287 - Gene Pitney: songs, zang en zaken (deel 1)
Een van de grootste Amerikaanse teenageridolen in de jaren vijftig was Ricky Nelson (1940-1985), zoon van het muzikale echtpaar Ozzie (orkestleider) en Harriet (zangeres) Nelson. Dankzij de tv-serie rond de familie Nelson die vanaf 1952 in zeer veel afleveringen in Amerika op ABC-televisie werd uitgezonden verwierf het puberende jongetje een grote populariteit bij de met hem opgroeiende meisjes.
In 1957 ontpopte Ricky Nelson zich in Amerika als zingend idool. Met zijn eerste single ‘A Teenager’s Romance’ bereikte hij meteen de top van de Amerikaanse hitlijsten. Dat was nog maar het begin. De ene toptien-hit volgde de andere op. Grote Amerikaanse successen waren onder meer ‘Stood Up’, ‘Poor Little Fool’ (1958) en ‘Never be anyone else but you’ (1959).
In Nederland kon je de hits van Ricky Nelson horen in de Engelse uitzendingen van Radio Luxemburg. Hem zien was onmogelijk, hooguit een enkele foto in een van de tienerbladen die in die tijd gelanceerd werden.
Ricky Nelson
De ommekeer hier kwam in 1961. In dat jaar had Ricky Nelson in Amerika weer eens een doorslaand succes met ‘Travelin’ Man’. Zoals gebruikelijk bleef die song onopgemerkt in ons land. De b-kant sloeg evenwel in als een bom. Maar liefst acht maanden vertoefde Ricky in de Nederlandse toptien, waarvan weken achter elkaar aan de top. Dat liedje heette ‘Hello Mary Lou’ en was geschreven door de nog onbekende Gene Pitney.
In 1989 liet Pitney zelf aan pop-journalist Hubert van Hoof weten: “Als songschrijver weet je nooit wat er gebeurt, dat is het spannendste ervan. Ik had nooit gedacht dat Rick Nelson dat nummer zou opnemen. Het mooiste vind ik die gitaar-break van James Burton, ik denk ook dat die medebepalend voor het succes is geweest.
Het gekke is overigens weer dat de a-kant ‘Travelin’ Man’ een nummer één-hit was in Amerika, maar daarbuiten vrijwel niets gedaan heeft, terwijl ‘Hello Mary Lou’ een wereldhit was. Verleden jaar heb ik een prijs gekregen omdat het nummer meer dan een miljoen keer gedraaid is in Amerika. Het leuke is dat je daarna drie keer zoveel royalties krijgt voor elke keer dat het gedraaid wordt. Een aardige bonus”.
Songschrijver
Gene Pitney werd in Hartford, Connecticut, geboren op 17 februari 1940. In een interview vertelde biograaf Joseph Angiolillo dat diens familie van Engelse komaf was, maar er vloeide ook Pools, Frans-Canadees en indiaans bloed door zijn aderen.
Gene, die opgroeide in Rockville (eveneens in Connecticut) stond al in zijn schooltijd op de planken. In de jaren dat zijn stem brak leerde hij hoe je van laag naar behoorlijk hoog kon zingen. Die techniek zou hem, aldus Angiolillo, later goed van pas komen bij het opnemen van platen. Gene had geen koortje nodig, hij kon alle stemmen zelf doen.
In 1955 werd hij ontdekt en zakelijk begeleid door Marty Kugell, manager van de Five Satins uit Connecticut, die een hit hadden met ‘In the still of the night’. Dat leidde tot een duet-plaatje met een plaatselijke zangeres en het schrijven van songs.
Marty Kugell
Het bleef niet bij het onverwachte opnemen en succes van ‘Hello Mary Lou’. Diverse producers en artiesten legden belangstelling voor de jongeman uit Rockville aan de dag.
Al eerder had Bobby Vee zijn song ‘Rubber Ball’ opgenomen en in Amerika was het een succes geworden. In Engeland maakte Marty Wilde er een cover van, die daar in de top tien belandde. Ook Roy Orbison zette een compositie van Gene Pitney op de plaat – dat was ‘Todays’ Teardrops’, de b-kant van de hit ‘Blue Angel’ (1960).
