562 - Don Everly haalt herinneringen op in 1996
Als historicus moet je in zekere zin geduld hebben. Terwijl journalisten zich bezig houden met het heden – en zelfs de toekomst – kan een historicus pas later de waarheid, of een groter stuk van de waarheid, (proberen te) achterhalen. Dat geldt ook als je je bezig houdt met de popmuziek. Als popartiesten naar buiten treden doen ze dat meestal om aandacht te vestigen op nieuw ‘product’, bijvoorbeeld een nieuwe plaat of een toekomstige toernee. Of ze mopperen over de platenmaatschappij die volgens hen te weinig heeft geïnvesteerd of te weinig royalties heeft betaald, of zou betaald hebben.
Tientallen jaren daarna komen nieuwe feiten boven water. Dat kan gebeuren in memoires of gewoon omdat de artiesten of ‘vrienden’ bereid zijn om iets over hun verleden te vertellen, zoals over allerlei conflicten en zakelijke beslommeringen. Wat er lang geleden heeft plaats gevonden wordt dan juist weer interessant, zowel voor wie het zegt of voor degene die het optekent. Bij sommige artiesten kun je zelfs beter wachten tot na hun dood, omdat de mensen dan pas bereid zijn naar buiten te brengen wat ze al lang wisten.
Colin Escott weet Don Everly aan het praten te krijgen
Everly Brothers live op tv in 1957
De Brit Colin Escott, in 1949 geboren, luisterde graag naar de verhalen van artiesten die een stevige carrière achter de rug hadden. Zijn publicaties zijn de moeite van het lezen meer dan waard. Een van zijn boeken is getiteld Tattooed on their tongues. A journey through the backrooms of American music, dat als hardcover in 1996 verscheen. Don Everly (1937-2021), de oudste van de twee broers, die vooral rond 1960 enorm populair waren, haalde er herinneringen in op. De tekst werd twee jaar later gebruikt voor de inlay van een cd.
In zijn stuk liet Colin weten: “Don is a great raconteur, seemingly oblivious after all these years to what or should not be said and what cannot be printed”.
Zo iemand moet je hebben.
Vooral zijn onthullingen over het begin van hun carrière inspireerden mij om dit artikel te schrijven.
In de inleidende alinea’s tekende Colin de achtergronden van de familie. Vader Ike (1908-1975), schreef hij, was opgegroeid in Muhlenberg County (Kentucky, ten noorden van Nashville). Blijkbaar had hij daar in een steenkoolmijn gewerkt. Dat ging wel eens fout. “After one too many narrow escapes down the mine, he and his brothers went to Chicago to work as musicians”.
Ike was volgens Don een goede musicus geweest. “He was a virtuoso country picker – picker in the true, original sense of the word. Ike and his buddy, Mose Rager, based their style on the black guitarists they’d heard back in Kentucky, and can take much of the credit for bringing the fingerpicking style to country music. Ike was an innovator who just never got the breaks”
.
Na de Tweede Wereldoorlog (1941-1945 in de VS) bleef het gezin in leven door veelvuldig voor de radio op te treden. “Life never presented any other serious option”. Samen zingen werd hun tweede natuur. Een voorbeeld waren de Delmore Brothers, die in 1949 scoorden met ‘Blues Stay Away From Me’.
Everly-familie na de Tweede Wereldoorlog
Acuff-Rose
In het contact met Escott verklaarde Don Everly dat zijn muzikale interesse voor country & western nogal ruim was. Dat kwam onder meer door muziekuitgeverij Acuff-Rose, in 1942 opgezet door Roy Acuff (1903-1992) en Fred Rose (1898-1954). Artiesten werden aangezet om de liedjes van de uitgeverij te vertolken. Dat deed het bedrijf door bladmuziek rond te sturen. Don: “Acuff-Rose would send out sheet music and I’d learn all the Hank Williams stuff from that”.
Andere favorieten waren Lefty Frizzell en de Sons of the Pioneers.
Fred Rose en Roy Acuff
Betaald optreden voor de radio werd moeilijk in het begin van de jaren vijftig. Het draaien van grammofoonplaten was een stuk ‘handiger’ voor menig radiostation. “Ike’s career was winding down as live radio sputtered and died”.
Everly senior stuurde wellicht daarom een brief aan gitarist Chet Atkins, die met de populaire Carter Family optrad tijdens een kermis in Springfield, Missouri. Hij vestigde de aandacht op zijn twee talentvolle zoons, Don en Phil. Bovendien schreef Don eigen liedjes.
