Skip to main content

25 - Raffles naar Parijs in 1817


Sinds april 2015 houd ik me bezig met onderzoek van het tijdperk rond 1800. Het is niet de eerste keer. Vijftien jaar geleden, in 2000, studeerde ik bij de Universiteit Leiden af met een scriptie over het optreden van Herman Willem Daendels, met name op het eiland Java (1808-1811). Het ziet er naar uit dat het nieuwe onderzoek in een boek zal worden verwerkt.
   Nogal wat tijd besteed ik aan het bestuderen van historische bronnen uit de tijd zelf – en natuurlijk ook hedendaagse boeken en artikelen. Het is voor mij fascinerend te lezen hoe het er twee eeuwen geleden aan toe ging. Regelmatig denk ik: “Daar zou je over kunnen schrijven op de website”. Zo gezegd zo gedaan.
 
In de ‘gewone’ geschiedenisboeken kun je globaal lezen over de periode die volgde op de nederlaag die Napoleon leed tijdens de slag bij Waterloo. Lodewijk XVIII volgde zijn oudere broer Lodewijk XVI op als koning van Frankrijk. De toenmalige heersers probeerden het land terug te brengen tot hoe het er toeging vóór de revolutie. Het katholieke geloof moest weer een belangrijke rol gaan spelen in het leven. Dat lukte beter op het platteland dan in de hoofdstad Parijs.
   Allemaal mooi gezegd. Maar hoe was het om dit alles persoonlijk te ervaren?
   Thomas Raffles, de Brit die Daendels opvolgde op Java, was in 1817 getuige van de nieuwe ontwikkelingen. Zijn neef Tom, die hem vergezelde op een reis door Frankrijk (en andere landen), publiceerde er in 1818 een boek over. Het lezen van zijn verslag resulteerde in onderstaand artikel.
 

 
Eerst nog wat data:
14 juli 1789, bestorming van de Bastille in Parijs
21 januari 1793, koning Lodewijk XVI onder de guillotine in Parijs
1799, Napoleon Bonaparte aan de macht, in 1804 keizer
21 oktober 1805, zeeslag bij Trafalgar
2 december 1805. slag bij Austerlitz
1806, Lodewijk Napoleon wordt koning van Holland
September 1811, Raffles wordt luitenant-gouverneur van Java (tot in 1815)
Mei 1814, Napoleon verbannen naar Elba, Lodewijk XVIII wordt koning van Frankrijk
18 juni 1815, slag bij Waterloo
19 mei 1816, Raffles ontmoet Napoleon op St. Helena 
 
Harry Knipschild
3 juni 2015
  

***

   

Raffles naar Parijs in 1817

 
Thomas Stamford Raffles (1781-1826) heeft in de geschiedenis-beleving vooral naam gekregen als stichter van Singapore in 1819. In een tijd dat (adellijke) afkomst een belangrijke factor was om het te maken wist hij zich op eigen kracht omhoog te werken. Bij de East India Company, Britse tegenhanger van de VOC, greep Thomas de kansen die hem geboden werden. 
   In het tijdperk van de Franse Revolutie en Napoleon waren de Britten superieur op zee. Dat speelde ‘Nederland’ steeds meer parten naarmate de Fransen, in oorlog met de Engelsen, onze streken in hun greep kregen. Franse troepen vielen (vanaf 1792) binnen om er de macht uit te oefenen, aan Amsterdams kapitaal te komen en soldaten te ronselen. Het zuiden werd meteen ingelijfd door Parijs, andere provincies werden omgeturnd in opeenvolgende Bataafse republieken, een koninkrijk Holland om op het eind (1810) alsnog een onderdeel van het Franse rijk onder leiding van keizer Napoleon te worden.
   De bemanning van ‘Nederlandse’ schepen, op weg naar Java, belandde nogal eens in Engelse gevangenissen. Die schepen kwamen soms niet veel verder dan de havens. Het was dan ook een knappe prestatie van Herman Willem Daendels (1762-1818) om, in opdracht van koning Lodewijk Napoleon, in 1807 over land en zee vanuit Tessel een tocht helemaal naar Java te maken. Daar in zijn eentje aangekomen wist hij er de macht over te nemen. Niet voor niets werd hij de ‘kleine Napoleon’ genoemd.
   Nadat Daendels in 1811 op bevel van Napoleon was vervangen door Jan Willem Janssens grepen de Britten in. Lord Minto (1751-1814) rustte vanuit India een expeditie naar Java uit, die er weinig moeite mee had om ‘Frans Indië’ onder de voet te lopen. Bij zijn vertrek werd Raffles benoemd tot gouverneur van wat een aantal jaren Brits Indië was.
   Door de slag ter zee bij Trafalgar en die te land bij Waterloo werden de Britten de nieuwe superpower in de wereld. Nederland kreeg evenwel Indië terug. Voor Raffles was op dat moment geen plaats meer in Azië. Tijdens de reis terug van Java naar Londen had Thomas op St. Helena een ontmoeting met de daarheen verbannen Napoleon.
 


