51 - Op excursie naar Persepolis
Tot een paar jaar geleden kon je zonder al te veel problemen door heel wat verre landen reizen. Als gevolg van het covid-virus en het uitbreken van de oorlog in Oekraïne is dat een stuk moeilijker geworden. Dat geeft me recentelijk de gelegenheid om een en ander vast te leggen over hetgeen Greetje en ik hebben meegemaakt in de afgelopen decennia. Deze keer over een bezoek aan Persepolis in het olie-rijke en islamitische Iran.
Op maandag 13 augustus 2007, vijftien jaar geleden, bevonden we ons in Shiraz, bijna duizend kilometer ten zuiden van de Perzische hoofdstad Teheran. We bezochten een land waarin martelaren voortdurend in het zonnetje gezet werden. Iraanse martelaren waren moslims die omwille van hun geloof strijdend om het leven gekomen waren. Je zag ze afgebeeld met vlinders, een teken dat ze na hun dood omhoog zouden vliegen naar een plaats waar het eeuwig goed toeven was.
Dat was niet altijd zo geweest. Op deze dag gingen we op excursie naar de paleisstad Persepolis, die door de binnenvallende troepen van Alexander de Grote (356-323 vC) in brand gestoken was.
Persepolis
Op weg vanuit Shiraz
Bij het verlaten van Shiraz reden we langs een gebouw met daarop ‘Kerbala’s Martyrs Charity Organization’. Aan de rand van de stad stond een oude tank langs de weg opgesteld. Her en der werd – buiten tankstations – benzine in flessen aangeboden. Bij een fabriek of pakhuis was een bord met ‘Ikea’ opgehangen. Een groot terrein met installaties waar olie geraffineerd werd (van de Petrochemical Company Esfehan) was goed zichtbaar. Een eind van de snelweg stond een groot complex – een islamitische universiteit met een moskee.
Na 45 kilometer bereikten we Marvdasht op een hoogte van 1620 meter. De stad met 150.000 inwoners werd in geen van onze reisboekjes vermeld of op de kaart aangegeven. Marvdasht was in de jaren dertig opgebouwd rond een suikerfabriek. Steeds meer boeren gingen er zich vestigen, hoorden we, en er kwam steeds meer industrie van landbouwproducten, huishoudelijke apparaten en olie. Ook hier was onlangs een islamitische universiteit gevestigd.
De grote doorgaande weg heette de Imam Ali Boulevard. In de middenberm bevond zich een eindeloze rij borden van martelaren uit de oorlog met Irak. Je passeerde ze één voor één. Hun portretten waren voorzien van tulpen en vooral vlinders.
Aankomst
Na Marvdasht reden we verder naar een van de beroemdste historische plaatsen in het land – en van de wereld. Een bord wees ons de juiste kant uit: ‘Persepolis Tourist Complex’. Waren we op weg naar een soort Disneyland?
Bij de ingang zagen we een islamitische gebedsruimte, een politiepost en een gebouw, aangeduid met ‘foreign office’. De glazen deur van de politiepost werd helemaal in beslag genomen door een zwaard, het teken van Allah. Bij het kopen van de kaartjes werd zorgvuldig bijgehouden hoeveel vrouwen zich in ons gezelschap bevonden.
Na alle formaliteiten konden we doorlopen naar de resten van de stad die meer dan tweeduizend jaar geleden verwoest was. Om er te komen moesten we een bijzondere trap op. De treden waren zo laag dat je er twee tegelijk moest nemen om normaal te kunnen doorlopen. Maar om dat te kunnen doen nam je veel te grote stappen. Als je maar één tree opging, kwam je nauwelijks omhoog. Sinds enige tijd heeft de Nederlandse stad Maastricht ook zo’n loopbrug. Voor Greetje en mij reden om die voortaan aan te duiden als de Persepolis-brug.
Het paleis van Persepolis
In zijn biografie van Alexander de Grote beschreef de Britse historicus Robin Lane Fox in 1973 de plek waar we ons op dat moment bevonden. “Tussen de Berg der Genade en de rivier de Araxes stond, op een kunstmatig terras van achttien meter hoog, het paleiscomplex van Persepolis, ceremonieel middelpunt van het Perzische rijk. Het was gebouwd om indruk te maken, een kolossale uiting van koninklijke macht aan de voet van de bergen.
Het complex omvatte twee ontvangstzalen en een schatkamer, koninklijke vertrekken en met brons beslagen poorten. Er waren trappen, kamers voor wachters en een koninklijke harem.