Dat was een goed argument. Chet had een muziekuitgeverij, Athens Music. Atkins wist de Everly-song ‘Thou Shallt Not Steal’ voor Athens onder te brengen bij de bekende country-zangeres Kitty Wells (1919-2012), die met ‘It wasn’t God who made honky tonk angels’ al eens de top van de country-hitlijst gehaald had. Volgens Don verdiende hij er enkele duizenden dollars mee.
Er was dus een zakelijke band tussen de Everly’s en Chet Atkins, die gaandeweg een steeds invloedrijkere en zakelijke plek in de Amerikaanse muziekwereld ging innemen.

Chet Atkins – Troy Martin – Don Law
Colin Escott noteerde wat Don Everly hem vertelde. Het gezin van Ike Everly verhuisde naar Madison, in de omgeving van Nashville. Het was opnieuw Chet Atkins die de twee jonge artiesten introduceerde, nu bij muziekuitgever Troy Martin. Op zijn beurt had Martin contact met niemand minder dan Don Law (1902-1982), die het bij platenmaatschappij Columbia voor het zeggen had over de country & western muziek.
In een hotelkamer mochten Don & Phil aan Law en diens vriendin wat liedjes voorspelen. De vriendin, kon Don zich in 1996 nog herinneren, zag de broertjes wel zitten. Zij waren ‘cute’. Dat was blijkbaar voldoende – in elk geval van belang – voor een platencontract bij het grote bedrijf.
Tijdens een opnamessie van Columbia-artiest Carl Smith was er nog wat tijd over. In ongeveer twintig minuten zette het tweetal maar liefst vier liedjes op de band. Vanwege de introductie moest Don Everly de helft van zijn rechten aan Martin afstaan, is in het boek te lezen. ‘The Sun Keeps Shining’ werd op single uitgebracht – zonder enig succes en Columbia had verder geen belangstelling meer. Achteraf gezien was het gewoon een probeerseltje.
Hulp van Ernest Tubb en zijn familie
Don en Phil bleven aan de weg timmeren met de liedjes van de oudste broer – Don dus. Veel zich zelf respecterende country-artiesten traden op in de Grand Ole Opry radio show, die vanuit Nashville live de ether inging. Daar kon je misschien wel iets voor elkaar krijgen.
Don: “We stood in the alley out back of the Opry with our songs. I got a few cut. I was already a writer when I came to town, and that validated my credentials”.
Vader Ike hielp een handje. “The whole family was here for a little while, then Dad went up to get work in Hammond, Indiana. He helped us out for about a year, then all of a sudden we got some work. I had a few bucks coming in from the songs, from a Hill & Range advance, and from the Columbia session, but the Kitty Wells money was the biggest – a couple of thousand dollars”.
Eddie Crandall, ooit manager van Marvin Rainwater (1925-2013) en partner van de weduwe van Hank Williams (1923-1953), fungeerde een beetje als manager van het duo.
En dan was er altijd Chet Atkins die een goed woordje voor hen deed in het vak.
Elaine, dochter van country vedette Ernest Tubb (1914-1984), hielp mee omdat ze Don naar eigen zeggen wel zag zitten. Ze zorgde ervoor dat haar broer Justin twee van Dons liedjes op de plaat zette. Bovendien mochten de Everly Brothers optreden in het radioprogramma van vader Ernest, dat veel beluisterd werd omdat het meteen na de Grand Ole Opry de ether inging.
Don: “She was a girlfriend-manager, a year or so older [dan Justin] – but a little more worldly. I was a very naive young boy. Elaine got us on the Ernest Tubb Midnight Jamboree, and we got up and sang with her and by ourselves”.
Don trad zelfs in het huwelijk met Mary Sue Ingraham, een vriendin van Elaine Tubb.
Don en Mary Sue
In die tijd werd hij geboeid door zwarte muziek – artiesten als Ray Charles, het duo Sonny Tery & Brownie McGhee en vooral Bo Diddley. De beat van Diddley probeerde hij met zijn gitaarspel na te doen.
Intussen had hij een contract getekend bij muziekuitgeverij Hill & Range.
Een nieuw platencontract
Colin Escott noteerde wat Don Everly hem allemaal vertelde. Al het geploeter begon resultaat op te leveren, hoorde hij. Wesley Rose (zoon van Fred Rose), de nieuwe directeur van uitgeverij Acuff-Rose en Hickory, de platentak van de uitgeverij, legde belangstelling aan de dag, maar dan moest hij wel zien los te komen van het bedrijf waaraan hij zich voor 500 dollar contractueel verbonden had – voor de rest van zijn leven!
