Skip to main content

451 - Millie Small, in de hitlijsten met ‘My Boy Lollipop’

 
 
In de eerste top 2000, die van december 1999, vonden we Millie (Millie Small, 1946-2020) met ‘My Boy Lollipop’. In de volgende edities van het radio-programma ontbrak de hitsingle uit 1964, waarschijnlijk omdat de muziek uit die tijd door een nieuwe generatie minder gekend is, er minder nostalgische banden zijn en dus ook minder stemmen komen. Maar mensen boven een zekere leeftijd hoef je de titel maar te noemen, ze worden vrolijk en zingen het spontaan – ik spreek uit eigen ervaring.
   Omdat er een en ander te vertellen is over het liedje én de artieste lijkt het me een aardig idee om dat nu eens te doen aan de hand van gegevens die de laatste tijd beschikbaar gekomen zijn. 
 
 
451 1 My Boy Lollipop

 
Het liedje
 
 
Je zou het misschien niet vermoeden, maar ‘My Boy Lollipop’ komt voort uit de doo-wop muziek. In de jaren vijftig waren The Cadillacs populair in dat genre. Hun naam was een verwijzing naar het populaire auto-merk. In 1955 had de groep uit Harlem een landelijke hit met ‘Speedo’, geschreven door Esther Navarro en uitgebracht op het Josie-label. Zanger Earl Carroll werd voortaan Earl ‘Speedo’ Carroll genoemd. Andere hits waren ‘Rudolph The Red-Nosed Reindeer’, ‘Peek-A-Boo’ en ‘Zoom’.
   De samenstelling van de groep veranderde regelmatig. Robert Spencer was in 1956 en 1957 van de partij. Als componist manifesteerde hij zich met ‘My Girl Lollypop’. Zijn song verscheen echter niet in het repertoire van de Cadillacs. Maar Spencer wist het liedje te verkopen aan Morris Levy, eigenaar van Roulette Records – een praktijk die niet ongebruikelijk was in de jaren vijftig.
   Levy speelde ‘My Girl Lollypop’ door aan Gaetano Vastola, manager van een blank meisje, Barbie Gaye, toen veertien jaar. Daarom moest de tekst en de titel veranderd worden. Zo werd ‘My Boy Lollipop’ geboren.
 
Op het internet is te lezen: “When it came time to record, Gaye cut school and took the subway to a recording studio in Midtown Manhattan. Gaye met the three members of the session band, guitarist Leroy Kirkland, saxophonist Al Sears and drummer Panama Francis.
   The band leader, Kirkland, asked Gaye to sing the song for them. After listening to her, they changed parts of the original score to better match her vocal style. The generic rhythm & blues beat was replaced with a relatively new style becoming popularized by Jamaican musicians. The style was a mix of American jazz and R&B, with calypso and mento. The four artists went into the studio and recorded the song in one take”.
 
 
451 2 Barbie Gaye

 
Het lijkt erop dat Levy en Vastola goede contacten hadden met Alan Freed, grondlegger van het begrip rock & roll en een van de meest populaire deejays in het land. Hij liet de single in elk geval regelmatig op de radio horen. Barbie, zo is te lezen, mocht zelfs samen met Little Richard optreden in een van de shows die Freed in New York organiseerde.
   Daarna verdween het meisje uit het zicht. Maar het lollipop-idee werd niet veel later opgepakt door de Chordettes. Hun single ‘Lollipop’ bereikte in 1958 de top van de hitlijsten.
 
 
Rhythm & Blues muziek uit New Orleans op Jamaica
 
 
Zwarte muziek uit New Orleans, is afgedrukt in de Fats Domino-biografie van Rick Coleman, was populair op het (toen nog Britse) eiland Jamaica. Dat gold zeker voor Fats Domino. “My earliest influence in music comes from Fats Domino time”, verklaarde Bob Marley later.
   Gitarist Ernest Ranglin, kun je erin lezen, beweerde stellig: “The ska rhythm was derived from the shuffle and boogie beats from New Orleans that were so popular in local dance halls”. Wie de kans kreeg reisde naar New Orleans om er platen aan te schaffen. Een van hen was Clement ‘Coxsone’ Dodd, op diverse terreinen actief in de Jamaicaanse muziekbusiness. Zeelui namen platen uit New Orleans mee, zoals ook Engelse matrozen uit Liverpool dat elders deden. Havensteden fungeren vaak als broeinest van popmuziek.
   Vooral ‘Be My Guest’ (1959) uit het Domino-repertoire werd populair op het eiland. Volgens Coleman is het ritme van die single de basis van wat later reggae geworden is.
 