Eens per jaar was Persepolis het toneel van een plechtige gebeurtenis, als gezanten van alle volkeren van het rijk met hun geschenken naar het tribuutfeest kwamen. Langs de stenen trappen en de voorzijde van de terrasmuur stond in gebeeldhouwde reliëfs de ceremonie afgebeeld: rijen wachters stonden in het gelid, de ronde uiteinden van hun speerschachten rustend op hun voet. Voorname Meden en Perzen beklommen de trappen, sommigen pratend, anderen met lotusbloemen of lelies in de hand.
Terwijl de gezanten in hun nationale dracht stonden te wachten tot ze door hovelingen binnen werden gelaten, zat de koning der koningen in zijn honderd zuilen tellende zaal, gebeeldhouwd op een gouden troon, met zijn staf in de hand en de koninklijke vliegenverjager bij hem”.
hoveling
Alexander de Grote
Zo was de situatie nog in 330 vC, 2252 jaar geleden. Maar in januari van dat jaar veranderde de situatie in Persepolis radicaal. De Grieken waren op komst. “Alexander de Grote naderde met zijn leger van zestigduizend man. Hij beklom de lange reeks lage treden van de trap naar de Poort van [koning] Xerxes met zijn twee monumentale stieren. Het was een steile klim naar een wereld vol bombast, zoals de Grieken nooit eerder had gezien.
De Perzische stadhouder stond hem op te wachten.
Alexander werd de zuilengalerij van Darius I binnengeleid, 45 meter in het vierkant en door een smalle gang met de koninklijke woonvertrekken verbonden. Hij liep door de kleine middenkamer naar de honderd-zuilige Xerxes-zaal waar bij de ingang was afgebeeld hoe de Perzische koning de beesten van het kwaad neerstak, de gevleugelde griffioenleeuw en de demon met de leeuwekop, voorlopers van de duivel van de westerse wereld.
Achter deze hal lag het schathuis en hier vond Alexander zijn beloning: 120.000 talenten aan ongemunt goud en zilver, het grootste fortuin ter wereld”.
Het leek wel of de historicus persoonlijk getuige was geweest.
Plunderingen
De paleisstad veranderde in in twee stadia radicaal van uiterlijk. Niet alleen Alexander zelf was belust op buit. Ook de soldaten die hij had meegebracht lieten zich kennen. “Alexander had met zijn gepraat over Persepolis als meest verfoeilijke stad van Azië al hoop gewekt bij zijn troepen. De afgelopen vier jaar hadden zij hun leven gewaagd in de hoop op oorlogsbuit”, aldus Robin Lane Fox.
“Toen de koning weer tevoorschijn kwam gaf hij het teken waarvoor ze zich al zo lang in krijgsdienst hadden uitgesloofd. Zij stormden de trappen op en gaven zich over aan een orgie van plunderingen, die inmiddels door de archeologie bevestigd is. Tussen de ruïnes vond men stukgesmeten potten en glazen, de koppen van beeldhouwwerk waren verminkt en er waren tekenen van vandalisme die niet kunnen worden verklaard als een gevolg van de tand des tijds.
De paleisschat bleef ongemoeid: dat was Alexanders bezit. Elders werden marmeren beelden van hun sokkels getrokken en hun ledematen kapot geslagen en over de grond verspreid. Wachters en bewoners werden in het wilde weg vermoord en vrouwen ontdaan van hun gewaden en sieraden.
In hun woeste verlangen naar een deel van de beperkte buit raakten de manschappen onderling slaags”.
Vlammen
Een paar maanden later werd de plek, waar wij ons op 13 augustus 2007 bevonden, opnieuw getroffen. “Op een late voorjaarsavond gingen de paleizen in vlammen op en volgens iedereen was het vuur met instemming van Alexander aangestoken.
Pas toen Persepolis werd opgegraven werd de omvang van de brand eindelijk zichtbaar. In de Xerxes-zaal was de vloer met een laag van wel een meter dik hout-as bedekt, die bij nader onderzoek van cederhout afkomstig bleek te zijn: het materiaal van de dakspanten van het gebouw. De dakspanten waren van achttien meter hoog in de vuurzee gestort, die door de lemen muren en houten pilaren alleen nog maar gevoed kon zijn. Het gevolg was een uitslaande brand, die ook het schathuis en een groot deel van de ontvangstzaal in de as legde”.
brand in Persepolis (schilderij uit 1890)
Lane Fox citeerde Ptolemaeus voor een verklaring van het in brand steken: “Alexander wilde wraak nemen op de Perzen voor het met de grond gelijk maken van Athene en het in brand steken van zijn tempels [480 vC, 150 jaar eerder]”.