Don, geadviseerd door Chet Atkins, deed zijn best. “I went to Grelun Landon”.
Landon wees hem op de overeenkomst. “Nobody gets out of those contracts. You signed for the rest of your life”.
Het kostte Don Everly, herinnerde hij zich later, heel wat moeite om zich van Hill & Range los te maken. Maar hoe dan ook, zo kwamen de twee jonge artiesten onder de hoede van Acuff-Rose, waar ze waarschijnlijk platen zouden gaan maken voor Hickory.
Het pakte anders uit. Wesley Rose werd benaderd door Archie Bleyer, eigenaar van Cadence Records, het bedrijf dat hits vervaardigd had met de Chordettes, Julius LaRosa, Andy Williams en Bill Hayes. Bleyer was van plan zijn succesvolle bedrijf uit te bouwen. Hoewel hij geen verstand van die muziek had, zag hij wel iets in country & western, het soort muziek waar Acuff-Rose een leidende rol in speelde.
Wesley Rose, Everly Brothers, Felice Bryant
Bye Bye Love
Wesley Rose was uitgever van ‘Bye Bye Love’, een song van het echtpaar Felice en Boudleaux Bryant, dat evenals de nog onbekende Everly Brothers bij hem als liedjesschrijvers onder contract stond. ‘Bye Bye Love’ was door menige artiest afgewezen.
Maar Rose hield vol. Hij wist Bleyer ervan te overtuigen om ‘Bye Bye Love’ met de Everly Brothers op te nemen. Don en Phil stribbelden niet tegen. Don mocht zelfs een stukje eigen gitaarspel (van een demo) implementeren. En ook Phil mocht een beetje meesspelen. Chet Atkins was eveneens van de partij. “He was on hand to play electric fills”.
‘Bye Bye Love’ werd niet meteen een succes. Sterker nog: de single van de broertjes werd opgemerkt door Webb Pierce, een van de populairste C&W-artiesten in 1957. Don kon het zich vier decennia later nog goed herinneren. “Webb heard it on the radio, got the record and cut it”. De grote platenmaatschappij Decca bracht zijn versie vliegensvlug uit.
Don was helemaal in paniek. Hij pakte de telefoon en belde Archie Bleyer. Omdat hij geen verstand had van country & western, merkte Archie op: “Who’s Webb Pierce?”. Maar Don hoefde zich geen zorgen te maken’. ‘Bye Bye Love’ was een pophit aan het worden. “Don’t worry about it. We’re hitting pop”, kreeg Don telefonisch te horen.
Die twee werelden lagen in 1957 ver uit elkaar. “The Everlys had no inkling of what hitting pop meant”.
Bleyer haalde zijn gelijk. In mei 1957 verschenen de Everly Brothers in de pophitlijst van Billboard. De versie van Webb Pierce verdween al snel uit zicht. Bij Cadence hadden Don en Phil hun eerste grote hit te pakken.
Door het succes van ‘Bye Bye Love’ veranderde hun leven. Don kon zich permitteren een gloednieuwe auto aan te schaffen (een Oldsmobile, wist hij tientallen jaren later nog). Bovendien hoefden ze zich niet meer in allerlei bochten te wringen om aan werk te komen. Ze mochten bijvoorbeeld mee doen in de gelederen van Johnny Cash. Wesley Rose trad voortaan op om hun zakelijke belangen te behartigen.
Hitlijst Cashbox, 20 juli 1957
Zakelijke belangen
Geld ging al gauw een rol spelen. Wesley trad niet alleen als hun manager op, hij was tevens eigenaar van muziekuitgeverij Acuff-Rose. Hij had er dus belang bij dat de twee broers zoveel mogelijk liedjes van dat bedrijf op de plaat zouden zetten, dus eigen songs en liedjes van het echtpaar Bryant. Dat leidde wel eens tot conflicten met Archie Bleyer, die Cadence vanuit New York runde.
Don: “They sat in the control room and fought. We got it done in spite of them. Chet Atkins, Boudleaux Bryant, Phil and I, and the band were the ones that produced those records”.
In augustus 1958 (ten tijde van de hit ‘Bird Dog’) mochten de Everly Brothers een album opnemen. Als het aan Wesley Rose had gelegen, zouden ze de elpee vullen met liedjes uit zijn uitgeverij. Het album zou op de markt komen onder de titel ‘Songs Our Daddy [Ike] Taught Us’.
