551 - Muskee en Gelling in Kink (1966-1967)
Rhythm & Blues veroverde Europa in de jaren zestig. Met die muziek wisten de Rolling Stones en de Animals eerst Engeland en vervolgens de rest van de westerse wereld te veroveren. R&B deed het steeds beter bij ons.
Rob Hoeke (1939-1999) en Cuby & the Blizzards speelden in ons land een interessante rol. Hoeke, afkomstig uit het deftige Heemstede, begon als boogie woogie pianist, die muziek bleef hij altijd trouw.
De Blizzards opereerden aanvankelijk in het noorden. Maar in de zomer van 1966 kon je in de Leeuwarder Courant lezen: “Agressief, fel en geven wat er in zit: Cuby and the Blizzards uit Assen. Er wordt veel blues gespeeld, nummers van John Lee Hooker, waarvan ook de Animals veel gebruik gemaakt hebben. Vooral de langzame nummers zijn sterk: ‘For Miss Caulker’ [van de Animals], ‘Gin House Blues’ [van Bessie Smith]. Snellere nummers als ‘Dimples’ en ‘I Got my Mojo Working’ zijn ook lang niet slecht.
Zes, zeven avonden in de week klimt Cuby met zijn Blizzards op de bühne, in het hele land. Daarbij vindt hij nog tijd om MO-A Nederlands te studeren in Groningen. Sologitarist Eelco Gelling kwam enige tijd geleden in het nieuws, toen hij als fotograaf bij een Asser courant op staande voet werd ontslagen vanwege zijn te lange haar. Hij spande een proces aan en kreeg schade toegewezen. Negen maanden bestaat de band in deze bezetting. Agressief zijn de Blizzards niet alleen in hun muziek. Toen zij in een cafetaria te Sneek waren geweigerd om hun lange haar, riepen zij door de microfoon meteen het publiek op het niet meer te bezoeken”.

Cuby & The Blizzards: Desolation (1966)
Platenmaatschappij Phonogram, die ook met Hoeke werkte, nam de groep onder contract. Na een handvol singles mochten de Drentenaren in 1966 – zonder in de hitlijsten gestaan te hebben – onder leiding van Tony Vos zowaar een album opnemen: ‘Desolation’. Vos had al eerder de muziek van Hoeke in de Hilversumse Phonogram-studio vastgelegd.
Op 17 september 1966 verschenen Cuby and the Blizzards met ‘Back Home’ voor het eerst in de top 40 van radio Veronica. Het was een song van frontman Harry Muskee en gitarist Eelco Gelling.
Andere Nederlandse rockhits in die week waren ‘Keep On Trying’ en ‘Lying All The Time’ (Outsiders), ‘Every Step I Take’ (Motions), ‘Early In The Morning’ (Tee Set) en ‘Daddy Buy Me A Girl’ (Golden Earrings).
In 1967 volgden meer single successen voor Cuby & The Blizzards: ‘Just For Fun’, ‘Another Day, Another Road’ en ‘Distant Smile’.
Interviews in Kink
Popkrant Kink (te koop vooor 50 cent) werd in die tijd intensief gelezen, vooral door de echte liefhebbers en insiders. In het nummer van 6 mei 1967 vond je Q65 in kleur op de voorpagina. Protestzanger Armand (van ‘Ben ik te min’) werd aan de tand gevoeld naar aanleiding van zijn eerste album ‘Wat het klootjesvolk wil weten’.
Er was een reportage over het bezoek van de Kinks aan Nederland, korte stukjes over de Four Tops, Love, Jerry Lee Lewis, Rob de Nijs, het Belgische Knokke, Motions, Supremes, een column van Evert Wilbrink en de nieuwe platen van de week: die van David Garrack, Supremes, Wilson Pickett, Equals, Roek Williams, Tommy Roe, Sandy Coast, Little Richard en de Everly Brothers. Op het Kink-plein veel ingezonden brieven.
Gesprek met grootouders van Harry Muskee
Hans Born, hoofdredacteur van Kink, gaf op 6 mei volop ruimte aan Cuby & The Blizzards. Arne Zuidhoek, eveneens werkzaam voor Kink, had de groep een paar maanden eerder al eens aan het woord gelaten.
In kleine letters liet Born twee interviews afdrukken, een van Jan Timmer met de grootouders van Harry Muskee (Cuby, 1941-2011), een ander van Anton Witkamp met de 20-jarige gitarist Eelco Gelling.
