425 - Johnny Moore, paraat bij de Drifters
Kun je je voorstellen dat de Beatles optraden zonder Paul McCartney, de Stones zonder Mick Jagger, de Who zonder Pete Townshend, de Kinks zonder Ray Davies, Led Zeppelin zonder Robert Plant, Coldplay zonder Chris Martin? Kun je een popgroep vergelijken met een wielerploeg of een voetbalelftal, waarbij je de ene speler door een andere kunt vervangen en toch kampioen blijven?
Bij de Golden Earring(s) gebeurde dat toen Barry Hay, eerder zanger van Haagse Haigs, achter de microfoon plaatsnam bij de Hagenaars; hij nam de plaats van Frans Krassenburg over. Een geslaagde transfer, kun je achteraf stellen.
Motown
In de historie van de popmuziek gebeuren er in dat opzicht wel eens bijzondere dingen. Bij platenmaatschappij Motown bijvoorbeeld. Sommige groepen veranderden regelmatig van bezetting en stijl. Dat was zeker het geval bij de Temptations, maar bij de Marvelettes en de Vandellas (van Martha Reeves) zag je eveneens regelmatig nieuwe gezichten.
De loopbaan van de Supremes verliep chaotisch. De zanggroep bestond aanvankelijk uit vier meisjes, waarbij Florence Ballard (1943-1976) een vooraanstaande rol speelde. Diana Ross slaagde erin het voortouw te nemen. In 1967 werd Florence zelfs verwijderd en vervangen door Cindy Birdsong. Korte tijd traden ze op als Diana Ross & The Supremes.
Weldra ging Diana Ross op de solo-toer en werd vervangen door Jean Terrell. Alleen Mary Wilson (1944-2021) bleef nog over uit de originele bezetting. Ondanks het vertrek van Ross (en Ballard) scoorden de ‘Supremes’ met ‘Stoned Love’. Het trio ging nog tot 1977 door met meisjes als Scherry Payne en Susaye Greene.
Supremes in 1965 (vlnr Ballard, Wilson, Ross)
Clyde McPhatter en de Drifters
Even wonderlijk is de geschiedenis van de Drifters, die in ons land vooral bekend zijn geworden met ‘Save the last dance for me’ (1960).
Clyde McPhatter (1932-1972) was een van de leden van een zanggroep die door het leven ging als The Dominoes, later Billy Ward and His Dominoes. Ward zong zelf niet mee. Hij was arrangeur, manager en eigenaar van de naam Dominoes. Evenals bij een voetbalelftal kon hij de spelers naar eigen believen vervangen en dat deed hij.
Dankzij ‘Sixty Minute Man’ (1951) werden de Dominoes beroemd in Amerika en konden goed de kost verdienen. De inkomsten kwamen evenwel terecht bij Billy Ward en zijn muzikale partner Rose Marks. McPhatter, die in ‘Sixty Minute Man’ en andere R&B hits als frontman optrad, had weinig inkomsten. Hij kon zelfs nauwelijks rondkomen. Een conflict bleef niet uit. Clyde verdween uit Billy Ward & His Dominoes.
Atlantic Records had belangstelling voor de artiest. Bij die platenmaatschappij hadden ze gevoel voor zwarte muziek. Ruth Brown, Ray Charles, LaVern Baker en de Coasters verschenen regelmatig in de rhythm & blues bestsellerlijsten. McPhatter werd de centrale zanger van de Drifters, die om hem heen geformeerd werden.
In 1953 hadden Clyde McPhatter en The Drifters een eerste hitsingle met ‘Money Honey’. Clyde wilde de boot deze keer niet missen en zorgde ervoor dat een groot deel van de inkomsten van de nieuwe groep bij hem zelf terecht kwam. Maar toen hij de Drifters verliet – hij moest in dienst – verkocht hij zijn aandeel – en daarmee ook de zeggenschap – aan George Treadwell, die het management op zich nam en de lakens ging uitdelen.
