418 - Peter Petit over zijn belevenissen in de popmuziek
Peter Petit ken ik vanuit de popmuziek. Bij een lezing die ik er in 2014 over gaf in Rijswijk, raakten we aan de praat. Peter was geen coryfee in de artiestenwereld, hij maakte de ontwikkelingen in zekere zin vanaf de zijlijn mee. Daardoor had/heeft hij een originele kijk op wat zich in de popmuziek afspeelde. Interessant genoeg om hem uit te nodigen voor een gesprek.
Peter is op 28 september 1950 geboren in Semarang, midden Java. In 1953 kwam hij, enig kind, met zijn moeder per schip (S.S. Oranje) naar Nederland. In die tijd moest je beslissen of je voor Nederland of Indonesië koos. Zijn blanke vader heeft hij nooit gekend hoorde ik toen hij op 5 maart 2021 bij me op bezoek kwam. Ondanks zijn Indische achtergrond heeft Peter zich nooit met zijn geboortegrond geïdentificeerd. “Ik heb niets met indo-rock, heb ook niets met Indonesië, een totaal andere cultuur. Ik kom uit een niet meer bestaand land, Nederlands-Indië”, liet hij me weten.
Four Seasons op de transistorradio
Omdat zijn moeder overdag moest werken voor de kost, werd Peter in Den Haag opgevoed door zijn Indische oma en opa. Een belangrijk moment in zijn leven was zijn twaalfde verjaardag, in 1962. “Die dag kreeg ik een transistor radio cadeau. De eerste muziek die ik erop hoorde zal ik nooit vergeten, dat was ‘Sherry’, de eerste hit van de Four Seasons, met daarin liedjesschrijver Bob Gaudio en zanger Frankie Valli.
Ik werd een fan van de zanggroep. Op de een of andere manier wist ik het adres van de Amerikaanse fanclub te achterhalen en meldde me als lid aan. Ik was de enige in Nederland die zich bij de club had aangesloten”.
Hitlijst USA (Billboard) van 6 oktober 1962
Harmonieuze beatmuziek
Peter vond dat hij als jongetje misschien wel te beschermd was opgevoed. Daardoor miste hij het begin van het beattijdperk in zijn woonplaats. Naar optredens gaan was er voorlopig niet bij. Zijn nichtjes, dochters van een tante die op geluidsafstand van de Marathon woonde, kregen meer kansen, kon hij zich nog herinneren. Die mochten naar een grote beatshow in de Houtrusthallen om er groepen als de Golden Earrings gaan kijken.
“Pas toen ik wat ouder was, een jaar of zeventien, achttien, kreeg ik de kans om popmuziek live mee te maken. Intussen luisterde ik vooral naar close harmony zang, zoals de Four Seasons die brachten. Ik was een groot liefhebber van meerstemmige bands uit die tijd, de Hollies, Rockin’ Berries, Ivy League”.
In de tweede helft van de jaren zestig was Peter een regelmatige bezoeker van Club 192, toen gevestigd in de Dagelijkse Groenmarkt, bij de Passage, vertelde hij. “Jan van Veen zag ik er nooit, wel Jacques Senf. Een optreden daar dat ik nooit zal vergeten was dat van Flower Pot Men, een andere close-harmony groep, bekend van ‘Let’s go to San Francisco’ (1967). Dat was echt fantastisch. Andere bands die ik er heb zien optreden waren Q65, Motions, Golden Earrings en Dragonfly met Rudy de Queljoe”.
Bij de optredens ging het er niet altijd prettig aan toe, hoorde ik. “Kort vóór dat van de Flower Pot Men kreeg ik zonder discussie ineens een uppercut van een jongen die lege flesjes ophaalde om in de kratten terug te stoppen. Waarom weet ik niet. Waarschijnlijk liep ik hem in de weg. Die jongen was nota bene een huisvriend van mijn neef. Hij kwam daar bijna dagelijks. Daar lag ik dus. Verder niks aan overgehouden. Ik kon gewoon weer opstaan en doorlopen”.
Peter: “Met een vriend van het blad Licorice, de Amsterdammer Caesar Glebbeek, ben ik in 1967 naar de Hippy Happy Beurs in Rotterdam geweest. Caesar was oprichter van de Jimi Hendrix fanclub. In alle eerlijkheid kan ik me van Hendrix’ optreden daar niets meer herinneren.
