20 - Herinneringen aan de Harmonie in Batavia
In 2021 werd ik lid van de Harmonie in Oegstgeest. De sociëteit, hier opgericht in 1934, bleek een voortzetting te zijn van een eerdere sociëteit in Batavia, de huidige Indonesische hoofdstad Jakarta. Ter gelegenheid van het achttiende lustrum en het te verschijnen lustrumboek werd mij verzocht om een kort inleidend hoofdstuk te schrijven over die eerdere Harmonie in Nederlands-Indië. Het was Herman Willem Daendels, die tijdens het korte Franse bestuur van Java de aanzet had gegeven tot die Indische sociëteit.
Onderstaand het hoofdstuk dat dit voorjaar in druk is verschenen.
Harry Knipschild
Mei 2024
Herinneringen aan de Harmonie in Batavia
In het tijdperk van de Franse Revolutie, de Franse tijd, veranderde er veel in de wereld – ook in het gebied dat we nu Indonesië noemen. In 1800 kwam er een einde aan de VOC, de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Keizer Napoleon liet een sterke man naar Batavia sturen om Java en de specerij-eilanden stevig onder Franse suprematie te brengen. De keuze viel op Herman Willem Daendels (1762-1818), die zich al eerder voor de Franse belangen had ingezet, onder andere bij het verdrijven van stadhouder Willem V (1795) en het verdedigen van de Bataafse Republiek tegen de inval van de Britten en Russen in 1799.
Eenmaal gearriveerd in Batavia (januari 1808) slaagde Daendels er als gouverneur-generaal en maarschalk in alle macht naar zich toe te trekken. Door zijn energiek en centralistisch optreden werd de Hattemer weldra betiteld als de ‘kleine Napoleon’. Tot aan zijn vervanging in 1811 door J.W. Janssens, wist de maarschalk een landing van de Britten op Java te voorkomen.
Daendels
Daendels
Daendels liet het ‘verpestende’ Batavia aanzienlijk uitbreiden. Het kasteel en de stadsmuren werden gesloopt, grachten gedempt en het regeringscentrum verplaatst naar Weltevreden. Hoe langer hoe meer welgestelden vestigden zich rondom het Koningsplein.
Historicus Wim van den Doel: “Het was geen toeval dat tijdens Daendels’ bewind de nieuwe sociëteit, de Harmonie, niet in het oude Batavia, maar op de kruising van de Molenvliet en Rijswijk werd gevestigd. De hoofdstad van Nederlands-Indië zou niet langer een ‘Nederlands’ aanzien hebben, maar een ‘Indische’ aanblik krijgen: die van een uitgestrekte en ruim opgezette tuinstad”.
Daendels was een perfectionist. Hij was niet alleen militair, maar ook gepromoveerd jurist. De gouverneur-generaal bemoeide zich, zoals gebruikelijk, met de kleinste details. Zo legde hij niet alleen de exacte ligging vast, maar ook alle afmetingen en positie van het gebouw, inclusief dikte van de muren, buiten en binnen, alle kamers, tot en met de toiletten (gemakhuisjes), kolfbaan en woning van de kastelein.
Vanwege de oorlogssituatie werd de bouw niet meteen voltooid. Er waren andere prioriteiten. Pas onder het bestuur van de Britse luitenant-gouverneur Raffles kon de sociëteit opgeleverd worden. Er moesten aardig wat financiële problemen overwonnen worden om dat mogelijk te maken. De opening vond plaats op 18 januari 1815.
De Harmonie had het steeds financieel moeilijk, zeker nadat Nederland het gebied weer terugkreeg van de Engelsen, meldden de bronnen. “In 1823 en 1824 steeg de nood opnieuw voor de sociëteit. Zij was slecht bij kas. Het gebouw moest noodwendig enige herstellingen ondergaan. De vloer in de danszaal was geheel verteerd. Een milde regering behoedde de Harmonie voor verval. Een sieraad van de hoofdplaats, de enige gelegenheid tot vereniging van talrijke gezelschappen, zowel bij hoge feestdagen en plechtigheden, als voor gezellige bijeenkomsten, verdiende haar behartiging, al ging zij met offers gepaard”.
