Skip to main content

31 - Liedjes over Volendam en Den Haag

 

In het begin van de jaren tachtig was ik bij Polydor druk doende met het nationale repertoire. Directeur Hans van den Broek (1941-2005) had mij als A & R-manager aangesteld en me daarmee verantwoordelijk gemaakt voor alles wat met artiesten en repertoire te maken had. Ik werd overstelpt met bandjes van onbekende popgroepen, kreeg telefoontjes van managers, platenproducers, artiesten, muziekuitgevers en platenwinkeliers. Ze kwamen uit het hele land. Menige Polydor-collega droeg ideeën aan. De vraag rees: hoe ging je daarmee om? Welke ideeën zouden omgezet kunnen worden in succesvolle grammofoonplaten?

 

Soms had je te maken met goede artiesten die interessante liedjes lieten horen. Maar de teksten waren soms weinig zeggend. Waarom schrijven jullie geen liedje over de plek waar je vandaan komt zei ik wel eens. Denk eens ‘Detroit City’, ‘By the time I get to Phoenix’, ‘I left my heart in San Francisco’, ‘New York New York’, ‘Memphis Tennessee’ of ‘Georgia on my mind’ voegde ik er aan toe. Meestal hoorde je niets meer. De auteurs vonden het maar niets als iemand van de platenmaatschappij aangaf waar ze over moesten schrijven.

 

Anders was dat bij artiestenbureau Volendam. De broers Jan en Jaap Buijs hadden een commerciële aanpak. Ze waren groot geworden met het management van de Cats. Maar daar was het niet bij gebleven. Steeds kwamen ze met nieuwe artiesten en groepen. Vrijwel alle Volendamse acts zongen in het Engels. Alleen BZN had juist een doorbraak weten te bereiken met het Franstalige ‘Mon Amour’.
 
De Volendammers brachten mij in contact met producer Peter de Wijn, popgroep Next One, en Arnold Mühren, ex-Cats, die een studio begonnen was. Ze wezen me ook op de groep Canyon die Volendamse popmuziek met Nederlandstalige teksten maakte. Dick Plat schreef de liedjes. Jaap Veerman was de zanger. Om de contacten te ‘smeren’ werd ik in Volendam uitgenodigd. Dat betekende een feestelijke maaltijd met paling. En een bos gerookte paling voor thuis. Toen mijn zoon geboren werd kwamen Mühren en Jan Buijs weldra met een leuk cadeau op kraam-visite.
 
 
031-1a jan buys
Jan Buijs

 

Canyon: Mooi Volendam

 

Arnold Mühren produceerde een paar opnamen met Canyon voor Polydor. Maar succesvol waren ze niet. Dat kwam vooral, vond ik, omdat de teksten niet voldoende te bieden hadden. Daarom begon ik maar weer eens: waarom maken jullie geen liedje over Volendam? Dat heeft nog nooit iemand gedaan. Volendam is toch de stad van de palingsound? Iedereen associeert Volendam met muziek.

 

Ik liet merken dat ik weinig zin had het contract te continueren als ze niet met een sterk nummer kwamen. Mijn pressie had resultaat in 1981. Mogen we je ons nieuwe nummer komen laten horen, vroegen ze aan de telefoon. En kort daarna hoorde ik een demo van ‘Mooi Volendam’ dat Dick Plat geschreven had. Ik was meteen enthousiast. Niet veel later namen ze het liedje op samen met Mühren. Trots kwamen ze ermee naar mijn kantoor in Hilversum. Ik schrok me rot. Het melodieuze van de originele aanpak op de demo hadden ze omgezet in een hardrock-achtig nummer. Dat was heel anders dan we hadden afgesproken, een Cats- of BZN-lied maar dan met een Nederlandse tekst. Als A & R-manager moet je hard zijn. “Zo wil ik het niet uitbrengen”, poneerde ik. Het moet volgens de afspraak. Teleurgesteld verliet Canyon het Polydor pand in de De Rijklaan in Hilversum.

