Skip to main content

93 - Jimmy Tigges op toeren

 

De afgelopen jaren heb ik een aantal mensen geïnterviewd die in Nederland een rol spelen, of speelden, in de geschiedenis van de popmuziek. Het is mijn gewoonte ze te vragen naar hun vroegste herinneringen. Bijvoorbeeld: wat was je eerste plaat(je)? Sommige antwoorden waren frappant. Dat was zeker het geval toen ik die vraag op 20 december 2011 stelde aan Jimmy Tigges, auteur van het onlangs verschenen popboek ‘Delftse toeren’ (deel 2).

   Jimmy, in Den Haag geboren op 12 juni 1953, dronk als brave jongen in het begin van de sixties elke dag drie glazen melk. Dat was gezond hoorde hij in die tijd. (‘Met melk meer mans’). Voor het gezonde leven werd hij beloond door de M-Brigade.

 

In 1964, het jaar dat de Beatles in Nederland en Amerika doorbraken, ontving hij een flexidisk met het lied ‘Everybody likes milk’, dat gezongen werd door Donald Jones. Toen hij bij me op bezoek was, kon hij de tekst nog uit zijn hoofd oplepelen: “In de wei stond een Hollandse koe. Die kwam opgetogen naar me toe. En ze zei: ‘Ik ben jarig meneer. Vul de glazen, ik trakteer’”. Op dat 33 toeren-plaatje, wist Jimmy nog goed, was ook de ‘Milk Shake Twist’ te horen.

 

 

93 - melk
hoesje van de 'melk-plaat'

 

De moeder van Jimmy Tigges overleed toen hij zes jaar oud was. Zijn vader was al vijftig toen Jimmy ter wereld kwam. “Mijn vader luisterde naar platen met klassieke muziek. Hij had ook mini-lp’s van Toon Hermans. Mijn vader draaide die op een pick-up die op de radio was aangesloten, met losse boxen. Beatmuziek vond hij maar niets en platen moesten mono zijn, geen stereo”.

   In 1961 trouwde zijn vader opnieuw. Zijn stiefmoeder zorgde goed voor het jongetje. Jimmy kreeg er niet alleen een nieuwe moeder bij, maar ook een nieuwe oma. Die had een platte platenspeler waar je 45 toeren-plaatjes in kon schuiven. Dat vond Jimmy best spannend. “In haar collectie zaten singles van Cliff Richard, Elvis Presley, Mario Lanza, maar ook een Nederlandstalige versie van ‘Mack the Knife’ van de Wama’s [Wim van Wageningen, Dick de Maat]. Ik was gefascineerd door die hoesjes. Elk label had zijn eigen stijl. Soms met fotootjes en/of andere singles van die maatschappij”.

 

Later kwam Jimmy er achter dat twee broers van zijn vader zelf nog actief in de muziek geweest waren. “Oom Koos vertolkte klassiek gitaar. Oom Jan speelde in de jaren dertig in de Jumping Jacks. Arie Maasland, Malando, was aanvankelijk de drummer van de band. Al snel hanteeerde Arie de piano en accordeon in de Jumping Jacks”.

   In november 1965 kwam zijn vader te overlijden. Ruud van Lieshout, een oom, werkzaam in de studio van platenmaatschappij Phonogram, werd formeel tot voogd van Jimmy Tigges aangewezen.

 

 

De eerste popmuziek

 

De doorbraak van de Beatles maakte grote indruk op Jimmy. Hij was idolaat van de groep uit Liverpool. In de zomer van 1965 bezocht Jimmy met zijn vader een café met niet alleen een biljart maar ook een jukebox. “Voor een kwartje mocht ik drie nummers selecteren. Dat werd drie keer ‘Eight days a week’. Bij het tweede kwartje opnieuw tweemaal dat liedje en één keer ‘Baby’s in black’, de b-kant”. Eerder was hij al voor ‘I want to hold your hand’ en ‘She loves you’ gevallen.