Oma en opa Oonk, ouders van zijn inmiddels overleden moeder, waren van Drentse afkomst, maar woonden in Rotterdam. In het artikel was te lezen dat Harry op 10 juni 1941 in Assen geboren was. “Hij was drie jaar toen zijn moeder ernstig ziek werd, zestien toen zij na een langdurige ziekteperiode overleed. Misschien, zo verklaarde opa Oonk, zijn daaraan vooral zijn weemoedige buien en zijn melancholieke stemgeluid te wijten.
kleuter Cuby
Toen hij nog als corrector bij de Drentsche Courant werkte, richtte hij zijn groep op. Hij trad daarin als zanger op de voorgrond, maar maakte ook gebruik van zijn ervaring als musicus in de Old Fashioned Jazz Group.
Grootvader Oonk toonde uit die periode van bassist zijn van Cuby een knipseltje uit de Asser Courant, over het optreden van het jazzorkest tijdens een liefdadigheidsvoorstelling in 1962. ‘Een rijk afwisselend programma met enige van een fel ritme doortrokken nummers’.
Nog voor zijn jazz-periode maakte Cuby deel uit van de beatgroep The Mixtures, waarvan hij gitarist was. Tegenwoordig speelt Cuby behalve gitaar en bas, ook tamboerijn, mondharmonica, piano en spinet, onder meer te horen op de single ‘Back Home’”.
Zijn grootouders zagen het album ‘Desolation’ helemaal zitten. Oma Oonk moest tijdens het afspelen bij het interview zelfs tranen van vreugde huilen. “Ik kan er niks aan doen. Dat gebeurt altijd als ik Cuby hoor, of als ik een foto van hem in de krant zie”; met die woorden zou ze zich verontschuldigd hebben.
Commercie taboe
In het Kink-artikel werd Harry ook als liedjesschrijver geprezen. Niet alleen omdat hij al die instrumenten bespelen kon, maar ook omdat hij zich ergens van kon distantiëren. Het ging hem er beslist niet om liedjes te schrijven, die makkelijk in het gehoor lagen. “Cuby schrijft alleen muziek die hij zelf fijn vindt. Geen commerciële ‘ellende met veel geboem’, geen gladde meezingstemmetjes, maar harde, en soms ragfijne stukken muziek, waarin je hoort dat iedereen zich volledig inzet”.
Muskee viel op in 1967. Als frontman stond hij enigszins voorover gebogen in de microfoon te zingen. Bovendien praatte hij ‘met een merkwaardig Drents dialect’, dat voor sommigen nogal eens op de lachspieren werkte. De Blizzards werden soms als ‘een merkwaardig stel’ aangeduid. Als gevolg daarvan was niet elk optreden geslaagd te noemen. De uitgaande jeugd wilde soms ‘lekker shaken’, en daarvoor moest je niet bij de noordelijke bluesgroep zijn, aldus was in Kink te lezen.
Incident in Rotterdam pakt goed uit
Tudor-bar
De journalist kreeg een voorbeeld te horen. Volgens opa Oonk was de groep gecontracteerd om een maand lang in de Rotterdamse Tudor-bar van de partij te zijn. In die club op de Nieuwe Binnenweg had men behoefte aan groepen die het werk van bekende Engelse groepen naspeelden. Het publiek kon er dan op dansen.
Op een van die avonden kwam Rob Hoeke met zijn rhythm & bluesgroep luisteren. Voor Muskee was dat aanleiding om uit een ander vaatje te tappen. “Hij gaf een daverende R&B show met nummers als ‘Gin House Blues’ en ‘Hobo Blues’”.
Gelling – Muskee - Hoeke
Dat viel niet in goede aarde bij de exploitant van de club. Hij kwam vragen of het niet wat zachter kon en of ze het gebruikelijke top 40-repertoire wilden vertolken. Blijkbaar bleven de Blizzards enigszins obstinaat. Sterker nog, op die avond zou de groep definitief besloten hebben om niet meer in zo’n club op te treden.
Die beslissing had hen geen windeieren gelegd, was de conclusie van Jan Timmer. “Het leidde ertoe dat ze al gauw tot de meest gevraagde orkesten behoorden. Nu trekken ze wekelijks door het land. Tieners zijn er aan gewend geworden, dat Cuby geen muziek maakt om de mensen op de dansvloer een plezier te doen. Er wordt geluisterd. Rijen dik staan ze voor het podium, elke beweging van Cuby wordt gevolgd. Er is aandacht, heel veel aandacht”.
Aan Arne Zuidhoek had Cuby in december over zichzelf verteld: “‘Desolation’ past volkomen bij mij. Ik hou niet van de stad, en wil niemand kwetsen, met niemand iets te maken hebben. Als het niet zo would be stond, zou ik bij het optreden een zonnebril dragen, zodat ik niemand hoef te zien”.
