Skip to main content

49 - Verjaardag in Veere (2017)

 
 
In 2007 reisden Greetje en ik door Iran. We waren niet alleen. Onder begeleiding van een Vlaamse vrouw, verbonden aan reisorganisatie Koning Aap, verplaatsten we ons met een gecharterde bus door het land. Tijdens een lange tocht naar Jolfa in het noordwesten begon een van de medereizigers liedjes van Jaap Fischer te zingen – liedjes als ‘Monniken’, ‘Cipier’ en ‘Het Veerse gat’.
    Menigeen zong mee.
 
Het Veerse Gat, het water tussen Noord-Beveland en Walcheren, was de toegang tot de haven van Veere. In 1961 werd het gat afgesloten vanwege de Deltawerken. Fischer schreef zijn ballade een jaar later: “Zeeland recreatieland. Het kleinste dorp, de grootste stad, zij hebben allemaal wel wat. Een kanovijver, echoput, een oude man, een oude hut. En aan het strand verdomd veel zand: Zeeland recreatieland.
    Een toren met een restaurant, een walle en een waterkant, een havenkroeg, een havenmeid, en veel antiek uit de oude tijd. Het meterslange wandelpad, en tot besluit het Veerse gat.
    Hee, wat is dat? Waar is het Veerse Gat? 
    Het gat is dicht, de haven ligt voor joker, als alle gaten voor johojoker. Und Fritz und Wilhelm komen nu wel schnell. Want Veere vreet hun ‘bitte’ wel”.
    Jaap zag de Duitse toeristen al komen…
 
 
49 1 Jaap Fischer

 
 
Na de reis door Iran bleef Greetje gefascineerd door de troubadour. Met buurvrouw Puck Roosen ging ze naar een optreden van de artiest. Die had zijn naam en traditionele repertoire afgezworen en stond voortaan op de bühne als Jaap Visser. Het leek wel of zijn succesvolle verleden in het luchtledige was verdwenen, kon ik ook zelf constateren toen ik hem meemaakte bij een lezing die ik in Haarlem gaf.
    
 
Aankomst in Veere
 
 
Eens moest het ervan komen. Ter gelegenheid van mijn verjaardag, vier jaar geleden, besloten we die kant op te gaan en boekten een kamer in het Waepen van Veere. Volgens de Capitool-reisgids was Veere inmiddels een ‘dromerig stadje dat gered was door de komst van de toeristen’. Tot de sterattracties behoorden de Grote Kerk (oorspronkelijk ‘Onze Lieve Vrouw Ter Sneeuw, uit 1342) , museum Schotse Huizen en het stadhuis.
    In het hotel werden we buitengewoon vriendelijk ontvangen. In plaats van de geboekte kamer op de eerste verdieping mochten we tegen een lage prijs luxueus logeren op de begane grond. Dichtbij was het gemeentelijk parkeerterrein waar je vanaf 1 april flink moest betalen. Maar in de winter nog niet. Op die plek zongen twee jonge meisjes hartstochtelijk de nieuwe single van Ed Sheeran, ‘Shape Of You’. De tekst kenden ze helemaal uit hun hoofd. Dat zou wel eens een grote hit kunnen worden, besefte ik.
 
 
49 2 Ed SheeranEd Sheeran fans, op 24 februari 2017, zingen mee tijdens RTL-optreden
 
 
Een Zeeuwse ‘artiest’, Adriaen Valerius (1575-1625), geboren in het nabij gelegen Middelburg woonde een deel van zijn leven bij het Veerse Gat. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), ook bekend als de Nederlandse Opstand tegen Spanje, schreef en verzamelde hij een aantal liederen die bekend geworden zijn als Valerius Gedenkklanken. Een daarvan is het Wilhelmus, sinds 1932 ons volkslied.
    Als student geschiedenis was ik toehoorder van een gastcollege over het Wilhelmus, gegeven door Louis Peter Grijp. Die legde uit dat de melodie, die wij heden ten dage zingen, in feite de ‘tweede stem’ was van het oorspronkelijke lied – althans zo heb ik het onthouden. Dat maakte indruk op mij.
 