Portret Raffles (1818)

 

Op reis naar het Europese kontinent

 
In Engeland trouwde Raffles met Sophia Hull. Bovendien verhief de Prince Regent (later George IV) hem in april 1817 tot de adelstand toen deze hem zijn boek The history of Java mocht komen aanbieden. Voortaan was hij Sir (Thomas) Stamford Raffles.
   Na de presentatie van zijn boek stak Raffles samen met zijn echtgenote, zus Mary Anne en neef Tom vanuit Brighton in een zeilschip het Kanaal over voor een reis door een aantal landen van het Europese kontinent. Tom publiceerde een interessant boek over wat zich onderweg allemaal voordeed.
   Terwijl de auteur de noordelijke kust van de voormalige vijand naderde ging er van alles door zijn hoofd. Hij dacht terug aan twintig jaar Franse anarchie, aan al het bloedvergieten tijdens de revolutie – maar  ook aan de Britse overwinning bij Waterloo, nog slechts twee jaar eerder, die een definitief eind gemaakt had aan het regime van Napoleon.
   Bij aankomst in de Franse havenstad Dieppe bleek meteen al dat er een nieuw tijdperk was aangebroken. Tijdens de Franse Revolutie waren kerken en geestelijken in handen van de staat gekomen. Kloosters en andere gebouwen, bestemd voor de katholieke eredienst, kregen een andere bestemming. In 1817 bleek de klok weer wat teruggedraaid te zijn.
 

Aankomst in Dieppe

  
Van het strijdlustige Franse leger was niet veel meer overgebleven merkten de Britten bij aankomst in Dieppe op. “Op de pier liepen veel militairen rond, met de wapens achter zich. Hun voorkomen was verre van heldhaftig. Hun kleding maakte een armetierige en slonzige indruk. "Many were clad in brown great-coats, certainly not the better for wear; while an immense cocked hat, without a feather, and a belt and a sword, were the only indications of the soldier they could boast”.
  Waren dat de mannen voor wie Europa zo bang was geweest, die de koningen zo lang hadden laten beven op hun troon – de soldaten die de adelaars van Napoleon tot vóór de poorten van Wenen droegen en met succes voor hun land gestreden hadden op de velden van Austerlitz en Marengo? Zo zagen ze er beslist niet meer uit.
  Frankrijk had nieuwe prioriteiten. “Weldra ontdekten we dat we ons in een katholiek land bevonden. Op de pier was een immens houten kruis opgericht. Daarop een levensgroot beeld van de Heiland met een wenende maagd Maria aan zijn voeten. Onze loods, een gespierde oude man, maakte op de voorplecht het kruisteken toen het schip erlangs voer”.
  Frankrijk binnen komen was geen enkel probleem, behalve voor de voormalige gouverneur van Java. “He was the only one of our party closely examined and described. He was surveyed from head to foot – his look – his height – his dress – his age – the colour of his eyes – his complexion – all were most accurately ascertained and minutely described by the clerk in office”.
  Over de behandeling had Raffles verder geen klachten. Het ging er vriendelijk aan toe. De man van de douane deed gewoon zijn werk.
 