In die tijd ook zette ik mijn eerste schreden in de popjournalistiek. Ik schreef voor Licorice een stukje over de Engelse groep Nirvana (met twee Grieken erin) en hun single ‘Tiny Goddess’, een van mijn favoriete songs aller tijden.
In de Terletstraat woonde Rinus Gerritsen. Een bezoekje aan die straat voelde als een pelgrimage. De bus van ons huis naar het centrum reed door de Terletstraat. Tijdens de rit keek ik altijd even naar boven om een glimp van Rinus op te kunnen vangen. Mijn eerste interview ooit voor Licorice was met Rinus op zijn slaapkamer. Mijn neef was fotograaf, ik journalist”.
Heerlen
Ter compensatie van de sluiting van de Staatsmijnen in Limburg werd in Limburg een universiteit gesticht. Bovendien verplaatste de regering het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) naar Heerlen. Moeder Petit – en dus ook haar zoon – verhuisden mee naar de plek in het zuiden waar eens de Romeinse vesting Coriovallum geweest was.
Eenmaal in Heerlen moest Peter ontdekken dat hij op zijn transistorradio radio Veronica niet meer kon ontvangen. “Ik heb nog mijn best gedaan door de radio op de ijskast te plaatsen. Zo kon ik een keer het sportprogramma van Barend en Van Dorp beluisteren”.
Moeder en zoon hadden het niet breed. “We hadden geen televisie, geen telefoon en ook geen typemachine”.
In afwachting van het vervullen van zijn diensttijd probeerde Peter aan werk te komen. Bij het ABP kreeg hij geen kans omdat de organisatie naar zijn zeggen niet twee personen van het zelfde gezin in dienst wilde nemen. De Haagse jongen, die enigszins tegen zijn zin in Heerlen terecht was gekomen, verdiende wat geld als postbode. Bovendien probeerde hij artikelen te slijten aan nieuwe muziekbladen, volgeschreven door liefhebbers.
Een van die semi-professionele bladen was PTP (Pop Top Petit), waaraan hij begin jaren zeventig regelmatig kopij leverde. Aanvankelijk waren dat met de hand geschreven artikelen, omdat het niet anders kon. Peter probeerde ook te schrijven voor Aloha, de opvolger van Hitweek (1965-1969). De redactie wilde zijn stukje niet opnemen omdat het niet op een schrijfmachine vervaardigd was, wist hij nog.
Pinkpop 1970
Vanwege zijn betrokkenheid bij PTP kreeg Peter gemakkelijk entree op plekken in Zuid-Limburg waar popgroepen optraden – zoals in de Maastrichtse Berchmans Sociëteit. Jan Smeets zwaaide er de scepter. Peter reisde er met de trein heen en mocht aan de kassa doorlopen zonder te betalen.
Petit: “In de Limburgse kranten las je vaak aankondigingen van befaamde popgroepen die er zouden komen optreden. In de praktijk kwam daar weinig van terecht. Beter ging het toen Jan Smeets in 1970 een persconferentie in de Hanenhof (Geleen) belegde om Pinkpop aan te kondigen, dat in die gemeente zou plaatsvinden op Pinkstermaandag (18 mei, een maand eerder dan het festival in Kralingen)”.
Peter was erbij. “Veel belangstelling was er niet. Maar de regionale pers gaf acte de présence. Die dag traden voornamelijk Nederlandse groepen op. De Golden Earring nam een belangrijke plaats in. De Haagse band had de geluidsapparatuur geleverd, waar iedereen van gebruik moest maken. De Hagenaars moesten tot het einde wachten voor men kon afbreken, inpakken en naar huis gaan”.
Waarom vond het festival op Pinksteren plaats, vroeg ik hem.
Peter wist niet dat er een jaar eerder, eveneens in die tijd, al een popfestival georganiseerd was (Pinknick). Wel merkte hij op: “Pinksteren had een speciale betekenis in Zuid-Limburg. Ik ben een keer met Herman van Veen meegeweest die op Pinksteren in Maastricht een rondleiding gaf op plekken die met Toon Hermans te maken hadden”.