Tot ongenoegen van hun manager selecteerden ze heel oude songs. “A retreat to country music’s pre-history. The songs weren’t big country hits from the last decade or so – something Rose would have preferred with his huge back catalog. Instead, some reached back several hundred years, and only one came from the 1950s”.
Colin Escott: “It was a very adventurous concept; the brothers were accompanied by just their acoustic guitars and Lightnin’ Chance on bass. ‘Songs Our Daddy Taught Us’ drew a straight line between the Everlys and groups like the Blue Sky Boys and the Louvins, and makes the case for them as consummate country performers”.
De broers zouden intussen besloten hebben om Cadence vaarwel te zeggen. Ondanks het werk van de platenmaatschappij wilden ze daar weg, wist Don later nog. Hij had weinig goede woorden voor de aanpak van Bleyer. Don in de jaren negentig: “I knew we would be leaving Cadence, and I wanted the last album to be something musically that I loved, but I didn’t want them to have any possible singles which they would have kept releasing to interfere with our career. I suggested ‘Songs Our Daddy Taught Us’ and everyone went for it. It touched what folk music ought to be – country folk music, songs people would sing sitting on the porch. It’s got class and it ages really well”.
Don was in die tijd ook uitgekeken op de liedjes van de Bryants. Hij wilde meer zelf-geschreven songs opnemen. Dat hij er dan meer mee verdiende vertelde hij er niet bij. “He was getting more confident in his writing and itching to cut something a little more mature”.
Een van zijn eigen songs was ‘Til I Kissed You’. Hij schreef het nummer tijdens een serie optredens in Australië. “I wrote it about a girl I met on that trip. Her name was Lillian, and she was very, very inspirational. I was married, but...you know”. Ook de b-kant nam hij voor zijn rekening: ‘Oh, What A Feeling’.
Bij de single ‘Let It Be Me’ ging het mis. De Everly Brothers wilden ‘Let It Be Me’ als hun nieuwe single (‘Je t’appartiens’, van Gilbert Bécaud).
In de tekst van Escott kun je lezen: “Originally a French song called ‘Je t’appartiens’, it had been a minor hit in 1957 for Jill Corey. Don heard the song on a Chet Atkins album. ‘It was one of the great songs of my lifetime’, he says. ‘We still close the show with it. I heard it on Chet Atkins in Hollywood as an instrumental. I said to Chet, ‘I love that melody. Is there a lyric?’
He said, ‘Yes, and it’s a great one’.
I went to Archie and told him I wanted to do it with strings.
Wesley just sat there pouting through the whole session like a kid’.
It was cut in New York – the first non-Nashville session for the brothers”.
Volgens Don had zijn vader ook een album bij Cadence opgenomen. Dat was echter nooit uitgebracht.
Van Cadence naar Warner
Zoals gezegd, de Everly Brothers wilden weg bij Archie Bleyer en Cadence. Wesley Rose, hun manager en uitgever, ging in juli 1959 op zoek naar een contract voor tien jaar. Er zou een voorschot op royalties van 100.000 dollar per jaar betaald moeten worden. In die tijd was dat een kolossaal bedrag. Investeren in een pop-act was sowieso een risico. Popartiesten konden snel populair worden, maar het kon ook na korte tijd afgelopen zijn. Er waren maar weinig artiesten die het tien jaar aan de top volhielden. Escott noemde er drie: Elvis Presley, Pat Boone en Ricky Nelson.
Warner Brothers hapte toe. Het jonge platenbedrijf had al aardig gescoord, vooral met ‘Kookie Kookie, Lend Me Your Comb’ van Edd Byrnes. Warner, financieel gesteund door de gelijknamige filmmaatschappij, zocht ‘vastigheid’ en wist de Everly Brothers te strikken voor de helft van de vraagprijs: $50.000 dollar per jaar.
Escott: “President Jim Conklin needed name acts with clout in the marketplace, and he had Warners’s deep pockets to dip into. The Everlys seemed heaven-sent”.
Zo’n deal was niet eerder tot stand gekomen.
‘Cathy’s Clown’ en ‘Temptation’
Don Everly vertelde dat Wesley Rose, zonder dat hij en zijn broer ervan op de hoogte waren, deel van het nieuwe contract geworden was. “He wanted us to cut Acuff-Rose songs only”. Zoals eerder aangegeven: Wesley had twee petten op – hij was manager én muziekuitgever.