 
49 3 Valerius

 
Het was zeker nog geen voorjaar in die dagen. ’s Avonds viel er zoveel hagel dat we moeite hadden om de glad geworden straat over te steken. Overdag was de terrasverwarming aan. Van gezellig door het ‘dromerig stadje’ lopen kon dan ook nauwelijks sprake zijn. Bovendien stelde het plaatselijke museum (het voormalige stadhuis) weinig voor.  
 
We kwamen er achter dat de glorie in het verre verleden gezocht moest worden. J. Midavaine had er in 1996 een boekje over geschreven: Veere, de eens zo machtige koopstad aan het Veerse Gat.
    “In 1517 woonden hier 3.500 mensen, terwijl we nu hooguit 500 inwoners binnen de wallen tellen”. Voor de hoogtijdagen moest je honderden jaren terug. “Toen hoorde Veere tot de grootste en machtigste handelssteden van ons land. Door de handel met Schotland had de stad zich van een middeleeuws vissersplaatsje tot de belangrijkste aanvoerhaven van wol uit Schotland ontwikkeld”.
    Veere paste zich aan om de overzeese zakenpartners te vriend te houden. “De Schotse koning kreeg Vlaamse paarden cadeau. Veere duldde dat een Schotse ‘conservator’ op kosten van het stadje ter plaatse de belangen van de Schotten behartigde, inclusief de rechtspraak. Maximiliaan, de baas van Veere, gaf de Schotten bovendien vrijstelling van accijns op wijn, bier en ‘andere levensmiddelen’. De buitenlanders kregen een eigen plek in de kerk en mochten met een eigen kapelaan hun erediensten uitoefenen. Er werd een waterput gegraven, zodat ze hun eigen water konden drinken”.
    Aan de huidige ‘handelspartners’, de toeristen, zijn dergelijke voorrechten niet verleend. Ze zijn er niet om (wol) te leveren, maar om te consumeren.
 
 
Veere in de Franse tijd
 
 
Het zuiden van de Nederlanden kreeg tegen het einde van de achttiende eeuw te maken met de oplaaiende strijd tussen de Britten en de Fransen, werd in Veere duidelijk. De Grote Kerk, volgens de ter plekke aangeschafte boekjes een van de trekpleisters, bleek op slot te zijn. Midavaine: “De eens zo prachtige kruisbasiliek van Veere staat er nog wel, maar is niet ongeschonden uit de strijd gekomen”.
 
De Fransen hadden tijdens de revolutie op 21 januari 1793 door middel van de guillotine een einde gemaakt hadden aan het leven van hun koning, Lodewijk XVI. Een paar maanden later, op 16 oktober, werd ook zijn echtgenote, Marie Antoinette, op die manier onthoofd. Steeds wisselende regeringen kwamen mede daardoor in conflict met zo ongeveer de rest van de westerse wereld.
    Samen met hun Nederlandse aanhangers, de patriotten, trokken de Fransen in noordelijke richting, niet als toeristen, maar als veroveraars. In de zomer van 1794 werd eerst Sluis en vervolgens de rest van Zeeland door de republikeinen ingenomen.
 
John Turing, de laatste Schotse ‘conservator’ van Veere, ging er vandoor. Fransen en Britten kwamen met elkaar in oorlog. De Grote Kerk, het arsenaal en enige huizen aan de kade van het Veerse Gat werden in 1809 zwaar beschadigd tijdens een Britse militaire invasie. Midavaine: “De Engelsen namen de kerk in beslag, zodat die als kazerne kon dienen. Maar in 1811 [Nederland was door het Franse keizerrijk geannexeerd] eiste Napoleon het gebouw op om er een militair hospitaal in te vestigen. In 1812 vernielden Franse soldaten de praalgraven. Met de in de kerk rustende doden werd ruw omgesprongen. De nabestaanden kregen nauwelijks de tijd om het gebeente der gestorvenen elders te begraven”.
 