Drifters met Clyde McPhatter
Johnny Moore bij de Drifters
Er werd gezocht naar iemand die de plaats van McPhatter in de Drifters kon overnemen. Een eerste poging, met David Baughan, leverde niet het gewenste resultaat op. Maar toen Johnny Moore naar voren geschoven werd, was het raak. In een artikel voor The Independent betitelde popjournalist Pierre Perrone het aantrekken van Moore als een ‘masterstroke’, een meesterzet.
Perrone: “Born in Selma, Alabama, in 1934, John Darrel Moore moved to Cleveland when he was a teenager. After singing in the church choir, he made his name with the Hornets, a doo-wop and gospel group. When the Drifters came to town, the young Johnny introduced himself backstage, showed off his falsetto [typerend voor McPhatter] and was hired on the spot.
He was first heard with the group on ‘Adorable’, a single recorded in September 1955 under the supervision of Nesuhi Ertegun in Los Angeles. The song was a big hit and Atlantic soon released ‘Ruby Baby’, a Jerry Leiber and Mike Stoller composition culled from the same session”.
Meer R&B-hits volgden: ‘Fools fall in love’ en ‘Hypnotized’.
Drifters met Johnny Moore
Dienstplicht
Johnny Moore bleef niet lang bij de groep. Ook hij werd opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen. Terwijl hij zich in het Amerikaanse leger manifesteerde en onder de naam Johnny Darrow vergeefs een succesvolle solo-loopbaan nastreefde, wist eigenaar-manager Treadwell adequate vervangers in te zetten: Johnny Lee Williams (‘True Love, True Love’), Bobby Hendricks (‘Drip Drop’), Charlie Thomas (‘Sweets for my Sweet’), Ben E. King (‘Save the last dance for me’) en Rudy Lewis (‘Up on the roof’).
Evenals bij de Dominoes was het bij de Drifters een komen en gaan. Treadwell zorgde ervoor dat er altijd wel een groep op de planken stond en in de studio aanwezig was om nieuw repertoire op te nemen. Op de een of andere manier hadden de Drifters een eigen geluid, terwijl ze niet in een vaste samenstelling opereerden. De manager huurde de zangers gewoon in, betaalde hen een salaris. Als hij ze niet meer nodig had, of als ze wat te lastig werden – Ben E. King, toen hij om opslag vroeg – werden de vertolkers van grote hits gewoon aan de kant gezet.
Ben moest voortaan zijn eigen weg maar zoeken – gelukkig voor hem lukte dat (dankzij ‘Spanish Harlem’ en ‘Stand by me’). Clyde McPhatter was minder gelukkig toen hij na de Dominoes en Drifters op eigen benen probeerde te staan.
In een interview met Rolling Stone verklaarde Phil Spector: “All the Drifters were gettin’ was $150 a week and they never got any royalties”.
In Billboard werd in die tijd afgedrukt: “Historically, when a lead singer exits a group it usually marks finis to their activities because the lead vocalist had the identifiable sound. Not so with the Drifters, however”.
Johnny Moore terug bij de Drifters
Na zijn mislukte solo-carrière keerde Johnny Moore in 1964 gewoon terug bij de Drifters. Treadwell huurde hem opnieuw in. De tweede loopbaan van Moore bij de groep pakte wederom goed uit voor hem.
Op 11 juni 1964 kon je in het ‘zwarte’ tijdschrift Jet lezen: “Drifters singer suffers fatal heart attack.
A heart attack, reportedly, was the cause of death of Rudy Lewis, 27, lead singer with the Drifters vocal group. Lewis’ body was found in his room at Hotel Cecil in Harlem following a sendoff party at the Palm Cafe for fellow singer Jackie Wilson at the conclusion of an Apollo Theater appearance.
Although Lewis didn’t have a medical history of a heart condition, associates recalled instances when he complained of numbness and shortness of breath. Since joining the Drifters in 1960 as a replacement for Ben E. King – who left the group to achieve individual success – Lewis is credited with such disc hits as ‘Up on the roof’ and ‘On Broadway’”.
Rudy Lewis in Jet, 11 juni 1964
Under the boardwalk
De een zijn dood is de ander zijn brood – het is een bekend spreekwoord. Dat gold ook voor Johnny Moore. De dag na het overlijden van Rudy Lewis was de studio geboekt om een nieuwe single, ‘Under The Boardwalk’, op te nemen.