In het begin waren er geen problemen. Met ‘Cathy’s Clown’ (van Don en Phil, en dus uitgegeven door Acuff-Rose) maakten ze een enorme hit.
De opname vond opnieuw in Nashville plaats, in de gebruikelijke studio en met vaste technici.
Don: “We’d find the song, do the arrangement, go in, tell the musicians what we wanted, tell the engineer. We’d produce it in the studio. There was nothing for Wesley to do but time it. His part and Archie’s part has been overplayed. Basically, they did not like or care about the music in the way that Phil and I did. I loved it. They looked at it as money. Their idea of what was going to hit was sometimes absurd”. Dat zei hij veel later.
Rond 1960 werd het mode om oude liedjes op een rock & roll-manier op te nemen, zoals ‘Wooden Heart’ (Elvis Presley), ‘Mack The Knife’ (Bobby Darin), ‘Blue Moon’ (Marcels), ‘Lili Marlene’ (Connie Francis), in Nederland ‘Ramona’ (Blue Diamonds).
De Everlys wilden aan de rage meedoen met een nieuwe versie van ‘Temptation’, een song uit 1933, geschreven door Nacio Brown en Arthur Freed. De originele versie was van Bing Crosby. Don: “I woke up one morning and I’d dreamed the arrangement. That’s when the shit hit the fan with Wesley. He hated ‘Temptation’; I loved it”.
Maar: “If he’d owned the publishing, he’d have loved it too”.

Don vertelde dat het conflict over ‘Temptation’ aanleiding was geweest om vervroegd een einde te maken aan het managementcontract met Wesley Rose, dat sowieso in mei 1962 afliep. Dat had tot rechtszaken geleid. Om te ‘pesten’ had Rose de release tegengehouden van hun versie van ‘Love Hurts’, die ze al hadden opgenomen. In plaats daarvan liet hij de song vastleggen door Roy Orbison. Don vertelde er niet bij dat ‘Love Hurts’ een Bryant-song was. Van het echtpaar hadden hij en Phil juist afstand genomen.
Zoals bekend werd ‘Love Hurts’ later met veel succes door de Britse groep Nazareth uitgebracht.
Moeilijke tijden
Om de problemen, die ze zelf min of meer opgeroepen hadden, uit de weg te gaan, verhuisden de Everly Brothers naar Californië, van waaruit platenmaatschappij Warner Brothers opereerde. Besloten werd om hun oude Cadence-hits nog eens op tape te zetten, zoals Taylor Swift dat onlangs deed na haar conflict met Big Machine Records en Scooter Braun.
Archie Bleyer hield het voor gezien, kon Don zich in 1996 nog herinneren. Hij verkocht al zijn rechten en mastertapes aan Andy Williams, die niet met de Everlys tot overeenstemming wist te komen. Tientallen jaren lang bleef het conflict over de eerste hits voortwoekeren, zoals dat ook gebeurde met John Fogerty (Creedence Clearwater Revival) en Fantasy Records. “Andy bought it so that his old stuff couldn’t be repackaged – like he’s done to us the last twenty-five years”.
Met de aankoop van Cadence hield Andy Williams dus ook zijn eigen catalogus onder controle.
Colin Escott en Don Everly waren het erover eens dat het opnieuw opnemen van hun oude hits niet goed uitgepakt had. “Using much the same session men on the recuts, the sound was predictably close; only the indefinable edge that separates a hungry artist from a sated one was missing - along with the sparkle that comes from singing something for the first time as opposed to the thousandth time. Wesley Rose was at the sessions and a queasy peace prevailed”.
Dienstplicht
Terwijl het minder goed ging met hun carrière, werden de broers bovendien opgeroepen hun dienstplicht te vervullen. Daar viel niet aan te ontkomen, had Elvis Presley al ervaren. Als een soort tegemoetkoming slaagden Don en Phil er nog in om gelijktijdig het leger in te gaan. Op die manier bleven ze zo kort mogelijk uit de muziek business. Maar toch…
Don had nog meer problemen tekende Escott op. “In October 1962, the brothers left for England to tour with Frank Ifield and Ketty Lester. It was in London that Don’s problems with prescription drugs in non-prescription quantities surfaced. He was flown back to the United States. Wire service reports said that he had suffered food poisoning or a nervous breakdown, but the truth was he had overdosed.
