48 - Op reis in een veranderend Amerika
In 1994 reisden Greetje Suman en ik voor het eerst door de Verenigde Staten van Noord-Amerika. In die dagen was Bill Clinton de president van het land. Dat veranderde. De Democraat Clinton (r. 1993-2001) werd opgevolgd door Republikein George W. Bush (r. 2001-2009), Democraat Barack Obama (r. 2009-2017) en Republikein Donald Trump (r. 2017-2021).
Trump fungeerde – of trachtte te fungeren – als president ten tijde van de laatste reis die wij er samen in het najaar van 2017 maakten, 23 jaar later dus. We trokken van 24 september tot 15 oktober rond door de staten North Carolina, South Carolina, Georgia en Virginia.
In een kwart eeuw was er heel wat veranderd. Dat was goed op te merken in de berichtgeving van de media overal in de westerse wereld. Het Nederlandse journaal had kort vóór ons vertrek bijvoorbeeld beelden uitgezonden van Amerikanen met een donkere huidskleur (African Americans) die zich in het voormalige ‘zuiden’ verzetten tegen symbolen uit het verleden, toen de blanken zich in die streek superieur voelden en dat bekrachtigden door hun helden meer dan levensgroot in brons uit te beelden op tal van plaatsen.
Een aantal van die monumenten was inmiddels neergehaald, zoals elders in de wereld herinneringen aan Saddam Hoessein (Irak), Lenin (Litouwen), Van Heutsz (Nederland), Leopold II (België), Stalin (Boedapest) en sjah Reza Pahlavi (Iran) niet meer de plek innamen die in andere tijden vanzelfsprekend leek te zijn.
Saddam Hoessein, april 2003
Durham
In diverse staten van Amerika waren de ontwikkelingen volop bezig vóór, tijdens en na de reis. Dat bleek al meteen na aankomst in Durham, North Carolina, in het centrum van de gerenommeerde Duke University. Een kapel, opgezet als christelijk centrum, had een nieuwe betekenis gekregen. Uit oogpunt van verdraagzaamheid diende die nu voor alle religies, inclusief boeddhisme en islam. De universiteit had er zelfs een atheïstische dienst gehouden – met een laptop op het altaar. Er waren gebrandschilderde ramen van onder meer Thomas Jefferson, Maarten Luther, Veronica en John Wycliffe.
Binnen kon je een boekje meenemen met informatie. Daarin werd (nog) aandacht geschonken aan de zuidelijke held Robert E. Lee, die – om bloedvergieten te voorkomen – de orders van de zuidelijke president Jefferson Davis terzijde geschoven had en zo een einde maakte aan de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865). Het boekje was inmiddels geschiedenis geworden. Want het beeld van de generaal bij de ingang had men verwijderd – enkele weken vóór onze komst.
Op een bijgevoegde bladwijzer in het boekje legde de universiteit verantwoording af. “A statue of Robert E. Lee in the main entrance portal of Duke University was removed by the university on August 19, 2017.
In the Sunday morning worship service that followed, Duke chapel dean Luke A. Powery said the empty space may represent ‘a hole that is in the heart of America, and perhaps in our own human hearts – the hole that is from the sin of racism and hatred of any kind’. But he said the empty space may also represent ‘an openness toward the possibility of healing, even in our day’.
The statue will be preserved so that students can study Duke’s complex past and take part in a more inclusive future”.
Elders in Durham vonden we het voetstuk van een monument (voor een zuidelijke soldaat tijdens de Burgeroorlog) dat in die zelfde dagen eveneens was verdwenen. Journalist David Graham was erbij en rapporteerde.
Of het beeld moest blijven staan stond al enige tijd ter discussie. Op 17 augustus was verder praten niet zinvol meer. “Groups of protesters decided that if Durham County was in no hurry to take down the rebel soldier, they’d do so themselves. As Durham County commissioners met inside the building, which now houses county offices, a group of protesters wrapped a yellow rope around the statue and pulled. The statue tumbled down with barely any effort, crumpling at the feet of its imposing granite pedestal”.
De soldaat die voor de rechten van de zuidelijke staten vocht werd anno 2017 omschreven als ‘rebel soldier’. Dat was politiek correct geworden.
