Skip to main content

13 - Processies met religieuze voorwerpen

 
 
 
Als jongetje dat na de Tweede Wereldoorlog opgroeide in Maastricht werd ik automatisch ondergedompeld in alles wat katholiek was. Iedereen leek rooms te zijn. Ik weet nog in welke twee huizen niet-katholieken woonden. De een was protestant, de ander joods. De rest vormde een vanzelfsprekend onderdeel van één grote gemeenschap onder leiding van de kapelaan, pastoor, deken, bisschop (Lemmens) en paus (toen Pius XII).
   Of ik wilde of niet, samen met mijn jongere broer Paul werd ik lid van het jongenskoor van de Sint Martinus-kerk, met ‘de witte Van Hees’ aan het hoofd. Met het koor vervulden we een ceremoniële en muzikale rol in processies en de Heiligdomsvaart.
 
In 1955 vond de ‘vaart’ op een hete dag plaats. Daar liepen we dan in onze warme koorkleding. In de Wycker Grachtstraat werd halt gehouden. Even was er tijd voor een ijsje. Aangekomen op het Vrijthof werden alle meegedragen religieuze attributen uitgestald. Achter glas zag ik wat ‘hout’. Een priester zag me kijken en legde de betekenis ervan uit. “Het is een stukje van het kruis waaraan Jezus Christus gestorven is”, hoorde ik. Dat maakte zoveel indruk dat ik het me nog steeds herinner.
 
Tijdens zo’n belangrijke rondgang werd de zogenaamde ‘noodkist’ door een groep katholieke notabelen plechtig op de schouders meegesjouwd. Op de website ‘Zicht op Maastricht’ is over die ‘kist’ te lezen: “Wanneer de stad Maastricht in grote nood verkeerde – bij belegeringen, epidemieën of grote droogte – werd deze rijk versierde kist door de stad gedragen. De kist ging dan ‘op tournee’ langs alle kerken van de stad, in de hoop dat het gevaar werd afgewend. Aan dat gebruik dankt hij zijn bijnaam. Voor zover bekend gebeurde dit voor het eerst in 1409, toen Maastricht door Luikse troepen werd belegerd. De kist stamt uit de twaalfde eeuw en is een zo genoemd reliekschrijn waarin overblijfselen van een heilige worden bewaard. In [deze] kist bevindt zich een deel van het gebeente en overblijfselen van de kleding van de heilige Servaas. Ook worden er relieken van andere (veronderstelde) bisschoppen van Tongeren en Maastricht in bewaard”.
   In 1991 werd de wereldvrede bedreigd door het optreden van Saddam Hussein (1937-2006) in Koeweit. In Maastricht wisten ze wat ze moesten doen om een hoop ellende te kunnen afwenden. Aan de vooravond van de Golfoorlog werd de noodkist van Sint Servatius in een plechtige processie door de stad gevoerd. De inval van de geallieerden liep goed af. Irak werd in het defensief gedrongen. Bij de inval van Sovjet-troepen in Hongarije (1956) nam men eveneens zijn toevlucht tot een ‘tournee’ met de noodkist. Zo droeg Maastricht ook na de Tweede Wereldoorlog zijn steentje bij aan vrede op aarde.
 
 
13 - Noodkist Sint Servaas
Noodkist van Sint Servaas
 
 
Lucéram bij Nice (1993)
 