 

031-2 Canyon foto
Canyon

 

Een week later kwamen ze terug. Ze hadden ‘Mooi Volendam’ opgenomen zoals ik het bedoeld had. Vol enthousiasme liet ik het plaatje op de platenmarkt verschijnen. De Hilversumse deejays besteedden er echter nauwelijks aandacht aan. We verkochten ongeveer duizend exemplaren en toen leek het afgelopen. Het plaatje werd zelfs uit de handel genomen, de voorraad overgebracht naar het b-magazijn, bestemd voor de uitverkoop. Einde ‘Mooi Volendam’?

   Nee, dat was gelukkig niet het geval. Er kwam zoveel vraag naar het plaatje dat Polydor het opnieuw in roulatie bracht. Elke week werden er nu enkele tientallen besteld. De ene week veertig, de andere week bijna honderd. En zo ging het maar door, week na week. Na ruim een jaar waren er ongeveer zevenduizend 45-toeren plaatjes van ‘Mooi Volendam’ verkocht. Het liedje was een klassieker geworden, het officieuze volkslied van Volendam, werd me regelmatig verteld.

 

Het nummer is populair gebleven. In 1993 werd het opnieuw als single uitgebracht, nu door de groep Stampvast. Bovendien was het langzamerhand vanzelfsprekend dat Volendammers in de Nederlandse taal zongen. Jan Smit en Nick & Simon zijn er mooie voorbeelden van.

 

***

 

De ware geschiedenis van een hit

 

In 1982, een jaar later dus, had ik met eenzelfde fenomeen te maken. Een onbekende popgroep was op zoek naar een platencontract. Aan de telefoon kwamen ze zo positief over dat ik ze voor een gesprek uitnodigde. Drummer Niek Nieuwenhuijsen trad op als woordvoerder. Maar ook de andere leden van Klein Orkest, Harrie Jekkers, zang, Chris Prins, basgitaar en Leon Smit, orgel, staken hun mening niet onder stoelen of banken. Ze hadden een grote hoeveelheid liedjes bij zich, allemaal gezongen in het Nederlands. Dat kwam goed uit. Popgroepen die in de Nederlandse taal zongen waren in die tijd in de mode.

   Het repertoire van Klein Orkest was nogal geëngageerd, zoals dat heette. De leden van de groep maakten duidelijk dat ze weinig sympathie hadden voor de uitzendingen van de Tros, Avro en Veronica. Terwijl andere artiesten er alles voor over hadden om in muziekprogramma’s van die omroepen te playbacken, gaven zij aan dat hun dat tegenstond. Maar de liedjes waren sterk, dat was duidelijk. We konden ze bij wijze van spreken zonder aanpassingen in de studio opnemen. Het zouden geen dure opnamen worden en er werden ook geen hoge royalties gevraagd. Bij songs als ‘Laat me maar alleen’ en ‘Over honderd jaar’ hoorde ik hitkansen.
 
Niek Nieuwenhuijsen, Chris Prins, Harrie Jekkers, Leon Smit

 

Klein Orkest had meer noten op z’n zang. Ze hadden repertoire voor een kinderelpee. Allemaal ontzettend leuke en originele liedjes. En voordat ze vertrokken lieten ze me een ‘grapje’ horen. Dat was het liedje ‘O o Den Haag’. Ze hadden het op een cassettebandje gezet en dat mocht ik van ze lenen. Ik riep meteen dat ik dat laatste nummer het beste vond van alles. Daar moeten we het dan later nog maar eens over hebben, was hun antwoord.

 

Later die dag ging ik met de auto naar Uden voor een tv-optreden van ‘mijn’ groep Risqué (Veronica, Nederland Muziekland, ‘Girls are back in town’). Onderweg draaide ik steeds opnieuw de cassette van ‘O o Den Haag’. Ik vond het een fantastisch nummer, een echte hit. Ik wilde zeker zijn dat het de moeite waard was meteen een album met Klein Orkest te maken. Daarom ging ik naar hun optreden in de Melkweg, bij het Leidseplein in Amsterdam. De groep deed het voortreffelijk. Een behoorlijke volle zaal, inclusief Simon Vinkenoog, danste op de nog onbekende muziek. Het nummer ‘O o Den Haag’ werd niet ten gehore gebracht.