 
49 4 Veere aan het oude Veerse GatVeere aan het oude Veerse Gat
 
 
Wat betreft de religie kwam het niet meer goed met de Grote Kerk. Het gebouw werd voor van alles gebruikt, behalve voor de eredienst, als je de boekjes mocht geloven: als provinciaal werkhuis voor de opvang van bedelaars en landlopers, hospitaal, noodopvang voor vee, geheime fietsplek, overdekt voetbalveld en cultureel centrum. Uit commerciële overwegingen probeerde de Kerk het gebouw weer in handen te krijgen – om de kerk af te breken, het materiaal te verkopen. Dat zou immers een aanzienlijke som geld opleveren.
    Christelijke religieuze gebouwen worden in onze tijd veelal met economische bedoelingen ingezet. Er worden steeds minder kerken gebruikt, waar ze voor gebouwd zijn. Er worden nu ruimtes voor andere religies opgezet.
 
 
Walcheren
 
 
Nog niet zo lang geleden waren er heel wat kleine gemeentes in Nederland. Er was dan ook vaak een goede band tussen bestuur en inwoners. In de jaren tachtig woonde ik in Loosdrecht, anno 2002 een dorp in de gemeente Wijdemeren geworden. Bij die gelegenheid ging mijn voormalige woonplaats over van de kleine provincie Utrecht naar het grote Noord-Holland.
    In de jaren tachtig wist een zakkenroller mij in Amsterdam van mijn papieren te beroven. Gelukkig werd ik ‘gered’. Daarvoor hoefde ik niet eens naar het gemeentehuis. Een Loosdrechtse ambtenaar kwam korte tijd later ’s avonds, lopend in zijn trainingspak, aanbellen op Pampus 5, waar ik woonde. Hij had de spullen bij zich en gaf ze mij retour. Hoe heerlijk was het om in een kleine gemeente te wonen, besef ik sindsdien.
 
Tijdens een verblijf in Californië (2006) vernam ik dat gemeentes aldaar, als ze te groot werden, konden besluiten om zich op te splitsen in kleinere administratieve eenheden. Zo werd voorkomen dat de afstand tussen de overheid en de mensen te groot werd, vertelde men mij. 
 
Waar of niet waar, in Nederland heeft zich in het kader van de efficiency een tegenovergestelde ontwikkeling voorgedaan. Steeds meer stadjes zijn opgeslokt en in grotere bestuurseenheden ondergebracht. In Limburg, waar ik opgroeide, zijn tientallen gemeentes verdwenen. Toen ik met Greetje langs de Belgische grens reed, ontdekten we dat er van al die dorpjes nog maar een paar gemeentes overgebleven waren.
    Dat was tevens het geval op het eiland Walcheren, waar we in 2017 verbleven. Het aantal gemeentes was er stap voor stap teruggebracht tot drie. Het voormalige gemeentehuis van Veere was overgebracht naar Domburg, 16 kilometer verderop. Je zult als inwoner van Veere maar gebruik moeten maken van het openbaar vervoer, met een bus via Serooskerke, Grijpskerke en Aagtekerke naar de zeekust, bedacht ik. Misschien efficiënt voor de overheid, maar minder voor mensen, zeker als ze slecht ter been zijn. Toen we over de provinciale weg reden, kwamen de herinneringen aan Zuid-Limburg en Californië boven…
 
 
49 5 Veere bij mooi weerVeere bij mooi weer
 
 
Borssele
 
 
Vanwege het slechte weer maakten we diverse uitstapjes in onze verwarmde auto. Onverwacht stootten we op de kerncentrale in Borssele. Zo’n gebouw hadden we niet eerder gezien. Het leek ons aardig er eens te gaan kijken. Als je het terrein opreed werd je visueel welkom geheten. Om er verder te rijden (niet harder dan 30 km per uur), passeerde je een bord met, in het Engels “100% nuclear safety, 0% alcohol & drugs”. Op het gebouw zelf alleen de letters EPZ (Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland).
    Veel was er niet te zien en daarom reden we maar terug. Nog even uitstappen om een foto te maken van een ander bord: “U verlaat het terrein van Kerncentrale Borssele. Veilige reis en tot ziens!”
    Terwijl ik die maakte werd ik vanuit een luidspreker toegeschreeuwd. Blijkbaar waren we bespied. Het was ten strengste verboden om hier foto’s te maken, zo galmden de woorden van een onbekend heerschap over het terrein. Het kenteken van onze auto was gefotografeerd, hoorde ik. Dat zou aan de politie worden doorgegeven.
    Vriendelijk legde ik uit dat nergens was aangegeven dat fotograferen verboden was.
    Naar argumenten werd niet geluisterd. De niet-zichtbare man bleef brullen en schreeuwen totdat we vertrokken. Het woord ‘welkom’ bleek op ons niet van toepassing. Werden we voor mogelijke aanslagplegers aangezien? Daar werd door de media in diverse landen volop melding van gemaakt.
    Foto’s maken bleek na terugkomst overbodig te zijn. Op het internet vond ik tal van afbeeldingen, bij wikipedia bijvoorbeeld en zelfs op de website van de EPZ. Merkwaardig, deze ‘ontvangst’…
 