In de krant las je: “The statue had stood on the courthouse’s manicured lawn since 1924, when the United Daughters of the Confederacy [verbond van zuidelijke staten] erected it. For 93 years, the Confederate picket watched over all who entered the building. And then, in a matter of seconds, he was gone, irreparably destroyed by his fall: his musket mangled, his legs bent forward, and a huge dent in his head from some zealous protester’s boot”.
Graham keek toe. “A mix of young and old, black and white, graying hippies and black-clad anarchists, yelled ‘Fuck Trump’ and held signs saying, ‘Black Lives Matter’ and ‘The Whole Damn System Is Guilty as Hell’.
There was still an air of euphoria in the crowd. Everyone seemed amazed how easily the statue had come down. For most Americans, the mention of a statue being toppled immediately conjures footage of the Saddam Hussein statue pulled down in Firdos Square in Baghdad in 2003, early in a war that had probably radicalized a few of the demonstrators in Durham”.
Het was allemaal snel gegaan. “The Confederate soldier hadn’t required a long process or the help of a tank – just a good tug and he’d come right down. Even stranger, no police had intervened, even as the protesters brought out a rope and a ladder. Sheriff’s deputies had just watched”.
De gezagsdragers ‘keken weg’. Die uitdrukking lees je wel vaker in onze dagen.
Wat opviel in Raleigh (hoofdstad van North Carolina)
Onze reis was er niet speciaal op gericht om het opduikende ‘geweld’ en andere veranderingen te gaan bestuderen. Maar als je in die tijd rondtrok kon je er niet omheen. Omdat het begon op te vallen, ging je er bovendien vanzelf op letten.
Bij ons bezoek aan Raleigh, hoofdstad van North Carolina, namen we een versnapering. Bij de ingang van The Raleigh Times hing een bordje met de waarschuwing: ‘geen vuurwapens en andere wapens mee naar binnen nemen’. Dat bleek geen grap te zijn. Het was een belangrijke issue, hoorde ik.
Een regeringsgebouw binnen lopen ging heel makkelijk – althans in de Verenigde Staten – ook in Raleigh. Na een inspectie van wat je bij je had (dus geen wapens) kon je in het capitool gewoon rondlopen. Binnen draaide alles om een standbeeld van George Washington (r. 1789-1797). Overal in het gebouw werd naar die eerste president verwezen.
Naast het gemakkelijk toegankelijke kantoor van de gouverneur van North Carolina hingen borden met de veranderingen die na de Burgeroorlog in de Amerikaanse grondwet waren aangebracht. Natuurlijk was er een die slavernij (en dwangarbeid) voortaan verbood – behalve als die in de vorm van straf door een rechter was opgelegd.
In de onmiddellijke omgeving van het gebouw had men lang geleden monumenten opgesteld. Die waren er nog bij ons bezoek. Maar niet lang meer. Op 20 juni 2020 kon je lezen: “Crews removed two Confederate statues outside the North Carolina State Capitol in Raleigh on order of the governor, the morning after protesters toppled two nearby statues”.
De gouverneur van North Carolina greep zelf in. “Democratic Governor Roy Cooper [vanaf 1 januari 2017 in functie], who has long advocated removing the statues, said in a news release that removing the statues was a public-safety imperative.
The statues removed include one statue dedicated to the women of the Confederacy, and another placed by the United Daughters of the Confederacy honoring Henry Wyatt, the first North Carolinian killed in battle in the Civil War. Both statues stood for over a century”.
Het was al onrustig in Raleigh. “Protesters pulled down two statues of two Confederate soldiers that were part of a larger obelisk. Police had thwarted a previous attempt to topple the figures. But after the officers cleared the area, protesters mounted the obelisk and were able to take down the statues. The statues were dragged down the street and one was strung up by its neck from a light post.
Cooper said Saturday that the remaining parts of that memorial would be removed as well”.
Zoals op veel plaatsen in de VS uitte zich ook hier de tegenstelling tussen de Republikeinen en de Democraten. Dan Forest, plaatsvervangend gouverneur, hoorde tot de tegenpartij. In het openbaar viel hij de gouverneur aan. “Republican Lt. Gov. Dan Forest issued a statement condemning the protesters’ actions and blaming Democratic Gov. Roy Cooper.