Ook toen al stond de groep bekend door een a-commerciële houding en dito repertoire. “We drongen de mensen onze muziek op, nu zijn ze eraan gewend. We weten dat het een juiste richting is geweest. Momenteel is iedereen er gek op. Ik heb veel verloren. Er zijn veel mensen uit mijn omgeving weggevallen. Het is leeg om me heen. Maar ik ben geen melancholicus. Ik vind het erg fijn om muziek te maken. Bovendien is het een prettige manier om geld te verdienen. Mijn buitenlandse favorieten zijn Sonny Boy Williamson, John Lee Hooker en Howlin’ Wolf”.
Eelco Gelling, 20 jaar
Anton Witkamp, werkzaam bij platenmaatschappij Phonogram, schreef die week eveneens over de Blizzards, met name over gitarist Eelco Gelling, die nog maar twintig jaar was.
Witkamp: “Eelco Gelling is 12 juni 1946 te Zwartsluis (Overijssel) geboren en woonde tijdens zijn vroegere jeugd in Oud-Loosdrecht. Op 11-jarige leeftijd leerden Indische buurtgenoten hem wat ukelele spelen en kort daarna kreeg Eelco een gitaar van zestig gulden. ‘Nee, ik heb hem niet meer. Ik heb hem aan mijn nichtje verkocht’.
Op de lagere school te Assen ontmoette hij Hans Kinds met wie hij enige jaren later een groep oprichtte. ‘Het was zo’n theekist-bas-bandje, weet je wel. We hadden het Rocking Strings genoemd. Ik zong er zelf bij: ‘Jailhouse Rock’ [van Elvis Presley] en dat werk. Mijn gitaar had ik zelf elektrisch gemaakt.
Toen we vonden dat we een basgitaar nodig hadden, namen we Willie Middel. Dat was de enige basgitarist in Assen. Willie werd tijdens de eerste repetitie al kwaad en liep weg!
Harry (Muskee) kwam er eerst bij om ons muzikaal een beetje te leiden, maar al gauw ging hij meezingen en in 1963 werden we officieel Cuby + Blizzards’.
De groep nam twee nummers voor [platenmaatschappij] CNR op, verdween toen naar Phonogram waar ze tot nu toe vier singles en de elpee ‘Desolation’ opnamen”.
Cuby + Blizzards op CNR
Gitarist met eigen stijl
Eelco vertelde hem dat hij op een Gibson Les Paul Standard gitaar speelde. “Voor zover ik weet de enige in Nederland. Eric Clapton en Peter Green spelen er ook op. Mijn exemplaar schijnt tijdens een concert van The Rolling Stones in Stockholm van Keith Richard gestolen te zijn”.
De gitarist zette zich af tegen personen die hem met buitenlandse collega’s vergeleken. Eelco: “Ik ben echt door niemand beïnvloed. Ik heb maar vijf platen, die ik sinds een jaar niet meer gehoord heb omdat ik ze uitgeleend heb. En ik weet niet eens aan wie. Toen ze me vertelden dat ik op Buddy Guy leek, ben ik in 1965 naar hem gaan kijken tijdens het American Folk Blues Festival en dat was de eerste keer dat ik hem hoorde”.
Door alsnog naar platen te luisteren had hij zich wel een mening gevormd. “Ik vind Peter Green [bij John Mayall] fijner spelen dan Eric Clapton. Green speelt mooier, speelt beter blues. Maar een goede vergelijking kan je uiteraard pas maken als je ze live hoort spelen”.
Gelling stond nog maar aan het begin van zijn carrière. “Ik ken bijna geen andere musici. Er komen vaak mensen naar me toe om te vragen hoe ik die en die vind. Vaak ken ik dan de naam niet eens, laat staan de muziek. Ik hoor wel eens iets door de radio en dan denk ik ‘verrek, dat is aardig’. Misschien breng je dat later onbewust over. Eigenlijk zou ik me eens wat meer in andere musici moeten gaan verdiepen, wat platen kopen en zo”.
Peter Green
Volgens Anton Witkamp stond de gitarist flink in de belangstelling.
Eelco gaf een verklaring: “Omdat mijn stijl op het ogenblik gewoon uniek is in Nederland, net als de groep waarin ik speel. Er zijn waarschijnlijk wel Nederlandse gitaristen die technisch beter zijn dan ik. John Schuursma [van Rob Hoeke] is erg goed en Jan de Hondt [van de Maskers] ook. Jan Akkerman van The Hunters is muzikaal-technisch de beste. Techniek is echter niet het belangrijkste als je muzikant bent. Kijk, ik heb geen muzikale achtergrond; daarom ook geen remmingen. Er moet niets tussen het overbrengen van je gedachten op de gitaar staan. Een verkeerde noot kan best heel goed zijn!”