 
49 6 Borssele

 
Verbinding met Zeeuws-Vlaanderen
 
 
Niet ver van Borssele kon je naar Zeeuws-Vlaanderen doorsteken. Om er te komen moest je door de Westerschelde-tunnel, die in 2003 opgeleverd was. De tunnel is 6,6 kilometer lang en, verbazingwekkend in deze tijd, niet toegankelijk voor fietsers (en voetgangers). “Fietsen en bromfietsen worden niet toegelaten in de tunnel, maar kunnen tegen betaling worden meegenomen in de buslijnen”, las ik. “De busmaatschappij raadt aan hiervoor te reserveren en stelt dat op sommige tijden zelfs verplicht”, kon je op het internet lezen.
    Een enkele doorgang per auto bleek vijf euro te kosten – dus tien euro heen en weer. Geen gering bedrag, leek me, als je als Nederlander vanuit Zeeuws-Vlaanderen naar de rest van Nederland, je familie of landgenoten, wilde gaan. Als je in het zuidelijke deel van de provincie Zeeland woonde, hoorde je in zekere zin maar ‘half’ bij het land.
 
Vanzelfsprekend was er verzet tegen de heffing. “Tol betalen voor passage van de Westerscheldetunnel is voor veel Zeeuwen een doorn in het oog en al jaren wordt er onder meer door de Zeeuwse ‘Stichting Tunnel Tolvrij’ actie gevoerd tegen de tolheffing”, las ik in de media. 
    De stichting werd bij mijn weten niet gesteund door de grote landelijke politieke partijen. Het tolvrij maken van de tunnel zou immers 450 miljoen euro kosten, een forse aderlating voor de staatskas. “Vorig jaar ving 50 Plus bot in de Tweede Kamer”. 
    Er werden wel enkele tolvrije dagen per jaar ingevoerd. Het afgelopen jaar werden de gratis doortochten echter geannuleerd, vanwege het corona-virus. Zo werd het althans door de autoriteiten uitgelegd.
    Dit jaar is er weer actie gevoerd, opnieuw door kleine partijen. Joas van Wingerden schreef op 30 juni in Autoweek: “Tweede Kamerleden Caroline van der Plas (BBB) en Mahir Alkaya (SP) boekten succes met hun motie. Op de fracties van de VVD, D66 en CDA na [regeringspartijen], steunde de Tweede Kamer de motie om de tolheffing in de Westerscheldetunnel zo spoedig mogelijk te beëindigen. Nu moet uiteraard nog blijken wanneer de tolheffing werkelijk verdwijnt, maar het is wel voor het eerst dat een meerderheid in Den Haag achter een dergelijk plan staat”.
 