Begin 1961 reisde Fats Domino met zijn orkest naar Jamaica. In de biografie: “Fats Domino! Brilliant sunshine slashed through an ocean of blue sky in Jamaica in early 1961. On narrow dirt roads between simple white shacks, islanders thronged Domino’s limousines. Fats waved to the fans, taken aback by the adulation. He was beginning to realize that he had influenced music worldwide, as his hit ‘Let the four winds blow’ would soon suggest.
   On January 31, the entire Domino entourage smiled for a photograph upon their arrival at the Montego Bay Airport for the tour, which was booked by Jamaican impresario Stephen Hill. The photo and a story appeared on the front page of nation’s major newspaper, The Jamaica Gleaner, the next day”.
 
 
451 3 Fats Domino Jamaica 1961Fats Domino op het eiland Jamaica, 1961
 
 
Millie
 
 
Jamaica is bekend geworden door zijn reggae-muziek. Vooral Bob Marley heeft, achteraf, het eiland op de kaart gezet. Millie Small speelde in het begin een interessante rol, toen er van wat we nu reggae noemen nog geen sprake was.
   Millicent ‘Millie’ Small werd op 6 oktober 1947 geboren in Clarendon op Jamaica. Zeven broers en vijf zusjes gingen haar voor. Ze was 9 jaar toen Barbie Gaye ‘My Boy Lollipop’ zong en 13 jaar toen Fats Domino het eiland met een bezoek vereerde. In nogal wat artikelen werd beweerd dat haar vader de leiding had over een plantage. Volgens Millie ten onrechte. “He was just a man who worked in the cane fields cutting cane”.
   Muziek hoorde ze op de radio. “When I was going to school I used to listen to the radio. There was a radio program called ‘Vere Johns’ Opportunity Knocks’. When I was at school I was not interested in what they were teaching me. So I used to look in the Star newspaper and see all these songs out there and I wanted to sing some of them. I got in touch with the promoter of the Vere Johns’ contest, which was a talent contest, and I got the go-ahead. I went to Montego Bay and sang and won 30 shillings, second prize. It was a lot of money then. That’s where it all got started”.
   Millie was op dat moment 12 jaar.
 
Chris Salewicz haalde heel wat feiten boven water. Millie ging bij een tante in Kingston wonen. Ze deed auditie bij de al eerder genoemde Clement Dodd – met een positief resultaat. Dodd zag wel iets in het jonge zangeresje. Hij vergeleek haar met Shirley Goodman van het duo Shirley & Lee, dat in New Orleans opnamen gemaakt had in de studio van Cosimo Matassa, waar eerder Lloyd Price, Fats Domino en Little Richard van zich hadden laten horen.
   Dodd bracht Millie samen met zingende jongens. Het duo Owen & Millie scoorde met ‘Sugar Plum’, het duo Roy & Millie deed het goed met ‘Marie’ en zeker ook ‘We’ll Meet’. In die song, door Millie zelf geschreven, hoor je de invloed van New Orleans-muziek – met saxofoon, trompet en het shuffle-ritme, herkenbaar van ‘Be My Guest’.
 