‘North Carolinians should be shocked by the utter lawlessness that occurred in downtown Raleigh once again, this time on the State Capitol grounds. While Gov. Cooper shifted blame when our cities were looted and buildings were damaged, he has no excuses this time.
Last night’s destruction occurred on state property, right next to his office. It is clear that Gov. Cooper is either incapable of upholding law and order, or worse, encouraging this behavior’, Forest said”.
De gouverneur verdedigde zich met de woorden: “Monuments to white supremacy don’t belong in places of allegiance, and it’s past time that these painful memorials be moved in a legal, safe way”.
Columbia (hoofdstad South Carolina)
Na North Carolina bezochten we South Carolina. De hoofdstad, Columbia, is vernoemd naar Columbus (1451-1506), de ‘Italiaan’ die namens het Spaanse koningspaar Ferdinand en Isabella in 1492 met de Santa Maria koers zette naar het westen. Eeuwenlang werd hij geprezen als de ‘ontdekker van Amerika’.
Ook Columbus was niet ‘veilig’ meer toen we in 2017 rondtrokken. In de Main Street van het voornamelijk blanke Charlottesville (Virginia) was een wand aangebracht. Iedereen mocht er met krijt een oordeel over elk onderwerp geven. Trump (‘dump Trump’) en de ‘whites’ waren onderwerp van spot.
Dichtbij zat een jongeman op een stoel met een tekst waarin hij opriep dat mensen maar eens goed over de Dag van Columbus (12 oktober, de dag dat deze arriveerde in 1492) moesten nadenken.
Er werd niet alleen gedacht maar ook gehandeld, meldde Ivan Perreira op 10 juni 2020. “As cities and organizations across the country continue to take down monuments, memorials and other symbols of hate, one controversial historical figure has come back into the spotlight: Christopher Columbus.
While the debate over the controversial European explorer reignited, some of his opponents have already taken bold action to his memorials.
A Columbus statue in Richmond, Virginia, was torn down by protesters, set on fire and then submerged into a lake, police said. Another Columbus statue in Boston was decapitated, according to Boston police”.
Columbus in Boston, juni 2020
Mocht een standbeeld uit 1892 in New York (Central Park) nog blijven?
Nazaten van de oorspronkelijke bewoners van wat nu Manhattan heet, vonden van niet. “Melissa Iakowihene Oakes, the executive director of the American Indian Community House, said now is the right time to remove the 128-year-old statue, because the city did not need a monument to a figure who had a history of destroying and enslaving indigenous people”.
Eer bewijzen aan ‘slavendrijver’ Columbus was uit den boze: “Proponents for the statue acknowledge that Columbus’ history was far from the heroic, noble explorer portrayed in some history books”.
Maar veel Amerikaanse steden hadden een Italiaanse wijk, een ‘Little Italy’, met ‘afstammelingen’ van Columbus. Perreira: “They said the history behind the New York statue is more nuanced.
Richard Alba, a distinguished professor of sociology at the Graduate Center of CUNY, who was part of a special commission that reviewed controversial monuments in New York City, noted that the New York statue was erected mostly to honor Italian Americans persecuted during the 19th century”.
Alba: “The history of that statue is different from the Confederate statues of the south, which were put up to symbolize the triumph of whites over blacks in the south”.
In Trouw kon je onlangs lezen dat Columbus ‘door activisten verantwoordelijk wordt gehouden voor de onderdrukking van inheemse inwoners van het continent’.
Zou de hoofdstad van South Carolina nog wel Columbia mogen blijven heten?
Wat opviel in Columbia
Misschien had men in Columbia wel tijdig maatregelen genomen. Twee jaar vóór ons bezoek aan de stad was de vlag van het zuiden al verwijderd, maakte journaliste Amanda Holpuch duidelijk.
“The Confederate battle flag is permanently removed from the South Carolina statehouse grounds during a ceremony in Columbia, South Carolina July, 10, 2015. South Carolina removed the Confederate battle flag from the state capitol grounds to chants of ‘USA, USA!’, after three weeks of emotional debate over the banner, a symbol of slavery and racism to many, but of Southern heritage and pride to others”.
Holpuch: “South Carolina highway patrol honor guard marched to the flag, before entering the gate surrounding it, to cheers that erupted as they used a lever to wind down the flag. The crowd sang ‘Na na, hey hey, goodbye’ as the honor guard folded the flag, before marching to the capitol steps.
