80 - Zusters in de Vogelkop van Nieuw-Guinea
Historicus Wolf Kielich was de auteur van enkele interessante en veelgelezen reisboeken. In Vrouwen op avontuur en Vrouwen op ontdekkingsreis liet hij zien hoe westerse vrouwen vroeger door verre landen rondreisden. Wat te denken van Alexandre Tinne (1835-1869), de Haagse vrouw die door Centraal Afrika en de Sahara trok. Margaret Fountaine (1862-1940) de domineesdochter die op vlinderjacht ging en haar leven eindigde in Trinidad. Of Isabella Bird Bishop (1831-1904) die op borst en schouder het lint van een ridderorde droeg, haar verleend door de koning van de Sandwich Eilanden (Hawaii).
In zijn boeken besteedde Kielich geen aandacht aan vrouwen die als missie-zuster hun familie in Europa achterlieten met een religieus doel, de verbreiding van het katholieke geloof waar dan ook op de aardbol. Nog in het begin van de jaren zestig van de twintigste eeuw waren die actief op plaatsen waar soms niet eens zoveel mensen woonden.
Dat schrok hen niet af. Zo trokken de zusters van het Kostbaar Bloed helemaal naar Nieuw-Guinea. Nadat Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 had erkend, bleef het westelijk deel van dat gigantische eiland nog tot 1 oktober 1962 in Nederlandse handen.
De Zusters van het Kostbaar Bloed (Tienray, Limburg) in Fak-Fak
Bewust of onbewust van het naderende koloniale einde, de zusters trokken naar de zogenaamde Vogelkop in het noordwesten. Zij waren er actief op plaatsen als Manokwari en Fak-Fak. Het blad ‘Missieleven’ deed vanuit het Limburgse Tienray verslag.
In 1960 schreef zuster Jacqueline: “Fak-Fak ligt op het Onin-schiereiland. Het is een schilderachtig stadje dat tegen de bergen is gebouwd. De godsdienst van de meesten is de islam. Er wonen vooral Arabieren en Chinezen. De meeste Papoea’s verblijven in de kampongs die rondom het stadje verspreid liggen.
Zo’n kampong bestaat uit ongeveer dertig hutjes. Comfort is er praktisch niet. Alles wordt in één ruimte gedaan, slapen, koken op een open vuur, eten enzovoort.
Op de rooms-katholieke lagere school op de berghelling zijn drie zusters werkzaam. Ook de kleuterschool is in handen van een van onze zusters. Het ziekenhuis, verder op de berg, ligt er mooi, met een prachtig uitzicht op zee. Ook hier werkt een zuster, samen met een lekeverpleegster en Papoea-hulpverpleegsters. Een pater is directeur van het jongensinternaat. Het meisjesinternaat wordt geleid door onze zuster. De meisjes krijgen hier [behalve godsdienstles] ook vorming in huishoudelijke bezigheden zoals wassen, strijken en naaien.
Ongeveer vijf minuten van het meisjesinternaat af staat het klooster, midden tussen de islamitische bevolking. Van daar zwermen we ’s morgens naar alle kanten uit: ziekenhuis, school en vooral niet vergeten: de leprozerie [voor lepra-lijders], die zo’n half uurtje lopen in het bos ligt”.
Naar Senopi in het binnenland van de Vogelkop
Augustijnen en Franciscanen in Nieuw-Guinea
Nog datzelfde jaar 1960 meldde zuster Damiaan de Wijs in ‘Missieleven’ dat de zusters twee nieuwe staties begonnen, met opnieuw school en internaat. Eén ervan was in Senopi bij Kebar. Maar alvorens tot een definitieve beslissing te komen ging zij samen met zuster Leokada Stammen op verkenning uit.
“Senopi ligt midden in de jungle en het is nog niet zo eenvoudig om het te bereiken. Om enigszins op de hoogte te komen van de aard van de mensen en enig idee te krijgen van de toestand en de omstandigheden daar trokken we voor een week naar Senopi.