Volgens Plutarchus (45-120) was de brand echter een vergissing geweest. Soldaten uit Alexanders leger hadden verteld: “Op de avond van de brand hadden de koning en zijn kameraden een banket gehouden. Er waren vrouwen bij, de wijn stroomde volop en muzikanten verhoogden de feestvreugde. Thais, een Atheense courtisane, hield een rede waarin ze Alexander loofde en hem uitdaagde haar in de feestroes te volgen. Het was aan de vrouwen, betoogde zij, de zaal van Xerxes, plunderaar van haar geboortestad Athene, in brand te steken.
Haar woorden werden met gejuich ontvangen. De kameraden joelden om wraak voor de ruïnes van de Griekse tempels. Alexander, een bloemenkrans op het hoofd, sprong op, greep een fakkel en riep op tot een optocht ter ere van de god Dionysus. Terwijl door fluitspeelsters het gezang nog werd opgezweept, grepen de gasten fakkels en de benevelde stoet volgde Thais naar het terras. Boven aan de trap gooide eerst Alexander en toen Thais hun fakkels op de vloer van de zaal van Xerxes.
De mensen achter hen volgden hun voorbeeld: het vuur laaide op, de pilaren vatten vlam en begonnen te smeulen. Vonken vlogen over het terras. De soldaten kwamen aanrennen, bang dat er een ongeluk was gebeurd. Toen zij aankwamen zagen ze hoe de balken in lichterlaaie stonden en het paleisdak met donderend geraas instortte.
Alexander had meer schade aangericht dan zijn bedoeling was en met de ontnuchtering kwam de spijt”.
Te laat
Wij waren dus in zekere zin te laat gekomen. De stenen restanten van wat eens het paleiscomplex moet geweest zijn, worden in elk boek over Perzië afgedrukt. Er is geen steen in Persepolis die nog iets nieuws te bieden heeft.
Tijdens ons verblijf vernamen we overigens dat er nog steeds heel wat kleitabletten zijn (in het Elamitisch) die nog niet of onvoldoende bestudeerd zijn. Daarin zouden onder andere bouwkosten vastgelegd zijn. Het was blijkbaar nog goed mogelijk nieuwe feiten te ontdekken.
Een hete dag
De vernieling van het complex had nog een bijkomend gevolg. Het was een bijzonder hete dag. Sinds de brand in 330vC was het paleis nauwelijks meer overdekt. Die vrijdag was het misschien wel veertig graden boven nul – in de schaduw. Maar er was bijna geen schaduw. Alleen de allerbelangrijkste zaal was overdekt. Zolang je onder het afdak bleef staan was het nog wel uit te houden, maar zodra je je lichaam aan de zon blootstelde werd je levend gebraden. Voor vrouwen, die in Iran gedwongen waren zich ‘in te pakken’, was dat een extra handicap.
Mijn Greetje was dapper. Ze liep in de hitte zelfs tegen de bergwand omhoog om vanaf een platform op Persepolis neer te kunnen kijken, zoals dat in een ontelbare hoeveelheid foto’s is vastgelegd. “Darius de Eerste liet hier een terras aanleggen, vanwaar je een schitterend uitzicht hebt over het gehele complex”, las je in boekjes met een toeristische tekst.
Greetje Suman op platform in Persepolis
Een bezoek aan Persepolis was dan ook vooral een feest van herkenning. Je zag nu in werkelijkheid wat je al eerder in boeken, tijdschriften, brochures, folders, krant, tv-reportages en op het internet gezien had. Maar als je daarna bij Robin Lane Fox opnieuw ging lezen wat er zich op deze plek had afgespeeld, kregen de teksten wel extra reliëf”.
Bezoekers
Greetje en ik waren natuurlijk niet de eerste bezoekers van Persepolis. Velen waren ons voorgegaan. Dat kon je zelf constateren. Reizigers uit vorige eeuwen hadden hun naam in de stenen laten beitelen – als een soort grafiti. Een Brit, John MacDonald, was er in 1808 en 1810 als kapitein en in 1826 als luitenant-kolonel – de Nederlanders A. Backer en C.S. (Cornelis) Bruijn in 1704.
De grootouders van koning Willem Alexander waren eveneens van de partij. In 1963 zette sjah Mahammed Rezi Pahlavi (r. 1941-1979) een westers georiënteerd bewind in, tot ongenoegen van de islamitische geestelijken. Tijdens de ‘witte revolutie’ kregen vrouwen bijvoorbeeld kiesrecht. De sjah voerde ook een nieuwe kijk op de geschiedenis van het land in door de kalender aan te passen. De verovering van Babylon door Cyrus de Grote werd het eerste jaar van de geschiedenis onder zijn nieuwe bewind.