Activists have been pushing for the flag to be removed for decades, after it was placed on the capitol dome in the 1960s. While some defended it as part of the south’s heritage, others believe it is a racist symbol”.
vlag neergehaald (2015)
Onwetend van wat zich eerder hier had afgespeeld (dat ontdekte ik na terugkomst) viel ons nadrukkelijk op dat de rol van de ‘African Americans’ in en bij het regeringsgebouw van South Carolina (capitool) benadrukt werd. Was dat om die mensen tevreden te houden, vroeg ik me ter plekke af.
Tijdens de rondleiding viel mijn oog op een embleem van joden in Amerika. Velen van hen hadden moeten vluchten om te ontkomen aan de vervolging in het Russische tsarenrijk. Aan dat onderwerp werd geen woord besteed. Waren die voldoende geassimileerd en aan de macht gekomen?
In een van de hallen hing een tablet dat de afscheiding van South Carolina in 1860 vastgelegd had. Dat onderwerp was tijdens de rondleiding nog niet aan de orde geweest. Moeilijk om erover te praten, zo bleek. Maar toen Greetje een foto van de plaquette gemaakt had, werd het alsnog aan de orde gesteld.
De gids die ons door de zalen leidde bleef wel stilstaan bij een schilderij uit 1845, dat een prominente plaats innam. William Ranney beeldde daarin uit hoe George Washington tijdens de slag van Cowpens (1781) in leven bleef dankzij een anonieme zwarte jongeman. De hulp van deze ‘African American’ droeg er in hoge mate toe bij dat de Verenigde Staten hun onafhankelijkheid konden bewerkstelligen – althans zo werd het uitgelegd. Dat was nog eens een nieuwe kijk op de Amerikaanse geschiedenis.
Battle of Cowpens
Na de rondleiding kregen we een inleidende film te zien, mooi gedaan, waarin een zwarte Amerikaan ons een en ander vertelde over South Carolina en het gebouw. Buiten vonden we een groot monument dat sinds 2001 eer betoonde aan de bevrijding en emancipatie van de zwarte bevolking. Het was een ontwerp van Ed Dwight, African American, beeldhouwer en testpiloot, die bij de NASA geweerd zou zijn vanwege zijn huidskleur.
Onder de zeer vele in beeld gebrachte personen zocht ik naar artiesten en vond jazztrompettist Dizzy Gillespie (1997-1993), die ik zelf enkele malen had zien optreden. Vergeefs keek ik uit naar afbeeldingen van rhythm & blues artiesten als James Brown en Brook Benton, die me op dat moment door het hoofd schoten. Andere zwarte artiesten, in deze staat geboren, zijn bijvoorbeeld Chubby Checker, Eartha Kitt, Peabo Bryson, Reverend Gary Davis en Josh White.
Bij het capitool van de staat was bovendien een boot in brons uitgebeeld – een boot die slaven vanuit Afrika naar Amerika had gebracht.
Augusta
In een paar weken tijd maakten we heel wat kilometers om wat van het zuiden te zien. Greetje had belangstelling om Augusta te bezoeken. De stad op de grens van South Carolina en Georgia stond bekend om de Augusta National Golf Club, een van de meest exclusieve golfoorden ter wereld. Greetje hoefde er niet te spelen. Alleen maar even kunnen rondkijken was al een reis waard.
Die blik was haar nauwelijks gegund in dit bijzondere oord. De baan was immers volledig van de buitenwereld afgesloten. Op allerlei plaatsen waren hoge, groene schotten aangebracht, waar je niet eens doorheen kon kijken. Elders bomen en andere beplantingen om het gezicht onmogelijk te maken. Hoe was het mogelijk, vroeg ik me af.
In het plaatselijk museum kreeg je antwoord op dat soort vragen. In twee ruimtes zag je van alles over die sport in de golfhoofdstad van de wereld – inclusief een Augusta groen jasje: “When an individual wins the Masters, they are presented one of its coveted symbols – the Green Jacket” had men naast zo’n jasje afgedrukt (met hoofdletters).
Zo’n groen jasje, hoe eervol ook als je het aangeboden kreeg, maakte je nog geen lid van deze bijzondere golfclub. “Membership is strictly by invitation: there is no application process”. Tot de huidige selecte groep leden behoren mensen als Bill Gates (Microsoft), Warren Buffett en, sinds 2012, Condoleezza Rice, minister van buitenlandse zaken onder Barack Obama.