De Harmonie verloor zijn zelfstandigheid, kon je in 1842 lezen. “Sedert die tijd (het laatst van 1824) was het gebouw geheel het eigendom van het gouvernement, waarover de sociëteit de vrije beschikking had, terwijl zij het gouvernement met haar meubels etc. bij publieke feesten bijstond. Van ’s lands wege werd voorzien in het onderhoud van het gebouw. Alleen het witte binnenhuis en het schoon houden van het lokaal bleven ten laste van de sociëteit”.
Harmonie in 1844
Harmonie en dis-harmonie
Niet iedereen vond dat de naam van de sociëteit de sfeer goed weergaf. Dat was niet verbazingwekkend anno 1842. “Harmonie heerst in geen enkele sociëteit – vooral niet op plaatsen waar zo tegenstrijdige belangen werken als te Batavia. Al die mensen die daar aan het biljart staan, of voor de speeltafels zitten; die in de nieuwspapieren lezen of slechts toekijken; ieder met een glas wijn, bier, likeur of water voor zich – al die mensen kunnen geen harmonie daarstellen. Eer- en geldzucht verdelen de harten.
De zegepraal troont op het voorhoofd van diegenen die in hun ondernemingen slaagden. Het gelaat van de ongelukkige sukkelaar trekt samen van verdriet en spijt. De wellusteling juicht er om een pas gepleegde, betaalde verleiding – naast de innig beminnende, die wanhopige pogingen aanwendt om zijn zelfbedrog te vergeten, en eeuwig aan de verstoting denkt, terwijl hij krachten inspant om zijn geheim voor de aanwezigen te verbergen.
Onaangename kontrasten. Nogmaals: nee. Er is geen harmonie in sociëteiten denkbaar. Zij bestaat immers evenmin in de grote maatschappij daarbuiten, waarvan de sociëteiten een verkleind afbeeldsel zijn. Eigenbelang zwaait de scepter”.
biljartkamer in de Harmonie
De redacteur van tijdschrift ‘De Kopiist’ ging nog wat dieper in op biljarten en kaarten.
“Bij biljartspel is sprake van ‘een gezonde beweging, leniging der spieren, krachtoefening in de armen, bevallige, althans ongedwongen houding. Daarbij is het een spel dat het langste duurt, eer de rekening van winst en verlies komt. Sommigen maken er twee uren van. En wat hebt u dan verbeurd? Zoveel kwartjes als partijen. En, als het heel royaal is, een fles champagne, die u zelf hebt helpen opdrinken’”.
Het kaartspel zou minder aantrekkelijk zijn. “Dat plat zitten; het hoofd geledigd van alle goede gedachten, als ze er ooit in geweest zijn. Dat laat voortspelen tot diep in de nacht. Ik spreek nog niet van de eeuwige spanning, waarin men verkeert, terwijl hoop op winst en vrees voor verlies elkander onophoudelijk afwisselen; noch van de langzaam werkende, angstige verandering in de trekken van degene die in het begin van het spel won en vervolgens telkens verliest; noch van de doffe, maar almaar vuriger wordende blik van de verliezer, die er weer bovenop denkt te komen. Dat alles is walgend – een akelig tafereel bij een geveinsde vrolijkheid”.
Met andere woorden: “Een hartstochtelijk kaartspeler is verloren voor de maatschappij. Een hartstochtelijk biljartspeler blijft een opgeruimd mens”.