   “1964 was echt het jaar van de doorbraak van de Beatles in Nederland. Daarvoor hoorde je ze nauwelijks. Toen ik de kans kreeg schafte ik ‘Strawberry Fields Forever’ aan. Het eerste album dat ik kocht was er ook een van de Beatles, ‘Oldies but Goldies’”.

 

Popmuziek was niet zijn enige interesse. Jimmy was tevens een liefhebber van voetbal. Een beetje Scheveningen Holland Sport, maar vooral Feyenoord. “Op 28 augustus 1960 zat ik met m’n vader voor het eerst in De Kuip. Feyenoord-Ajax, 9-5. Veertien doelpunten in één wedstrijd. Dat is daarna nooit meer gebeurd in de hoogste divisie van het voetballen. Die wedstrijd tussen de twee topploegen van Nederland heeft grote indruk op me gemaakt”.

 

 

93a - Beatles Eight days a week

 

 

Wim, een oudere broer, werkte een jaar bij Philips in Brussel. Toen die met een transistor-radio voor Jimmy arriveerde was het feest. Zo kon hij nog beter naar radio Veronica luisteren dan daarvoor. “Vanaf 1967 ging ik precies bijhouden wat er in de top 40 gebeurde. Elke week haalde ik in de lijst op bij een platenwinkelier in de Javastraat. Ik herinner me nog dat ‘I’m a believer’ van de Monkees op 22 binnenkwam, de volgende week omhoogsprong naar 7 en vervolgens door naar 3. Ik wilde wel eens weten wat de grootste hits van het jaar 1967 waren. Ik bedacht: als ik nou elke week de nummer één 40 punten geef, nummer twee 39 punten enzovoort, krijg ik een mooie lijst. Dat was flink rekenen. Toen ik het klaar had kwam radio Veronica zelf met een overzicht, op precies dezelfde manier. De twee lijsten waren identiek”.

 

Jimmy Tigges was een intelligente jongen. Hij studeerde op gymnasium bèta. Op die school kreeg Jimmy ook muziekles. Goed was hij er niet in. “Het gemiddelde was een acht. Ik had meestal een zes, dus ik zat behoorlijk onder het gemiddelde”.

   Naarmate de jaren vorderden begon hij zich voor wat hij noemde ‘zogenaamd betere muziek’ te interesseren. Groepen als Pink Floyd, Soft Machine, Frank Zappa. “Maar singles, alles in drie minuten, lieten me nooit los. Die zijn me altijd blijven fascineren. Zoals ‘Venus’ en andere hits van Shocking Blue. Later kwamen de Stranglers, Elvis Costello en de Police. Maar ik hield ook van disco. Ik heb in 1967 zelfs ‘Mama’ van Heintje gekocht. Ik schaamde me een beetje om dat aan een vriendinnetje te vertellen. Ondanks dat deed ik het wel”.

 

Met zijn transistor-radio probeerde hij radiostations van ver weg te ontvangen. “Niet altijd vanwege de muziek. Het lukte me een keer om naar de Spaanse radio te luisteren. Toen hoorde ik de voetbaluitslagen van de Spaanse competitie. Radio Luxemburg was bij mij niet zo populair als bij een wat oudere generatie. Ik hoorde het wel, hoor. De ontvangst was niet zo goed. De muziek was dan weer hard en dan weer zacht. In 1971 was ik in Luxemburg. Op de zender hoorde ik ‘Nine by Nine’ van John Dummer. Maar zelfs ter plekke viel het geluid af en toe weg. Dat was misschien wel de charme van radio Luxemburg.

   Het avondprogramma van Tineke werd mijn favoriete uitzending bij radio Veronica. Langzamerhand raakte mijn belangstelling voor de zeezender echter op een zacht pitje. De opgewonden presentatie van de deejays stond me tegen. Toevallig liep ik wel een heel eind mee met de grootse demonstratie in Den Haag (10.000 jongeren) tegen het verdwijnen van radio Veronica. Met de fiets in de hand. Toevallig, want de route overlapte voor een groot deel mijn vaste route van school naar huis. Beetje semi-gemotiveerd dus maakte ik deel uit van de stoet. Voor mij was het geen ramp toen de zender uit de lucht ging ”.

