452 - Jan Donkers bij Muziek Parade (1966)
In de jaren vijftig werden muziekbladen populair bij de Nederlandse jeugd. Tuney Tunes was al tijdens de Tweede Wereldoorlog illegaal in omloop gekomen met het afdrukken van de teksten van Engelstalige Amerikaanse songs, die door de nazi’s verboden waren. Muziek Expres - een creatie van Jos en Paul Acket - verscheen vanaf 1956, eerst als krant, later als fotoblad.
Zo’n maandblad – met foto’s van artiesten, songsteksten en zeer korte artikelen – bleek een goede formule te zijn in het begin van de jaren zestig. Logisch dus dat er een concurrent gelanceerd werd: Muziek Parade.
Guus Jansen (1934-2021), verbonden aan uitgeverij Basart-Strengholt, had de touwtjes in handen. Jansen wist de status van zijn blad te vergroten als presentator van een wekelijks programma bij de Nederlandse uitzendingen van Radio Luxemburg, ‘Teenager Muziek Parade’. Hij liet zich Guus Jansen junior noemen: zijn vader was de componist van ‘Net als toen’, waarmee zangeres Corry Brokken in 1957 het Eurovisie Songfestival won.
In de sixties gebruikte het blad de slogan: “Ruim 100.000 teenagers lezen Muziek Parade want M.P. geeft in Nederland de toon aan!” Drukkerij J. van Boekhoven (Utrecht) deed de technische verzorging. Een los exemplaar kostte 75 cent in 1967.
omslag Muziek Parade, januari 1967
Tegen het einde van de jaren zestig werden de foto-bladen langzaam overvleugeld door popkranten: Hitwezen, Hitweek, Kink, Aloha en, in de jaren zeventig, Oor en de Hitkrant. Een jonge generatie muziekliefhebbers, meestal met een uitgesproken linkse (‘progressieve’) signatuur en vaak woonachtig in Amsterdam, zette zich nadrukkelijk af tegen ‘kapitalistische’ tijdschriften als ME (Muziek Expres) en MP (Muziek Parade).
Jan Donkers
Jan Donkers, op 15 juni 1943 geboren in Amsterdam, was zo iemand. Hij studeerde politieke en sociale wetenschappen in zijn geboortestad. Medio jaren zestig was Jan medewerker voor popmuziek van de Volkskrant en schreef artikelen voor Amsterdamse bladen als Dialoog, Bikkelacht en Hitweek, gevestigd in de Alexander Boersstraat 30, bij het Concertgebouw. Hij was bovendien lid van de vrijmetselaarsbeweging Baart.
Aan Rogier Proper, collega-redacteur van Hitweek vertelde Jan begin 1967: “Van het presidium van Baart moest ik me een positie verwerven in een groot landelijk tienermaandblad. Baart had al vertakkingen in Hitweek, Vrije Volk, Volkskrant, Propia Cures, Handelsblad, Demokrater, Bikkelacht, Vrij Nederland, Tiq [van Paul Acket] en Dialoog”.
Jan legde uit dat hij dat aanvankelijk niet wilde doen. Maar: “Ik werd gedwongen”.
Jan Donkers
Naar eigen zeggen had hij met succces gesolliciteerd bij Guus Jansen, de grote baas van Muziek Parade. Daarmee wist hij Peter J. Muller af te troeven. Peter had samen met Willem de Ridder Hitweek opgericht, maar verdween er al na korte tijd. Muller, aldus Donkers, was bovendien afgewezen bij bladen als Teenbeat en Muziek Expres.
Waarom Guus Jansen iemand als Jan Donkers, 23 jaar, in de redactie van Muziek Parade wilde opnemen, werd niet uitgelegd. Maar hoe dan ook, aan Proper verklaarde Jan: “Ik was met Jansen overeen gekomen dat ik gedurende een proeftijd van drie maanden zou blijven”.
Jan werd zeker niet slecht betaald. Hij ontving een netto maandsalaris van achthonderd gulden.
Aan de slag bij Muziek Parade
In Hitweek kon je op 5 januari 1967 lezen dat Donkers ‘bestemd was als toekomstig hoofdredacteur van Muziek Parade’.