Pierre Perrone: “When Lewis suddenly died of a heart attack on the day of the session, Johnny Moore stepped into the lead role once again and the Drifters cut the poignant ‘Under the Boardwalk’, which reached No 4 in America”.
In een interview met Norman Jopling verklaarde songwriter Burt Bacharach in die tijd dat hij Rudy Lewis helemaal zag zitten. “He was great. It was such a terrible thing about Rudi – he was improving all the time. He died on the morning that the boys cut their big hit ‘Under The Boardwalk’. The session was almost paralysed with grief. The Drifters couldn’t hardly sing, and the musicians couldn’t play. But they got through – and produced a top ten hit”.
De hit van de Drifters, met Johnny Moore in de hoofdrol, kwam op een bijzondere manier tot stand.
Johnny Moore wordt frontman van de Drifters
Door een toeval, de dood van Rudy Lewis, werd Moore dus de muzikale leider van de Drifters. Volgens de Britse popjournalist Norman Jopling was deze groep in 1965 invloedrijker dan ooit. “The most interesting thing about the Drifters isn’t the fact that they’ve been singing for ten years, that they’ve sold millions of records, that they’ve changed line-ups twice, that they’re still the most popular R&B in the States, that every British group goes mad about them.
The most interesting thing about them is the amount of influence they’ve had on the pop scene during the past ten years. They’re the Big Daddy of all the groups. They’ve had a quiet influence, but perhaps a more enduring influence than that of brighter lights such as Elvis Presley and Buddy Holly, in their hey-day.
Their first disc was ‘Money Honey’, with their leader Clyde McPhatter. That was later recorded by Elvis, who had a big hit with it some years later. Clyde left the group, and on the strength of this became a big solo singer. Discs like ‘Ruby Baby’ and ‘Drip Drop’ followed, and these were later recorded by American rock star Dion, who sold a million of each. When Ben E. King joined the group the group had its biggest success. The records were such big hits that nobody dared to cover them”.
Met die laatste opmerking gaf Norman aan dat Britse beatgroepen in de jaren zestig allerlei nummers van de Drifters kopieerden en er alsnog hits van maakten. Hij somde op: ‘Sweets For My Sweet’ (the Searchers), ‘Up On The Roof’ (Kenny Lynch), ‘I’ll Take You Home’ (Cliff Bennett), ‘When My Little Girl Is Smiling’ (Jimmy Justice en Craig Douglas), ‘Under The Boardwalk’ (Rolling Stones) en ‘One Way Love’ (Cliff Bennett).
Ongewisse toekomst voor de Drifters
De vergelijking die de Britse popjournalist maakte over de ontwikkelingen in de sixties was kenmerkend. Sommige Amerikaanse artiesten en zanggroepen waren in Engeland populairder geworden dan in hun eigen land. Dat gold niet alleen voor de Drifters, maar ook voor de Crickets, Gene Vincent en omgekomen zangers als Buddy Holly (1959) en Eddie Cochran (1960).
De Amerikaanse producer Bert Berns hield zich niet alleen bezig met de plaatopnamen van Britse artiesten als Lulu en Them (Van Morrison). Hij was bij Atlantic Records tevens verantwoordelijk voor het repertoire van de Drifters, zoals ‘Saturday Night at the Movies’ (1964), ‘At the club’ en ‘Come on over to my place’, met Johnny Moore op de voorgrond.
Het succes van de Drifters taande echter in eigen land. Hun nieuwe singles kwamen langzamerhand in de onderste regionen van de Amerikaanse hitlijst terecht, of bleven helemaal onopgemerkt. In 1967 overleed niet alleen eigenaar/manager George Treadwell maar ook producer Bert Berns. Het einde van de Drifters leek nabij. Bovendien gingen allerlei zanggroepen, soms met voormalige leden van de Drifters, onder die naam optreden. Van de jarenlange faam was weinig meer over.
Johnny Moore later: “Towards the end of the sixties we were having a pretty lean time. I thought that was the end of the line for the Drifters”.