We vlogen eerst van Manokwari [op de oostkust van de Vogelkop] naar Kebar. Vanuit de Dakota genoten we van het machtig-groots gebergte dat langzaam voorbij schoof. Van de talrijke riviertjes, krinkelend als een wollen draad van uitgetrokken breiwerk. Van de schaduw van de hoge toppen donker vallend op de lagere bergen. Ik kan het niet zo beschrijven dat het iets lijkt op de werkelijkheid van dit origineel en boeiend gezicht. Na een half uur daalde de Dakota op de Kebar-vlakte”.
De Vogelkop was een missiegebied van de Augustijnen. Die konden blijkbaar de hulp van de zusters van het Kostbaar Bloed goed gebruiken.
“Pater Hulshof en de kinderen van het internaat stonden ons al op te wachten. Daags te voren hadden ze al de grote wandeltocht ondernomen om toch maar zeker niet te laat te zijn. Het was een ontmoeting! De kinderen van het internaat zagen voor het eerst van hun leven zusters”.
Bij het artikel waren foto’s afgedrukt van zusters in witte traditionele kleding die niet uitermate geschikt leek voor het leven in de tropen.
Aankomst van de westerse zusters
“Twee volwassen meisjes die vijf jaar bij ons in Fak-Fak in het internaat geweest waren, en het afgelopen jaar het internaat in Senopi runden, stronden triomfantelijk als directrices tussen de kinderschaar. Verder was er nog een grote schaar Papoea’s groot zowel als klein.
Er stond een truc klaar om ons een eind weegs te brengen tot waar de bossen beginnen. De truc was volgeladen met bedden, koffers, kisten, enfin met alles wat een verhuisboedel inhoudt. Dit alles voor de toekomstige zusters. Moesten we daar op of tussen?
Dat bleek inderdaad de bedoeling te zijn. Zuster Leokada kon naast de chauffeur plaats nemen, pater Hulshof, een heer van Boswezen en mijn persoontje gekneld tussen van alles en nog wat als bagage tussen bagage. Maar het reed. Slechts één keer moesten we uit levensbehoud van de hellende auto afspringen. Ik sprong boven op die heer. Hij bofte. Het had ook een kist met veel kilo’s meer kunnen zijn!
Na een adembenemende autorit door diepe kuilen, zwenkend langs scherpe bochten, kwamen wij bij de bossen. Tijdens de rit holde een twintig grote knapen zingend en met bijlen zwaaiend achter de auto aan. Nu werkten we ons tussen de bagage uit, de kisten werden open gemaakt en pakketten van ongeveer vijftien kilo eruit gehaald en verdeeld onder de dragers”.
Tocht door het bos
Evenals de meeste ondernemende vrouwen in de boeken van Wolf Kielich hoefden de twee zusters in hun warme stijve kleding zelf niets te torsen.
“Je schaamt je gewoon om er met lege handen naast te lopen, maar er kwam niets van in dat ook wij zouden dragen. Ieder maakte van rotan een ‘draaggeval’, op zo’n wijze dat men het pak op de rug heeft hangen met de hengsels langs het voorhoofd. Op deze manier heeft zelfs een oudere vrouw vier uur lang een koffer van 15 kilo gedragen.
Enthousiast begonnen we aan de tocht. De zon stond blakend aan de hemel en maakte het bos licht en vrolijk. Licht en vrolijk namen we dan ook de boomstammetjes, kuilen, plassen, moerassen en alles wat een oerwoud te bieden heeft.
Het was heerlijk fris om door een kali [rivier] te waden. De stroming was sterk. Alléén waren we er heus niet in vijf minuten doorheen gekomen, maar geleid door een sterke hand kreeg de kali geen kans om ons ook maar een beetje mee te sleuren.
Na een uur kwamen we bij een kleinere kali en een open plek in het bos. Hier werd halt gehouden. In enkele ogenblikken brandde een vuurtje en hing er een grote ketel met water uit de kali te bengelen aan een tak boven het vuur. Binnen een half uur kwam ons de heerlijke geur van koffie al tegen. Bijna was de lucht alleen al genoeg om ons op te kikkeren, maar toen ons een mok met het verkwikkende vocht werd aangeboden dronken we er dankbaar van en het gaf ons weer nieuwe energie.
We dachten nog helemaal niet aan opstaan toen een van de jongens ons kwam vertellen: ‘Hoedjan datang – er komt regen!’