Het pakte anders uit: “Ik had al gauw in de gaten dat dat helemaal niet zo was. Ene [Alfred] de Bruin Melchior, een heer op leeftijd, was nominaal hoofdredacteur”.
Jan kwam voor meer verrassingen te staan. “De eerste dag kreeg ik meteen al enige schokken te verwerken. Wat ik had verwacht was een groot, zonnig gestroomlijnd kantoor met een hoop geile secretaressen, een behoorlijk archief en stereo-installaties”.
De werkelijkheid was minder fraai. Jan moest zich redden in ‘een klein opkamertje op de bovenste verdieping van een gebouw. Radio, pick-up of brandrecorder waren niet te bekennen’.
Muziek Parade, werd snel duidelijk, was een blad zonder enige vorm van idealisme. Er moest gewoon geld mee verdiend worden. De Amsterdamse sociologie-student ervaarde dat als een koude douche.
Foto’s
Jan Donkers ontdekte meteen dat het bij Muziek Parade louter draaide om de foto’s. “Er kwam een jongen naar me toe. Hij probeerde me op mijn gemak te stellen. Dat is een foto van de Hollies, zei hij, wil je daar een stukje bij schrijven”.
Jan bekeek de foto en zou gezegd hebben: “In de eerste plaats zijn het The Who en niet de Hollies. In de tweede plaats, wat moet ik er over schrijven?”
Hij zag de verbazing op het gezicht van de jongeman, toen hij vroeg ‘maar wat dan?’ “Ik wilde feiten voordat ik meer kon schrijven”.
Bij MP waren ze dat niet gewend, constateerde Jan. Bij een aangeleverde foto moest je gewoon een tekstje produceren, was de boodschap. De inhoud (of waarheid) deed er niet toe.
Jan betrapte de redacteuren regelmatig op foute bijschriften. “Op de drukkerij keek ik herhaaldelijk hun drukproeven door en dan waren er bijvoorbeeld foto’s van Dave, Dee, Dozy etc. met daaronder de namen in verkeerde volgorde, van links naar rechts. Dan zei ik, dat is niet Reg Presley maar Ronnie Bond en dat is niet Dozy maar Mick. Nou, dan raaken ze toch wel helemaal in paniek.
Ook, maar dat zag ik pas toen het nummer al uit was, stond er in een stuk over hoe knap en hoe mooi en zo Scott Walker [van de Walker Brothers] wel was, en dan met een foto van John Walker er bij. In het begin zeiden ze dan altijd, ach dat merken ze toch niet. Maar later begonnen ze toch wel tegen me op te kijken”.
Internationale aanpak
Muziek Parade was niet alleen voor de Nederlandse (en Vlaamse) jeugd bestemd. De Duitse uitgave bleek beter aan te slaan – met alle gevolgen van dien.
Donkers in 1967: “De Duitse Muziek Parade is een goed lopend blad. Duitse tieners zijn waarschijnlijk wat achterlijker dan hier. Het wordt nog steeds hier gemaakt, door acht man, terwijl de Nederlandse MP twee of drie man heeft. Die Duitsers hebben er geen moer verstand van. Die schrijven nog steeds in de stijl van Tuney Tunes van 10 jaar geleden. Daarom is de Nederlandse MP ook zo slecht. Want om de kosten te drukken moet zo veel mogelijk uit de Duitse uitgave overgenomen worden, vooral druk-technisch”.
Dat scheelde in de kosten. Bedrijfsmatig logisch, maar niet voor een meer idealistisch ingestelde Jan Donkers, die tot zijn spijt moest bekennen: “Het Nederlandse nummer is een afleggertje van de Duitse. Als ik bijvoorbeeld een stuk over de Kinks moest schrijven, en er had al een stuk in de Duitse MP gestaan, dan moest ik de zelfde foto’s en opmaak gebruiken”.
Volgens Jan was de waarheid niet belangrijk. “In de Duitse MP bestaat al sinds jaren een problemenrubriek van ene Dr. Holm, waarin de dokter, een vriendelijke, grijzende man zo te zien op de foto, de tieners adviezen geeft.
In werkelijkheid is de man op de foto MP-redakteur Wil Luikinga met grijs gemaakte slapen, en worden de belangrijke adviezen geschreven door de Duitse MP-redakteuren, waarvan er geen enkele bevoegd is de dokterstitel te voeren”.