Reportages vanuit het zuiden voor het Veronica-blad
Popjournalisten waren begin jaren zeventig dun gezaaid in het zuiden van Limburg. Op eigen initiatief schreef Peter artikelen, eerst met de hand, later toch op een typemachine, en stuurde die dan op naar de redactie van het Veronica-blad. Wellicht was men in Hilversum blij met een correspondent uit het verre zuiden, suggereerde hij. Zijn stukjes werden in elk geval regelmatig geplaatst. Tot zijn verbazing ontving Petit de eerste keer een cheque van vijftig gulden, opgestuurd door Rob Out, Krommepad 10 in Laren. Peter kon zich niet herinneren dat hij ooit persoonlijk contact met iemand van Veronica had.
Petit reisde bijvoorbeeld met de trein naar Maastricht, waar hij werd opgevangen door de Walkers (‘There’s no more corn on the Brasos’) en vervolgens meegenomen naar een optreden in de buurt.
Op 9 september 1972 kon je in het blad een artikel lezen met als titel: ‘Ook in Limburg wordt popmuziek gemaakt’. Daarin was te lezen: “Limburg staat niet bepaald bekend om het bezit van veel bekende pop-groepen. Zo af en toe duikt er wel eens een naam uit de anonimiteit, zoals die van de Classics. Hetzelfde lijkt het geval te gaan worden met de groep Opus, die hitkansen heeft met ‘Ohio Sun’ en ziedaar, wat blijkt: Opus zit op hetzelfde Killroy label als de Classics en behoort dus ook tot de firma Telstar van Johnny Hoes en jawel, ze komen nog uit Limburg ook.
‘Veel mensen schrikken nog bij de gedachte dat een popgroep onder contract staat bij het Telstar-label’, aldus leadzanger Erwin Musper, ‘omdat Telstar nu eenmaal bij de mensen associaties opwekt met het Nederlandse lied. Maar wij zijn best tevreden met Killroy. Wij hebben al bij heel wat platenmaatschappijen onder contract gestaan, dus we hebben wat dat betreft al heel wat ervaring opgedaan. Bij Killroy geen haastwerk zoals bij de andere maatschappijen wel het geval was. Hier laten ze ons rustig onze gang gaan. Bovendien krijgen ze er binnenkort een nieuwe studio bij. Johnny Hoes [1917-2011] zelf hebben we maar één keer gezien’”.
Hebben jullie het nu moeilijker dan andere groepen omdat jullie vrij geïsoleerd zitten in Limburg, vroeg Peter.
Opus: “Sommige dee-jay’s vinden het nog steeds nodig om ons aan te kondigen als ‘Opus uit Maastricht’, maar ja bij Topaz hoor je ook steeds zo nodig dat ze uit Groningen komen, net zo goed als je van de Buffoons telkens moet horen dat ze uit Enschede komen. Dat verwachten ze niet. We zitten hier wel gunstig, meer kans op optredens in Duitsland, Frankrijk en België en zo”.
De uitspraken van Erwin Musper waren niet uniek. Richard Neal (Frans Bronzwaer), woonachtig in Heerlen, trad met zijn Py-Set ook steeds over de grens op. Peter: “Frans was mijn overbuurman in Heerlen, in de vliegeniersbuurt (Wijnmalenstraat). Hij had zijn studio in zijn slaapkamer”.
Pussycat had identieke ervaringen. De meisjes maakten hun eerste opnamen ook voor Telstar, evenals Doe Maar en Normaal.
In het Veronicablad vond je tevens een artikel over de Limburgse Classics (uit Stramproy), door Petit geschreven. Peter ontmoette de groep (toen bekend geworden door ‘My Lady of Spain’, ook in de Duitse hitversie van Michael Holm) op het station van zijn woonplaats Heerlen
Zanger-organist-songschrijver Jan Dirkx luchtte zijn hart. “We zitten hier in het zuiden zo ontzettend geïsoleerd. Je hebt hier niets, zelfs geen behoorlijke zaak waar je voor je instrumenten terecht kunt, daarvoor moeten wij naar het westen des lands. Het enige wat wij goed kunnen is zuipen, zegt men”.
De Classics hadden bij Telstar in Weert eveneens een thuisbasis gevonden. Dirkx uitte zich enthousiast over de nieuwe zestien-sporen studio in Weert.