 

Jimmy praatte aldoor maar over platen. Ging je nooit naar concerten, vroeg ik hem.

   “Live-muziek was nog wel eens een teleurstelling voor me. Tijdens optredens klonken de liedjes anders dan op de plaat. Daar had ik moeite mee. Om die reden leken ze minder goed. Ook vond ik het maar niks als artiesten nieuwe versies maakten van oude liedjes. Raymond van het Groenewoud bijvoorbeeld.

   Toch ging ik wel eens luisteren. Zoals bij het tienjarig bestaan van radio Veronica. Dat werd in Scheveningen gevierd met optredens van Peter Koelewijn en de Dizzy Man’s Band. Peter Koelewijn vond ik op die dag een ouwe lul. Ik besefte nog niet wat hij allemaal betekend had in de geschiedenis van de popmuziek. Na afloop van het Veronica-feest ging ik bij een tentje een zak patates frites halen. Naast me bleek niemand minder dan Lex Harding te staan. Ook die ging aan de frites. Dat ben ik nooit vergeten”.

   Andere optredens die Jimmy zijn bijgebleven waren die van Frank Zappa in Ahoy, Rotterdam, en van Paul McCartney in Keulen.

 

‘Summertime’

 

 

93 - Melanie Concertgebouw roken
Melanie, Concertgebouw Amsterdam, 'What have they done to my song ma'  (foto Ron Verboom)

 

Na het voltooien van het gymnasium (1974) vervulde Jimmy Tigges eerst zijn dienstplicht en studeerde vanaf januari 1976 bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft. Hij leerde er Paul Groenendijk kennen. Paul en Jimmy werden niet alleen studie- maar ook muziekvrienden. Samen ontwikkelden ze een bijzondere hobby. Ze maakten cassettebandjes met muzikale thema’s. Zoals allemaal liedjes over regen of covers van nummers van Yoko Ono, de tweede echtgenote van John Lennon. “Zo konden we gekke ideeën kwijt”.

 

Bij de lokale Rotterdamse omroep Radio Razor kregen Paul en Jimmy later de kans hun kunsten te vertonen. Hun thematische programma ging als ‘T-Matic’ de ether in. Eenmaal in de maand stonden covers centraal en heette het ‘Look, what they’ve done to my song ma’ - een liedje van zangeres Melanie. “Crux van de thematische aanpak was toch wel dat je zo in aanraking kwam met allerlei artiesten en stromingen waar je je anders niet zo snel in zou verdiepen”.

 

Eén van hun meest geslaagde projecten was het vergaren van zo veel mogelijk versies van het lied ‘Summertime’, uit de in 1935 door George Gershwin geschreven opera ‘Porgy and Bess’. “‘Summertime’ is een ideale song. Het nummer blijft altijd herkenbaar. Maar je kunt er van alles van maken. Vergelijk eens de uitvoeringen van bijvoorbeeld Janis Joplin, Brainbox, Billy Stewart, Mantovani, de Zombies, Miles Davis. Elke versie is weer totaal anders en toch blijft het ‘Summertime’”. De verzameling groeide en groeide. Het gaf hen, evenals bij andere ideeën, een alibi om op markten, verkopen of wat dan ook, vreemde singles aan te schaffen. Steeds meer platen vonden ze van de song van Gershwin.

   Het kwam zelf zo ver dat ze er samen een boekje van 144 bladzijden over volschreven. Dat heette ‘Summertime. Moed gevraagd bij de 834ste versie’. Het verscheen in 1994. De tekst van de omslag vermeldde: “Wat hebben Frank Zappa, Billie Holiday, Cristina Deutekom, James Last, Miles Davis, het Detroit Symphony Orchestra o.l.v. Antal Dorati, R.E.M., Bill Clinton en Hugo P. van Dalen gemeen? Zij allen hebben ‘Summertime’ van Gerswin opgenomen. ‘Summertime’ kent in elk genre zijn klassiekers. Gegevens en wetenswaardigheden over meer dan 1200 versies, met een totale tijdsduur van 3 dagen, 9 uur, 24 minuten en 18 seconden van 890 artiesten uit 43 landen zijn verzameld. Een naslagwerk dat leest als een thriller, een ontdekkingsreis door de twintigste-eeuwse muziek dwars door alle genrebeperkingen heen”.