 
Voor het aanroepen van geluk en voorspoed hoefde ik dus niet speciaal op reis te gaan. Gewoon in Maastricht blijven was al genoeg. Zo verstandig was ik niet. In 1993 gingen Greetje (Margaretha) en ik op reis naar Frankrijk. Als het aan ons lag bleven we in het noorden van ‘la douce France’ hangen. Maar dat gebeurde niet. In juli van dat jaar was het weer erbarmelijk. Elke ochtend als we opstonden zagen we donkere wolken en liepen we soms in de kou en/of regen. We besloten in zuidelijke richting door te rijden totdat we in een zonnig oord uitkwamen. Dat bleek een hele opgave. Pas aan de Côte d’Azur was het vakantie-weer. Met behulp van de Michelin vonden we het dorpje l’Escarène bij Nice. In het boek met de roodkleurige omslag stond aangegeven dat zich daar op de Rue Saint-Sébastien een hotelletje met een zwembad bevond. Na een aantal dagen in slecht weer zaten we weldra met onze voeten in het water met een glas koele witte wijn in de hand.
   Het hotel met restaurant werd gerund door twee Italiaanse jongelui. Op het menu stond die avond mijn favoriete gerecht: ‘lapin’. Buiten op het terras kwamen in gesprek met Ingrid, een zangeres van de meidengroep Barbarella uit Tilburg. Die werden zakelijk bijgestaan door Ludo Voeten en Peter Koelewijn (Rocket Management). Wat was de wereld klein. Tijdens een wandeling op 24 juli ontdekten we op een plakkaat langs de weg dat er de volgende dag een groot feest was in Lucéram.
 
We wilden niets missen. Daarom gingen we vroeg op pad, die 25ste juli. We belandden in een piepklein dorp, met niet meer dan duizend inwoners. Het feest had een wereldlijke en een kerkelijke functie, zo bleek. Het aardse deel bestond uit lavendel. Op een pleintje werd het paarse spul gedistilleerd dat tot in de verre omtrek in grote hoeveelheden groeide. De bloemen werden bij kokend water gehouden. Er ontstond een laagje olie op het water, daaronder een soort eau de cologne. Tot dan toe was ik gek op lavendel-lucht. Maar hier was zo’n grote concentratie dat ik in mijn aantekeningen noteerde: “Wat een stank. De rest van mijn leven zal ik anders over de geur van lavendel gaan denken dan vóór 25 juli 1993”.
 
 
13 beeld luceram
Margaretha met de draak
 
 
Het geestelijke leven in Lucéram was niet minder boeiend. De kerk was gewijd aan de heilige Margaretha, de ‘patroon’ van Greetje dus. Een bijzondere heilige, of beter ex-heilige las ik op de website katholiek.nl. Margaretha werd aan het einde van de derde eeuw in Antiochië geboren. Haar vader was een ‘heidense priester’. Toen zij voor het ware geloof koos werd ze dan ook prompt van huis verstoten. Eigen schuld. Margaretha leidde geen gemakkelijk leven. Ze kwam in de gevangenis terecht. Dat was al onaangenaam genoeg. Maar op die plek kreeg ze bovendien bezoek van de duivel, in de vorm van een weerzinwekkende draak. Margaretha werd opgegeten door het beest. Toen bleek hoe handig het was altijd een kruis bij de hand te hebben. Met dat kruis sneed ze de nek van de draak (duivel) open en kroop uit zijn buik. De heilige vrouw werd met vuur gemarteld en in kokend water gedompeld. “Margaretha doorstond het heldhaftig en gaf niet op. Volgens de bronnen was ze zo sterk en moedig dat de beulen haar moesten onthoofden om haar te doden”, aldus katholiek.nl
   Geen wonder dat de katholieken haar als heilige gingen vereren. Maar aan alles kan een einde komen, zelfs aan het heilig zijn. In 1969 werd Margaretha van de heiligenkalender afgevoerd. Haar feestdag, 20 juli, verloor zijn functie. Maar niet in Lucéram. Daar hadden ze nu eenmaal midden in het dorp op een heuvel een kerk ter ere van haar gebouwd. Misschien was de post uit Rome nog niet gearriveerd. Want in 1993 was Margaretha nog steeds de heilige waar alles om draaide in Lucéram. Dat kwam misschien wel omdat zij de patrones van de boeren was.
 