 

Klein Orkest liet ik weten dat ze een album mochten opnemen in de Wisseloord studio’s. Cees Schrama zou de opnameleider zijn. Ik stelde echter één voorwaarde. ‘O o Den Haag’ moest op het album komen. Dat riep weerstand op. Het was te weinig geëngageerd, geen echt Klein Orkest-nummer, vonden ze. Ik hield voet bij stuk. Zonder ‘O o Den Haag’ geen contract. De groep besloot over mijn ‘eis’ te vergaderen. Er kwam een tegenvoorstel. Het compromis was dat de groep het nummer zou opnemen, maar dat het niet op de elpee gezet zou worden. De leden van de groep hadden een anagram van hun naam gemaakt. Harrie Jekkers zou het zingen, maar op de hoes moest een foto komen van roadmanager Hennie de Jong. Van Klein Orkest hadden ze Klorkestein gemaakt. ‘O o Den Haag’ kon dan onder de naam Harry Klorkestein uitgebracht worden. Op die voorwaarden werden we het eens.

 

Het opnemen van het album ‘Het leed versierd’ verliep soepel. Binnen enkele dagen stond alles op de band. Vanwege het Haagse karakter van ‘O o Den Haag’ had ik Ruud Wams (uit Voorburg) erbij gehaald om zorg te dragen voor de juiste uitspraak. In minder dan een kwartier was ‘O o Den Haag’ opgenomen.

 

Het uitbrengen vergde meer moeite dan het opnemen. Enkele collega’s fronsten de wenkbrauwen. Zo’n liedje over Den Haag, nota bene in plat Haags gezongen, dat zou buiten Den Haag toch niet verkopen. “Ben je gek geworden, Harry”, kreeg ik te horen.

   Ik moest mijn overtuiging nadrukkelijk doordrukken. In die dagen was ik door Henk Hoksbergen, directeur van PolyGram-Nederland, tot werknemer van het jaar uitgeroepen. Dat gaf me de noodzakelijke ‘power’ om de release te bewerkstelligen.

 

 

Het aan de man brengen van de plaat was niet eenvoudig. De leden van Klein Orkest zagen een platenmaatschappij als een noodzakelijk kwaad om hun liedjes bekend te maken. Toen het erop aan kwam, weigerden ze om op te treden in de televisieprogramma’s die van belang waren. Dat gold niet alleen voor ‘O o Den Haag’ maar ook voor ‘Laat me maar alleen’ en latere singles. Dat was niet alleen lastig maar bezorgde de pluggers problemen in hun contacten met de omroepen.

   Voor één programma werd een uitzondering gemaakt, namelijk ‘Op volle toeren’ van de Tros, dat door Chiel Montagne (Bert van Rheenen) gepresenteerd werd. De groep stond toe dat Hennie de Jong het nummer, dat hij zelf niet gezongen had, zou playbacken. Zo gebeurde het ook bij de televisieopname die in de Efteling gemaakt werd. Harrie Jekkers, de echte zanger, stond samen met mij toe te kijken hoe De Jong als Harry Klorkestein werd aangekondigd en deed alsof hij de vertolker was.

 

031-5a ADO

ADO met Theo van der Burch (linksachter), keeper Ton Thie (linksvoor), Aad Mansveld, Lex Schoenmaker en Dick Advocaat

 

31 Vianen Holland Sport
'De lange van Vianen' (keeper bij Holland Sport)
 
Uit: 'O o Den Haag, mooie stad achter de duinen'.

    Ik zou best nog wel een keertje met die ouwe naar ADO willen kijken.

    In het Zuiderpark, de lange zij, een warme worst, supporters om je heen.

    Lekker kankeren op Theo van der Burch en die lange van Vianen,

    Want bij elke lage bal dook die eikel er steevast overheen.