 
Chris Blackwell
 
 
Chris Blackwell, een Engelse muziekondernemer, die zijn jeugd op het eiland doorbracht, werd geattendeerd op de capaciteiten en het regionale succes van Millie. Het initiatief zou uitgegaan zijn van Jack Baverstock, A&R-manager bij de Britse afdeling van Philips. Baverstock ontdekte dat haar singles vanuit Jamaica in Londen geïmporteerd werden en gaf zijn bevindingen door.
   Chris, 26 jaar, nam telefonisch contact op met de ouders van het meisje. Salewicz: “He was convinced that their daughter, more than anyone else then performing in Jamaica, could become an international star, he told them”.
   In een interview zei Millie: “Chris Blackwell was in Jamaica in 1962-1963 and heard ‘We’ll meet’. He liked it and he wanted to release it in England. He brought it to England and everybody liked it. He wrote to me from England and he said I should come to England and get the record out and sing”.
   In een ander interview vertelde ze over haar verleden: “My momma had heard me singing and knew I had to leave Jamaica for England. We weren’t rich. My mom and dad did not live together. They had gone their separate ways.
   I was my mother’s last child and I left her when I was twelve-and-a-half. I was 15 when I went off to England. It was a good time, that’s all I can say. My upbringing was poor but it had a lot of love in it. I loved my little family.
   When I came to England it was on the 22nd of June, 1963. It was exciting! I wasn’t afraid of anything. I looked after myself. I got all my papers in Jamaica, my passports and so on, on my own. Nobody helped me, I just used my brain and get everything on my own. I came to England on a Sunday and it was like I’d been here before. My mother was very pleased. It was just love at first sight with myself and my new manager Chris Blackwell”.
 
Chris Blackwell nam Millie, 15 jaar, onder zijn hoede. Hij werd haar manager en trad zelfs op als haar voogd. “When I first came to England Chris Blackwell and I would just go shopping together like father and daughter. I had to wear trousers for my dancing, you know, and my tailor was Dougie Millings in London. He made clothes for the Swinging Blue Jeans and the Beatles and people like that. I loved my trousers. I would go there and he made all of my stage clothes”, wist ze zich later nog te herinneren.
   Blackwell deed ook in andere opzichten zijn best. Hij zorgde ervoor dat Millie op een toneelschool les kreeg zodat ze zich beter op het toneel kon bewegen en ook verbaal goed uit de hoek kwam. Dankzij hem kreeg ze bovendien de kans om op te treden tijdens een rhythm & blues festival in Birmingham – met succes.
   Aanvankelijk kwam er van een echte carrière echter weinig terecht. In Engeland begrepen ze maar weinig van de ‘blue beat’ zoals die genoemd werd. “His friends thought he [Blackwell] was mad because calypso was the popular genre then”.
   Millie zei het later zo: “I did two songs but nothing happened with them. They were only for television. One was ‘Don’t You Know’ and I can’t remember the other one”.
 
 
451 4 Chris Blackwell 1961Chris Blackwell, 1961
 
 
‘My Boy Lollipop’
 
 
Blackwell gaf niet op. Hij bracht Millie voor de tweede keer naar de studio. Glyn Johns zat achter de knoppen. Volgens Millie was Chris op het idee gekomen om een cover van ‘My Boy Lollipop’ te maken. Ernest Rangler, de ervaren Jamaicaanse gitarist, trad op als muzikaal leider. Volgens Millie had de toen nog onbekende Rod Stewart er mondharmonica op meegespeeld. “I can see him at the studio, leaning against the wall. Cute little boy. A very nice-mannered guy. And he put the harmonica on it and it was fantastic!”, legde ze later uit.
   Millie: “Chris Blackwell got the song and it was perfect for me. Ernest Ranglin of course was the arranger. Ranglin was a genius. He got this song and let me record. He was like a father figure to me. He looked after me, he and Chris Blackwell. We travelled together all the time, so our relationship was a pure, loving fatherly and daughterly relationship. He looked after me very, very well”.
 
 
451 5 Ernest RanglinErnest Ranglin
 
 
Millie was niet helemaal gelukkig met het eindresultaat van de plaatopname. Ze had geenszins het gevoel dat ‘My Boy Lollipop’ zou aanslaan.
   Maar in popkrant Disc werd de single goed ontvangen. Op 7 maart 1964 zag Don Nicholl er een hit in. “Yes, though barely known in Britain as yet, I think we’ll have to tip Millie for the heights. Her blue beat performance of the American number ‘My Boy Lollipop’ has cuteness. It’s a weird little voice, but distinctive, and somehow captivating the more you listen. If there’s to be a demand for blue beat then this Jamaica girl deserves a place in the Top Thirty”.
   Die zelfde maand al verscheen de single in de Britse hitlijsten.
 