Faye Treadwell: Drifters van de VS naar de UK
Drifters met managers in 1965
Fayrene Johnson (1926-2011), de in Arkansas geboren dochter van een dominee, wist voor de ommekeer te zorgen. In 1957 trouwde ze met de manager van de Drifters. Toen George Treadwell in 1967 kwam te overlijden, nam Faye het beheer van de groep over.
In de Guardian schreef popjournalist Richard Williams: “A formidable businesswoman, Faye Treadwell inherited the job of managing the group from her husband and fought numerous legal battles in order to hang on to the rights to a name that became, in effect, a franchise.
In the 1960s, when the group’s reputation was riding high with such hits as ‘Save the Last Dance for Me’ and ‘Under the Boardwalk’, several outfits calling themselves the Drifters toured the US and Europe. One British promoter sent out an act called the Fabulous Drifters who were, in fact, a lesser-known group called the Invitations, happy to learn the necessary repertoire.
More recently, a New York entrepreneur specialised in claiming the rights to famous names, the Drifters among them, and creating new groups to fit the identity. It was such apparent abuses of what would now be called intellectual property that Treadwell spent much of her life attempting to counter. The confusion was intensified by complicated bloodlines which entitled some of the splinter groups to a moral share of the trademark.
When George Treadwell died in 1967, Faye bought out his partners and took control of the group’s fortunes. Bill Pinkney had won a battle to lead a group under the name of the Original Drifters, but she managed to fight off other pretenders”.
Williams ging verder: “In the early 1970s, their star having fallen out of sight in the US, she took the unusual step of moving the Drifters to England”.
Vanaf die tijd was het hoofdkwartier van de Drifters niet meer in New York of Los Angeles gevestigd, maar in Londen. Inderdaad een ongebruikelijke stap, maar niet onlogisch. In Groot-Brittannië hadden de Drifters immers een legendarische status.
Nieuwe rol voor Johnny Moore in Londen
De Britse tak van Atlantic Records werkte mee om de Drifters nieuw leven in te blazen. In 1972 verscheen de single ‘At the club’, gekoppeld aan ‘Saturday night at the movies’, met Johnny Moore in de hoofdrol, opnieuw op de Engelse muziekmarkt, bereikte een derde plaats en bleef maar liefst 20 weken genoteerd. Een andere heruitgave, ‘Come on over to my place’, met opnieuw Johnny Moore, schoot omhoog naar een negende plaats en verbleef er elf weken in de charts. Het kon, bij wijze van spreken, niet op.
In oktober 1972 plaatste John Abbey een artikel over Johnny Moore en de Drifters in het Britse maandblad Blues & Soul. Abbey begon zijn relaas met: “Despite being relatively cold in the States right now, The Drifters are having their most successful year ever in this country. They currently are on the Top 10 pop singles with a revival of ‘Come On Over To My Place’, which looks set to follow ‘At The Club’ and ‘Saturday Night At The Movies’ to the very top”.
Moore sprak zijn verbazing uit. “‘We’re certainly more surprised that this one has made it’, said a genuinely puzzled Johnny Moore, from his hotel room in Manchester where the group recently spent a very successful week in cabaret. ‘In The States, it was only a ‘B’ side and ‘The Outside World’, which was the topside, wasn’t even a hit for us’”.
Van Atlantic naar Bell
Waarschijnlijk was het Faye Treadwell die een volgende stap zette in Londen. De groep verliet het Amerikaanse Atlantic label en tekende bij de Britse afdeling van Bell Records, de platenmaatschappij die zich onder leiding van Dick Leahy met succes manifesteerde als een hit-machine. Succesvolle Bell-artiesten waren de Partridge Family (met David Cassidy), Gary Glitter, de Glitter Band, Hobby Horse (‘In the summertime’) en de Bay City Rollers.
Abbey: “The long list of hits that can be attributed to the various formations of The Drifters have been on the Atlantic label and, for the first time ever, the next Drifters release will be on a new label. The group did not re-sign with Atlantic this summer when their contract expired”.
Johnny Moore legde het uit in Manchester, een centrum van de de Northern Soul-muziek: “It was a very amicable decision by both the company and us. But it’s gonna be very strange; The Drifters have been on Atlantic now for nineteen years – with no other companies ever. Man, that’s something. But we don’t regret leaving because Bell has given us a chance to do something new and they must think a lot of us because they’ve put their best producers with us. But we do feel a little like the prodigal sons now that we’re no longer with Atlantic.