Een klacht naar het medisch tuchtcollege was onderweg, aldus Donkers.
Bedrijfsvoering
Efficiency was aan Jan niet besteed. “Krenterigheid is een kenmerk van hun bedrijfsvoering. Ze hebben het goedkoopste papier dat met hun drukprocédé mogelijk is. Bij alles wat je doet wordt op de cent gekeken. Als je een blad maakt, vind ik, moet je met een hecht team werken, zoals bij Hitweek of Bikkelacht. Nou, bij Muziek Parade is dat kut met peren”.
Volgens Jan hadden de redacteuren weinig in te brengen bij het tot stand komen van het tijdschrift: “Het is daar zo’n verschrikkelijke feodale instelling in het bedrijf. Beneden zitten de twee bazen [Jansen, De Bruin Melchior], die van de hele tienermuziek niets afweten, en in hun keurig gestoffeerde en gemeubiliseerde kantoortje de post twee dagen op zitten te houden, alleen maar om alles wat er binnen komt met hun paraaf te versieren”.
Na dat oponthoud ging de post alsnog naar de redactie, op de bovenste verdieping.
Donkers: “Boven in een klein rotkantoortje zitten de jongens die het blad moeten maken. Voor alles wat ze doen, moeten ze de toestemming van beneden hebben. Met een zo krap mogelijk budget moeten ze iedere maand het blad in elkaar zetten. Bij alles wat je deed werd op geld gekeken”.
Jan gaf een voorbeeld. “Bij een modereportage had ik met grote moeite veertig gulden losgekregen voor de meisjes – na een dag hard ploeteren”.
Als de redacteuren zich buiten kantoor vertoonden moesten ze eventueel gemaakte kosten uit eigen portemonnee betalen. Dat zat Jan behoorlijk dwars.
“Over representatiekosten werd niet gesproken. De Alan Price set was in Nederland. Als enigen van de pers waren wij met de jongens van de Set, de impresario en mensen van Phonogram [de maatschappij die de platen van Price met succes op het Decca-label uitbracht, zoals ‘Hi Lili Hi Lo’ en ‘Willow weep for me’ in 1966] een avond in de stad.
We zaten ergens in Den Haag in een tent. Eerst kwam er een rondje van de impresario, toen een rondje van Phonogram, toen kwam er een hele tijd niks. Dus toen kwam er weer een rondje van de impresario etc. Dan voel je je wel erg ongelukkig. Je weet dat ze zitten te wachten en als je een rondje geeft dat je het uit eigen zak moet betalen”.
De interviewer gooide olie op het vuur: “Gold die zuinigheid ook voor de bazen?”
Donkers hapte toe: “Ze hadden er geen moer verstand van en wilden toch de baas zijn. Ze lieten bijvoorbeeld een litho maken van de Manfred Mann-groep [met ‘Pretty Flamingo’ anno 1966 in de top 40]. Die kostte vijfhonderd gulden. Toen we hem zagen, zeiden we onmiddellijk: ‘Dat is de bezetting van een jaar geleden. Die is al op drie plaatsen gewijzigd’”.
Jan voegde eraan toe: “Het zou me niets verbazen als ze hem nog eens plaatsen, want ze hebben daar een geweldige minachting voor de smaak en kennis van hun lezers”.
Hij liet bovendien horen hoe de omgangsvormen waren: “Je werd geacht ‘u’ te zeggen tegen de heren beneden. Met de grootste vanzelfsprekendheid tutoyeerden ze mij”.
Op verzoek van Proper legde Jan uit hoe de voorpagina van Muziek Parade er moest uitzien.
“Daar hebben ze wel een formule voor. Het moet een grote, lachende mannenkop zijn van een Beatle of een Stone, die recht in de lens kijkt. Van de Stones alleen Mick Jagger en Brian Jones, de Beatles mogen alle vier. Deze zes worden een jaar lang afgewisseld, tenminste zo lang het duurt.
Toen ik probeerde de Mama’s en de Papa’s of Scott Walker op de voorpagina te krijgen werd ik voor gek versleten. Dan haalden ze het lezersonderzoek uit Duitsland tevoorschijn uit de la en zeiden plechtig ‘een nummer met een Beatle of een Stone op de voorpagina wordt het meest verkocht’”.