Margaretha werd een regenheilige. In Nederland klinkt dat niet prettig: “Regen op Sinte Margriet, geeft zes weken boerenverdriet”. Wij hebben hier regen genoeg. In het droge zuiden van Frankrijk kunnen ze die regen maar al te goed gebruiken. Hoe moet de lavendel anders groeien? Het bezorgen van regen was het gevolg van een wonder, aldus katholiek.nl. De vrouw ontving Christus toen die met zijn apostelen op reis was. Na wat strubbelingen besloot ze het gezelschap onderdak te bieden. Men betaalde met een wonder. Het eerste werk dat ze zou doen, zou ze zes weken blijven doen. “Margaretha wilde achter het spinnewiel gaan zitten. Maar moest eerst nog een plasje doen. Hierna is ze zes weken blijven plassen”.
 
 
13 - luceram
Lucéram
 
 
Op 25 juli 1993 werd de (ex-)heilige Margaretha in Lucéram geëerd. In de vorm van een processie. Vanuit de Marguerite-kerk in de hoogte kwam een lange stoet naar beneden gelopen. Ik noteerde: “De kerktoren is het hoogste punt. Door smalle straatjes komt de processie langzaam naar beneden. Meneer de pastoor met plaatselijke blaaskapel, een dames-zangkoor, enkele notabelen, ze dragen het beeld van Sainte Marguerita met de draak, de heilige waarvan het de feestdag is. De pastoor sjokt weer naar zijn kerk. De notabelen moeten bij elk poortje door de knieën om de heilige Margaretha ongeschonden later op haar voetstuk vast te kunnen spijkeren.
   In de kerk ontdekken we een preekstoel, gemaakt van een soort Wedgwood, kruisen van kruisvaarders en nog meer heilige Margaretha’s met overwonnen draken. Misschien een beetje oneerbiedig maar we vinden het meer folklore dan religie”.
 
Na het vervullen van de geestelijke plichten was het tijd voor het ‘Grote Aperatief’. Al snel zaten we aan lange tafels waar de plaatselijke goegemeente zich verzameld had. De kapel uit de processie speelde nu de Marseillaise. De burgemeester stapte op ons af, gaf ons een hand en verwelkomde ons in onverstaanbaar Frans als zijn gasten. Er was een schijnbaar onbeperkte hoeveelheid uienbroodhapjes, olijven en drank. Van betalen was geen sprake. Het leek erop dat het feest door Ricard en Dubonnet gesponsord werd.
   We zijn de feestdag van de ex-heilige en de lavendeloogst niet vergeten. En wat een mooi gezicht – dat beeld dat vanuit de hoogte door allerlei poortjes naar beneden werd gedragen.
 
 
Spanje in de goede (heilige) week
 
 
13 - Semana Santa Sevilla 2
Semana Santa in Sevilla
 
 
Het dragen van de noodkist in Maastricht en het beeld van Margaretha in het zuiden van Frankrijk – dat stelde niets voor in vergelijking met wat men in Spanje allemaal doet in de goede of heilige week (semana santa). In een heleboel steden worden dan gigantische religieuze beelden of beeldengroepen door brede maar ook soms heel smalle straten rondgezeuld. In Nederland zouden we de beelden laten ‘rijden’, in Spanje niet. Het dragen van een gigantische Jezus met kruis of een Maria-beeld met een overstelpende hoeveelheid kaarsen is een vorm van boetedoening in de week dat Jezus zelf voor ons aan het kruis gestorven is. In zijn reisboek Iberia (1968) trok James Michener (1907-1997) heel wat pagina’s uit om te beschrijven wat hij in Sevilla meemaakte.
   Michener realiseerde zich dat zo’n beeld, vele honderden kilo’s zwaar, niet gedragen werd door de rijken. Die hadden daarvoor hun personeel. Bij één beeld van de maagd Maria had de broederschap die de ‘tournee’ namens de Kerk organiseerde maar liefst 36 dragers ingehuurd. Ze ontvingen ruim een dollar om hun werk twaalf uur achter elkaar te verrichten. Maria was versierd met juwelen en opgemaakt met rouge op haar wangen. Ze droeg een grote mantel die over het onderstuk viel. De 36 dragers namen plaats in de warme ruimte onder haar kledij. Op een teken van de kapitein (‘capataz’) van de broederschap namen ze het loodzware gevaarte op hun schouders. En dan maar lopen. In zo’n tred dat het leek alsof de Maagd uit zichzelf voorwaarts liep. Het beeld wiebelde zachtjes naar links en naar rechts, bijna een natuurlijke gang.
   Maar voor ze dat konden doen moesten ze eerst de kerk van de broederschap zien uit te komen. Het beeld was op een paar centimeters na even groot als de ingang van de kerk. De ‘kapitein’ liep steeds voorop en wist precies wat voor aanwijzigingen hij aan de dragers, onder de mantel verscholen, moest geven. Het publiek, soms twintig rijen dik, stond vol bewondering toe te kijken naar de ‘salida’. Nadat het beeld ongeschonden de kerk verlaten had klonk een daverend applaus van de omstanders. Het was wéér gelukt!
 
