 1974, tellen van de stemmen
* Kamahl, The Elephant Song, 1975
* Luv, Oh yes I Do, 1979
* André Hazes, Wij houden van Oranje, 2004
* 41 hits van Hans van Hemert
Literatuur
Jean P. Fontaine, 'In den beginne was er niets. Toen schiep Phonogram Mouth & MacNeal en Phonogram zag dat het goed was', Veronicablad, 29 januari 1972
Pim Scheelings, Q65. De ultieme biografie, 2009
- Raadplegingen: 27552