We recorded almost enough for an album right here in London. Roger Greenaway and Billy Davis – he’s from New York and was flown in specially for the sessions – co-produced and and we are excited about it. They’re about to put out a single in the States and see how it goes. If it’s not a hit, there’ll be another single before the album goes out. Either way, though, the album should be released around the first of the new year.
We’re not even sure what the first single will be but the favourite is a Paul McCartney song – but I can’t for the life of me remember the name. I sing lead, though!”
Het repertoire van de nieuwe Drifters, met Moore meestal in de hoofdrol, kreeg nu een Brits karakter. Abbey: “The album is somewhat varied in content but it includes such intriguing songs as ‘Sweet Caroline’ and ‘You’ve Got Your Troubles’, two distinctly pop slanted songs; it includes a re-cut on their mammoth hit of yesteryear, ‘Save The Last Dance For Me’; it includes what to me is highly interesting – a version of the beautiful Bacharach-David song, ‘Always Something There To Remind Me’, featuring the vocal lead of Bill Fredericks; plus some originals such as ‘Four And Twenty Hours’ and ‘Angelina’”.
Johnny Moore gaf het verontschuldigend toe toen Abbey doorvroeg. “You may feel it’s not too soulful in content. But we’re not a hard soul group – we’re pop, sort of Latin-American in some way”.
Nieuwe Britse successen
Bell maakte zijn reputatie in Engeland waar voor de nieuwe Drifters. In 1973 verschenen ze met ‘Like sister and brother’ weer in de top tien, gevolgd door ‘Kissin’ in the back row of the movies’ (op nummer twee), ‘Down on the beach tonight’, ‘Love games’, ‘There goes my first love’ (op drie) en ‘Can I take you home little girl’.
Bij het verschijnen van ‘Hello Happiness’ gaf David Brown in Record Mirror opnieuw het woord aan een tevreden Johnny Moore: “After 23 years in the music business, most of them with the same group, you might expect Johnny Moore to be tired with the Drifters by now. But no, Johnny Moore, 41, is very happy with his lot, as was revealed by a visit to his London flat, where he was having a quick breather between his hectic tour schedule. He sits cool and reserved enjoying a drink while watching TV and supporting a wide grin. ‘I’m always smiling’, he says, ‘That’s my nature’.
You can see what he has got to smile about, since The Drifters popularity has been unsurpassed throughout their lengthy history.
They have a seemingly endless string of hits to their name, dating back to the sixties, including ‘Under the boardwalk’ and ‘Save the last dance for me’, then there are those recent chart successes such as ‘Kissin’ in the back row’ which made it to number 2 in July, 1974, ‘Down on the beach tonight’, ‘Can I take you home little girl’, and currently ‘Hello happiness’”.
Moore keek terug naar al die veranderingen in de samenstelling van de Drifters. “There have been so many changes, I can’t remember them all. There must have been about 40 come and go in my time. I’ve been singing so long with the Drifters now that people associate the sound of my voice with them”.
Mede door de constante en vooraanstaande rol van Johnny werd de groep nu verweten dat al hun platen hetzelfde klonken.
De artiest reageerde laconiek. “Yeah, I’ve heard that one. But we can only sound like The Drifters. What do people want us to sound like? The Four Tops? We’re not likely to suddenly change the sound which has made us so popular are we?”
Moore was er intussen aan gewend een groot deel van zijn leven in Engeland door te brengen. “Our Mecca is over here. We do two tours a year over here now. In America we do some cabaret, but this is the place for us.
When I was first told of coming to London I hated the idea, being away from home so long, but now it’s like a home from home. We have played prestige gigs like the Talk of the Town, in London but much of our work is in the Northern clubs. We’ve got a heck of a following up there.
I’m amazed at our popularity after all these years, and because of our history we attract audiences of all ages. We never have to alter our act to suit one particular group, they all seem to enjoy themselves”.