Phil finished the tour alone. The whole period is a blur for Don. ‘We went into the Marines. I had some personal problems around about ’62, then I woke up and the Beatles were here’”.
in het leger
Hun populariteit was tanende. Ze hadden nauwelijks een idee welke veranderingen plaats hadden gevonden. “Don and Phil had a sneak preview of the change that was going to come. They’d returned to England on a make-good tour in the fall of 1963, starring with Bo Diddley, Little Richard and – at the bottom of the bill – the Rolling Stones. ‘We arrived and there was a group of photographers and reporters waiting and they wanted to know what we thought of the Beatles’, said Don.
Like everyone else, the Everlys wanted to know what a ‘Beatle’ was”.
Engeland en Californië
De broers concentreerden zich weldra op Engeland. Don trad in het huwelijk met de Britse actrice Venetia Stevenson. Het huwelijk dat tot 1970 duurde zag hij achteraf als een gelukkige tijd. De Everlys waren nu meer populair in Engeland dan in Amerika, waar Britse muziek de originele Amerikaanse muziek behoorlijk verdrongen had. “I began to have a really wonderful time of my life in England working. I felt pertinent to the situation. I didn’t feel discarded”.
In Amerika moesten de broers een nieuwe plek zien te vinden. “Being the Everlys in the ’60s was a handicap. We didn’t fit between the Holding Company [met Janis Joplin] and whoever”. Het duo werd voorlopig weggezet in de categorie ‘nostalgie’. Rond 1970 was er een heropleving van de oorspronkelijke rock & roll. Zelfs Bill Haley was weer in trek.
Volgens Escott gaf hun muziek echter de aanzet tot wat hij omschreef als ‘the birth of the Californian country-rock scene’. Het album ‘Roots’ was voor Europa een eye-opener, maar flopte in Amerika.
“Don desperately wanted to be a part of what was happening. He saw a place for the Everlys in the age of Aquarius, but it’s doubtful that Phil did, and the bookers certainly didn’t; they saw an act that should be feeding the already growing nostalgia for the pimply innocence of fifties music.
Later, the Everlys were present at the birth of the California country-rock scene, and there the pattern repeated itself. Rather than pick up with country music where they’d left off in 1955, the Everlys jumped at a suggestion from Andy Wickham at Warner Bros. in England that they do a concept album in which their current take on country music would be intercut with excerpts from old Everly Family radio shows from the early fifties.
That album, ‘Roots’, which deserves to be talked about in the same breath as the Byrds’s ‘Sweetheart of the Rodeo’, flopped and became some of the best music 99 cents ever bought”.

Het contract met Warner liep ten einde. De broers tekenden bij RCA, waar Chet Atkins de scepter zwaaide. Ze maakten er twee albums, ‘Pass The Chicken and Listen’ en ‘Stories We Could Tell’.
Escott: “The only publicity they got during their RCA contract was when they split up. Just as they’d lived most of their lives in public, so they split up in public. The rift came in July 1973 on stage at Knott’s Berry Farm in the Disney complex”.
In 1983 werkten de broers opnieuw samen, nu voor Mercury (Polygram). Hun reünieconcert in Londen kreeg veel publiciteit. Paul McCartney kwam op de proppen met ‘Wings of a Nightingale’.
Daarna werd het weer rustiger. Escott: “After their reunion in 1983, Don and Phil began recording for Mercury in Nashville and charted a few country hits, but they’re currently without a contract. They still work together, Don based in Nashville and Phil in Los Angeles”.
Op leeftijd
Wat Colin Escott in 1996 over Don Everly opschreef gaf hij de titel ‘An Everly Brother in Winter’ (!) mee. Nadat hij zijn herinneringen had opgehaald verklaarde Don: “I’m going to finish my life out with my roots in music”. Zijn nieuwe songs zouden beter dan ooit zijn. Maar belangstelling was er nauwelijks. Het hoogtepunt was voorbij. “Youth is everything. Don feels that his songs are better than ever, his band is hot, and his voice has mellowed well with age, but it’s tough being an Everly Brother in the 1990s if you have an ambition to do more than play for folks who want to Remember When”.
In de jaren negentig miste hij de erkenning voor wat hij op dat moment aan het doen was. Dat had hij, vond hij, niet verdiend. “Old men need applause, too”, met die woorden eindigde hij zijn relaas.
Op 21 augustus 2021 overleed Don Everly, in Nashville.
Harry Knipschild
30 juli 2025
Clips
* Kitty Wells, Thou shallt not steal
- Raadplegingen: 643