Voor de Shirelles schreef Gene Pitney ‘He’s A Rebel’, maar die hadden niet onmiddellijk belangstelling, werd vaak gezegd. Phil Spector wel. Toen de producer hoorde dat een versie van zangeres Vikki Carr op de markt zou gaan verschijnen, nam hij het snel op met Darlene Love en andere sessie-zangeressen (Blossoms). Vervolgens liet hij de single verschijnen als de nieuwe plaat van de Crystals. Met zo’n sterke song wilde Spector geen enkel risico lopen.
De producer haalde zijn gelijk. ‘He’s a rebel’ bereikte de nummer één positie in de hitlijst van Billboard in november 1962. Dat was het begin van de carrière van de Crystals. Niet veel later herhaalde de girl-group het succes met ‘Da Doo Ron Ron’ en ‘Then he kissed me’.
In een interview met Gary James gaf Gene Pitney een andere draai aan ‘He’s a rebel’ dan je bijvoorbeeld op wikipedia kunt lezen. “The only song I ever did write for anyone was ‘He’s A Rebel’ for The Crystals. I heard the song Phil Spector had done before, called ‘Uptown’. It was the first time I had heard R&R cellos and violas used in a funky way, in an arrangement, that it gave me goose bumps.
I remember I was sitting in front of the Connecticut Bank and Trust Co. in the car when I heard that, and I said to myself, I’m gonna write their next single. And I couldn’t believe it when it worked.
In het interview geen woord over de Shirelles. Maar hoe dan ook, in korte tijd was Gene Pitney de motor achter grote hits van Ricky Nelson, Bobby Vee en Phil Spector (‘Crystals’).
Bobby Vee, Rubber Ball
Doorbraak als zanger
Aaron Schroeder was in die tijd een zakelijk-muzikale partner van Gene Pitney. Samen hadden ze voor Arch Music de hit ‘Rubber Ball’ geschreven – Gene onder het pseudoniem A. Orlowski (de achternaam van zijn Poolse moeder).
Aaron Schroeder (1926-2009) was niet de eerste de beste. Diverse van zijn songs waren al eerder met succes op de plaat gezet door niemand minder dan Elvis Presley: ‘I got stung’, ‘A big hunk of love’, ‘Stuck on you’ en ‘It’s now or never’. Om dat mogelijk te maken moest hij wel een zakelijke afspraak maken met manager Tom Parker. Het kwam er op neer dat je dan een gedeelte van je rechten afstond aan het duo Presley-Parker. Anders ging de opname niet door.
In 1961 zette Schroeder platenmaatschappij Musicor op, die door United Artists Records gedistribueerd zou worden. Voor dat label nam Pitney, nauwelijks 21 jaar, zijn song ‘(I wanna) Love My Life Away’ op. Gene, later: “Mijn eerste hit was in feite een demo. Ik deed alles zelf: drums, piano, zangstemmen er over heen, alles. Voor dertig dollar”. De single haalde de Amerikaanse top 40 van Billboard en leverde Pitney dus een eerste hit als zanger op. In Engeland werd zelfs de 26ste plaats bereikt.
Het is de vraag of de demo van Pitney oorspronkelijk niet bedoeld was om zijn song aan een ander te verkopen. Zo ging dat vaak in de jaren vijftig. In die tijd had je songpluggers die tot taak hadden te bevorderen dat bekende artiesten de liedjes van een uitgeverij uitvoerden of op de plaat zetten.
Gene Pitney, I wanna love my life away (advertentie in Billboard, 21 januari 1961)
Ondanks de hit ‘Love My Life Away’ stond Gene er niet bekend om dat hij een fraaie stem had. Dat vond hij zelf ook niet. Aan Koos van Wees legde hij later uit, terwijl hij wees op een plek ergens in de buurt van zijn adamsappel: “Ik denk dat het iets te maken heeft met een smalle keelholte. Als kind heb ik een keer ontstoken amandelen gehad, en ik kreeg meteen geen lucht meer. De dokter verklaarde toen dat het daar heel erg smal was. De amandelen zijn verwijderd, maar ik vermoed dat dat afgeknepene, nasale geluid daar ergens gezocht moet worden”.