Rice was (samen met Darla Moore) niet alleen de eerste vrouw, maar ook de eerste zwarte persoon. En dan te bedenken dat de voorzitter van de club, Clifford Roberts, jarenlang verkondigd had: “As long as I’m alive, all the golfers will be white and all the caddies will be black”. Over veranderingen gesproken…
Condoleezza Rice
In het museum van Augusta nam ook James Brown een prominente plaats in – anders dus dan in Columbia, de hoofdstad van de staat South Carolina, waar hij in Beech Island geboren was. Bij de ingang was op een bord groot aangegeven: “Augusta Museum and History – The Godfather of Soul, Mr. James Brown”.
Je zag de stoel die hij gebruikt zou hebben om – als kind – in Augusta schoenen te poetsen, zijn stoeltje bij de verfilming van de Blues Brothers, allerlei trofeeën (een grammy voor ‘Living in America’), een eredoctoraat, foto’s, hoezen. Terwijl je er rondliep hoorde je keihard ‘Papa’s got a brand new bag’ en ‘This is a man’s world’.
Een bezoeker had genoteerd: “Thank you Mr. James Brown for making me proud to be who I am. Say it loud, I’m black and I’m proud!” In een vitrine waren zijn woorden tentoongesteld.
Er werd gewezen op zijn jeugd in een bordeel en dat hij in die tijd in een tuchthuis (jeugdgevangenis) belandde. De teksten waren vaak gebaseerd op de autobiografie James Brown. The Godfather of Soul. In het museum vond ik bovendien allerlei gegevens over zijn vrouwen en familie, in verband met de verdeling van de erfenis die ruim tien jaar na zijn overlijden nog volop ter discussie stond.
Ook buiten het museum was James Brown prominent aanwezig. Op Broad Street vonden we een beeld van de artiest. Met een publieke camera kon je je erbij laten fotograferen. Dat hoefden wij niet: Greetje en ik werden meteen aangesproken door een vrouw die naar eigen zeggen een vriendin van een van zijn dochters was geweest. Ze waren samen opgegroeid en samen naar school geweest.
Ook elders in Augusta zag je herinneringen aan de ‘hardest working man in showbusiness’. Er was bijvoorbeeld een James Brown Boulevard en een James Brown Arena.
In Augusta hoefde je geen moeite te doen om iets terug te vinden over de man die ik als employee van Polydor enkele keren de hand mocht drukken en die me op Schiphol eens met zachte stem en vriendelijk bedankte dat ik de moeite had genomen om hem af te halen.
Greetje en Harry bij James Brown in Augusta
Macon
Elders in Georgia, Macon om precies te zijn, was niet alleen een museum gewijd aan de Allman Brothers Band, maar ook een aan soulzanger en zakenman Otis Redding (tevens ontdekker van Arthur Conley), die in deze stad opereerde. Zijn graf, in de omgeving, was verboden terrein. Dat gold bovendien voor het voormalige ‘paleis’ van James Brown in Beech Island – dat was helemaal van de buitenwereld afgesloten en niet eens van een afstand te zien.
Otis Redding (1941-1967) had men in Macon niet vergeten. In een van de straten, Cotton Avenue, bevond zich een klein museum. In een park vond ik een monument van de artiest waarop je hem gitaar zag spelen, terwijl hij ‘Sittin’ on the dock of the bay’ in California componeerde. Op bescheiden sterkte, dus niet zo ‘loud’ als bij James Brown, hoorde je hem zijn prachtige soul-hits zingen, zoals ‘Respect’ (live opgenomen in Europa, vertelde een stem). Gebeurde dat alleen overdag, vroeg ik me af. Zou het ’s nachts gewoon doorgaan? Het park was inmiddels formeel omgedoopt tot Otis Redding-park.
Otis begon zijn muzikale loopbaan als volgeling van stadgenoot Little Richard (1932-2020). De plaatselijke VVV (visitor center) was gevestigd op de plek van een bushalte waar Richard Penniman in zijn jonge jaren gewerkt had, werd ons binnen verteld. Aan de wand vond je afbeeldingen van de platen die Richard voor het Specialty-label in de jaren vijftig gemaakt had – elders in de VS.