Over het aanleveren van goed nieuw repertoire had Moore nooit iets te klagen gehad, vanaf het begin tot ver in de jaren zeventig. “When we first had our success in the States way back, all the top songwriters of the day wanted to write for the Drifters because they were the big group. Now we are working with Roger Cook and Roger Greenaway, and that seems to work, too”.
Johnny hoopte nog lang te kunnen blijven functioneren als vocaal leider van de Drifters, of wat dan ook. “I can’t go on singing forever, but I shall do so as long as my health allows me to. With 23 years in the business I expect to continue in showbizz, perhaps as a manager, giving advice, using my experience”.
Een van de zaken die nog steeds speelden was dat er overal groepen optraden onder hun naam opereerden. Johnny had een bijzondere ervaring. “We were playing in one town and there were two other bands playing in another town using our name. Our manager got to hear of it, rang the places concerned and told them to stop the show. A little later that night there was this phone call from one of the bands asking if they could continue for a few days till they made their fares home.
We said no”.
Songs van Cook & Greenaway
Laatste hit-singles
In 1976, 23 jaar na ‘Money Honey’ met Clyde McPhatter als frontman wisten de Drifters onder leiding van Johnny Moore nog steeds in de hoogste regionen van de Britse hitlijsten te vertoeven. Na ‘Hello happiness’ en ‘Every nite’s a Saturday night with you’, bereikte de groep met Johnny Moore als frontman de vijfde plaats met ‘You’re more than a number in my little red book’.
De Drifters hadden in die 23 jaar zoveel hits op hun naam weten te zetten dat ze met al die bekende nummers het London Palladium in de ban wisten te houden, legde David Brown in popkrant Record Mirror vast.
“One of the polite customs of showbiz is to applaud artists when you recognise the initial strains of one of their biggies, but to do that with The Drifters and you’ll have mighty sour hands ’cos those hits just keep on coming to you.
Their act is so slick and continually active that, like the band, you appreciate the occasional slow number to catch your breath. They packed a lot into an hour and a bit, and proved they have still got a lot to offer. Johnny Moore may be older than the newer members of the group, but he certainly isn’t letting on about it, and you get the impression there will always be Drifters. They carved themselves a well-deserved place in the pop history books.
They had the audience with them all the way, from the opening strains of ‘I’ll take you where the music’s playing’, onwards, and the set, like the audience, spanned several generations, and appealed to them all, and there aren’t many groups around who can do that”.
Drifters in de seventies
Toch bleef het succes niet doorgaan. Bell Records hield op te bestaan. De platenmaatschappij werd onderdeel van Arista in New York, waar Clive Davis de scepter zwaaide en andere prioriteiten had. Johnny Moore stapte in 1978 op als leider. Maar hij bleef paraat bij de groep. Regelmatig kwam hij weer even terug en zong dan de hits die hij eerder op de plaat had vastgelegd, totdat hij in 1998 kwam te overlijden, niet in de VS maar in Londen.
Harry Knipschild
30 april 2021
Literatuur
Norman Jopling, ‘The inconsistent Drifters’, Record Mirror, 7 oktober 1961
‘Drifters singer suffers fatal heart attack’, Jet, 11 juni 1964
Norman Jopling, ‘Burt Bacharach – time is my enemy’, Record Mirror, 4 september 1964
‘Atlantic’s Drifters are piling up unique record – one of longevity’, Billboard, 19 december 1964
Norman Jopling, ‘The Drifters – the Big Daddy Group’, Record Mirror, 3 april 1965
Jann Wenner, ‘Phil Spector, Rolling Stone interview’, Rolling Stone, 1 november 1969
John Abbey, ‘The Drifters’, Blues & Soul, oktober 1972
Roger St. Pierre, ‘The Drifters: Drifting With An Endless Identity Crisis’, New Musical Express, 31 augustus 1974
John Abbey, ‘The Drifters still drifting’, Blues & Soul, april 1975
David Brown, ‘Let’s drift again’, Record Mirror, 24 april 1976
David Brown, ‘The Drifters still have a lot to offer’, Record Mirror, 24 april 1976
Pierre Perrone, ‘Johnny Moore’, Independent, 6 januari 1999
Richard Williams, ‘Faye Treadwell’, Guardian, 14 juni 2011
- Raadplegingen: 4369