Golden Earring
Hoes van het Barry Hay album
Behalve de Four Seasons hoorde de Golden Earring duidelijk tot de favoriete groepen van Petit. Peter werd emotioneel toen hij de bandbus ineens door zijn ‘ballingsoord’ in Heerlen zag rijden, terug van een optreden in Duitsland.
In 1972 reisde hij naar Den Haag om Barry Hay voor het Veronica-blad te interviewen, die in de weer was met het solo-album ‘Parrots, Frogs and Angels’. “Voor mijn aankomst in zijn domicilie kwam ik hem samen met Jerney Kaagman in de stad tegen”.
In het interview kon je onder meer lezen: “We praatten met Barry Hay op een zaterdagmiddag. Barry is pas wakker als wij langs komen, want het is de vorige nacht weer een latertje geworden. Tot twee uur is er gewerkt aan de directe reden van onze komst: Barry’s solo-elpee.
Barry’s elpee is tot stand gekomen met medewerking van de alom aanwezige broertjes Hollestelle, Louis Debij, Herman van Veen, Robert Jan Stips, Ron Westerbeek, Harry van Hoof (viool-arrangementen) en gitarist Frankie van der Kloot”.
Barry vertelde hem over zijn favoriete muziek van die tijd, 1972. “Ondanks dat hij rock & roll vreselijk leuk vindt om te doen, blijkt uit de zojuist door hem gekochte platen dat hij meer dingen fijn vindt: ‘Schmilsson’ van Nilsson, Neil Young’s ‘Harvest’, de tweede solo-elpee van Ry Cooder, de nieuwe Crazy Horse lp.
Boos kan Barry worden over de critici die Paul McCartney afkammen; ‘Ik vind het erg goed wat die jongen doet. Als ik in m’n auto rijd en ik hoor Paul McCartney, dan ga ik over m’n kop. John Lennon vind ik ook vreselijk goed, maar wat is hij nou, artiest, dichter, politicus?’”
Hay beschikte over een zeer brede smaak, verwerkte Peter Petit in de reportage. “Als ik Middle of the Road op de radio hoor, zal ik de radio echt niet afzetten. Ik luister er gewoon naar en denk dan bij mijn eigen: dat is niet mijn muziek. Maar ik kan best begrijpen dat er mensen zijn die het wel goed vinden. Net als er mensen zijn die Corry en de Rekels goed vinden. Want laten we ons wel realiseren dat er duizenden mensen zijn die net zo gespannen zitten te wachten op de nieuwe single van Corry, zoals jij en ik zitten te wachten op de nieuwe lp van de Rolling Stones. En eerlijk gezegd vind ik Corry [Konings] best goed, in haar genre dan”.
Heerlen en omgeving
Volgens Peter was Heerlen een dode stad op gebied van popmuziek. Groepen hadden er in elk geval geen (fatsoenlijk) podium. “Een band die ik in Heerlen zag optreden was de Haagse Groep 1850, in een gebouw tegenover het station. Ik weet nog goed dat ik een praatje maakte met een van de roadies, waarin duidelijk te merken was dat ik enorme heimwee naar Den Haag had”.
Ook elders in de provincie waren de mogelijkheden soms beperkt wat vloeroppervlakte en podium betrof (maar beter dan in Heerlen zelf). Groepen die met omvangrijke geluidsapparatuur arriveerden konden die niet altijd opstellen.
Een goede uitzondering was Don Kiesjot in Sittard, gerund door Jan Smeets van Pinkpop. Peter: “Jan heeft veel betekend voor de popcultuur in Zuid-Limburg. Als er nog geen standbeeld van hem is, dan verdient hij er wel een”. Smeets, aldus Petit, haalde tal van bandjes naar de streek om er op te treden en hij noemde Vinegar Joe (met Robert Palmer), America, Ian Matthews Southern Comfort, Argent, Everly Brothers, Greenfield & Cook, Rory Gallagher, Alvin Lee (Ten Years After). “Jan toverde ze allemaal uit zijn hoge hoed”.