De Spaanse processies hadden in die week meestal een speciaal karakter. Het was geen lange stoet. Alles draaide om de beelden, die in een traditionele route door de stad rondgesjouwd werden. Meestal was er een dikke haag van mensen, maar op enkele plaatsen zag je bijna niemand. Voorop liepen de leden van de broederschap. Dat het allemaal mannen waren kon je niet goed zien. De figuren droegen namelijk de kledij die bij de religieuze gebeurtenis hoorde. Allemaal dezelfde kleur, groen, paars, wit of wat dan ook. Op hun hoofd hadden ze een puntmuts van soms meer dan een meter hoog, de ‘capirote’. Alleen hun ogen zag je. James Michener vergeleek ze meteen met de mannen van de Ku Klux Klan. De leider van zo’n groep gaf de auteur gelijk: “Die schurken [van de KKK] hebben onze kleding bezoedeld door ons te imiteren”.
 
Na het verlaten van de kerk trok de stoet met zo’n beeld twaalf uur lang door Sevilla. Kon je dat zo lang volhouden? De dragers in elk geval niet. Gelukkig was hun groep niet de enige in de stad. Er gingen meer van dat soort broederschappen op pad. Als ze tegelijk op een kruispunt aankwamen moest de een op de ander wachten. Dan lieten de dragers hun Maria-beeld, de Heilige-Familie-op-Palmzondag, Jezus-aan-het-kruis, Jezus-en-het-laatste-avondmaal zakken, en kwamen te voorschijn. Soms werden ze dan bij een bar uitgenodigd een slokje te komen drinken. Het was immers warm daar onder die baar. Dat ijsje voor Paul en mij tijdens de Heiligdomsvaart paste in die traditie, besefte ik.
   Niet alleen de dragers hadden het moeilijk zeven dagen lang, elke dag sjouwen. Niet alle notabelen, in hun speciale lichaamsbedekkende kledij met puntmutsen, konden het zware werk rustig aan hun personeel overlaten. Sommigen van hen deden persoonlijk boete. Een man vertelde Michener dat hij een belangrijke functie bij een bank had. In het afgelopen jaar waren er grote problemen bij de bank geweest. Bijna was de zaak geklapt. Op het moeilijkste moment in zijn zakelijke leven had de bank-manager een afspraak met de maagd Maria gemaakt. Als hij het redde zou hij in de volgende ‘semana santa’ boete doen. De notabele hield woord. De auteur zag wat er gebeurde. In plaats van een grote kaars droeg de man een zwaar houten kruis. Aan zijn benen had hij een ijzeren ketting bevestigd. Zo deed hij boete. Blootvoets en hardop biddend. En hij niet alleen. Een zestal andere mannen deed op een soortgelijke manier wat ze Maria beloofd hadden omdat ze hen geholpen had. Twaalf uur lang. Niemand leek ervan op te kijken. Dat hoorde blijkbaar bij zo’n processie.
 