Vorsten en regeringsleiders van elders werden onthaald. Op 7 oktober 1963 arriveerden koningin Juliana en prins Bernhard op het vliegveld van Shiraz en reisden, samen met minister Luns, door naar de ruïnes, die wij 44 jaar later bezochten. Het Parool deed op 8 oktober verslag onder de kop ‘Koningin komt na woestijnrit in Persepolis’:
“Een tocht van zestig kilometer per auto door een woestijn heeft onze koninklijke familie in de meer dan tweeduizend jaar oude stad Persepolis gebracht, waar Darius de Grote en zijn zoon Xerxes drie eeuwen voor Christus hun paleizen bouwden, toen Perzië op het hoogtepunt stond van zijn roem.
De tocht was begonnen in Shiraz, waar zij op de tweede dag van hun driedaagse reis door de Perzische provincies uit een Lockheed Jet Star waren gestapt, door de sjah zelf van Isfahan daarheen gevlogen.
Bij de landing te Shiraz verwelkomde de gouverneur de hoge gasten. Enkele duizenden inwoners waren naar de luchthaven gekomen. Drie meisjes boden bloemen aan en het meisje dat koningin Juliana toesprak, begon midden in haar toespraakje te huilen. De koningin kuste haar op de wang en troostte haar.
In drie open auto’s begon de tocht, eerst door de stad, naar de asfaltweg die door de woestijn naar Persepolis loopt. Na de toejuichingen in de stad gingen de kappen van de auto’s dicht ter bescherming tegen zon en wind. Onderweg zagen de koningin, prins Bernhard en prinses Beatrix in de verte kamelen lopen en langs de weg stonden op een kilometer afstand van elkaar gewapende soldaten.
In Persepolis leste het gezelschap zijn dorst te midden van de grauw-gele ruïnes en zuilen van vroegere paleizen. De sjah en keizerin Farah gaven hun gasten uitleg over het tentoongestelde in het museum van Persepolis. De koningin kreeg daar twaalf beeldhouwwerkjes van Perzische soldaten uit de oudheid in steen en brons.
Het gezelschap gebruikte het noenmaal op een speciaal gebouwd balkon, dat uitzicht biedt op de oude hoofdstad van het Perzische rijk. Later in de middag werd de tocht terug naar Shiraz gemaakt. Daar zag de koningin de graftomben van de dichters Hafez en Saadi”.
koningin Juliana in Persepolis (1963)
Alles draaide natuurlijk om koningin Juliana. Maar ook haar gemaal, de Prins, speelde een rol. “Dankzij prins Bernhard zal het Nederlandse volk in de bioscopen een kleurenfilm van de tocht in open auto’s door Shiraz met opnamen van zeer nabij zien, met op de achtergrond de juichende Perzen.
Toen de rit begon, maakte een blauw bestelwagentje met verslaggevers en de cameraman van Polygoon aanstalten de rij limousines te passeren, hoewel hoge officieren in die auto’s daar bezwaar tegen maakten. Onverstoorbaar reed het wagentje door tot aan de kop van de stoet, waar de motorpolitie echter de hele linker rijbaan in beslag nam.
Prins Bernhard, die toevallig achterom keek, maakte door armzwaaien duidelijk dat de auto erdoor moest en de politie gaf daar gehoor aan. De prins stak zijn duim op en lachte vriendelijk. Even later lachte ook de koningin. Zo kon de cameraman van Polygoon de hele weg unieke opnamen maken”.
De publieke omroep had andere prioriteiten. “De NTS miste deze kans. Zij had maar één operateur en die was al met de persfotografen naar Persepolis voor de aankomst daar”, aldus het Parool.
Acht jaar later, in oktober 1971, was prins Bernhard – deze keer in zijn eentje – opnieuw van de partij in Persepolis. De sjah gaf er namelijk een groot feest ter gelegenheid van het ‘2500-jarig’ bestaan van het Perzische rijk, zoals gesticht door Cyrus de Grote. In de media werd veel aandacht besteed aan de extreem hoge kosten van het festijn. Behalve Bernhard waren onder meer ook Fabiola en Boudewijn (België), Hoessein (Jordanië), Gracia en Reinier (Monaco), Tito (Joegoslavië), Podgorny (Sovjet Unie), Suharto (Indonesië), Ceausescu (Roemenië), Spiro Agnew (VS) en Imelda Marcos (Filippijnen) naar Persepolis gekomen.