 

Je kent toch wel de versie van de Haagse InCrowd uit 1967, vroeg ik hem. Met zang van Wil van der Hurk (‘Jerry Lee King’) en die sterke gitaarsolo van Kid van Ettinger. Uitgebracht op het Relax-label?

   Jimmy reageerde niet. In plaats daarvan vertelde hij dat het aantal versies van ‘Summertime’ steeds verder uitgedijd was. Op dit moment zouden het er al een stuk of 45.000 zijn. Het was niet meer bij te houden. Per e-mail liet hij me de volgende dag weten dat hij de versie van de InCrowd wel degelijk kende. “Ik kon ’m niet meteen naar boven halen. In ons boek hebben we ’m in onze vermeende wijsheid slechts twee sterren gegeven, haha”.

 

 

93 - Porgy & Bess

'Summertime'

 

 

Delft

 

Paul Groenendijk was als student bouwkunde wat serieuzer dan Jimmy Tigges met zijn enorme belangstelling voor liedjes van allerlei soort. Toch wist Jimmy in 1983 te slagen voor het kandidaatsexamen in de bouwkunde (tegenwoordig: BA, bachelor). “Daarna heb ik nog vijf jaar doorgemodderd met een niet geheel geslaagde afstudeerpoging”. De periode voor 1994, het verschijnen van het ‘Summertime’-boek, was een nogal zwarte periode in het leven van Tigges. Veel tijd besteedde hij in het (vergeefs) op de markt zetten van een Tour de France-spel dat Paul en hij bedacht hadden. Jimmy moest zich in leven zien te houden.

 

Het boek, dat Paul en hij in eigen beheer hadden uitgegeven en waarvan bijna duizend exemplaren verkocht werden, hielp hem om verder te komen. Bijvoorbeeld in de Playboy. “Ik had een top 40 gemaakt met allemaal liedjes die op het blad van toepassing zouden kunnen zijn. ‘Je t’aime moi non plus’ en zo. De grote hit van Jane Birkin en Serge Gainsbourg uit 1969. Daar had ik een artikel over geschreven. De hoofdredacteur wist van het boekje over ‘Summertime’ en besloot het artikel te plaatsen. Maar veertig titels vond hij te veel. Zo kwam de Dirty Thirty in Playboy tot stand. Mijn vriendin kocht op mijn verzoek voor mij vijf exemplaren van de betreffende Playboy bij Albert Heijn. De cassière zei verbaasd tegen haar bij het afrekenen: ‘Dat zijn vijf exemplaren hoor mevrouw’ – op een manier van: weet u dat wel?”

 

Van het een kwam het ander, zoals wel vaker in het leven. “In november 1994 voetbalde ik met Peter Muller, de redacteur van de sportpagina van de Delftse Post. Die had juist besloten ermee op te houden. Is dat niks voor jou, vroeg hij. Hij bracht me in contact met Ellen Lengkeek. De sollicitatie lukte. Voortaan schreef ik voor die krant”. Het jaar erop wist hij zijn activiteiten als schrijver uit te breiden bij de Westland Post. “Daarin schreef ik interviews over van alles en iedereen”. Omdat Jimmy nu eenmaal in Delft woonde concentreerde hij zich op artiesten uit de stad. Dat paste goed in wat hij al eerder met Paul Groenendijk gedaan had. Liedjes en artiesten verzamelen rondom een bestaand thema. “In de Delftse post begon ik met schrijven over de Delftse muziekhistorie. In het eerste artikel behandelde ik het duo Black and White [Jan Klumperman, Eugene Gaiser]”. De twee Delftenaren waren halverwege de jaren vijftig bekend met Nederlandstalige versies van Amerikaanse hits als ‘Sippin’ Soda’ (‘Zeep en soda’, Guy Mitchell) en ‘Sh-boom’. In die tijd eindigden ze in het muziekblad Tuney Tunes als beste Nederlandse vocale groep.