Vlug werd alles ingepakt en voorwaarts ging het weer. Al gauw vielen de eerste druppels, het was een goede stimulans om niet te treuzelen. Nee, ze waren Boven niet zuinig met het water. We flodderden door het water, en zakten al langer hoe dieper in de modder”.
Zuster Leokada in gevaar
De bestemming kwam in zicht. Maar ook voor de twee zusters van Kostbaar Bloed wogen de laatste loodjes het zwaarst. “Tegen zes uur zagen we in de verte ‘ons’ dorp Senopi. Voordat we daar aankwamen moest zuster Leokada ons nog eerst even de schrik op het lijf jagen.
Precies voor de kampong liep een kali, een snelle en onrustige stroom – vooral bij regenweer. Over de kali lag een boomstam, glad van de regen. Een sterke mannenhand bracht mij veilig over de stam naar de overkant. Maar de meisjes die zuster Leokada over de kali voerden begonnen halverwege te bibberen. Onze missiezuster kreeg zó de knik in haar knieën dat ze geen stap meer durfde verzetten. Ze zag doodsbleek. Heel de kampong was in rep en roer. Geen van drieën durfde voor- of achteruit. Pater Hulshof riep om hulp. Er liepen er naar links en er liepen er naar rechts.
Intussen raakte het slachtoffer niet uitgebibberd. Angstig hield ze haar ogen op het kolkende water onder haar gericht.
Eindelijk kwam de sterkste man van de kampong aangerend. Kajoe Besi heet hij, dat betekent ‘ijzerhout’. Hij nam haar in zijn ijzeren greep en heldhaftig stevenden ze kampong-waarts. Er ging een luid hoera op. Het mijne klonk maar zwakjes! In m’n gedachten was zuster Leokada in de stromende kali geplonsd, meegesleurd, nagezwommen, gegrepen, weer los, enfin ieder kent die angstdromen wel!”
Senopi, brug over kali
Plechtige heilige mis in Senopi
De twee religeuze vrouwen kwam veilig in Senopi aan. Ze vielen meteen op de kinderen die op hen stonden te wachten. “We bewonderden onze jeugd. Wat blonken die blote buikjes van de regen en die neusjes van...[snot]. Vervolgens maakten we kennis met de elite van het dorp”.
Na de tocht door het oerwoud deden de zusters van Tienray een dutje. Niets menselijks was ze vreemd. “We hadden wat rust verdiend, dat meenden we tenminste. Pater Hulshof stond ons zijn pastorie af. Ons veldbed stond al klaar en met wat dekens werd voor een zachte ondergrond gezorgd. Toen we weer te voorschijn kwamen voelden we ons als een herschapen mens”.
De komst van de zusters uit Europa was in het binnenland van de Vogelkop aanleiding voor het opdragen van een heilige mis. In het goed bezette kerkje ging het er aanvankelijk deftig aan toe. “Alhoewel Senopi maar een kleine kampong is, waren er ’s zondags toch zeker wel honderd mensen in de kerk, de babies niet meegerekend! Hadden de meisjes vroeger alleen een doek om, en de jongens geen of een afgezakte broek, nu waren ze keurig gejurkt, en de jongens gebroekt en gebloesd”.
Totdat de serene rust verbroken werd. “Er kwam een bruin-geel gestreept varken aan m’n hielen snuffelen. Even later vloog er een kip kakelend over ons hoofd dwars door de kerk. Niemand vertrok een spier. Wij moesten oefenen onze zelfbeheersing niet te verliezen.
De kerk was nog niet uit en de kinderen nauwelijks over de drempel of roetsj... uit waren de zondagse broek en deftige bloes. Ze voelden zich blijkbaar toch nog beter thuis in het pak van Adam!”
Positieve inspectie
Aan het einde van het artikel werd duidelijk dat de Europese zusters graag wilden helpen op die nieuwe missiepost. Er was dan ook een mooi zusterhuis voor hen neergezet. “Na de heilige mis zijn we het in aanbouw zijnde zustershuis gaan bewonderen. Een groot gebouw van zeven bij veertien meter, plus de bijgebouwen. Alle lof voor Paulus en zijn Papoea-arbeiders, en de hoogste lof voor pater Hulshof, die moeite, tijd noch krachten heeft gespaard om het geheel tot iets moois te maken.