In Disc mocht Millie aan Dick Tatham een en ander uitleggen over de nieuwe muziek.
   “During the short time it has been making its mark in Britain, there have been a lot of different answers to the question ‘What is blue beat? So when Millie, the blue beat queen, hit the charts, I rang to ask if she could help pin down the definition.
   ‘We don’t call it blue beat in Jamaica’, said Millie in her bubbling, high-pitched tones. ‘This is just a commercial term. Ska music – that is the real name. The basic rhythm goes back to the year dot in Jamaica. But it was first launched as an organised craze about four years ago. It has to have that rhythm. The uh! uh! uh! – if you get the message. It can be fast or slow. But not too slow. Not ballad speed. 
   The words can be any kind. Religious, bluesy, happy, crazy, about love. Anyone in the country could write them. Or sing them. Or dance to the music. But the music’s gotta be cool. Ya can dance most anything to it – the twist, bird, slop, jive”.
   In die tijd was Millie al bezig een album op te nemen. “I’m hoping to include a few Fats Domino numbers. Like ‘I’m in love again’ and ‘There goes my heart again’”. Maar Elvis Presley was haar idool.
   Intussen steeg de single door naar een hoge klassering en verbleef maandenlang in de Britse hitlijsten van popkranten als New Musical Express, Melody Maker, Record Mirror en Disc.
 
 
Een ster
 
 
Het kwam goed uit dat Millie juist in die tijd de Engelse hitlijsten bestormde. Het jaar van haar doorbraak, 1964, was tevens het jaar dat de Beatles Amerika veroverden en zo de British Invasion in gang zetten. ‘My Boy Lollipop’ wist derhalve niet alleen een toppositie in Engeland te bereiken, maar ook in Amerika. 
   De Britse popkranten wilden nu alles van Millie weten. Ze moesten immers hun kolommen vullen. 
   In die tijd had Millie niet in de gaten dat er iets bijzonders aan de hand was. “I didn’t look at it that way. At the time I just saw it as a song that had become a hit somewhere, honestly. It seemed so natural. I had the hit, I toured the countries, and came back to England and that was that”.
   Zelfs een optreden op de BBC-tv, samen met de Beatles, had niet echt indruk gemaakt. “It was nothing that exciting, but I was happy to do it. It was lovely for me, my little experience. I was just taking it all in and enjoying it. I didn’t think too much of it, really. Of course I worked with them at the television studio, but I didn’t really meet them as such to say hello to John. But I loved them anyway”.
   Veel van de verhalen die in 1964 de ronde deden waren, zoals dat tegenwoordig heet: nepnieuws. Zoals over haar romance met Peter Asher, van Peter & Gordon. “Peter was like my little baby boy. We toured together and yes we were friends then. It was not romantic. I saw in the headlines that Peter Asher and Millie Small were getting married and living in Hampstead”.
   Wat een onzin, liet ze zich later ontvallen.
 
 
451 6 Billboard 4 juli 1964Billboard, Amerikaanse hitlijst, 4 juli 1964
 
 
Menig artikel zou uit een dikke duim gezogen zijn – zoals over haar voodoo-fascinatie. “Millie’s background includes voodoo! Straight up, no kidding - and all that. Millie’s uncle is a genuine witch doctor who dispenses potions and spells with the smooth aplomb of a practising Harley Street man. In fact, he upset Millie very much indeed before she left Jamaica for Britain.
   How come?
   Says Millie: ‘He put a voodoo spell on me. I don’t think he really approved of blue beat or scuff, as we call it. He suggested no good could possibly come of my trip. Anyway, I’ve been here for some time now and nothing bad has happened. So there you go. Maybe I’ve beaten the spell’”.
   Peter Jones ging er in Record Mirror mee aan de haal. Als het aan Millie gelegen zou hebben, zou ze met alle inkomsten een groot huis kopen op het Engelse platteland en dan haar hele familie laten overvliegen. “Except, of course, my uncle, the witch doctor!”
   Peter Jones: “Soon, she’ll be strong enough to put a spell on him!”
 