 

Halverwege de jaren negentig had Radio Rijnmond behoefte aan een nieuwe sportverslaggever. Het juiste jaar kon Jimmy zich niet meer precies herinneren. Gelukkig had hij een ezelsbruggetje. “In die tijd was ‘Het busje komt zo’ [van Hollenboer] een hit”. 1995 dus. “Samen met een aantal andere kandidaten moesten we proefdraaien. Niet live tijdens wedstrijden maar in een studio. Niemand van de kandidaten, ook ik niet, werd aangenomen. Maar ik had nog wat achter de hand. Ik stelde Hans van Vliet voor: waarom zenden jullie bij sportwedstrijden niet een toepasselijk plaatje uit. Dat vonden ze een geweldig idee. Of ik maar meteen wilde beginnen, diezelfde week nog. Ik voelde me overvallen. Maar een week later presenteerde ik Toby Rix met ‘Hand in hand kameraden’. Het was een medley waarin ‘I want to hold your hand’ van de Beatles verwerkt was. Die rubriek bij sportwedstrijden ‘Zet ’m op, geef ze op hun kop’ heeft tot 2004 gelopen”.

 

Jimmy Tigges werd bovendien gevraagd om in een ander programma van Radio Rijnmond vanaf 2002 wekelijks de rubriek ‘Jimmy op toeren’ te verzorgen. Daarin kreeg hij de kans een rare plaat, een plaat met een verhaal, te presenteren. Vanwege de bezuinigingen bij de regionale omroep kwam er onlangs een einde aan zijn vaste werkzaamheden. Voor een freelance journalist is het niet gemakkelijk het hoofd boven water te houden.

 

93a - Jimmy Tigges

Jimmy Tigges

 

Gelukkig vond Jimmy emplooi bij de TU Delft. In de weekkrant TU Delta is hij regelmatig van de partij met artikelen, onder andere over sport en muziek. Hij krijgt er per woord voor betaald. Op de site van de Technische Universiteit kun je ze lezen. Ik moest denken aan het ‘Summertime’-boek toen ik een artikel vond, getiteld ‘Honderdduizend keer Pink Floyd’ (29 januari 2009). “Alle symfoklassiekers live gespeeld op één mooie lange avond. Op Symfonight 2009 maakt de hierin gespecialiseerde coverband Knight of the Progs deze voor de liefhebber ultieme droom waar. Inclusief multimediashow en met een educatief tintje”.

 

In dat artikel: “Luuk Braun houdt ervan als de nummers letterlijk worden nagespeeld. ‘Daarvoor ga je toch naar zo’n coverband: omdat het origineel er niet meer is. ‘Firth of fifth’ van Genesis, daarin zit wat mij betreft de beste gitaarsolo ooit. Van Steve Hackett. Die moeten ze niet anders gaan spelen’.

   Op de setlist staat onder meer ‘Shine on you crazy diamond van Pink Floyd. ‘Ik heb ze gevraagd of ik dat nummer mocht drummen. Ik ken het noot voor noot uit mijn hoofd’”.

 

Braun in het artikel van Jimmy Tigges: “Het publiek bij dit soort bands bestaat vooral uit veertigplussers. Die zijn ermee opgegroeid. Muziek die je tijdens je veertiende, vijftiende hoort blijf je altijd het beste vinden. Wat nu Coldplay en Keane zijn, waren toen Pink Floyd en Genesis. Ik ben van de generatie dat je naar de platenzaak liep en de nieuwe van Pink Floyd kocht. Die draaide je dan honderdduizend keer”.    

   Andere groepen die met hun muziek op het repertoire stonden en in het blad van de TU Delft recentelijk aandacht kregen waren Marillion, Camel, Kayak, Focus, Supertramp, Kansas en Emerson, Lake & Palmer. Zangeres Maaike Breijman werd door Jimmy Tigges geciteerd als ‘de Nederlandse Kate Bush’.