Door zijn hit kwam Gene Pitney in Amerika terecht in het circuit van tiener-idolen. Dat was flink wennen. “Mijn leven veranderde totaal. Ik was nooit veel verder gekomen dan Rockville, maar vanaf dat moment werd ik gevraagd voor optredens door heel het land, voor tv-programma’s in Los Angeles en New York. Ik moest alles nog leren. Simpele dingen als met vork en mes eten, om maar wat te noemen, had ik thuis niet eens geleerd, dat deden we gewoon niet.
Mijn ouders waren heel gewone mensen, mijn vader werkte in een vliegtuigfabriek. Ik was ook niet gewend met mensen om te gaan. Mijn vrije tijd bracht ik tot dan toe altijd door met vissen, schaatsen en skiën in de omgeving. Ik was heel verlegen.
Dat veranderde compleet. Ik werd een ster, en moest in korte tijd wennen aan een leven dat mijlenver van me stond. En het moeilijkste was dat de mensen om me heen zo veranderden. Ik kwam in Rockville, waar ik wel bleef wonen, een cafetaria binnen, sloeg een oude schoolvriend op de schouder en zei goedmoedig plagend iets tegen hem.
De blik die hij me toen gaf... Toen besefte ik pas dat niets meer hetzelfde zou zijn. Dat kon niet meer. Want omdat Gene Pitney nu succes had, wilde dat nog niet zeggen dat hij zomaar iemand op zijn schouders kon slaan. Ik heb het daar verschrikkelijk moeilijk mee gehad. Om daaraan te wennen heeft me jaren gekost. Mensen die ik al jarenlang kende wisten zich plotseling geen houding meer te geven. Niet zozeer ik veranderde, maar de mensen om me heen”.
Dick Clark speelde een belangrijke rol in het leven van jonge pop-idolen. Niet alleen had hij overal (financiële) belangen, door een optreden in een van zijn tv-programma’s kon je grote populariteit bij de Amerikaanse jeugd verwerven. Uit ‘dankbaarheid’ moest je dan in een bus met tal van collega’s door het Amerikaanse continent trekken. Gene Pitney ontving daarvoor een weekloon van 1.500 dollar. Elke dag stond je dan een paar keer op het toneel om je hit uit te voeren voor de samengestroomde jeugd. In het interview met Gary James bekende de zanger, ook weer later: “Dick was an excellent businessman.
As a matter of fact, I remember when he was really concerned about the fact that [impresario] William Morris was taking 15 per cent of the gross on those tours. He didn’t feel that was the way it should be. As a result, he stole away their top agent, and was putting things out himself, without going through an agency.
The only thing people don’t look at when they look at those salaries, which were very, very low, was the fee at the door. That has to be taken into consideration. I mean, there were tickets for 75 cents admission”.
Het draaide allemaal om geld en reclame voor je zelf maken. Zo ging het rond 1960. “If I was headlining and closing a show, I never sang more than 4 songs. There was no burden on your shoulders to be a performer and to carry an audience, to lift a show, to pace a show. They were very, very good for promotion.”
Gene Pitney wordt een blijver
Het ‘uitknijpen’ van jonge artiesten zonder enige ervaring is in de popmuziek van alle tijden. Bekend zijn de verhalen van vooral zwarte artiesten in de jaren vijftig die veel van hun rechten voor een appel en een ei aan hun ontdekker, manager, muziekuitgever of platenmaatschappij overdroegen. Die zorgden er dan wél voor dat hun protégé grote bekendheid kreeg. Maar van de verdiensten ontvingen zij op dat moment slechts een beperkt aandeel.
Als hit-artiest draaide je voorlopig mee in een circus. Je had je maar aan te passen. Deed je dat niet dan was de kans groot dat je uit de boot viel en in latere tijden omschreven werd als een ‘one hit wonder’.
Het was derhalve zaak op tijd een opvolger te vinden voor een hit als ‘Love my life away’. De opvolger, zijn eigen song ‘Louisiana Mama’, kan kortweg omschreven worden als een flop, een single die de top 100 van Billboard niet wist te halen. Nog zo’n mislukking – dat zou misschien het einde van de carrière van de beginnende zanger betekend hebben.