De moeilijke verbinding van Zeeuws-Vlaanderen met de rest van het land had meer consequenties, las ik kort na terugkomst in het ‘gewone’ Nederland. Op 20 juli 2017 schreef Petra Vissers in Trouw een artikel getiteld: ‘Verdwijnt het middelbare onderwijs in Zeeuws Vlaanderen?’
    De journaliste wees op de bevolkingskrimp in de regio en de concurrentie van Vlaamse scholen. “Die zijn soms dichterbij, beter bereikbaar of een logische keuze als Zeeuwse kinderen ook de basisschool al in België hebben doorlopen. Dat heeft dan weer deels te maken met de goedkopere kinderopvang in het land”.
    De middelbare scholen waren relatief te duur geworden. “Als het zo doorgaat, moeten drie van de vier middelbare scholen binnen vijf jaar de deuren sluiten omdat ze te weinig leerlingen hebben. Gemeenten, provinciale staten en werkgevers vrezen dat dit een domino-effect veroorzaakt waardoor de hele regio leegloopt. Een gezamenlijk pleidooi aan het adres van demissionair staatssecretaris Sander Dekker voor meer geld om de scholen open te houden leverde vooralsnog niets op. Schandalig, noemde wethouder Cees Liefting van de gemeente Terneuzen dat op een persconferentie. Hij verweet Den Haag dat het geen oog heeft voor de bijzondere omstandigheden van zijn regio: Zeeuws-Vlaanderen is dunbevolkt, krimpend en heeft een beperkte infrastructuur”.
 
 
Sluis
 
 
Eenmaal in Zeeuws-Vlaanderen aangekomen brachten we een bezoek aan Sluis, een stad die voor Nederland van betekenis is omdat Johan Hendrik van Dale (1826-1872), leraar en stadsarchivaris, in 1867 een woordenboek van de Nederlandse taal liet verschijnen, precies 150 jaar vóór onze komst. In de naar hem vernoemde Van Dale wordt bij diverse woorden gewezen op het Zuid-Nederlandse karakter – het Vlaamse dus. Ter plekke had men een monument voor hem opgericht.
    Sluis is formeel Nederlands. Maar tijdens ons bezoek troffen we er misschien meer Belgen dan landgenoten aan. Het was immers veel gemakkelijker om het toeristische stadje vanuit het zuiden dan vanuit ‘Holland’ te bereiken en je hoefde er niets voor te betalen. 
 
 
49 7 Sluis

 
Sluis bleek een soort koopstad te zijn, een groot ‘shopping centre’, zoals Batavia in Lelystad. Bovendien was de horeca volop aanwezig. Niet voor niets lag er bij de VVV een folder met de kreet ‘Welkom in Sluis. Shop with a smile!’ Voor wie nog twijfelde: “Zeven op zeven geopend. Sluis sluit nooit”. En voor wie de Nederlandse taal niet kende was de kreet ‘Welkom in Sluis’ ondertiteld met ‘Bienvenue à Sluis’, ‘Willkommen in Sluis’ en ‘Welcome in Sluis’.
    Een snackbar was omgedoopt in ‘Happiness Station’. En in de folder werd de band met het buitenland (Vlaanderen) benadrukt. “Sluis ligt op een steenworp afstand van de Belgische grens. Dat is te merken aan de gastvrije sfeer. Deze historische stad is een topattractie. Met als belangrijkste buren Brugge (op 20 km), het Mondaine Knokke-Heist in België, het strand van Cadzand, natuurgebied ’t Zwin en Aardenburg, de oudste stad van Zeeland. Ieder jaar trekt Sluis zo’n 4,5 tot 5 miljoen bezoekers”.
    Aan de natuurlijke band met het gebied ten noorden van de tunnel werd nauwelijks aandacht geschonken.
 
De ‘gezelligheid’ werd ook in historische zin tentoon gespreid bij het VVV. “Tijdens de Tachtigjarige Oorlog wilden de Spanjaarden de stad veroveren. Zij hadden afgesproken om ’s nachts, bij het luiden van de stadhuisklok over te gaan tot de aanval. Alleen: de klok luidde die nacht niet. Klokkenluider Jantje van Sluis had te diep in het glaasje gekeken”. Zo zou Sluis ‘vanwege de gezelligheid’ op dat moment niet zijn ingenomen.
    Maar Jantje van Sluis, althans zijn beeltenis, was anno 2017 wel op zijn post. “Elk kwartier laat hij de klokken van het carillon van het Belfort klinken”.
 