   Een aardige ontwikkeling trouwens. ‘Klassieke popmuziek’ wordt langzamerhand als klassieke muziek behandeld. Muziek van The Band of ‘Sgt Pepper’ wordt tegenwoordig wel eens integraal uitgevoerd.

 

Boeken over sport en (pop)muziek

 

Jimmy Tigges en Paul Groenendijk ontdekten dat er over zo ongeveer elk onderwerp een enorme hoeveelheid platen gemaakt was. Een voetbalclub als Feyenoord bijvoorbeeld was door tal van artiesten bezongen. Jaap Valkhof vereeuwigde ‘Hand in hand kameraden’, Jackie van Dam maakte er een hit van. De Rotterdammer Cock van der Palm scoorde in 1992 met ‘Feyenoord, Feyenoord’. Met de populariteit van zo’n bekende voetbalclub kon je wel een boek schrijven. Dat deden Jimmy en Paul: ‘Het lied van Feyenoord’ (2001). Drie jaar later, in 2004, verscheen ‘Het lied van oranje’.

 

Aan de activiteiten van Jimmy bij het beschrijven van liedjes en popsongs op allerlei terreinen lijkt geen einde te komen. De laatste jaren is hij zich vooral gaan toeleggen op de steden waar hij is geboren, opgegroeid en woont. In 2005 publiceerde hij samen met opnieuw Paul Groenendijk ‘Het lied van Den Haag’. Dat begon met ‘O, o. Den Haag. Mooie stad achter de duinen’. In 1982 werd dat gezongen door auteur Harrie Jekkers, een van de leden van Klein Orkest. In tegenstelling tot de meeste andere artiesten reageerde Jekkers niet toen Tigges hem benaderde voor de achtergronden van die song. Het is inmiddels een even grote ‘evergreen’ geworden als ‘Hand in hand kameraden’. Talloze versies zijn sindsdien van ‘O o Den Haag’ verschenen, op de plaat en op YouTube. Toen het boek van Jimmy Tigges verscheen kon hij natuurlijk niet weten dat de in Groningen geboren predikantenzoon Freek de Jonge het in 2008 samen met Robert Jan Stips in de vorm van een rap zou uitvoeren (zie: YouTube). En evenmin dat het als ‘Oh Oh Cherso’ in 2010 de nummer één positie op de Nederlandse hitpositie zou bereiken.

 

In ‘Het lied van Den Haag’ vond ik voornamelijk Nederlandstalig repertoire. Den Haag stond toch vooral bekend om zijn groepen, vroeg ik hem. Den Haag was toch de popstad van Nederland?

   Jimmy benadrukte dat hij ‘trots was op de popmuziek uit Den Haag (en omstreken)’. Shocking Blue had hij al eerder genoemd in het gesprek. Ook de Sandy Coast, Motions en Earth & Fire hoorden tot zijn favoriete popgroepen.

  

Op Delftse toeren

 

 

93 - DT2-front

 

Jimmy Tigges was nog lang niet uitgeschreven. Als journalist in Delft, onder andere bij de Delftse editie van het Algemeen Dagblad, begon hij met het verzamelen en vastleggen van gegevens over alle artiesten en groepen die hij maar kon vinden. Dat resulteerde in twee boekjes, ‘Delftse toeren’. Deel één verscheen in 2009, deel twee in november 2011. Dat laatste heeft Jimmy in eigen beheer uitgegeven. In dit boek besteedt hij niet alleen aandacht aan het ‘Hollandse repertoire’ (Nico Haak, Paniekzaaiers, Martino’s, Bart Jansen, Delfts Studenten Kabaret), maar tevens aan de vele pop-hitsingles die uit de stad komen waar Willem van Oranje in 1584 doodgeschoten werd. Delft was immers de stad van de Tee Set (met onder anderen Peter Tetteroo, Polle Eduard, Gerard Romeyn, de in den Haag geboren Hans van Eijck, manager Theo Kuppens), de After Tea, Alquin en tegenwoordig Robert Jan Stips en Roel van Velzen. Bovendien kwamen uit Delft ‘vreemde’ nummer één hits als ‘Hey mal yo’ van Johnny Rodriguez (1975) en ‘Que si que no’ (2000) van Jody Bernal.