De havenstad

 


Haven van Dieppe, 1765

 
Het Engelse gezelschap, dat in het Londen-hotel logeerde, bracht een bezoek aan de dokken. De geallieerde overwinning in 1814-1815 was op tijd gekomen constateerde men. Napoleon had enkele jaren eerder opdracht gegeven de haven uit te breiden zodat er aanzienlijk grotere schepen konden opereren, wellicht voor een aanval op Engeland. “The work has been suspended since his overthrow”, stelden ze tevreden vast.
  Zoals gebruikelijk, kort na Waterloo, werd de voormalige keizer van de Fransen door zijn tegenstanders nadrukkelijk aangeduid met de naam Buonaparte – de ‘u’ om duidelijk te maken dat hij geen echte Fransman maar slechts een Corsicaan was.
  In Dieppe zelf had de herleving van het katholieke geloof onder de nieuwe Bourbon-koning tevens een  economische betekenis gekregen. Dieppe stond bekend om zijn fabricage en handel in voorwerpen van ivoor en been.
  In 1817 had bijna alles een katholiek karakter, ook de fabricage. Je zag er kruisen in alle maten, groot voor de kerken, tot heel klein voor eigen gebruik. Ook werd de maagd Maria, met het kindje Jezus in haar armen, uitgebeeld. Voor weinig geld kochten de Engelse toeristen wat van het spul. De familie Raffles deed dat niet uit sympathie voor het katholieke geloof. “We thanked that God, who had cast our lot in another land and taught us better things”.
  De Britten hadden weinig op met het katholieke gedoe. Bijvoorbeeld de rare relikwieën bij het altaar in de kerk van de heilige Jacobus. “Ik moet maar aannemen dat ze een wonderbaarlijke uitwerking hebben”, schreef Tom.
 


Maria met kindje Jezus in ivoor (Dieppe)

 

Rouen

 
Tijdens de tocht van Dieppe naar Rouen keek iedereen vol bewondering uit over het landschap. Het was niet alleen een mooie omgeving maar ook een die heel wat voedsel opleverde. Raffles merkte op: “De bodem van Normandië is uiterst vruchtbaar”. Elk plekje werd voor de landbouw gebruikt.
  De oude kastelen, vroeger door de adel bewoond, zagen er evenwel vervallen uit als gevolg van de revolutie die achttien jaar eerder was losgebarsten. Ramen waren met planken dicht gespijkerd, tuinen al lang niet meer onderhouden – met alle gevolgen van dien. “Many of the owners of these mansions had probably fallen in battle – while some, it may be, had fled their native land, and the inheritance of their fathers, at the time of the revolution, never to return”.
  Rouen, met 80.000 inwoners, was de stad aan de Seine waar Jeanne d’Arc, de maagd van Orléans, na een proces in 1431 aan haar einde kwam. Samen met zijn familieleden logeerde Stamford Raffles op het plein dat naar Jeanne d’Arc vernoemd was.
  “In het centrum”, schreef zijn neef, “is voor dit beroemde personage een standbeeld opgericht – op de plek waar ze in brand gestoken werd. Het huis waar ze berecht en veroordeeld werd is er dicht bij”.
  Tom liet achterwege dat de ‘maagd’ een kardinale rol had gespeeld aan het einde van de Honderdjarige Oorlog om Frankrijk los te maken van de bezetting door Engelse troepen. Wel vond hij dat hij niet moest nalaten te vermelden dat Rouen de geboorteplaats was van Willem de Veroveraar, de stamvader van het Britse koningshuis. En tevens dat het hart van de Engelse koning Richard Leeuwenhart zich hier in de kathedraal bevond.
 