Minder nauwkeurig was de informatie over de Franse tijd. De Capitool-reisgids zat er tien jaar naast: “Het slot [belfort] werd in 1784 door de Fransen verwoest”. In werkelijkheid gebeurde dat in 1794.
    In een eigen artikel over deze gebeurtenis schreef ik over het Franse optreden: “Na de omwenteling in België was Nederland vanaf juli 1794 aan de beurt – om te beginnen in de grensvesting Sluis in Zeeuws-Vlaanderen. Op 9 juli verscheen een Franse officier voor de stad, vergezeld van een trompetter en twee ruiters. Hij eiste dat de stad zich zou overgeven. De daar aanwezigen kregen te horen dat Ieper, Nieuwpoort en Oostende al ‘met Frankrijk verenigd waren’. Voor zover nog nodig legde de Franse officier uit dat de [in België gestationeerde] troepen van de Oostenrijkse keizer bij Fleurus verslagen waren en dat Bergen, Doornik, Brugge enzovoort waren ingenomen. De bevelvoerder in Sluis werd verzocht ‘gijzelaars’ af te vaardigen om te onderhandelen over de voorwaarden – ‘ter voorkoming van rampen, zo onvermijdelijk aan de moed en drift van de [Franse] republikeinen’.
    De Franse commandant liet aan zijn Nederlandse collega weten: ‘Ik wacht op een beslissend antwoord en hoop dat u niet aarzelen zult om te besluiten tot een keuze waardoor het niet nodig is geweld te gebruiken’.
 
Majoor-generaal H.W. van der Duin, bevelhebber van Sluis, gaf zich niet zo maar over. De stad was op een aanval voorbereid. Hij had de beschikking over een troepenmacht van tweeduizend man. De eerste Franse aanval wist Sluis dan ook af te slaan. Nadat de Fransen zich teruggetrokken hadden kwam prins Frederik, de jongste zoon van stadhouder Willem V, ‘tot bemoediging’ een kijkje nemen. Hulp bood hij echter niet.
   De Fransen sloten Sluis van alle toevoer af alvorens opnieuw in de aanval te gaan. Ondanks de afsluiting van de vesting wist men toch een boodschap bij prins Frederik te bezorgen. Deze kon echter ‘geen onmiddellijke baat toebrengen’. Steun uit Holland viel er dus niet te verwachten.
    In de overvolle vesting braken ziektes uit zodat er van de tweeduizend soldaten na korte tijd nog maar vijfhonderd adequaat konden functioneren. Commandant Van der Duin kwam ook zelf in de ziekenboeg terecht. Voor Sluis zat er niets anders op dan zich alsnog over te geven. Dat gebeurde op 25 augustus 1794.
 
De Fransen waren niet mild. De Nederlandse militairen werden in krijgsgevangenschap afgevoerd. Ook de 500 Franse émigrés [van adel] werden op transport gezet en naar het revolutionaire vaderland, van waaruit ze gevlucht waren om hun leven te redden, teruggevoerd. Alle wapens, 10.000 geweren en 150 stukken geschut, kwamen onbeschadigd in Franse handen.
    Stadhouder Willem V, zijn twee zonen, en de bondgenoten wisten waren ze aan toe waren”.
 
 
49 8 Sluis 1794Sluis in 1794
 
 
Hulst
 
 
Een bezoek aan Hulst bevestigde de huidige band met het Vlaamse achterland. Greetje had in het verleden een bed aangeschaft bij Morres, een meubelzaak die Fré Morres in 1909 begonnen was in een klein pand in het centrum van het stadje, aan de grens met België. 
    In die tijd werd er op de Nederlandse radio flink reclame gemaakt voor ‘een dagje Moressen’ in Zeeuws-Vlaanderen. Die kreet was in 2017 nog niet helemaal verdwenen. “Een dagje Moressen is zo veel meer dan meubelen shoppen. We willen je inspireren, volop ideeën en zin geven om van je huis nog meer een thuis te maken”, was de boodschap. Morres deed aan Ikea denken. Maar ze verkochten alleen artikelen van bekende merken; in plaats van een eigen restaurant was er vestiging van La Place.
    Het bedrijf had, constateerden we ter plekke in Hulst, geen nadrukkelijke belangstelling meer voor de klanten van boven de Schelde. Toen we om meer informatie vroegen nam een verkoopster (tegenwoordig ‘adviseuse’ genoemd) alle tijd om ons over het bedrijf te vertellen. Duidelijk werd nog eens hoezeer men nu op België gericht was, precies als in Sluis. 
    De kostbare verbinding met de rest van Nederland kwam opnieuw aan de orde. Er waren heel wat mensen in Zeeuws-Vlaanderen, vertelde de vrouw, die gewoon nooit in het ‘noorden’ kwamen. Tien euro per keer, dat deed je niet zo maar. Een collega, die erbij kwam, maakte soortgelijke opmerkingen. 
 