Een mooie stoet moet het geweest zijn door die soms smalle straatjes. Enkele tientallen notabelen voorop in hun ‘KKK-tenue’. Geestelijken. De guardia civil om de orde te handhaven. Dan zo’n gigantische pronkstuk met de Maagd en de dragers eronder (en reserve-dragers ernaast). Erachter een muziekkapel die Spaanse muziek ten gehore bracht. Géén Matthäus Passion, maar klanken die soms aan een circus deden denken. Met een agressief gebeuk van trommels. Bij het aanzwellen van de muziek raakte ook de menigte in vervoering. Er werd luid gejuicht en geapplaudiseerd. Zoals er in een circus geapplaudiseerd wordt als de leeuwen doen wat ze verteld wordt. Als mensen de kans kregen raakten ze het pronkstuk even aan en maakten dan een kruisteken.
   Zoals gezegd waren er diverse stoeten in Sevilla en andere steden. Niets menselijks was ze vreemd. Er was sprake van competitie, zelfs in de verering van katholieke symbolen. Wie kwam er met het mooiste tafereel. In Sevilla was Michener een attent waarnemer, ook van de wat meer profane opmerkingen. Elke kerk, elke parochie, had zijn aanhangers. Die hadden financieel bijgedragen om hun beeld er zo mooi mogelijk uit te laten zien. Het kon bijvoorbeeld in de afgelopen maanden opnieuw geverfd zijn. Een ander beeld, hoorde hij, had een nieuw hoofd: “Ik geloof dat ons nieuwe hoofd van Jezus het beste van Sevilla is”. De beelden van Maria werden liefkozend toegesproken alsof de heilige vrouw in levende lijve voor hen stond. Vanaf de gietijzeren balkonnetjes werd geroepen: “O zoete Maagd. Schoonheid. Kom terug naar ons”. De concurrerende Maria-beelden werden door de parochianen niet altijd met even veel respect behandeld. In de competitie van de heilige week werden die, noteerde Michener, wel eens ‘hoeren’ genoemd. Het Spaanse temperament won het blijkbaar van de devotie.
 
 
13 - sjouwer002
Drager (boek James Michener, Sevilla)
 
 
Volgens James Michener moest je je bezoek aan Sevilla niet tot enkele dagen beperken. Een week of zes had je nodig om alles in je op te zuigen wat er in die tijd van het jaar in geestelijk (eeuwig) en wereldlijk (tijdelijk) opzicht. Ook hier was het feest na het lijden. Daar moest je maar tijd en geld voor hebben. De auteur van bestsellers als ‘Centennial’, ‘Tales of the South Pacific’ en ‘The fires of spring’ had makkelijk praten – zijn verblijf werd betaald uit de opbrengst van zijn boeken (en de filmrechten).
   Juist in de semana santa was het extra druk in Sevilla. De hotels waren dan meestal afgeladen vol tot in de verre omtrek. In 2012 zijn de kijk-condities anders. Enerzijds mis je de sensatie van er zelf bij te zijn, de geuren, de spanning van het moment. Maar dankzij YouTube op het internet kun je bekijken en horen wat zich in die stad, en andere steden afspeelt, en in het verleden afgespeeld heeft. Je zit loge als je op je scherm naar de beelden kijkt die in Sevilla en elders worden en werden vastgelegd. Wat zich vandaag voltrekt verschijnt binnen de kortste tijd op het internet. Bij popconcerten, en processies in Spanje.
 