Dat was bij Muziek Parade volgens hem het einde van de discussie in 1966.
In de contramine
Jan Donkers keek niet met genoegen terug op de korte periode dat hij door het presidium van de vrijmetselaars was uitgezonden om te verkennen hoe het bij Muziek Parade toeging.
Het zat hem dwars dat popmuziek in 1966 nauwelijks een rol speelde bij het blad. “Ze hadden geen pick-up en platen. Tot ik er kwam werden er geen platen aangevraagd. Er werd ook niet over muziek geschreven. Het blad werd in elkaar gezet door mensen die niets van muziek weten en het waarschijnlijk haten. Er werden hen wel geregeld ongevraagd platen van lichte muziek en zo opgestuurd door de grammofoonplatenmaatschappijen”.
De platen die bij het bedrijf arriveerden kregen te redacteuren niet te zien of te horen. “Ze verdwenen in een kast, waarvan de sleutel op een geheime plaats lag, denk ik. Die platen moesten dan dienen als prijzen voor als ze een prijsvraag hadden uitgeschreven. Hoefden ze ze niet te kopen”.
Jan liet niet zonder meer over zich lopen. Hij begon platen aan te vragen. “Dat werd erg wantrouwend bekeken”. Volgens hem hoefde dat niet van de bazen omdat ze niet geacht werden over muziek te schrijven.
Cream in Hitweek
Na enige tijd kregen ze toch wat platen boven. Om die te horen moesten ze een pick-up lenen bij de Duitse afdeling van Muziek Parade. Volgens Jan waren het ‘rot platen’ – waarschijnlijk een ander soort muziek dan in Hitweek door de redactie werd aanbevolen. In januari 1967 drukte Hitweek stukjes af over bijvoorbeeld Motown, Cream, Golden Earrings, Tee Set, Mamas & Papas, Mothers of Invention, Lovin’ Spoonful, Eric Burdon en Ferre Grignard.
De redacteuren van het maandblad namen de ontvangen schijven niet serieus. “Als we weer een keer niks te doen hadden, gingen we er met een perforator gaatjes in ponsen. Of we keken welk merk het langste brandde. Decca brandt langer dan Parlophone. Of we hielden een wedstrijd in het mikken van platen door een smal openingetje in het raam, zodat ze van drie hoog voor het raam van meneer De Bruin te pletter vielen”.
Rogier vroeg Jan of hij wel eens werk weigerde.
Het antwoord was ja. “Eenmaal heb ik geweigerd een stuk te maken. Ik moest toen een stuk over George Harrison, die vader moest worden, of juist geen vader, vertalen uit het Duits. Ik had daar geen zin in omdat het een uit de duim gezogen verhaal was, waarin confidenties gedaan werden die in feite grof gelogen waren. Dan zeiden ze ‘ach, daar moet je niet zo zwaar aan tillen, dat willen die kinderen juist graag lezen’”.
Af en toe was Jan toch door de knieën gegaan, bijvoorbeeld bij een stukje over de Rolling Stones.
“De opmaak en de foto’s lagen al klaar, namelijk uit het Duitse nummer. Ik heb nog geprobeerd er een parodie op te maken. Maar dat was natuurlijk onzin, want zo’n blad is zelf een parodie”.
In het artikel ging het erom wie het populairste lid van de Rolling Stones was. “Dat hadden ze de lezers gevraagd. Iedereen moest een kaartje sturen. Maar voordat ze dat vroegen lag het cliché met de uitslag en de percentageverdeling al klaar. Dat was het cliché van de Duitse MP. Ook de foto lag al klaar – het was Mick Jagger met een kroon in z’n handen”.
In tienerbladen uit die tijd was het niet ongebruikelijk dat een redacteur de uitslag van een ‘poll’ uit zijn duim zoog. Skip Voogd heeft dat jaren later aan mij [HK] bevestigd. Of dat in de polls van Hitweek ook het geval was, weet ik niet. Er werd ten onrechte gesuggereerd dat er veel inzendingen waren, maar dat was niet zo, hoorde ik van Voogd. Gepubliceerde poll-uitslagen waren goed voor het imago van zo’n tijdschrift.