Een van de straten in Macon, konden we later die dag ook zelf constateren, had een nieuwe naam gekregen: Little Richard Penniman Boulevard. De autoriteiten van Macon deden hun best om de zanger van ‘Tutti Frutti’, ‘Long Tall Sally’ en ‘Lucille’ in de city-marketing te integreren.
In Macon was in 1981 bovendien het Tubman African American-museum gevestigd (‘the largest museum in the nation dedicated to educating people about the art, history and culture of African Americans’). Omdat het die dag gesloten was, konden we het museum niet bezoeken.
Andere ervaringen
Zoals ik al eerder schreef, naarmate we langer in de regio aanwezig waren, werden we ons meer en meer bewust van de veranderingen die aan het plaatsvonden. Tijdens eerdere reizen, bijvoorbeeld, had het bezoek aan een slagveld uit de Burgeroorlog een ‘neutraal’ karakter. Geduldig werd je uitgelegd wat er allemaal had plaatsgevonden. De namen van de zuidelijke generaals werden vaak met enige eerbied – soms trots – uitgesproken.
In 2017 hadden we andere ervaringen, althans zo begon ik het te voelen. We hielden deze keer halt bij Bentonville (North Carolina). Hier was kort voor het einde van de oorlog (19-21 maart 1865) nog hevig gevochten. De zuidelijke soldaten zouden beseft hebben dat ze voor een verloren zaak streden, maar ze deden het toch. Menigeen moest operatief behandeld worden in een veldhospitaal. Dat ging er nogal primitief aan toe, hoorden we. Chloroform om te verdoven was schaars in die dagen. Binnen een kwartier waren de gewonden voor de rest van hun leven invalide.
Voor degenen die de slag niet overleefd hadden had men een kerkhof ingericht. Op een monument was een tekst aangebracht: “In memory of the North Carolina soldiers who fought and died so courageously and the civilians who suffered so grievously during the Battle of Bentonville”.
Enigszins verrassend was de aanwezigheid van zuidelijke vlaggetjes bij de graven van onbekende soldaten. Een monument voor generaal Joseph E. Johnston stond er onaangetast – eveneens met een zuidelijke vlag.
Veel belangstelling was er niet om het slagveld te bezoeken. Er werd immers kritisch gekeken naar alles wat herinneringen opriep aan de Confederate States of America. Een vrouw die er werkte verklaarde echter dat de toeloop zeker niet minder was, maar ze had, noteerde ik, wel de schrik in haar ogen toen ze dat zei. In de winkel van het museum waren boekjes te koop als Twelve years a slave en Women’s Slave Narratives.
In Bishopville (South Carolina) was een museum voor de veteranen van de Burgeroorlog samengevoegd met dat voor de katoenteelt. De veteranen, dat waren soldaten die vanaf de oorlog voor onafhankelijkheid tot en met Afghanistan gevochten hadden. Van de Burgeroorlog hadden ze niet zoveel bekende onze gids. Hij wees naar wat vlaggen van weleer, waar in een hoekje het embleem van de Confederates afgebeeld was. Dat waren gewoon de oude vlaggen van South Carolina stelde hij nadrukkelijk. Ongevraagd liet hij zich ontvallen dat wat zich op dat moment in zijn land afspeelde (zoals rondom Robert E. Lee) ‘complete onzin’ was.
Terug naar het noorden: Charleston, Charlottesville en Richmond
Het werd tijd om in noordelijke richting terug te gaan. Onderweg bezochten we Charleston, de oude hoofdstad van South Carolina, waar het openbaar vervoer gratis was. In een van de volle bussen waarmee we ons verplaatsten stapten enkele diklijvige zwarte vrouwen zelfbewust naar binnen. Omdat ze van een rollator gebruik moesten maken hadden ze voorrang. Een van hen bezette drie stoelen tegelijk zodat voor een oude blanke man alleen een staanplaats overbleef, zo viel het me op. Wat zou er gebeurd zijn als de vrouw blank geweest zou zijn en de grijsaard zwart, vroeg ik me ter plaatse af.
centrum van Charlottesville, oktober 2017
Charlottesville, Virginia, ik heb het al eerder aangegeven, stond tijdens ons verblijf op stelten vanwege de rassenrellen in dat jaar. Het lokale ruiterbeeld van Robert E. Lee was aan het oog onttrokken door een kolossale zwarte vuilniszak.