Vanuit de voormalige Perzische hoofdstad reisde Bernhard door naar New York. Daar vertelde hij aan Henk van der Meyden, verslaggever van de Telegraaf, over zijn ervaringen tijdens de happening: “Schrijft u in de krant dat al die verhalen over Persepolis niet helemaal juist zijn. Ten eerste was alles van [drie sterren restaurant] Maxim’s uit Parijs, die het eten verzorgde, gratis aangeboden. Ook de [befaamde Franse] kapper Alexandre [1922-2008] heeft belangeloos meegewerkt aan deze party en wat de [veronderstelde] zijden tenten [‘hotelkamers’] betreft, de meeste waren van plastic.
Ik vond het geweldig wat de sjah heeft gedaan. Het was een unieke gelegenheid om met vele staatshoofden uit alle delen van de wereld te spreken en nieuwe kontakten te leggen”.
optocht in Persepolis (1971)
Berichten uit de Tehran Times
Als je een reis maakt naar een ver land, ga je je zo mogelijk verdiepen in wat er gaande is. In de Engelstalige Tehran Times vond ik enkele interessante berichten over Persepolis op basis van onderzoek dat er blijkbaar regelmatig plaatsvindt.
In een ervan, gebaseerd op het lezen van kleitabletten, was aanvullende informatie gevonden over de bouw van het paleiscomplex. Het werk was door mannen en vrouwen uitgevoerd. Het (vaste) salaris bestond uit het verstrekken van voedsel als graan en rogge. Soms hadden vrouwen de leiding. Als ze gezonde kinderen ter wereld brachten, werden ze beloond met paarden en kamelen.
In een andere artikel kon je lezen dat zich in de omgeving van het kale en hoog gelegen Persepolis mijnen bevonden van waaruit de benodigde stenen tevoorschijn gehaald konden worden. Wellicht was dat een van de redenen om het complex juist op die plek te bouwen (en te onderhouden). Logisch natuurlijk, dacht ik toen ik het las.
Een Italiaans-Iraans archeologisch onderzoeksteam had bovendien met succes opgravingen gedaan in de onmiddellijke omgeving van het imposante paleis. Daaruit was een stad gevonden, aangeduid met de toepasselijke naam ‘Parsa’ – met interessante informatie over het dagelijkse leven van de gewone mensen. “Probably all the people who were involved and worked in the court, many workers, the bureaucrats, all these people had to live somewhere. They could not live in the king’s palace”. Er werden potscherven, sieraden, beenderen en gewoon afval uit de grond gehaald. Sommige spullen kwamen waarschijnlijk van heel ver – uit Egypte of zelfs uit Griekenland.
Meer onderzoek was nodig.
Vertrek uit Persepolis
Zoals eerder gezegd, het was een hete dag, tussen al die stenen in Persepolis. Greetje en ik, we snakten naar een koel drankje. De wet van vraag aanbod liet zich hier gelden. Een kaartje om het paleis binnen te komen was in 2007 niet duur, 5.000 riaal. Eén euro was ongeveer 12.500 riaal. Voor een blikje cola moest je twee keer de prijs van het toegangsbewijs neertellen: 10.000 riaal. De mensen stonden in de rij om eindelijk een drankje te kunnen bemachtigen. Een Iraniër werd woedend toen hij vernam wat men voor de drankjes aan buitenlanders durfde te vragen. Hij schold de verkoper, nog geen tien jaar oud, minutenlang uit.
Het jongetje keek gewoon de andere kant uit en ging door met zijn werk…
Harry Knipschild
29 mei 2022
Clips
Literatuur
‘Koningin komt na woestijnrit in Persepolis’, Parool, 8 oktober 1963
Henk van der Meyden, ‘Prins schitterde in New York’, Telegraaf, 13 oktober 1971
Robin Lane Fox, Alexander de Grote, Agon 1994 (1973)
Mary Renault, The Nature of Alexander, Londen 1975
‘Persepolis Inscriptions Reveal New Facts’, Tehran Times, 31 december 1998
Christopher de Bellaigue, In the Rose Garden of the Martyrs. A memoir of Iran, New York 2005
Michael Axworthy, Iran: Empire of the Mind, Londen 2007
‘Parsa emerges from the Shadow of Persepolis’, Tehran Times, 2 december 2008
‘Achaemenid Gondashlu stone mine devastated in southern Iran’, Tehran Times, 10 augustus 2009
Henk Singor, De komst van Alexander, Amsterdam 2010
- Raadplegingen: 6653