Batavia 1619-1869
In Soos en samenleving in tempo doeloe (1965) keek Hein Buitenweg terug op de ‘histoire íntime’ van de Harmonie. Hij wees op het jaar 1828 toen men er een Oud-Hollandse kermis georganiseerd had. “Men trof hier aan hansworsten en kwakzalvers, mallemolens en koekkramen, stalletjes met eieren en zuur – en het voornaamste dat tot een Amsterdamse kermis behoort”.
standbeeld Coen (1929)
Op 29 mei 1869 werd het 250-jarige bestaan van Batavia herdacht. “Thans beleefde men een schitterende reprise van de stichting. Tegelijkertijd werd de eerste steen gelegd voor het grote standbeeld van Jan Pieterszoon Coen, vóór het zogenaamde Grote Huis op Weltevreden.
Reeds maanden van te voren had men zich op de festiviteiten voorbereid. Veel wat daarvoor nodig was, had men uit Europa moeten ontbieden. Het bal in de Harmonie vormde de schitterende slotscène. Het was gecostumeerd en het mocht gezegd worden, dat de blanke muren van de Harmonie niet eerder de weergave gezien hadden van zoveel fraaie klederdrachten.
Kunstenaar Isidore van Kinsbergen had de muren gedrapeerd en met schilderwerk getooid. Hij had de Harmonie ‘aangekleed’. Al wat Venetiaanse lantaarns, Perzische tapijten, Europese luxe-meubels, heraldieke écussons, fraaie draperieën en tropische gewassen, met nog tal van wapens, vaandels en chasinetten tot die aankleding hadden kunnen bijdragen, was hier verenigd tot een luisterrijk geheel. Allerwegen hingen bloemkorven en guirlandes, terwijl een soort van apotheose gevormd werd door het borstbeeld van Coen, gedragen door geniën en gekroond door het wapen van Batavia”.
Ter gelegenheid van de herdenking van de stichting van Batavia in 1619 hadden de stoomvaart-maatschappijen een ‘welverzorgd souper’ aangeboden. “Veertig tafels, elk voor twaalf personen, vulden de eetzalen. Bij het nagerecht droeg de voorzitter van de feestcommissie een vers voor. Het eindigde met de regels, tot het borstbeeld gericht:
‘Zo is uw heldennaam met onverbreekbare band
Verbonden aan de bloei van het Indisch vaderland
En drinkt van eeuw tot eeuw met mij de feestdronk na
Die ik thans breng met dit glas aan Coen, Batavia’”.
Indische etiquette
Informatie over de rol van de vrouwen is te vinden in het in boekvorm verschenen verslag van Willem van Rees, Herinneringen uit de loopbaan van een Indisch officier (1874).
Kort na aankomst in Batavia was Van Rees getuige van een bal in de Harmonie. “Tweeduizend uitnodigingen zijn namens de gouverneur-generaal rondgezonden aan allen, die in enige betrekking staan tot het gouvernement.
Het front van het sociëteitsgebouw is met lampions verlicht. De gasten komen in groten getale op en brengen hun dames in de tweede danszaal. Daar zitten honderden schone vrouwen in driedubbele rijen langs de gedecoreerde wanden. Aan het hoofd van de zaal staan enige sofa’s, bestemd en ten dele reeds bezet door de vrouwen van de hoogste ambtenaren. De binnenruimte is gevuld door schitterende uniformen en stijf-geborduurde rokken.
Alles blinkt, tot de ogen der mensen toe. De lichte en doorzichtige toiletten, de schone kapsels en welriekende bloemen, de essences wier geur zich met die der bloemen vermengt, maken de atmosfeer bedwelmend en brengen de zinnen in verwarring”.
Over het arriveren van de gouverneur-generaal legde Van Rees vast: “Aller ogen baden zich in het reine genot van de landvoogd te mogen bewonderen. De dames nemen het toilet van de gouvernante op. Ze beginnen er meteen opmerkingen over te maken.