Phil Spector bracht redding voor Musicor en Pitney. Hij produceerde ‘Every breath I take’, een song van Carole King en Gerry Goffin, met het talent uit Rockville. Na de flop ‘Louisiana Mama’ verscheen Gene voor de tweede keer in de hitlijsten. Daarmee was een stuk continuïteit tot stand gebracht: Gene Pitney was geen ‘eendagsvlieg’ meer.
De artiest had, zo nodig, zijn lesje geleerd. Wilde je scoren dan moest je zoeken naar de meest commerciële song, of je die nou zelf geschreven had of niet. Anders deed je je zelf te kort. Eigen titels kon je altijd nog op de b-kant of op een album zetten.
Dat gold meteen voor single nummer drie. ‘Town Without Pity’, geschreven door Dimitri Tiomkin en Ned Washington, de sterke titelsong van de gelijknamige film, bracht Pitney nog voor het einde van 1961 als zanger tot in de top 20. De film flopte, de titelmelodie niet. Gene Pitney was een blijver geworden.
Gene Pitney en Burt Bacharach
Gene Pitney, Burt Bacharach
Pitney bekwaamde er zich dus in songs van collega-componisten op de plaat te zetten. Een speciale voorkeur, blijkt, moet hij gehad hebben voor de songs van de nog jonge Burt Bacharach die door Hal David van een pakkende tekst voorzien werden. Daar kon hij zich helemaal in uitleven.
Met de Bacharach & David-song ‘The Man Who Shot Liberty Valence’ bereikte Gene voor het eerste de hoogste regionen van de Amerikaanse hitlijsten. Een paar maanden later haalde ‘Only Love Can Break Your Heart’ een soortgelijk rsultaat.
En wat te denken van ’Twenty-Four Hours from Tulsa’ eind 1963? Dat laatste nummer, eveneens van Bacharach en David, zorgde voor zijn definitieve doorbraak in Engeland in het jaar 1964.
Waarom kwam er een einde aan de samenwerking met Bacharach? Zelf kon ik er niets over vinden. Maar Jelle Quak, die veel met Bacharach op heeft, had, zo vertelde hij me telefonisch, in een boek over Bacharach gelezen dat het spaak liep omdat het management van Gene Pitney er vergeefs op had aangedrongen een deel van de publishing-rechten af te staan.
Aaron Schroeder, de platenbaas van Musicor Records, waar Pitney onder contract stond, had zelf rechten moeten inleveren omdat Elvis Presley anders zijn liedjes om puur zakelijke redenenen niet wilde opnemen. In zekere zin werd deze gang van zaken een paar jaar later omgekeerd toegepast.
Jelle Quak: “Burt Bacharach had ‘Trains and boats and planes’ voor Gene Pitney geschreven. Door onenigheid over de rechten kwam het nummer terecht bij Billy J. Kramer and the Dakotas, die er een grote hit aan over hielden”.
Gene Pitney en Aaron Schroeder vonden een nieuwe invalshoek. Zij kwamen anno 1964 in Engeland terecht bij een man die een nieuwe Britse rhythm & bluesgroep als manager onder zijn hoede genomen had: Andrew ‘Loog’ Oldham en de Rolling Stones.
Gene Pitney en Aaron Schroeder
Gene Pitney en de Rolling Stones
Oldham was al een tijdje actief in de muziekbusiness. Met zijn uitgeverij was hij in Engeland direct betrokken bij de carrière van de Beach Boys en Phil Spector.
In het Engelse blad Record Mirror deed Norman Jopling begin 1964 verslag van de nieuwe aanpak van Pitney. “Gene’s nieuwe plaat heet ‘That girl belongs to yesterday’. Op het label is afgedrukt dat de productie in handen was van Gene Pitney en Andrew Loog Oldham. De opname is in Engeland gemaakt in de studio Andrew Oldham. De song is geschreven door twee leden van de Rolling Stones: Mick Jagger en Keith Richards”.