 

Een paar keer draaien op de radio en de uitzending van Montagne was genoeg om de hit tot stand te brengen . ‘O o Den Haag’ bereikte de vierde plaats in de top 40. Iedereen wist dat het nummer eigenlijk van Klein Orkest was. Bij optredens werd er dan ook voortdurend om ‘O o Den Haag’ gevraagd. De groep was genoodzaakt er iets op te vinden.

   Ik was er bij in een jeugdhonk te Weesp. In die tijd waren er nog geen met miljoenen gesubsidieerde cultuurpaleizen voor jongeren. Het Haagse nummer werd bewaard voor de toegift. Hennie de Jong begon te zingen. Het publiek werd op het verkeerde been gezet met gebaren dat het refein zou volgen, maar dan kwam er een volgende couplet als ‘instinker’. En dan deed Harrie Jekkers alsnog ‘gewoon’ mee. Tevreden ging het publiek naar huis.

 

***

 

Meer nog dan ‘Mooi Volendam’ is ‘O o Den Haag’ een klassieker geworden. Een nummer dat ‘iedereen’ kent en automatisch meezingt op feestjes. In boekjes en op websites zijn allerlei verhalen verschenen over de gang van zaken rond de hit van Harry Klorkestein. Uit eigen ervaring weet ik dat ze grotendeels onjuist zijn. De auteurs van ‘Het lied van Den Haag’ (Nijgh & Van Ditmar 2006) heb ik telefonisch de ware toedracht verteld. In hun boek hebben Paul Groenendijk & Jimmy Tigges wel mijn naam genoemd maar niet weergegeven wat ik gezegd heb. Volgens de ‘verhalen’ was ‘O o Den Haag’ al een piratenhit voordat het nummer op de plaat gezet werd. Volgens een ander verhaal heeft Hennie de Jong een poging gedaan het liedje in de studio te zingen. Het is niet bedoeling betweterig over te komen. Ik kan echter niet anders zeggen dan dat het achteraf gecreëerde mythes zijn.

 

Op YouTube is ‘Mooi Volendam’ in de uitvoering van Canyon te zien. Het optreden van ‘Harry Klorkestein’ is (nog) niet op het internet verschenen. Wel zijn er allerlei versies van ‘O o Den Haag’ te bekijken en te beluisteren, onder andere van draaiorgel De Turk en de Sjonnies. De meest interessante interpretatie op het net vind ik die van Koninginne-nach 2008 (29 april, Den Haag), een amateuropname van een optreden van o.a. Robert Jan Stips en Freek de Jonge.

 

Harry Knipschild

22 mei 2010
 
Op 13 september 2010 reageerde Jimmy Tigges als volgt:
"Over het stuk over de totstandkoming van Harry Klorkesteins 'Oh Oh Den Haag' wil ik graag wat zeggen. Daarin wordt gesuggereerd dat de uitleg in ons boek 'Het lied van den Haag' niet zou kloppen. Ik heb destijds voornamelijk drie belangrijke bronnen gebruikt: de telefonische gesprekken met jou en Cees Grimbergen, plus het verhaal over Harrie Jekkers in de bundel 'Achter de duinen'. Harrie was zelf niet benaderbaar.
   De herinneringen van de drie genoemde personen kwamen niet honderd procent overeen, zoals dat wel vaker het geval is als verschillende betrokkenen bij een bepaalde zaak daarvan verhalen. Ik heb er één kloppend verhaal van proberen te maken.   
   Het is Jekkers zelf die in zijn boekje schrijft dat Hennie de Jong enkele niet geslaagde pogingen deed om het lied in de studio in te zingen. Ook het verhaal over het rondsturen van de bandjes aan piratenzenders waar ze 'dag en nacht' gedraaid zouden zijn, komt uit het verhaal van Jekkers. Tja, als de schrijver en zanger van het nummer het zelf zo zegt, was is dan waar en/of niet waar?"
 

 

25 oktober 2010
Het liedje 'Oh Oh Cherso', een bewerking van 'O O Den Haag', heeft de bovenste plaats bereikt van de Nederlandse hitlijsten.
  • Raadplegingen: 25275