“Volgens zeer vele Nederlandse beat- en rhythm & blues-liefhebbers”, aldus Witkamp, “is Eelco de beste gitarist die wij in ons landje hebben. De echte Gelling fans vinden hem zelfs tot de Europese gitaristen-top behoren en zij niet alleen (Van Morrison: ‘Ik zou hem graag vier jaar geleden ontmoet hebben. Ik heb nooit een betere gitarist gehad’. Spencer Davis’ manager Chris Blackwell: ‘Een zeer groot talent’. [Bluesartiest] Eddie Boyd: ‘Die jongen is beter dan Buddy Guy’).
Een zekerheid is dat Eelco Gelling op bluesgebied een soort natuurtalent in Nederland is. Vrijwel zonder lessen en zonder invloed van grammofoonplaten ontwikkelde hij een stijl die nauw aansluit bij het spel van blues vogels als Buddy Guy, B. B. King en de Engelse top: Eric Clapton, Peter Green, Jeff Beck”.
Geld en muziek
Eelco zette zich af tegen de popscene [het ‘beatwezen’], met name die in Den Haag. “Ik ben af en toe blij dat we zo afgelegen wonen. Vooral in Den Haag schijnt iedereen ruzie met iedereen te hebben. Dat maakt me misselijk. Ik kan me dat gewoon niet voorstellen. Iedereen maakt zijn eigen muziek en speelt zo goed mogelijk en het is helemaal niet nodig elkaar zo af te kraken”.
Witkamp: “Sinds enige tijd zitten Cuby + Blizzards in de beat-lift. Hadden ze vroeger voornamelijk werk in het noorden, thans spelen ze door het hele land en ze hebben beduidend meer werk dan vroeger. C + B is echter waarschijnlijk de enige Nederlandse topgroep die nog nooit in beatcentrum Den Haag gespeeld heeft”.
Eelco: “Vinden we niet zo vreselijk belangrijk”.
Als je de gitarist mocht geloven was geld van secundair belang. Het ging om de muziek. Eelco: Omdat we in Drenthe wonen verreizen we natuurlijk enorm veel tijd en geld, maar we kunnen van de rest rondkomen en dat is genoeg. Natuurlijk willen we wel wat meer verdienen, maar dat mag nooit ten koste van de muziek gaan. Veel jongens zouden voor 500 gulden per week naar een andere groep gaan, zonder dat ze weten wat voor muziek die groep speelt en dat zou ik voor 5.000 gulden nog niet doen! Je moet achter je eigen muziek staan, anders kan je er beter mee uitscheiden”.
Eelco Gelling in Kink
Het vervolg
In 1967 verscheen het tweede album van Cuby & The Blizzards: ‘Groeten uit Grollo’. Kort voor de opname was Herman Brood tot de groep toegetreden. Op die elpee niet alleen de single ‘Another day, another road’, maar ook ‘Somebody will know someday’, het nummer dat ging uitgroeien tot een klassieker. Het staat nog steeds elk jaar in de top 2000 geklasseerd
In 1968 kregen de Blizzards een Edison uitgekeerd voor het album ‘Desolation’. In dat jaar ook wisten Cuby & The Blizzards voor het eerst en voor het laatst met een single de Nederlandse top 10 te bereiken. Dat gebeurde op 26 oktober met ‘Window of my Eyes’, een song van Harry Muskee, Eelco Gelling en Herman Brood.
Groeten uit Grollo
In die week was er meer blanke blues in de top 40 te vinden: ‘On The Road Again’ van Canned Heat en ‘Need Your Love So Bad’ van Fleetwood Mac met Peter Green. Zwarte rhythm & blues was er van Aretha Franklin (‘I say a little prayer’), Otis Redding (‘I’ve got dreams to remember’) en Wilson Pickett (“I’ve found a true love’).
Muskee en Gelling hadden de tijdgeest goed aangevoeld.
Harry Knipschild
23 februari 2025
Clips
* Cuby & Blizzards, Stumble and fall
* Cuby & Blizzards, Desolation Blues
* Peter Green met Fleetwood Mac, Albatross
* Cuby & Blizzards, Somebody will know someday
* Canned Heat, On The Road Again
Literatuur
‘C+B’, Leeuwarder Courant, 20 augustus 1966
Arne Zuidhoek, ‘Cuby: Het is leeg om mij heen’, Kink, 3 december 1966
Roy Tee, ‘Cuby & Blizzards te goed voor hitparade, Kink, 17 december 1966
Peter Koelewijn over Eelco Gelling, Hitweek 30 december 1966
‘Cuby & Blizzards, Desolation’, Kink, 7 januari 1967
Boudewijn de Groot, ‘Cuby and the Blizzards op eenzame hoogte’, Hitweek 14 april 1967
Anton Witkamp, ‘Topgitarist Eelco Gelling: een verkeerde noot kan heel goed zijn’. Kink, 6 mei 1967
Jan Timmer, ‘Cuby maakt z’n opoe aan het janken’, Kink, 6 mei 1967
- Raadplegingen: 1632