James Michener kon het zich permitteren er langdurig en persoonlijk bij te zijn om alle details vast te leggen in de jaren zestig. Greetje en ik niet. Toch maakten ook wij een stukje van zo’n week mee. Op 29 maart 2002 reisden we met een groep Leidse geschiedenis-studenten naar Segovia. Na een bezoek aan het Alcázar liepen we naar de grote kerk in het midden van de stad. “Het was Goede Vrijdag”, noteerde ik, “een dag waarop de beelden van alle kerken in Segovia in processie naar de kathedraal gebracht werden. Met trommels werden de leden van de broederschappen verwelkomd, het hoofd bedekt met een masker en een puntmuts. Die associeerden wij natuurlijk onmiddellijk met de Ku Klux Klan. Mannen droegen een zwaar houten kruis de kerk binnen. Dames liepen op hoge hakken rond in traditionele Segoviaanse dracht”.
   Op die dag zag je kinderen (soms ook met van die lange mutsen), vrouwen en mannen in alle kleuren van de regenboog rondlopen. De vrouwen meestal in stemmig zwart met veel kant en een eveneens zwarte versiering achter hun hoofd, zelfs als ze achter een kinderwagen liepen. De mannen veelal in het paars met rode maskers en mutsen. Vaandels met het portret van Jezus en doornenkroon werden hoog gehouden. Overal waren er heiligenbeelden, vaak voorzien van uitbundige kleding. De sfeer was zowel stemmig als feestelijk. Nadrukkelijk getrommel en muziek-kapellen zorgden ervoor dat je je in het centrum van Segovia onmogelijk aan Goede Vrijdag kon ontrekken.      
   Samen met Jacques Bos en Raymond Fagel, collega-docenten, liepen we die avond door het centrum van Madrid. “In de Spaanse hoofdstad zagen we de ene processie na de andere rondtrekken. Beelden en kruisen met Jezus Christus werden ook hier in het pikkedonker meegedragen, KKK-maskers alom (met daarop in letters ‘kruisvaarders van het geloof en de waarheid’). De notabelen van de broederschappen”, legde ik vast, “schreden statig voort. Anderen liepen blootsvoets met een kruis op de schouders, de voeten geketend. Rondom de beelden honderden kaarsen en bloemen”. In restaurants waren televisietoestellen opgesteld. Met reportages van de processies. Het meest fascinerend om te zien was hoe de kolossale beelden en beeldengroepen uit de kerk, door soms smalle straatjes en weer in de kerk ‘gepeuterd’ werden, in een sfeer van trommels en schetterende kopermuziek. Op 29 maart konden we zelf even proeven van hetgeen Spanje in zijn greep leek te hebben.
 
 
13 - Segovia001
Segovia, Goede Vrijdag 2002
 
 
Marlies Jansen is historica en verblijft regelmatig in Zuid-Spanje om onderzoek te doen op het terrein van de flamenco. Vanzelfsprekend maakte Marlies de semana santa in Sevilla en andere steden mee. Ze wees me erop dat een stoet altijd bestond uit twee beelden. Voorop een beeld van Jezus in een scène uit het lijdensverhaal en aan het einde van de stoet een Maria-beeld met een kolossale hoeveelheid brandende kaarsen. Als het regende ging de processie niet door. Daar waren de antieke houten beelden te kwetsbaar voor.
   In Sevilla waren de traditionele dragers inmiddels verdwenen. Die waren eertijds werkzaam op de kades van de Guadalquivir. Omdat er geen schepen meer aanlegden in de stad hadden ze geen werk meer. Jonge vrijwilligers hadden hun plaats onder de draagbaren ingenomen, hoorde ik. In Sevilla bleven de dragers onder de beelden. Vanwege de smalle straatjes. In andere steden, zoals Málaga, was dat niet nodig. Dan werden de beelden van opzij gedragen, zoals de noodkist van Servatius in Maastricht.
 