PTP-perskaart van Peter Petit
Als Peter de kans kreeg ging hij overal kijken, eventueel om verslag te doen voor bladen als PTP. In die tijd kon je zomaar de kleedkamer van een artiest binnen stappen en dat deed hij dan ook. “Je kunt het je nu absoluut niet meer voorstellen dat je, onaangekondigd, op een band afstapt met de vraag of je hen mag interviewen, voorafgaand aan een optreden. Roger Chapman (Family) en Chris Farlowe (in Nieuwenhagen) vonden dat geen punt. Ze waren erg aardig. Christine McVie (geb. Perfect, bij Pinkpop in 1971) ook wel, maar zo vlak voor het concert van Fleetwood Mac voelde ze zich wat ongemakkelijk”.
Herinneringen haalde Peter ook op over het zogenaamde jazzfestival in het Belgisch-Limburgse Bilzen – ‘op een steenworp afstand van Maastricht’. “Ze hadden in die tijd een geweldig festival, maar volgens mij werd er nooit één noot jazz gespeeld. Het was allemaal popmuziek wat de klok sloeg.
Het eendaagse festival duurde altijd erg lang, tot diep in de nacht. Ik had geen eigen vervoer. Het openbaar vervoer reed rond die tijd niet meer. Ik had geen tentje dus ik bleef maar wakker. De horeca was, geloof ik, nog wel open – dus maar genieten van die heerlijke Belgische koffie”.
Peter Petit van PTP liep ook hier gewoon de ruimte binnen waar de artiesten vertoefden. “In 1970 heb ik er de Kinks gezien, in 1971 Colosseum, de band van Jon Hiseman [1944-2018], met zang van Chris Farlowe”.
Het gedrag van Petit, achter de bühne, gaf wel eens aanleiding tot misverstanden. “De Golden Earring trad er in 1973 op. De organisator zag mij ergens zitten, liep naar mij toe. Hij dacht ik de de drummer was van een van de bands die toen optraden. Maarten Baggerman, de toenmalige chef-roadie van de Earring, werd kwaad op mij omdat iemand van de organisatie meende dat ik bij de crew hoorde. Deze man verstrekte mij informatie over het optreden. Ik had volgens Maarten moeten zeggen dat ik niks met de band te maken had”.
Petit liet zich niet uit het veld slaan. “Ik heb nog gevraagd of de Earring mij na afloop een lift kon geven naar Heerlen. Daar begon Baggerman niet aan. Het was een omweg. Fans en reporters een lift geven was not done”.
Peter was bovendien aanwezig bij een persconferentie, ter gelegenheid van het uitreiken van een gouden plaat door voetbalinternational Barry Hulshoff (1946-2020) in Hilversum (13 juni 1972). “Een lieftallige journaliste kwam op me af en omhelsde me met de woorden ‘Hoe gaat het met je, je kent me toch nog wel, vorige week toch nog gezien’.
Ik had deze dame nog nooit gezien. Ook zij dacht dus dat ik iemand anders was”.
Golden Earring met Barry Hulshoff
Terug in Den Haag
Omdat Peter zich overal vertoonde wist hij goede contacten te leggen in de muziekwereld. Een van zijn relaties was Rob Gerritsen, broer van de bassist van de Earring, werkzaam bij productiemaatschappij Red Bullet in Hilversum. “Rob stuurde me albums op van hun artiesten zoals Greenfield & Cook, een heel goed duo”.
In 1973 besloot Peter om het Limburgse land te verlaten en terug te keren naar Den Haag, de muziekstad waar hij was opgegroeid. Peter kende nogal wat mensen in de Haagse scene, onder wie Ruud van Dulkenraad, hoofdredacteur van Muziek Expres. Hij dacht dan ook een goede kans te hebben bij het bedrijf van Paul Acket in dienst te kunnen treden toen er een vacature kwam. “Helaas lukte dat niet. Mijn vriend Conny Damen, mederedacteur van PTP, werd aangenomen”.
In plaats daarvan werd Peter Petit ambtenaar – bij het ministerie van Landbouw en Visserij. In plaats van commercieel in de popmuziek bezig te zijn, bleef hij gewoon de liefhebber die hij altijd geweest was. Af en toe schreef hij nog voor een blad dat impresario Jan Vis liet verschijnen, en als sportjournalist voor het AD en het Vaderland.
Zijn belangstelling voor de Four Seasons kreeg opnieuw de overhand. Jammer alleen dat de groep van Frankie Valli, Bob Gaudio en Gerry Polci nooit voor een concert naar Nederland kwam. “In 1976 bereikte ‘December 1963 (Oh what a night)’ de Nederlandse top tien. In 1978 verscheen Frankie Valli solo wereldwijd op nummer één met de titelsong van de film ‘Grease’”.