Een groot huis zat er niet in, wel een eigen onderkomen in een appartementencomplex. Aan fans ontbrak het niet. “She’s got a record knocking No. 1, a lovely new flat to move into within the next few days [Cromwell Road], a silver disc, a new film coming up, and a vast fan following.
   Teenagers – both girls and boys – the young and the not so young, policemen, porters, they all love Millie. At Buckingham Palace for a photographic session (outside, not in) photos were almost impossible to take. The crowds all recognised her and almost hid her from the camera’s eye – remember, she’s only small.
   Again at Paddington, she found it difficult to get on the train without being recognised and mobbed. And just a few of her fans there included four policemen and several porters! And her fan mail consists quite largely of letters from sailors, although not all her fans are boys”.
   Millie wist niet wat haar overkwam – gebruikelijk bij jonge popsterren. “She loves it. She loves England and has no intention of returning to Jamaica”.
 
Chris Blackwell bleef haar zaken behartigen. “He is her guardian in this country. He has arranged separate lawyers, separate accountants for Millie. He wants her to be successful and contented”. 
   “I went with her around the world because each of the territories wanted her to turn up and do TV shows and such, and it was just incredible how she handled it. She was such a sweet person, really a sweet person. Very funny, great sense of humour. She was really special”, zei Blackwell later.
Millie reisde terug naar dat deel van de wereld waar ze vandaan kwam. “On her first visit to the United States, while at Kennedy International Airport, press photographers, newsmen, magazine editors, and radio and television crews were there to meet her. They danced and laughed with her on what could be described as one of the warmest and most unusual receptions, accorded to a foreign recording artiste.
   Her flight was named ‘The Lollipop Special’ as she received the world’s largest lollipop. She was idolised by many fans as was evident when the Port Authority police had to restrain an enthusiastic crowd of fans who went wild. Over 30 policemen had to surround Small as the crowd tried to get through the protective barricade just to touch her. This was followed by a hectic schedule with the media, interviews, and photo sessions.
    Small returned to Jamaica to a massive welcome home party. She was escorted by police motorcycle to greet Prime Minister Sir Alexander Bustamante [1884-1977] and the governor general.
   Probably the highlight of her success and popularity occurred when she returned to the United States for the New York World’s Fair 1964. The organisers had designated August 12 as Millie Small Day at the fair. Music critics hailed Small as the greatest singing sensation since the Beatles”.
 
 
451 7 Millie met een lollipopMillie met een ‘lollipop’
 
 
Geen goede opvolger
 
 
Helaas voor Millie kwam er geen adequate opvolger. 
   Chris Blackwell: “The problem was that after ‘My Boy Lollipop’ we just couldn’t find another song of that calibre”.
   Toch moesten er nieuwe singles komen. Het succes was beperkt. ‘Sweet William’ kwam niet hoger dan 30, ‘Bloodshot Eyes’ eindigde in 1965 op een 48ste plaats. Andere singles haalden de hitlijsten helemaal niet. Daarmee kwam een einde aan het grote succes. Later vertelde Millie dat ze nooit royalties had ontvangen over de verkopen van ‘My Boy Lollipop’, waarvan wereldwijd vele miljoenen exemplaren verkocht waren (of zouden zijn). Millie nam nog een album op met songs van Fats Domino.
 
De media hielden op aandacht aan Millie te besteden. De Jamaicaanse muziek die zich ontwikkelde van blue beat tot ska, tot reggae, bracht nieuwe sterren voort zoals Jimmy Cliff, Desmond Dekker, Johnny Nash, Peter Tosh en vooral Bob Marley. Engelse popgroepen namen het Jamaicaanse ritme over zoals UB 40 met ‘Red Red Wine’.
   Chris Blackwell had dankzij ‘My Boy Lollipop’ een goede start gemaakt met zijn muziekbedrijf, dat hij niet voor niets Island noemde. In 1989, bij de verkoop aan Universal, bleek zijn onderneming driehonderd miljoen dollar waard te zijn.
   Millie werd niet rijk. In 1987 liet ze voor de BBC-camera’s weten, geen geld te hebben.
 
 
Millie in de vergetelheid
 
 
Millie verdween uit de schijnwerpers. In 1971 trad ze nog een paar keer op in haar geboorteland. Naar eigen zeggen trok ze zich bewust terug uit de publiciteit. “I went to live in Singapore. I was touring around those areas, like Singapore, which I did for a year and a half. I worked in the Far East a lot. I was quite good at it. It was quite welcoming for me out there.
   When I came back the last time from Singapore I didn’t do any jobs anymore. My last job had been in New Zealand, and I went from there back to Singapore and then to London. Since I came back that was the last performance I’ve done. I haven’t done anything else”, verklaarde ze in 2016.
   Aan Tom Graves bevestigde Millie nog eens dat de platenverkoop van ‘My Boy Lollipop’ haar niet rijker gemaakt had. “I haven’t received any royalties yet. I haven’t received a check that said for ‘Lollipop’ here is one million. But I hope one day I will”.
 