Met Marlies raakte ik in gesprek over de zogenaamde saeta. Die had ik bij mijn weten niet in Segovia of Madrid meegemaakt. In Sevilla was die dominant. Bij het uitkomen van de baar met het beeld of gewoon tijdens de processie hoorde je ineens een stem. Een man of vrouw stond dan op een balkon of midden op straat een uitzonderlijk smartelijk lied te zingen. Het publiek werd van het ene moment op het andere muisstil. Ieders aandacht was nu voor de zanger of zangeres. Soms in speciale kleding, een ander gewoon zoals hij er altijd bijliep. Volgens Marlies werd de zang wel eens door tromgeroffel ondersteund. In zijn album ‘Sketches of Spain’ (1960) had jazzmusicus Miles Davis (1926-1991) de sfeer van zo’n saeta proberen vast te leggen.
   Het zingen van de saeta in het zuiden van Spanje, Marlies was het met me eens, deed sterk denken aan het geluid van de muezzin die vanaf een hoge plek in de moskee oproept tot het gebed. De vraag was onontkoombaar: is er een verband tussen de katholieke processies en soortgelijke rituelen in de moslim-wereld in landen als Iran, Irak en Afghanistan? Met name het zuiden van Spanje was na het binnenvallen van de Moren (711) ruim 700 jaar islamitisch gebied. Totdat de aanhangers van Mohammed in 1492 door de troepen van de ‘katholieke koningen’ Ferdinand en Isabella formeel verdreven werden. Die zeven eeuwen hebben, behalve ruïnes van moskeeën, in de cultuur van Andalusië heel wat sporen achtergelaten. In de flamenco kon je de oosterse invloed terughoren. En ook in de saeta. Maar de processies in de week voor Pasen, aldus Marlies Jansen, waren geen directe voortzetting van een islamitische traditie. Het door de stad paraderen met beelden van Christus en Maria was pas in de zeventiende eeuw begonnen, wist ze.
   Was er dan helemaal geen verband tussen katholieke en islamitische processies vroeg ik me af?
 
 
Iran in 2007
 
 
In augustus 2007 maakten Greetje en ik een reis door Iran. Tijdens ons verblijf maakten we geen speciale moslim-festiviteiten mee. Ondanks dat het door geestelijken bestuurde land volgens het shiïtische geloof bepaald werd. Voor de bewoners van het land was het onmogelijk zich daaraan te onttrekken, zoals je in het naoorlogse Maastricht of in het zuiden van Spanje niet kon losmaken van de invloed van de katholieke kerk. Als westerse vrouw moest je bijvoorbeeld met een hoofddoek en in ‘zedelijke’ kledij rondlopen, overal buiten je hotelkamer, ‘gelovig’ of niet.
   Moskeeën beheersten het beeld van elke stad. Gigantische nieuwe moskeeën werden overal gebouwd. Een groot gedeelte van de olie-inkomsten van het land werd, dat was duidelijk, in dat soort activiteiten geïnvesteerd, terwijl heel wat mensen nauwelijks ‘ter kerke’ gingen, vertelden ze ons. Het land was rijk aan geestelijke gebouwen terwijl de mensen vaak ‘wereldlijk’ arm waren. Geld om niet-religieuze vakken te studeren was er niet, hoorden we van jonge mensen die ons op straat aanspraken. Aanhangers van een andere religie, het christendom of het zoroastrisme, werd flink wat beperkingen opgelegd.
 
 
13 - Abyaneh 9
Ashura in Abyaneh, Iran
 
 
Processies hebben we in Iran niet meegemaakt. Wel zagen we in enkele steden grote houten kooien. Een van die kooien in de woestijnstad Yazd was werkelijk kolossaal. In vergelijking daarmee waren de attributen in Maastricht, Lucéram en zelfs Spanje van een lilliputter-omvang.
   In Yazd maakten we kennis met een jongeman. Nazir (18) zat achterop een brommer. Toen hij ons zag lopen liet hij zijn vriend verder rijden en sprak ons aan. Of hij ons mocht rondleiden die ochtend. Een mooie manier om iets van zo’n stad te leren kennen. Dus we zeiden: ja.
   Vanaf een dakterras keken we om ons heen. Ik telde de minaretten van veertien moskeeën. Beneden ons zagen we het grote gevaarte. “Dat is de kooi van imam Hoessein”, zei Nazir. Die vervulde een belangrijke functie in Yazd en andere steden in de omgeving. Eén keer per jaar werd de kooi met zwarte doeken bedekt, door sterke mannen op de schouders genomen en de hele stad rondgedragen, aldus Nazir. Soms moesten de mannen (diep) bukken als ze door een poort gingen, want zo’n kooi van Hoessein moest nu eenmaal een bepaalde route afleggen op die dag. De mannen droegen niet alleen, ze pijnigden zich op de dag dat de marteldood van imam Hoessein (Kerbala, nu in Irak, anno 680) herdacht werd. Ik moest denken aan de christelijke flagellanten die zich in de veertiende eeuw tot bloedens toe verwondden. Nazir vertelde dat er meer van deze kooien van Hoessein waren opgesteld, zoals bij de grote Jameh (vrijdag)-moskee. De kooien konden variëren tot meer dan tien meter hoog.
 