Sacramentsdag in Rouen

 
Opnieuw vielen ze met hun neus in de ‘katholieke’ boter. Meteen na aankomst maakte het gezelschap in de kathedraal de vespers mee. Rouen was trouwens in een bijzondere religieuze stemming. Zelfs de kardinaal was overgekomen voor de viering van Sacramentsdag, een dag later.
  “Voor de processie hebben de mensen de buitenkant van hun huizen versierd met wandtapijten, doeken en vloerkleden. De straten liggen al vol met bloemen”.
  Op de Franse feestdag woonden ze de hoogmis bij. “De kathedraal zat helemaal vol. Militairen namen de belangrijkste plaatsen in. Priesters droegen schitterende mantels, rijk versierd met bloemen van verschillende kleuren op een ondergrond van goud.
  Tijdens het verheffen van de hostie viel iedereen in de kathedraal op de knieën. Wierook verspreidde zich door heel het gebouw. Maar niemand van de militairen nam zijn hoofddeksel af”.
  Er was ook een attractie voor het gewone volk. “Een eerbiedwaardige oude man, gekleed als priester, liep door de menigte met een mand vol stukjes brood dat hij onder de mensen uitdeelde. Het is een teken van wel doen. Sommige mensen brengen broden naar de priester die ze breekt en zegent en de stukjes vervolgens geeft aan wie dat maar wil”.
  Niet iedereen nam het cadeau dankbaar in ontvangst. “Een soldaat pakte een stuk en rook er eerst aan. Daarna haalde hij zijn neus op en met een gebaar van minachting stak hij het in zijn mond”. Misschien was de soldaat niet zo religieus als hij zich in de nieuwe tijd behoorde voor te doen.
  In een protestantse kerk kwamen ze meer aan hun trekken. “De kerk is groot, zag er vroeger prachtig uit maar is verwaarloosd en in verval geraakt. Er waren maar weinig mensen. Een klerk las voor uit de Schrift waaronder de tien geboden. De psalmen van David werden gezongen en er was een goede preek”.
  Aan de processie viel natuurlijk niet te ontkomen. Iedereen was buiten. De straten waren al eerder versierd. Maar nu hadden vrome mensen altaren opgericht in de straten waar de stoet doorheen trok. Op elk altaar werd het Allerheiligste omhoog geheven. Opnieuw vielen de inwoners onmiddelijk allemaal op hun knieën terwijl wierookvaten een lucht van parfum verspreidden. In de processie liepen militairen en een zeer groot aantal priesters van diverse ordes en congregaties mee. Het zag er indrukwekkend uit. Dat was waarschijnlijk ook de bedoeling, zo kort na de terugkeer van de katholieke Bourbons op de troon.
  Helemaal afgelopen waren de praktijken van de revolutie nog niet. Een paar dagen later zou er in Rouen een man ter dood gebracht worden. Niet op de brandstapel zoals Jeanne d’Arc, maar ‘gewoon’ met de guillotine die tijdens de Franse Revolutie aan zovelen het leven gekost had, inclusief koning Lodewijk XVI en zijn echtgenote Marie-Antoinette.
  Een andere man zou die week berecht worden omdat hij beweerde de verdwenen zoon van Lodewijk XVI te zijn en dus eigenlijk op de troon in Parijs moest zitten in plaats van Lodewijk XVIII.
 


Rouen

 
Met de processie trokken ze mee naar een klooster. Tom Raffles: “Vóór de revolutie waren hier 42 kloosters. Op dit moment zijn het er vijf. Van de 33 kerken zijn er nog twintig over”.
  Hij was er niet rouwig om. “De mensen ontvangen nu betere service vanuit die gebouwen. Ze worden gebruikt als opslagplaatsen, postkantoren en een als bibliotheek. Voltaire, de ongelovige, woonde naast het klooster van de St Ouen-kerk. Het is nu het huis van een advocaat”.
  In één van de nog overgebleven kloosters bevonden zich, merkte Tom op, ook Engelse meisjes. Vanwege Sacramentsdag was er echter geen sprake van dat ze die te spreken kregen. De jonge dames werden geacht zich, afgeschermd van de buitenwereld, met devotie bezig te houden.
 