Een terugblik
Guus Jansen
Jan Donkers wekte begin 1967 de indruk dat er gelukkig een einde aan zijn werkzaamheden bij Guus Jansen c.s. gekomen was. Maar uit terloopse opmerkingen kon je opmaken dat hij het zo slecht nog niet gehad had als ‘spion van de vrijmetselaars’. In elk geval was hij in die maanden keurig uitbetaald.
Jan: “Het is jammer dat er van dat blad niks te maken is. Ik heb toch wel een leuke tijd gehad.
Ik heb Sonny & Cher ontmoet, Alan Price Set, Spencer Davis Group, Chris Farlowe, Manfred Mann Group, Twice As Much en de Small Faces. Dat waren de aardigste van allemaal. Daar zijn we een halve dag mee op stap geweest. We mochten toen ’s avonds van hen met hun bus mee naar Den Haag”.
Paul Acket in 1964
Door zijn contact met de Small Faces, de groep van zanger Steve Marriott, maakte Jan mee hoe de concurrentie (volgens hem) werkte tussen Paul Acket van Muziek Expres en Guus Jansen van Muziek Parade. Aan de verslaggever van Hitweek vertelde hij: “Toen we in wilden stappen werden we er door handlangers van Acket letterlijk uitgeschopt”.
Het ging er niet vreedzaam aan toe. Donkers voelde zich gekrenkt en zon op wraak. “Ik wilde er een stukje over schrijven in Muziek Parade. Maar het werd eruit gehaald. Het zou de goede betrekkingen met Acket kunnen schaden. Tegenover de buitenwereld lijkt het of Acket en Jansen de grootste ruzie hebben, maar in feite zijn ze volgens mij de beste vrienden. Ze bellen elkaar geregeld op. Dan zegt Acket: ‘Goed nummer, laatste nummer, Guus’ en Guus zegt: ‘Van jou ook kerel’”.
Jan was beneden, in de directiekamer, blijkbaar getuige geweest van zo’n telefonisch onderhoud.
Na twee maanden vertrokken
Jan Donkers nam na twee maanden zelf het initiatief om bij Muziek Parade te vertrekken, verklaarde hij. “Ik had het als een vakantiebaantje beschouwd. Maar toen ik merkte dat ik me kwaad begon te maken over al die geringe mensen daar, ben ik maar weg gegaan”.
Al tijdens het sollicitatiegesprek zou de Amsterdamse student aan de directeur verkondigd hebben dat hij Muziek Parade een ‘slijkblad’ vond. Jansen wist dus hoe hij over het maandblad dacht. Bovendien wist zijn ‘baas’ voor welke andere media hij artikelen schreef. Het was hem dan ook een raadsel waarom ze hem überhaupt aangenomen hadden.
Donkers had maar één verklaring: “Ze gaven me de illusie dat ik Muziek Parade mogelijkerwijze in mijn richting zou kunnen ombuigen. Maar dat bleek al vanaf de eerste dag onmogelijk”.
Aan het eind van het artikel in Hitweek werd duidelijk waarom hij desondanks twee maanden gebleven was. “Ik bracht verslag uit aan het presidium van Baart. Dat gaf me pas na twee maanden toestemming om het bedrijf te verlaten”.
We mogen Jan Donkers voor dit inkijkje in het functioneren van zo’n tienerblad dankbaar zijn.
Jan Donkers bij Muziek Parade, januari 1967
Harry Knipschild
19 april 2022
7 mei 2022
Paul Knipschild, mijn broer, studeerde anno 1966 geneeskunde in Amsterdam. Over Jan Donkers schreef hij me: “Zijn dispuut bij de Amsterdamse alternatieve studentenvereniging Olofspoort heette Baart, op de wijze van Artis van Oefening Baart Kunst. Bij mijn weten had het niets uitstaande met de vrijmetselaarsbeweging. In het dispuut, opgericht in 1963, zaten vooral jongens die het later in de journalistiek en muziekjournalistiek zouden gaan maken, zoals ook Wim Noordhoek, Guus Luijters en Rogier Proper. Er was een uitgebreide link met (min of meer studenten) weekblad Propria Cures en met Hitweek-Aloha. Beschermheer van het dispuut was Gerard van het Reve.
- Raadplegingen: 5393