Van terugkeren naar Jamaica was nog geen sprake. “I’ve been asked to go back there many, many times. But I will go there in my due time. I didn’t miss Jamaica. London was such a nice country for me, like home. So I didn’t miss Jamaica at all”.
   Graves attendeerde haar erop dat ska-muziek steeds weer terug kwam in de Britse muziek. Groepen als The Specials, English Beat, Madness en The Selecter hadden voor een grote revival gezorgd. Waarom was ze daar niet bij betrokken, vroeg hij. Zij was toch de koningin van de ska…
   Millie Small: “Yes, everybody wanted me. They called and wanted me to record something and wanted to know when I was coming back, and I turned all those things down because I was creating my own style for my future”.
 
 
451 8 Millie Small familieFoto met fout onderschrift: Millie met Edward Seaga (1987)

 
Millie was intussen moeder van een dochter, Jaelee, geworden. “My baby came in 1984. That was my biggest entrance. Just the two of us. Nobody can come between us. Not yet anyway. It’s mommy and baby. Momma and child together, just the two of us.
   I am a homey person. I like to stay at home and watch television and listen to the news and so forth. And meditate and send positive energy out into the universe”.
   Millie werd ‘elusive’ genoemd.
 
 
451 9 award Onderscheiding in Jamaica voor Millie Small
 
 
Jamaica was intussen onafhankelijk geworden. Op 6 augustus 2011, de 49ste verjaardag van die onafhankelijkheid, kreeg Millie Small erkenning voor haar culturele rol: de ‘Order of Distinction in the rank of Commander’. Voor haar was dat geen reden om in het vliegtuig te stappen. Voormalig premier Edward Seaga (1930-2019) nam de onderscheiding namens haar in ontvangst.
 
Op 5 mei 2020 overleed Millie Small. “She opened the door for Jamaican music to the world”, verklaarde Chris Blackwell, die haar ontdekt had en er voor gezorgd had dat ‘My Boy Lollipop’ het levenslicht zag.
   Bij haar overlijden schreef Salewicz: “After a problematic relationship much of her income disappeared. Learning of this, Blackwell bought her a home in Britain and nurtured her finances. Every year she would earn performers’ fees from ‘My Boy Lollipop’, the sales of which eventually topped out at 7 million”.
   Contact hadden ze al lang niet meer gehad. Maar Blackwell herinnerde zich: “It was just incredible how she handled [haar korte tijd als ster]. She was such a sweet person: very funny, great sense of humour. She was really special”.
 
 
Harry Knipschild
13 maart 2020
 
Clips
 
 
Literatuur
 
Don Nicholl, ‘Millie Small, My Boy Lollipop’. Disc, 7 maart 1964
Peter Jones, ‘Millie, a blue beat bombshell’, Record Mirror, 4 april 1964
Dick Tatham, ‘Blue beat queen Millie explains the rhythm’, Disc, 4 april 1964
‘Little Chart Topper Millie’, Top Boys, 23 mei 1964
Maureen Cleave, ‘Millie and Lulu are the Younger Fry’,  Evening Standard, 4 juli 1964
Glyn Johns, Sound Man, New York 2003
‘Millie not so ‘small’ anymore’, Jamaica Gleaner, 15 oktober 2006
Rick Coleman, Blue Moon. Fats Domino and the lost dawn of rock ’n’ roll, Cambridge, Ma. 2007 (2006)
Cecelia Campbell-Livingston, ‘Millie Small plans JA concert’, Jamaica Observer, 8 juli 2012
Tom Graves, ‘An Interview with Millie Small’, Goldmine, augustus 2016
Stefan Schröder, ‘My Boy Lollipop – 1956’, 2017
‘Millie Small dies; Blackwell remembers her as a special person’, Jamaica Gleaner, 6 mei 2020
Chris Salewicz, ‘Millie Small obituary’, Guardian, 6 mei 2020
  • Raadplegingen: 5730