Naar Parijs

 
Met de postkoets reisden de vier Britten verder naar de Franse hoofdstad. Opnieuw merkten ze kastelen en goed functionerende akkers op. Maar de wijnstokken zagen er armzalig uit. “In tegenstelling tot hop [voor het brouwen van bier] laten ze de druiven niet hoog groeien. We waren behoorlijk teleurgesteld”.
  Eén van de grote residenties die ze in de koets passeerden was die van Talleyrand, de voormalige bisschop die steeds maar functioneerde als minister van buitenlandse zaken. “Vroeger woonde de hertog van Sully er”.
  Als ware toeristen hielden ze halt in Saint-Germain-en-Laye. “We bekeken er het paleis van van koning James II. Een somber gebouw. Het leek wel een gevangenis”. Het gezelschap was zich er van bewust dat de katholieke James (Jacobus) tijdens de ‘Glorious Revolution’ (1688) uit Engeland had moeten vluchten, om plaats te maken voor de Nederlandse stadhouder Willem III, getrouwd met Mary Stuart. “It was the retreat of the fugitive James II of England; and here, worn with vexation and grief, he expired”.
  Ook het paleis van James II zag er verwaarloosd uit. Dat was niet verbazingwekkend. “Het heeft flink geleden als gevolg van Pruisische soldaten die het als barakken gebruikt hebben tijdens de oorlog [van de geallieerden tegen Frankrijk]”. Het paleis, schreef Tom Raffles, was in de vijftiende eeuw als een jachthuis gebouwd door koning Frans I.
  Napoleon ging in deze omgeving eveneens vaak op jacht. Hier dicht bij was ook Malmaison, ‘the favourite country retreat of Buonaparte’. De grote tuinen zagen er rijk uit. Het huis zelf maakte weinig indruk.
  De Britten realiseerden zich wellicht niet dat Josephine, echtgenote van Napoleon, drie jaar daarvoor in deze tuin met de Russische tsaar Alexander gewandeld had. Ze werd verkouden, kreeg longonstekening en kwam te overlijden op 29 mei 1814. De moeder van de (eerste) Nederlandse koningin Hortense was dichtbij begraven in de Petrus en Paulus-kerk.
 


In de tuin van Malmaison, Napoleon, Josephine, haar dochter Hortense e.a.

 

Aankomst in Parijs

 
Al van grote afstand waren de contouren van Parijs zichtbaar. De aankomst zelf was overweldigend. “[It] excites in the breast of a stranger the highest expectations of the metropolis he is about to visit. An immense avenue of trees, upwards of two miles in length, and down a gentle declivity, conducts you to the triumphal arch begun by Napoleon, but not yet completed”.
  De lange en stoffige reis over het Franse platteland eindigde op het Louis Quinze-plein. “Vóór ons bevond zich de grote poort naar de tuinen van de Tuilerieën, met de grote laan die naar het kasteel leidt. Links is het paleis van Lodewijk XV. Rechts, over de Seine het Bourbon-paleis waar nu de volksvertegenwoordigers vergaderen en erachter de gouden koepel van het Hôtel des Invalides”. Al die gebouwen ademden een ‘grandeur’ van jewelste uit.
  De vier leden van de familie Raffles namen hun intrek in het hotel dat vernoemd was naar Mirabeau. Deze was in 1789 één van de leiders van de Franse Revolutie en werd voorzitter van de Assemblée Nationale. Op 2 april 1791 kwam hij echter als gevolg van een nierziekte te overlijden. Mirabeau kreeg een staatbegrafenis en werd – als eerste – bijgezet in het Panthéon, een voormalige kerk. “We zitten, hebben we gehoord, in een van de beste hotels van Parijs – op de Rue de la Paix, misschien wel de breedste, schoonste en meest elegante straat van de stad”. Tot voor kort had de straat met het Mirabeau-hotel een andere naam kon je in het boek lezen: ‘Rue de Napoléon’.
 

Herinneringen aan Napoleon

 
Aan het Napoleontische tijdperk was door de slag bij Waterloo definitief een einde gekomen. De herinneringen waren echter niet helemaal weg. Alleen al de (nog onvoltooide) Arc de Triomphe was een gebouw waar je niet omheen kon.
  In het Palais du Luxembourg stond de troon van Napoleon nog opgesteld. Tegenover zijn troon had de voormalige keizer, nu veilig weggeborgen op St. Helena, een wandschildering van zichzelf laten aanbrengen. De nieuwe koning had de schildering in tact gelaten, met één uitzondering. Het hoofd van Napoleon was overgeschilderd met dat van de Franse koning Henri IV.
  “You may well imagine how ridiculous the head of the Bourbon looks upon the Corsican’s shoulders. Surely there is childlishness on this which must excite the pity and contempt of surrounding nations. If the image of the usurper was an offensive object to the present monarch, viewed from that very throne on which he sat during so many years of exile, why did he not remove the piece immediately from the hall”, vond Raffles.
 