Spoedig wordt de mars gespeeld. Het is een teken dat het bal wordt geopend. De Grote Heer biedt met een glimlach zijn arm aan de vrouw van de vice-president van de raad van Indië. Deze laatste vraagt aan de gouvernante de eer haar zijn arm te mogen aanbieden.
Alle grote mannen volgen het voorbeeld. Ieder weet vooruit, welke dame hij de eer moet aandoen of mag hebben de arm te presenteren, naar gelang de dame de echtgenoot is van een lager of hoger ambtenaar. Het is een officieel feest. Alles gaat er dus officieel toe.
De plaatsen der dames, ofschoon niet genummerd, hebben ieder hun bestemming. Wee de dame die inbreuk op iemands rechten maakt. Eindelijk heeft chacun zijn chacune aan de arm. Nu zet de escorte zich met alle deftigheid in beweging – volgens rang en ancienniteit.
Wat zijn die dames aan het hoofd der kolonne gelukkig. Wat werpen zij met lieve glimlachjes vernietigende blikken om zich heen. Hoe goedhartig kijken zij neer op hen, die de wand blijven garneren en die zij in het voorbij gaan bijkans onder hun golvend kleed bedelven. Want hoe uitgestrekt de zaal ook zijn mag, zij is te klein om de promenade algemeen te maken.
Vrouwen van controleurs, kommiesen, kapiteins, vrouwen onder de ƒ500 per maand (’s mans traktement wel te verstaan) hebben dus geen gelegenheid de schoonheid van hun toilet ten toon te spreiden”.
balzaal in de Harmonie
Concordia en de Harmonie
Over een wat latere periode, na de opening van het Suezkanaal (1869), schreef Van den Doel dat er veranderingen hadden plaatsgevonden. “Batavia’s bovenstad kende twee belangrijke pleinen: het enorme Koningsplein, waaraan het paleis van de gouverneur-generaal, het museum en de bibliotheek van het Bataviaasch Genootschap, het spoorwegstation Gambir en de huizen van de Europese elite lagen, en het Waterlooplein, waar belangrijke gouvernementsgebouwen gevonden konden worden.
Aan het Waterlooplein was ook de militaire sociëteit Concordia gevestigd, die zich, omdat zowel mannen als vrouwen er welkom waren, aan het einde van de negentiende eeuw in een grotere populariteit mocht verheugen dan de oudere herensociëteit de Harmonie.
Het sociale leven in Batavia speelde zich volledig rondom de twee sociëteiten af, waarbij er vaak weinig meer te doen was dan te kaarten, te biljarten of rond de ‘kletstafel’ onder het genot van een bittertje de laatste nieuwtjes en roddels uit te wisselen”.
Harmonie in 1940 (bij 125-jarig bestaan)
In de Franse tijd vonden grote veranderingen plaats. Ook in onze jaren is dat het geval. Batavia is al lang omgedoopt in Jakarta. Een monument voor Coen is er niet meer in Indonesië, alleen (nog) in Hoorn. Ook het gebouw van de Harmonie is verdwenen. In het jaar 2000 schreef Ida Indawati Khouw in de krant, de Jakarta Post, een artikel getiteld ‘Clubhouse Harmonie is now a parking lot’.
Van de goede oude tijd, tempo doeloe, is weinig meer over.
Harry Knipschild
25 maart 2023
Literatuur
Joh. Olivier, Aanteekeningen gehouden op eene reize in Oost-Indië, Amsterdam 1827
Engelbertus de Waal, ‘De kopiist’, 1841/2
W.A. van Rees, Herinneringen uit de loopbaan van een Indisch Officier, Den Haag 1874
Hein Buitenweg, Soos en samenleving in tempo doeloe, Den Haag 1965
H.W. van den Doel, Het Rijk van Insulinde, Opkomst en ondergang van een Nederlandse kolonie, Amsterdam 1996
Ida Indawati Khouw, ‘Clubhouse Harmonie is now a parking lot’, Jakarta Post, 9 december 2000
- Raadplegingen: 834