Niet eerder dan tijdens deze vakantie waren we ons er zo van bewust dat deze regio zoveel afstand genomen had van de rest van Nederland. We maakten een vergelijking met een eerder reisje naar Texel. Inwoners van dat eiland moesten met de boot het Marsdiep (‘Texelse Gat’) over om in Noord-Holland te komen, maar ze hadden geen alternatief. In Zeeuws-Vlaanderen was dat er wel.
 
 
Vlissingen
 
 
Terug in het gewone Zeeland bezochten we ook andere plaatsen. Maar Zoutelande passeerden we zonder er acht op te slaan. De hit ‘Zoutelande’ van de Zeeuwse groep Bløf, met zanger Paskal Jakobsen, was immers nog niet in roulatie gebracht. Hun versie van de Duitse song ‘Frankfurt Oder’ (Bosse ft. Anna Loos) werd pas later dat jaar vastgelegd en daardoor werd het dorp, onderdeel van het 15 kilometer ver verwijderde Veere, behoorlijk populair bij de jeugd. Door middel van een nieuwe lied, opvolger van het ‘Veerse Gat’, droeg Zoutelande bij aan de voorspelling van Jaap Fischer: ‘Zeeland recreatieland’.
 
Ook Vlissingen werd in de boekjes aanbevolen voor een bezoek. “Vlissingen”, aldus de Capitool-reisgids, “biedt een unieke zee-ervaring. De stad heeft de mooiste en langste zeeboulevard van Nederland. Aan de landzijde trekken het Keizersbolwerk, het standbeeld van de zeeheld Michiel de Ruyter, de Gevangentoren en de hoge Sardijntoren de aandacht, terwijl aan de zeezijde grote schepen de kust tot op honderden meters naderen”.
 
Vanwege de harde, koude wind kwam van een bezoek evenwel weinig van terecht. We bezochten derhalve alleen het monument van Michiel de Ruyter (1607-1676), de zeeheld die je in 2017 nog mocht bewonderen vanwege zijn ‘legendarische tocht naar Chatham in 1667’. Als je de actiegroepen vandaag de dag mag geloven hebben we geen echte zeehelden gehad. Dat blijkt al uit de ‘Canon van Nederland’:
    “In de zeventiende eeuw stellen de bestuurders van de kustprovincies de Republiek graag voor als een vredelievende zee- en handelsnatie die niet graag oorlog voert. In dit zelfbeeld zijn aanvoerders op zee de grote helden. Zij worden bezongen in liedjes, hun levens en daden worden beschreven in populaire geschiedenisboekjes en de belangrijkste zeeslagen worden vastgelegd op schilderijen en prenten.
    De Ruyter geldt nog altijd als bekendste admiraal in de Nederlandse geschiedenis. Toch staat zijn reputatie als zeeheld ook ter discussie. Hoewel hij Europese christenen bevrijdde die tot slaaf waren gemaakt voer hij ook naar de kust van West-Afrika om Nederlandse handelsbelangen, inclusief de handel in Afrikanen, te beschermen”.
    Michiel de Ruyter werd in Vlissingen geboren. Op het bronzen monument, uit 1841, was zijn naam in het Latijn aangegeven: Michaeli Adrianefilio Ruitero.
 
 
49 9 Michiel de Ruyter

 
Ongestoord, in tegenstelling tot bij de kerncentrale, konden we een foto maken van het monument. Aan het water waaide het zo hard dat ik zelf in de auto bleef zitten. Greetje offerde zich op. Ook zij wist niet hoe snel ze weer in de auto kon komen.
    Een paar maanden later trokken we rond over het Italiaanse eiland Sicilië. Michiel de Ruyter was in Vlissingen geboren. In Syracuse op Sicilië blies de admiraal zijn laatste adem uit.
 