Triomfzuil op Place Vendôme (detail)

 
Dicht bij het hotel was de place Vendôme met, sinds 1810, in het midden een vele tientallen meters hoge zuil om de overwinningen van de Napoleontische legers uit te beelden. In de zuil waren ook buitgemaakte kanonnen verwerkt.
  “It is said there are two thousand figures on the column. They depict, in chronological order, the principal actions of the campaign of 1805, from the departure of the troops from Bologne to the battle of Austerlitz”.
  Boven op de erezuil had Napoleon een standbeeld van zich zelf laten plaatsen als de ‘victorious leader’. Dat was sinds kort weggehaald en vervangen door de witte vlag van de Bourbons. In plaats van Napoleontische overwinningen was er voortaan dus sprake van Franse overwinningen. Tom Raffles noemde het monument een ‘imitatie van de zuil van Trajanus in Rome’.
  Je zag er niets van. Maar Raffles vond nóg een bijzondere plek met een herinnering aan Napoleon, toen ze met z’n vieren door de tuin van het Palais du Luxembourg liepen. In een hoekje van die tuin, beseften ze, was maarschalk Ney op 7 december 1815, anderhalf jaar geleden nog maar, gefusilleerd.
 

 Maarschalk Ney, 7 december 1815

Michel Ney was misschien wel de trouwste vazal van Napoleon. Hij had voor hem gevochten tot en met Waterloo. Na de slag was hij gearresteerd. Op beschuldiging van hoogverraad werd hij ter dood veroordeeld. Ney kwam niet onder de guillotine. Hij ‘sneuvelde’ in deze tuin als gevolg van een kogelregen. De maarschalk wilde zich bij die gelegenheid niet laten blinddoeken. Sterker nog: hij gaf zelf het bevel tot schieten.
  Tom Raffles formuleerde het tijdens zijn verblijf als volgt: “We thought of the ill-fated marshal Ney, who escaped the arrows of death in so many well-fought fields and arduous campaigns, to pay the forfeit of his adherence to the hopeless fortunes of his exiled master, by an ignominious death in a retired part of these gardens”.
  Raffles was zeer onder de indruk van het Louvre. Uit alle tijdperken van de geschiedenis van de mensheid waren hier voorwerpen bij elkaar gebracht. Was hij hier maar eerder geweest, bedacht hij. Heel wat kunstschatten hadden de Fransen bij elkaar geroofd en hier ondergebracht. Een heleboel spullen hadden ze recentelijk echter weer moeten teruggeven aan de eigenaars. De Parijse paleizen waren om die reden gedeeltelijk ontruimd om de lege plekken op te vullen. Een nieuwe generatie kunstenaars was druk aan het werk om de koninklijke vertrekken aan moderne kunst te helpen.
 