Het beeld is vorige maand uit de openbare ruimte verwijderd, evenals dat voor generaal Stonewall Jackson, de zuidelijke overwinnaar van de slag bij Bull Run, de eerste veldslag tijdens de Burgeroorlog. Zij hadden, meldde de NOS, immers ‘gevochten voor behoud van de slavernij’.
Daar hield het niet mee op. “Naast twee beelden van de omstreden generaals werd ook meteen een eerbetoon aan ontdekkingsreizigers Lewis en Clark weggehaald. Lewis en Clark brachten tussen 1804 en 1806 op verzoek van president Jefferson het westen van het Amerikaanse continent in kaart, een gebied dat met de Louisiana Purchase was overgenomen van Frankrijk. Omdat Lewis in de buurt van Charlottesville is geboren, werd het beeld daar in 1919 geplaatst. De afgelopen jaren was het bronzen beeld in opspraak geraakt, omdat de Shoshone-gids van de twee witte mannen geknield aan hun voeten was uitgebeeld. Deze Sacagawea had juist een onmisbare rol gespeeld in het door onbekend terrein loodsen van de expeditie”.
Omdat het takelwerk vervroegd kon worden afgerond, werd in de gemeenteraad besloten om ook dat beeld te verwijderen.
“Ik vind dat het gewoon moet worden omgesmolten”, zei Rose Ann Abrahamson, een afstammeling van Sacagawea, tijdens de raadsvergadering. “Het is totaal beledigend en moet worden vernietigd. Maar het kan ook gebruikt worden om het publiek beter voor te lichten”.
overgave van Robert E. Lee aan Ulysses S. Grant c.s.
Evenals in 1994 maakten we ook uitstapjes naar Appomatox, waar Robert E. Lee het aan hem toevertrouwde leger had overgegeven aan de noordelijke legerleider Ulysses S. Grant. Ogenschijnlijk was er in die 23 jaar niets veranderd – evenmin trouwens in Richmond, de hoofdstad van de zuidelijke staten tijdens de Burgeroorlog. “Op Monument Avenue zagen we al snel het reusachtige beeld van Robert E. Lee opduiken, deze keer zonder dat er zwart plastic omheen was aangebracht. Het beeld was anno 1876 in Frankrijk vervaardigd in opdracht van de Lee Monument Association. Het duurde nog meer dan een dozijn jaren alvorens het in stukken overzee getransporteerd werd en op 29 mei 1890 onthuld werd. Het beeld zelf was 4,30 meter hoog”, noteerde ik tijdens ons verblijf.
“In die zelfde zeer brede straat was tevens een kanon te zien en even verderop een groot monument voor Jefferson Davis, president van de zuidelijke republieken, die zich van Washington, van het noorden, afgescheiden hadden. Het monument was van alle kanten omringd met lovende teksten. Niemand die mij een strobeeld in de weg legde toen ik die teksten fotografeerde”.
In het capitool van de staat was bij de ingang de vlag van de staat te zien die in 1864 gemaakt was en een jaar later bij de inname door het noorden uit de brandende stad gered was. Binnen werd aandacht besteed aan de ‘native and African Americans’. In een folder was afgedrukt hoe de democratie er eertijds werkte: “Even before European settlement, Virginia Indians have governed themselves through tribe councils, a form of representative government older than the general assembly. Today the commonwealth of Virginia officially recognizes 11 Indian tribes”.
In dit regeringsgebouw werd bovendien niet voorbij gegaan aan een in historisch opzicht belangrijk moment: “The inauguration of the nation’s first elected African American governor, L. Douglas Wilder, was held here in 1990. Wilder, a grandson of slaves, was sworn in as Virginia’s 66th governor”.
Drie jaar na onze reis, in de zomer van 2020, waren ook hier de tegenstellingen volop in de openbaarheid gekomen, aldus Seije Slager in Trouw. “De Black Lives Matter-protesten geven een nieuwe impuls aan het weghalen van standbeelden van figuren uit de Amerikaanse Burgeroorlog.