Mick Jagger in het artikel van Jopling: “We wrote it in about twenty-five minutes. It was one of two songs that we wrote that evening – and the session went very well indeed. But we hadn’t any idea who would want to record it until we went to our studios to see Andrew Oldham. He played it to Gene who was rather interested, and he kept coming back during the day to hear it. Eventually it grew on him so much that he decided to record it. Now it’s his new release on Musicor in the States and will in all probability be the follow-up to ‘24 Hours From Tulsa’ here. At least we hope so”.
Aan Hubert van Hoof vertelde Pitney in 1989 hoe een en ander verlopen was:
“Mijn uitgever in Engeland was Andrew Loog Oldham en die was dus ook uitgever en manager van de Stones. Het eerste contact was wel een beetje raar. Ik had nog nooit een kerel met lang haar gezien, laat staan vijf. Ik bedoel: iedereen in de States was clean-cut.
Toen ik terugkwam en een foto liet zien waar ik met ze opstond vroeg iedereen: wie zijn die lelijke wijven? Kon je niks beters krijgen in Engeland, Gene?
Uiteindelijk hebben Phil Spector en ik nog meegespeeld op de eerste Stones-elpee. Dat kwam zo: ik was in Londen en eigenlijk op doorreis toen Oldham me belde. Of ik langs wilde komen. De Stones waren aan het opnemen in de studio, maar ze hadden weer eens mot en hij dacht dat mijn aanwezigheid verzoenend zou werken.
Toevallig was het mijn verjaardag, dus ik nam vijf flessen cognac mee. Het einde van het liedje was dat we bierglazen vol cognac achterover sloegen en besloten te gaan opnemen. Ik doe mee in o.a. ‘Now I’ve got a witness’, waar trouwens achter staat: ‘Like Uncle Phil and Uncle Gene’.
Ik speelde piano. Phil deed geen maracas, zoals achter op de hoes stond, maar tikte op een van die lege cognac-flessen met een halve dollar of zo”.
Trots voegde Pitney er aan toe: “Weet je dat ik in Amerika eerder in de hitparade stond met een Jagger en Richards-song dan de Stones zelf? Met ‘That girl belongs to yesterday’”.
vlnr P. Spector, G. Pitney, B. Jones, A. Oldham, K. Richards, C.Watts, B. Wyman, M. Jagger
In het interview met Gary James benadrukte Gene Pitney dat hem indertijd de gelegenheid gegeven werd om de in Amerika nog onbekende Rolling Stones in dat land te lanceren, zoals Sid Bernstein dat deed met de Beatles. “Oldham offered me the US for like six airfares or something like that, if I would send them over here”.
Dat ging de artiest op dat moment te ver. Hij was wel zakenman en uitgever maar zijn carrière als zanger vond hij belangrijker. “I was so involved in just trying to be successful myself at that point that there was no way in the world I could have handled all that. Then, it was like you were worried about the next single, the next album”.
De eigen koers van Gene Pitney
Gene Pitney haalde zijn gelijk als zanger. In Amerika, Groot-Brittanië en ook in Nederland, zij het op wat meer bescheiden schaal dan in de VS. In dit land scoorde hij anno 1964 in de top 50 met ’24 Hours from Tulsa’, in 1965 met ‘I’m gonna be strong’ en ‘Looking thru the eyes of love’, in 1966 met ‘Nobody needs your love; en in 1968 met ‘Something's gotten hold of my heart’.
Wat hij achter de schermen als zakenman deed, als muziekuitgever en met andere projecten, is niet helemaal duidelijk. Maar geld verdienen deed hij zeker. Pitney was nooit het soort popartiest die zich liet ‘uitkleden’ door zakenmensen uit de showbusiness.
Het Nederlandse maandblad Teenbeat publiceerde in 1968 een artikel over de inwoner van Rockville. De niet met name genoemde redacteur was niet complimenteus over zijn opvallende stem: “Gene Pitney heeft z’n doordeweekse straaljagergeluid moeten wijzigen in een lief vrouwenstemmetje om (met ‘Something’s gotten hold of my heart’ van Cats-componisten David & Jonathan) weer in de Hollandse hitparade te geraken. De stainless steel Pitney sound heeft het hier nooit zo best gedaan. Wat Gene er overigens niet van weerhouden heeft verschrikkelijk rijk te worden. Hij vliegt over de hele wereld, maakt razendsnelle toernees, haalt het geld met bakken binnen en belegt het vervolgens in zeer winstgevende zaakjes”.