Britten en Bourbons niet geliefd in Parijs

 
Met name tijdens hun verblijf in de Franse hoofdstad beseften de vier Britten dat de Fransen niet bijzonder blij waren met hetgeen de Britten en de andere geallieerden hen de laatste paar jaar hadden aangedaan.
  Volgens Raffles was Lodewijk XVIII op de troon gekomen dankzij de bajonetten van de buitenlanders. Bij de restauratie van de Bourbons was een Te Deum, het katholieke danklied, gezongen om de triomf van de geallieerden te vieren. De belangrijkste Europese vorsten waren bij de ceremonie aanwezig, meldde hij.
  Sinds die tijd was de ‘slavernij’ opnieuw Frankrijk ingevoerd. De Fransen beseften wel dat het zo niet verder kon met Napoleon, dat er een andere leider moest komen. Maar niet wéér een Bourbon. Ze zouden gezegd hebben, noteerde hij in het Engels: “We know that we are enslaved – your armies keep the Bourbons on the throne – we were willing to resign the former leader, but not willing to take your choice of a successor.
  It is an insufferable degredation, that other nations should guide the destinies of France – and insulted and vanquished as we are – prisoners in our own country – with foreign armies consuming our produce, and forbidding the expression of our feelings – is it to be imagined that we can endure all this unmoved, and not, in the silence imposed upon us, meditate revenge?”
  Het was nog maar de vraag of Lodewijk XVIII het zou redden, kon je in het reisverslag lezen. Na ‘Elba’ waren de Fransen al eens in opstand gekomen. Er zou best een nieuwe bloedige revolutie kunnen komen. Wee degene die dan het slachtoffer zou zijn. Veel Fransen voelden zich martelaren. Wat ze bij hun veroveringstochten anderen hadden aangedaan kwam blijkbaar niet meer bij hen op.
  Nu Parijs een bezette stad was leefden veel mensen er maar wat op los. Heel wat mensen waren totaal uit de band gesprongen. Het werd hoog tijd, vond Tom Raffles, dat hen nieuwe degelijke waarden werden bijgebracht.
  De in ere herstelde oude adel had nauwelijks iets in te brengen. Formeel kregen die mensen hun oude titel weer terug. Maar dat was alles. Hun kastelen en andere verblijven waren in andere handen gekomen. De koning had bovendien geen middelen om met geld over de brug te komen. Uitbetaling van verworven ‘pensioenen’ was niet mogelijk.
  Mannen van hoge adel woonden nu op een bovenkamer. Als ze zich wilden verplaatsen moesten ze gewoon door straten vol modder lopen. “Many a peer may be observed creeping down from an upper room in one of the dark lanes of this crowded city, and with his bag-wig and sword, making the best of his way through the muddy streets, to the audience-chamber of his [Bourbon] prince”.
 

Terugblik op 21 januari 1793

 
De minachting van de Fransen voor de Britten uitte zich ook op een andere manier. In een van de theaters werd een toneelstuk opgevoerd, ‘Les Anglais pour rire’. Tom Raffles wilde daar niet bij zijn. Hij had geen zin om zich als Engelsman te laten uitlachen.
  Die avond doolde de Brit in zijn eentje door het centrum van Parijs. Hij liep de Louis Seize-brug over, wandelde langs de Seine, bekeek het Hôtel des Invalides en kwam uit op het Louis Quinze-plein. Op dat plein, wist hij, was Lodewijk XVI vermoord. Bij die gelegenheid, aldus Raffles, had de Franse koning zich als een heilige gedragen. Door op deze plek te staan voelde Tom een ‘historische sensatie’. De emoties liepen hoog op bij hem. Om die het beste onder woorden te kunnen brengen, besloot hij in zijn reisverhaal te citeren uit het verslag dat de Ierse priester Edgeworth, biechtvader van de monarch, op papier gezet had.
  Ingekort en vertaald luidde die: “Het was stil. De koning kwam met een rijtuig uit op het plein dat tijdens de Terreur de naam ‘Place de révolution’ droeg. In het midden stond de guillotine. Rondom het schavot waren kanonnen opgesteld en, zo ver als het oog strekte, een grote hoeveelheid mensen met wapens. Zodra het rijtuig halt hield wendde de koning zich tot mij en fluisterde: ‘Als ik me niet vergis zijn we aangekomen’.
  De koning stapte zelf uit. Bewakers stonden aan alle kanten om hem heen en wilden hem van zijn kleren ontdoen. De koning wist hen tegen te houden. Zelf trok hij zijn kleren uit.
  Vervolgens wilde men zijn handen vastbinden. Dat ging Lodewijk te ver. ‘Dat sta ik niet toe. Doe wat je wilt maar bind me niet vast’, met die woorden reageerde hij verontwaardigd.
  De koning keek me aan, alsof hij mijn advies wilde vragen. Dat was onmogelijk. Ik hield mijn mond dan ook dicht. Hij bleef echter mijn kant uit kijken. In een paar woorden maakte ik een vergelijking met zijn aanstaande dood en die van Jezus Christus aan het kruis. God zou hem ongetwijfeld belonen.
  De koning hief zijn ogen ten hemel op met een uitdrukking die niet te beschrijven valt. Hij gaf me gelijk. ‘Dat voorbeeld maakt mijn vernedering drageljk’. Hij draaide zich om naar de bewakers. ‘Doe wat je wilt’.     
  Aan mijn arm liep de koning moeizaam de trappen op. Ik was even bang dat zijn moed hem zou begeven. Toen hij echter boven was liet hij me plotseling los. Resoluut liep hij over de hele breedte van het schavot. Tegenover hem waren vijftien of twintig mannen met trommels opgesteld. Met luide stem, tot ver weg kon iedereen het horen, hoorde ik hem de memorabele woorden uitspreken: ‘Ik ben onschuldig aan hetgeen mij ten laste gelegd is. Ik vergeef iedereen die mijn dood heeft veroorzaakt. Ik bid tot God dat het bloed, dat u nu zult gaat vergieten, niet over Frankrijk vergoten zal worden’.
 