In de Dominicus-gids, die we bij ons hadden, was een lijst opgenomen van de officiële Iraanse feest- en herdenkingsdagen. De dag van de herdenking van de dood van imam Hoessein, ‘die gepaard gaat met religieuze processies en passiespelen’, heette ‘ashura’ en werd volgens de maankalender gehouden (10 moharram), dus elk jaar op een andere dag. Zoals ook de heilige week steeds varieert, zij het in mindere mate. De Iraanse kalender van 2007 had maar liefst 23 vrije dagen, die direct met de islam en de islamitische revolutie van 1979 onder leiding van imam Khomeini te maken hadden, waaronder de ‘dag van de herdenking van de nationalisatie van de olie-industrie in 1951’ (20 maart), de dag dat Khomeini in 1979 aan de macht kwam (11 februari), de sterfdag van Khomeini (4 juni), de dag waarop Khomeini in 1963 gearresteerd werd (5 juni), de herdenkingsdag van de martelaren van de islamitische revolutie (8 september), de vooravond van de marteldood van imam Hoessein, de veertigste dag na de marteldood van imam Hoessein, de geboortedag van martelaar imam Hoessein, de dag van de marteldood van imam Hoessein, enzovoort.
   Ook in het christelijke Europa zijn er (nog) heel wat vrije dagen die aan de christelijke kalender gerelateerd zijn. Lang niet iedereen weet nog wat de betekenis van die dagen is. Maar de vrije dag, bijvoorbeeld tweede pinksterdag is een ‘heilige verworvenheid’ geworden. Zo’n ‘feestdag’ is in de verste verte niet te vergelijken met de semana santa in Spanje of de dag van de ashura in de landen waar de islam de toon zet.
 
Blijft de vraag of er een verband bestaat tussen de processies in het zuiden van het eeuwenlang door muzelmannen bezette Spanje is en de processies op Ashura-dag. Tussen de beelden Christus en Maria in Spanje en de ‘kooien’ in een land waar beeltenissen om religieuze redenen niet zijn toegestaan. Tussen mannen die vrijwillig met ijzeren ketens lopen en de mannen die zichzelf tot bloedens toe verwonden op hun rug. Sinds ik uit Iran terugben heb ik er veelvuldig naar geïnformeerd. Niemand kon me een antwoord geven.
 
 
13 - Yazd Ashura 2011
Ashura in Yazd (2011)
 
 
Harry Knipschild
5 april 2012
 
  
Literatuur
 
H.P.H. Jansen, Geschiedenis van de Middeleeuwen, Utrecht 1993
James Michener, Iberia. Spanish travels and reflections, New York 1968
Michelin. Côte d’Azur. Principauté de Monaco, Parijs 1990
Th.J. van Rensch, A.M. Koldeweij, R.M. de la Haye, M.L. de Kreek, Hemelse trektochten, Maastricht 1990
P.J.H. Ubachs, Tweeduizend jaar Maastricht, Maastricht 1991
Michelin 1992, Parijs 1992
Christopher de Bellaingue, In the rose garden of the martyrs. A memoir of Iran, New York 2005
Greet van Deuren, Iran. Dominicus, Gottmer, 2006
Pauline Broekema, ‘Maastricht eerst stadsheilige Sinst Servaas’, NOS, 3 juli 2011
‘De noodkist’, Zicht op Maastricht, z.j.
‘Margaretha van Antiochië’, katholiek.nl, z.j.
  • Raadplegingen: 12254