 
Vertrek uit Veere
 
 
Nadat we ook Domburg, Middelburg en Terneuzen bezocht hadden, reisden we weer ‘terug naar Oegstgeest’. Onderweg brachten Greetje en ik nog een bezoek aan het Watersnoodmuseum op Schouwen-Duiveland, dat mede gefinancierd was uit het speciale fonds van de Postcode Loterij. Tijdens haar werkzame leven was Greetje betrokken bij allerlei goede doelen.
    In het museum vonden we een brief die haar voorzitter, Fred van Emden, op 27 oktober 1953 als directeur van het ‘Nederlandsche Roode Kruis’ stuurde aan de burgemeester van Stellendam. Ook was er een monument voor de hulp van zendamateurs in de dagen van de ramp.
    De problemen, ontstaan doordat de ramp zich op een (christelijke) zondag voltrok, werden niet aan de orde gesteld. Daar had ik een en ander over gehoord van een Zeeuwse wiskunde-student in Utrecht, tien jaar later.
 
 
49 10 watersnood in 1953    watersnoodramp in Zeeland, 1 februari 1953
 
 
“Het museum is gevestigd in de vier caissons die zijn gebruikt voor het sluiten van het laatste gat in de dijk bij Ouwerkerk in 1953”. We bevonden ons dus op de plek van de ramp.
    In de caissons, de tentoonstellingsruimte, werd het verhaal verteld van de ramp die zich op 1 februari 1953 in Nederland (en België) voltrok – met informatie over de eerste dagen na de stormvloed: de provisorische dichting van de dijkgaten met zandzakken, de honderden bootjes die slachtoffers oppikten en de hulp die van alle kanten toestroomde.
    In de tweede caisson (‘de emoties’) stond de mens centraal – met persoonlijke verhalen achter de namen op de slachtofferlijst, in de derde het verhaal van de wederopbouw. Herstel was niet genoeg. Het moest beter en veiliger. De Deltawerken moesten ervoor zorgen dat zo’n ramp nooit meer zou gebeuren. Gezien de stijging van de zeespiegel is het thema in 2021 nog steeds actueel.
 
Het weer was er intussen niet beter op geworden. Greetje en ik warmden ons op door middel van warme chocola met slagroom. Na de interessante ervaringen was het tijd voor de terugweg.
 
 
***
 
 
Vier jaar later is de slavenhandel en slavernij een groot thema geworden bij een aantal landgenoten. Sommigen van hen zijn de nazaten van voormalige slaven, bijvoorbeeld in Suriname.
    Tijdens een lezing op 6 oktober plaatste Gerhard de Kok, anno 2019 bij Henk den Heijer in Leiden gepromoveerd, het onderwerp in een Zeeuwse context. De historicus gaf aan dat met name de handel in Afrikaanse slaven in de jaren 1730-1780 eeuw behoorlijk van belang was geweest voor de Zeeuwse economie.
    Veel werd er volgens hem evenwel niet aan verdiend, maar vooral de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), de grootste onderneming in die ‘branche’, zorgde wel voor veel productie-activiteiten op het eiland Walcheren, waar wij ons een aantal dagen bevonden hadden – behalve, hoorde ik, van de stad Veere. Met een enkele uitzondering, antwoordde hij op mijn vraag, maakte zich in die tijd niemand druk over de morele kant van de mensenhandel. De ‘verontwaardiging’ dateert pas van tamelijk recente datum.
    Vooral voor Vlissingen, aldus De Kok, werden ‘waardevolle exportgoederen’ op schepen geladen om in West-Afrika voor mensen geruild te worden om vervolgens naar Zuid- en Midden-Amerika geëxporteerd te worden. Volgens de spreker zou een nieuw slavernijmonument (een museum?) dan ook in Vlissingen geplaatst dienen te worden.
 
Clips
 
 
 
Harry Knipschild
10 oktober 2021
 
 
  • Raadplegingen: 8967