Lodewijk XVI en zijn biechtvader Edgeworth, 21 januari 1793

 
Een man te paard in uniform zwaaide met zijn zwaard. Met een wilde kreet gaf hij opdracht de trommels te laten weerklinken. Stemmen in het publiek moedigden de beulen aan. Met geweld grepen die de meest deugdzame Franse koning aller tijden vast, sleepten hem onder de bijl van de guillotine, die met een slag het hoofd van zijn lichaam verwijderde. In een mum van tijd was het gebeurd”.
  Volgens Tom Raffles was het verslag van de Ierse biechtvader niet volledig. Op het beslissende moment zou hij naast de koning geknield hebben. Vóór de bijl viel zou hij hem op luide toon toegesproken hebben met de woorden: “Kind van de heilige [Franse koning] Lodewijk, stijg op ten hemel!” Het gezicht van de priester zat volgens die aanvulling dan ook helemaal vol met het bloed van de monarch.
 
Voor Raffles ging de historische sensatie nog wat verder. Vanuit hun paleis, concludeerde hij, keken de leden van de koninklijke familie uit op de plek waar de voormalige vorst op 21 januari 1793 aan zijn einde kwam. “There must be some bitter emotions in the breasts of the present family, when, from the palace whence he was dragged, they look out upon the place where a father, an uncle, and a brother suffered.
  The grand avenue of the Tuileries perpetually presents it to their view – while the beautiful woods of the Champs Elysées, in which the prospect from the windows of the palace terminates, must lose much of their loveliness, as imagination and memory ever interpose the headless trunk of their unhappy predecessor.
  Moreover, it seems to me, the consciousness that they sit upon a precarious throne, and probably are only sheltered by the bayonets of foreigners from a similar fate, must be another ingredient in their cup of royalty. Who, that values his repose of mind, would wish to share it with them!”
 

25 10 Uitzicht vanaf de Tuilerieën 1810  

Uitzicht vanuit de Tuilerieën, 1810

 
Als koning moest je maar oppassen, was de mening van de neef van Sir Stamford Raffles. Als de Britten er niet waren om hem te beschermen, zou ook zijn hoofd wel eens onder de guillotine kunnen komen te rollen.
  Diezelfde Britten trokken in de loop van de negentiende steeds verder de wereld in om andere volkeren, desnoods gewapenderhand, hun beschaving te brengen. Met het stichten van Singapore, anderhalf jaar na zijn bezoek aan Parijs, droeg Sir Stamford Raffles er zijn steentje toe bij.
 
Harry Knipschild
13 mei 2015
 
Wil je het reisverhaal van Raffles zelf lezen klik dan hier.

Clips

Thomas Stamford Raffles, biografie
* Dieppe, ivoor
* Rouen
* Jeanne d'Arc, Britse popmuziek (OMD)
* Malmaison
* Place Vendôme
* Maarschalk Ney
* Lodewijk XVI, 21 januari 1793
* Raffles en Singapore
 

       

  • Raadplegingen: 30334