Het huis staat op palen. Dat moet hier wel, willen we niet wegzwemmen vandaag of morgen. De vloer is van nibungstammetjes, hetgeen je een wankelende loop geeft. Maar alles wordt stevig bevestigd. Wel heb je kans dat je tandenborstel of je zakmes onder de vloer verdwijnt. Zelfs een poot van de stoel kan nog door de kieren heen zakken, maar zelf, nee, dat gaat echt niet!
In de keuken komt een heuse waterleiding, zeer vernuftig aangelegd. Een liggende drum, buiten de keuken op een hoogte gelegen, vangt in een gat boven, via goten, het regenwater op. Onderaan de drum wordt een buis bevestigd, hieraan een kraan en deze komt uit de keuken boven de afwasbak”.
Na het zustershuis werd het hele terrein in ogenschouw genomen. “We bekeken een huis voor de arbeiders, kamponghuizen, tuinen enzovoort. De kerk deed tevens dienst als school. Een jaar geleden was alles hier nog bush.
Er was zelfs al een koffieplantage. Daar stonden een zeventig koffieplantjes. Wat een zorg en een onderhoud vraagt dat. Elk plantje was omringd door een blad. Dat voorkomt onkruid vernamen we. Tussen die rijen koffieplantjes stonden rijen hogere struiken, die als schaduwbomen moeten fungeren als de planten groter zijn. We zijn benieuwd naar de oogst van deze plantage!”
Ook in Senopi had de (katholieke) jeugd de toekomst. Aanleiding dus dat twee zusters van het Kostbaar Bloed de leiding van het internaat overnamen van een plaatselijke goeroe. “In het internaat zijn nu veertig jongens en meisjes van zes tot tien jaar. Ze zijn van al die omliggende kampongs en volgen de volksschool in Senopi. Zuster Aagte en zuster Carmela gaan deze kinderen volgend jaar verzorgen. Er zal dan ook met Nederlands onderwijs begonnen worden, dat wordt hier nu eenmaal vereist”. Zuster Damiaan de Wijs zag het helemaal zitten: “Een prachtig stuk missiewerk. Primitief, maar de missie van ons hart!”
Ondersteuning uit Nederland
De Nederlandse overheid deed zijn best de activiteiten van de Limburgse zusters te ondersteunen, bleek uit een artikel dat een jaar later in ‘Missiewerk’ gepubliceerd werd. Zuster Carmela Schreven was met een lintje bedacht. Dat had nogal wat voeten in de aarde zover van huis, legde zuster Leokada vanuit Manokwari vast.
“Hare Majesteit koningin Juliana heeft aan zuster Carmela Schreven de zilveren ster verleend in de Orde van Oranje Nassau, voor haar verdienstelijk werk bij de melaatsen in de leprozerie in Fak-Fak. Daar zuster Carmela vorig jaar naar Senopi is verplaatst om daar samen met zuster Aagte een nieuwe statie te gaan beginnen, heeft het telegram met bijbehorende medaille een hele omweg gemaakt.
[Koninginnedag] 30 april was al voorbij toen alles op de residentie in Manokwari aankwam. Zuster Carmela zelf zat nog als de enige onwetende in de omtrek te ploeteren in de jungle van Nieuw-Guinea. We besloten toen om de feestelijkheden op te schuiven tot 4 augustus. De zusters van Senopi zouden dan toch naar Manokwari komen. Een extra trip door de bush, die zeer vermoeiend is, kon hun dan bespaard blijven.
Maar 4 augustus is een echte feestdag geworden. De bisschop [Van Diepen], alle heren van de residentie met echtgenoten, de missionarissen uit de Kebar, en broeder Paulus waren aanwezig. Na de officiële decoratie door Monseigneur werd de plechtigheid besloten met een gezellig huiselijk feestje. Zo werd zuster Carmela voor haar verdienstelijk werk bij melaatsen met een ster in de zon gezet”.
Het zou interessant zijn te vernemen hoe het verliep met de Vogelkop-missie nadat Nederland Nieuw-Guinea onder druk van de Amerikaanse president Kennedy moest opgeven.
Harry Knipschild
9 februari 2014, 5 mei 2020
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op www.katholiek.nl
Clips;
- Raadplegingen: 5763