In de popjournalistiek deugt het niet als een succesvole artiest arm blijft. Maar als hij door handig te zijn rijk wordt is het vaak ook niet goed. “Pitney is één van de rijkste popmuzikanten ter wereld, veel rijker dan allerlei hippe idolen. Amerika, Engeland, Nieuw Zeeland en... Italië zijn z’n voornaamste afzetgebieden. Hij past zich soepel aan de smaak van zijn klanten aan. In Engeland brengt hij imponerende ballads, in Italië doet hij voornamelijk in inheems repertoire, in Amerika zingt hij teenybopper-materiaal, met iets meer tempo dus, en in Nieuw Zeeland is hij vooral geliefd om z’n cowboysongs.
Gene Pitney bedankt de wereld (advertentie in Cashbox, 25 december 1965)
Ondanks zijn zakelijk aanpak was Pitney blijkbaar wel sympathiek gebleven. “Hoewel hij een keiharde zakenman is, is Gene een erg aardige jongen die iedereen onmiddellijk voor zich inneemt met zijn frisse jongenskoppie. Hij vindt het niet prettig dat hij de naam heeft alleen voor geld in de popbisnis te zijn. ‘Ik geef helemaal niet zoveel om geld’, zegt hij. ‘Ik heb echt niet zoveel bezittingen. Eén auto maar bevoorbeeld, een Cadillac. En daar rijdt m’n broertje meestal in. Ik ben in zaken gegaan, niet om het geld zelf maar om de spanning, om de gok. Echt niet als een soort oudedagsvoorziening voor als ik niet meer zou zingen.
Ik wilde mezelf alleen bewijzen dat ik ook op een ander terrein succes kon hebben. Die stem heb ik tenslotte zo maar voor niks meegekregen. Ik doe in beleggingen. Dat geeft me een kick. Ik lees de financiële bladen elke morgen bij m’n ontbijt. Ik heb drie advocaten en één accountant om voor m’n zaakjes te zorgen maar ik bepaal zelf het beleid. Speculeren in aandelen is net een spelletje kaart. Het gaat me om de lol, niet om het geld. Zingen is nog steeds m’n grote liefde”.
De Amerikaanse artiest bepaalde zijn eigen koers. “Ook de artistieke kant van zijn persoonlijkheid heeft Gene zeer zakelijk onder controle. Drie jaar geleden kocht hij zich voor een hoog bedrag uit al z’n kontrakten en ging zichzelf managen. Een goeie zet want sindsdien stond in één of meer van zijn ‘operatie-terreinen’ altijd wel een Pitney-plaat in de top 40”.
Ook wat uiterlijk betreft ging hij niet steeds met de trends mee. “Gene heeft zich nooit wat aangetrokken van pop-mode-rages. Glad geschoren, fris geknipt en in keurige kostuums. Zo ziet Gene er al jaren uit. ‘Lang haar en opvallende kleren wijzen alleen maar op een gebrek aan karakter’, vindt hij”.
Zo was het in Teenbeat te lezen.
Harry Knipschild
15 maart 2017
Clips
Literatuur
Norman Jopling, ‘Gene Pitney: Why ‘Tulsa’ Made The Charts’, Record Mirror, 11 januari 1964
David Griffiths, ‘Andrew Loog Oldham: Secrets Of The Stones’ Man’, Record Mirror, 15 augustus 1964
‘Gene Pitney, zakenman/zanger’, Teenbeat, maart 1968
Robert Briel, ‘Gene Pitney: nu meer voldoening’, Leidsch Dagblad, 19 maart 1972
Koos van Wees, ‘Gene Pitney is gezond en wel’, Leidse Courant, 11 februari 1989
Hubert van Hoof, ‘Uncle Gene vertelt’, Oor, 11 maart 1989
Gary James, interview met Gene Pitney, website Classic Bands, onbekende datum
- Raadplegingen: 13258