Met zijn Apeldoornse vriend Jan Terwijlen reisde Peter naar plekken waar de Four Seasons wél op de bühne stonden. Op een party in New York (Radio City Hall) trof hij Andy Warhol.
Peter: “Na enige tijd traden de Four Seasons steeds meer op met afscheidstoernees. In Engeland heb ik hen van stad tot stad gevolgd – Londen, Manchester, Birmingham. Natuurlijk heb ik genoten van de musical ‘Jersey Boys’, zowel in Amerika als in Utrecht”.
Peter attendeerde me erop dat de Four Seasons begin jaren zeventig onder contract stonden bij Motown Records (op het MoWest label). Succes bleef uit, totdat de Britten de in Amerika geflopte single ‘The Night’ drie jaar later ontdekten. Zo kwam ‘The Night’ alsnog in de Engelse top tien terecht. “Onlangs is ontdekt dat de groep een heleboel opnamen voor Motown gemaakt heeft, die nooit op de markt zijn verschenen. Er wordt nu gewerkt aan een album met nooit gehoord materiaal”.
Nu
Tijdens het gesprek van 5 maart bleek dat Peter nog steeds een gedreven muziekliefhebber is. Hij hield niet op met het noemen van favoriete artiesten en platen uit de geschiedenis van de popmuziek, zoals Gene Pitney, Adam Faith, Alan Bown Set, Alphaville (‘Forever Young’).
Peter Petit, 70 jaar: “Ik ben nu gek op synthesizer bands, Erasure, Alphaville, en Abba, veel Abba. En doo-wop, ben gek op doo-wop. Ik heb best wel een brede muzieksmaak hoor, Abba vind ik fantastisch, dit is nu popmuziek, muziek waar ik van hou, Erasure, in hun gouden jaren, dat was popmuziek. Vraag mij wat popmuziek is en ik zeg, ‘luister naar Abba, luister naar Erasure’. Of misschien moet ik wel zeggen; middle of the road muziek. Ik moest nooit iets hebben van Middle of the Road, maar daar luister ik nu ook graag naar. Ben trouwens ook idolaat van Helene Fischer!”. En zo ging hij maar door.
Peter bleef steeds hopen dat de Four Seasons ooit nog eens in ons land een concert zouden geven. Tijdens een ontmoeting in Engeland hoorde hij dat zoiets er helaas niet in zat. Totdat hij op 26 februari 2020 tot zijn grote vreugde in de media las: “Frankie Valli and The Four Seasons naar Carré. Valli, inmiddels 85 jaar oud, speelt in juli zijn eerste show ooit in Amsterdam. De zanger en zijn band betreden het podium van Carré op vrijdag 10 juli 2020. Tijdens de show, getiteld ‘A Special Evening with the Original Jersey Boy Frankie Valli and The Four Seasons’, komen alle grote hits voorbij. Fans kunnen zich dus opmaken voor een avond vol legendarische klassiekers als ‘Sherry’, ‘Rag Doll’, ‘Can’t Take My Eyes Off You’ en ‘Beggin’’.
Om er bij te kunnen zijn moest je honderd euro betalen. Dat had hij er wel voor over.
Het pakte anders uit. Door de corona-crisis werd het concert van Frankie Valli met zijn begeleiders afgelast…
Harry Knipschild
10 maart 2021
Clips
Literatuur
Peter Petit, ‘Papegaaien, kikkers en engelen – de solo-elpee van Barry Hay’, Veronica-blad, 8 april 1972
Peter Petit, ‘Ook in Limburg wordt popmuziek gemaakt’, Veronica-blad, 9 september 1972
Peter Petit, ‘Van gewest tot gewest: Classics’, Veronica-blad, 20 oktober 1973
Peter Petit, ‘Nieuws van het Golden Earring-front’, Veronica-blad, 24 november 1973
‘Nieuwe Seasons’, Oor, 12 januari 1977
Peter Petit, ‘Kiem van succes ‘Radar Love’ in Rijswijk gelegd’, Rijswijks Dagblad, 9 maart 2021
- Raadplegingen: 4234