 

Voor Jimmy is ook nu weer het verhaal bij wijze van spreken belangrijker dan de muziek zelf. Hij geeft iedereen alle kans om te vertellen wat hij of zij wil vertellen. Jimmy is een ware chroniqueur. Voor zover mogelijk trekt hij de verstrekte gegeves na, bijvoorbeeld in het ‘Hit Dossier’. Minder nadruk legt hij op het bestuderen van oude kranten en tiijdschriften. Als de artiesten om welke reden dan ook niet (meer) beschikbaar zijn geeft hij het woord aan mensen die er nog iets over kunnen zeggen. Dat merkte ik toen ik het ‘Delftse toeren 2’ las. Daarin citeerde hij letterlijk wat ik hem had toegestuurd over mijn ervaringen en inzet bij de doorbraak van de Tee Set in 1966. Zo had ik de groep geadviseerd het nummer ‘Don’t leave me here’ van Dave Van Ronk op te nemen. Dat werd in 1967 hun eerste top 10-hit ‘Don’t you leave’.

 

Ook in een artikel over de Delftse groep Alquin werd mijn naam genoemd: bij de single ‘You always can change’ (1973), die ik nog steeds prachtig vind. Hans van Oosterhout, die in 1970 Supersister met ‘She was naked’ had geproduceerd, kwam de groep bij Polydor introduceren, meen ik me te herinneren. Samen met Supersister had hij live-opnamen van Alquin gemaakt. De meeste leden van de groep waren jonge Delftse TH-studenten. Ze repeteerden in Alcuin, de sociëteit van de katholieke studentenvereniging KSV Sanctus Vergilius, in het voormalige Sint Barbara-klooster. Alcuin (ca. 735-804) was de naam van een monnik uit de Engelse stad York. Hij speelde een belangrijke rol in het leven van keizer Karel de Grote. Veel van de kennis die we van Karel de Grote hebben ontlenen we aan Alcuin. De Delftse studenten onder leiding van Ferdinand Bakker (die samen met de Limburger ‘Richard Neal’ in de Py-set actief was geweest) ontleenden hun naam derhalve aan deze geleerde geestelijke.

 

In ‘Delftse toeren, deel 2’ wordt Alquin-lid Job Tarenskeen geciteerd: “In de begintijd traden we veel in studentenkringen op, onder meer in de aula van de TH. Die had een geweldige akoestiek. Daar is ook het contract getekend. We hadden er tentamens of zoiets. Stond er ineens een man voor ons met hoornen bril en een sigaar in zijn mond, met een platencontract te wapperen. Precies als in een jongensboek. Harry Knipschild van Polydor. Toen bedachten we ook de naam Alquin”.

   En dan te bedenken dat ik nog nooit gerookt heb. Wel heb ik jarenlang een Buddy Holly-bril gedragen. En ik vond Alquin geweldig. Voor de doorbraak voor de groep en hun album ‘Marks’ was één optreden genoeg: tijdens Pinkpop in 1973 (Geleen). De groep heb ik evenwel niet ontdekt. De eer die ze me nu geven heb ik helaas niet verdiend. Met een contract heb ik nooit gezwaaid. Bij Polydor had ik in die tijd andere werkzaamheden.

   Jimmy Tigges, lijkt het, is niet te stuiten. Hopelijk gaat hij nog lang door met het vastleggen van de geschiedenis van de pop- en populaire muziek in Nederland.
 
Website Jimmy Tigges: www.jimmytigges.nl
 

Harry Knipschild

23 december 2011
 
Clips:
 
Literatuur
Paul Groenendijk, Jimmy Tigges, Het lied van Den Haag, Amsterdam 2006
Jimmy Tigges, 'Honderdduizend keer Pink Floyd', TU Delta, 29 januari 2009
Jimmy Tigges, Delftse toeren 2. Van VanVelzen tot Eric de Garagekat. Een nieuwe dwarsdoornede door de Delftse muziekhistorie, Delft 2011
 
  • Raadplegingen: 9470