Richmond zit al langer in zijn maag met de monumenten. De afgelopen jaren kwam in de VS de vraag op of het slavernijverleden nog wel zo’n prominente plek in de openbare ruimte verdiende. Hoewel de geschiedenis vaak een door de winnaars geschreven verhaal is, zijn het bij de Amerikaanse Burgeroorlog steevast generaals en leiders van de Confederatie, de zuidelijke staten die tevergeefs vochten tégen afschaffing van de slavernij, die in steen zijn vereeuwigd.
In Richmond werd aanvankelijk een polderoplossing bedacht. Er kwamen bordjes met ‘historische context’ over figuren als Robert E. Lee, de populairste generaal van het Zuiden, wiens standbeeld zo’n 16 meter boven het maaiveld uittorent.
Na de dood van George Floyd ging het ineens snel. De Black Lives Matter-protesten die overal ontvlamden, richten zich niet alleen tegen politiegeweld, maar ook tegen andere symbolen van racisme in de VS. Op 1 juni kregen demonstranten in Richmond, die tegen het beeld van Robert E. Lee protesteerden, nog een lading traangas over zich heen. Een paar dagen later kondigden de gouverneur van Virginia en de burgemeester van Richmond aan dat Lee en de andere vier standbeelden van Burgeroorlog-figuren moesten wijken. ‘Het was destijds verkeerd, en het is nu verkeerd’, zei de Democratische gouverneur Northam.
Tussen 2015 en 2019 verdwenen er 48 beelden uit de openbare ruimte. Maar er staan er nog meer dan 700 overeind en vele daarvan kregen de afgelopen jaren juist extra wettelijke bescherming. Veel Republikeinse politici vinden dat het weghalen van de beelden neerkomt op het uitwissen van de geschiedenis. Activisten brengen daar tegenin dat zulke beelden meestal niet uit de tijd van de Burgeroorlog stammen, maar uit het begin van de twintigste eeuw, toen er allerlei rassenwetten werden ingevoerd. Ze dienden als ondersteuning voor de historische mythe die toen opkwam: dat de Burgeroorlog eigenlijk helemaal niet om de slavernij was gevoerd”.
Het artikel eindigde met een blik op de toekomst: “Eén beeld op Monument Avenue heeft voorlopig niets te vrezen. Arthur Ashe, de Afro-Amerikaanse tennisser, zoon van Richmond en symbool van zwarte emancipatie, kreeg er in 1996 ook een standbeeld. Dat was destijds uiterst omstreden, omdat het beeld van Ashe afbreuk zou doen aan de gewijde grond waar ook Robert E. Lee en consorten herdacht werden.
Straks heeft Ashe op Monument Avenue het rijk alleen”.
Harry Knipschild
5 augustus 2021
Clips
Literatuur
David Landes, Wealth and poverty of nations, 1998
Jim Davenport, ‘A Slave Memorial Now Stands Amid State’s Tributes to Confederacy’, Associated Press, 25 maart 2001
Richard Fausset, ‘Era Ends as South Carolina Lowers Confederate Flag’, New York Times, 10 juli 2015
Amanda Holpuch, ‘Confederate flag removed from South Carolina capitol in victory for activists’, Guardian, 10 juli 2015
Stacy Ballantyne Murphy, ‘Protesters Tear Down Confederate Statue in Durham’, New York Times, 14 augustus 2017
David A. Graham, ‘Durham’s Confederate Statue Comes Down, Atlantic’, 15 augustus 2017
Sarah Rankin en Steve Helber ‘Wrapped: Charlottesville covers Confederate statues in black’, Associated Press, 23 augustus 2017
‘Amerikaanse beeldenstorm trekt verder naar Columbusbeelden’, NOS, 9 oktober 2017
Ivan Pereira, ‘Christopher Columbus statue debate rises as controversial statues fall across the country’, ABC News, 10 juni 2020
Seije Slager, ‘Zelfs het beeld van Columbus komt ten val in Richmond’, Trouw, 10 juni 2020
‘NC governor orders removal of Confederate statues in Raleigh’, Associated Press, 20 juni 2020
‘Charlottesville haalt gewraakt standbeeld generaal Lee weg’, Telegraaf, 9 juli 2021
‘Onverwacht ook derde beeld weggehaald in Charlottesville’, NOS, 11 juli 2021
- Raadplegingen: 6797