Skip to main content

64 - Washington in 1994

 

 

Het is alweer dertig jaar geleden dat ik voor het eerst voet zette op Amerikaanse bodem. Greetje Suman, die ik twee jaar eerder had leren kennen, wilde me het land laten zien waar ze al heel wat keren geweest was. In die tijd was het nog niet bij me opgekomen om geschiedenis te studeren, maar mijn belangstelling voor de historie en de Verenigde Staten van Amerika was wel volop aanwezig.

    In het late voorjaar van 1994 vlogen we de Atlantische Oceaan over en landden op Foster Dulles Airport, het internationale vliegveld van hoofdstad Washington. In een Mercury-huurauto trokken we door Virginia, West-Virginia, Tennessee, Kentucky, opnieuw Virginia om weer in Washington uit te komen. Democraat Bill Clinton was op dat moment president, Al Gore fungeerde als vice-president.

 

Nauwgezet maakte ik aantekeningen – om die later thuis uit te werken. Op basis van dat oude verslag, dat ik onlangs weer eens teruglas, besloot ik om nu een artikel te schrijven over de laatste paar dagen van dat verblijf, in Washington DC dus.

    Alvorens in de federale hoofdstad te arriveren hadden we een bezoek gebracht aan Richmond, de hoofdstad van Virginia. Daar bezochten we het Capitool van de staat, het oude en nieuwe stadhuis en een museum, gewijd aan Edgar Allan Poe. En daarna door. We logeerden de laatste dagen in een Best Western hotel.

    De avond na onze aankomst (11 juli 1994) – we wilden geen tijd verspillen – reden we in de huurauto het centrum van Washington binnen. In die paar weken, noteerde ik, hadden we een goed gevoel voor het Amerikanse wegennet gekregen. Dat was, vonden we, zo goed ontwikkeld dat we het met een plattegrond in de hand aandurfden om ons daar die dag met eigen vervoer in het verkeer te verplaatsen.

 

Het Witte Huis – gratis parkeren

 

64 1 Witte HuisWitte Huis

 

We gingen meteen op zoek naar de plek van waaruit Bill Clinton het land bestuurde – het Witte Huis. Anno 2024 is het bijna niet te geloven: we konden de auto gewoon bij de ingang parkeren, zonder parkeermeter, zonder te betalen. Er was plaats genoeg.

    Toen ik het verslag een paar maanden later schreef, in september 1994, legde ik vast dat er kort na ons bezoek al iets essentieels veranderd was: “Er had zich toen nog niemand te pletter gevlogen en de schutter die de ruiten zou stuk schieten had zich evenmin gemeld”.

    Op 13 september 1994 meldde Maarten Huygen, correspondent van NRC Handelsblad, vanuit Washington: ‘Gaten in de beveiliging van het Witte Huis’. Een dag eerder, schreef hij, was een vliegtuigje neergestort in de tuin van het Witte Huis. 

    “Hoe kon de 38-jarige vrachtwagenchauffeur Frank Corder zijn eenmotorige Cessna onopgemerkt door het luchtruim van Washington manoeuvreren en te pletter laten slaan tegen de zuidpui van het Witte Huis, een paar meter onder het slaapkamerraam van het presidentiële gezin? Op de radarschermen van het zwaar gecontroleerde luchtruim boven en rondom Washington was het vliegtuigje niet te zien geweest. De leden van de Secret Service, die op het dak van het Witte Huis permanent een batterij luchtdoelraketten bemannen, merkten het vliegtuigje pas op het allerlaatst op, omdat de motor zou zijn stilgezet. We hadden ‘net tijd genoeg om dekking te zoeken’, zei de woordvoerder van de dienst”.

 

Mede door dit incident was de ‘onschuld’ snel voorbij. De beveiliging van het Witte Huis is steeds verder opgevoerd. De auto bij de ingang parkeren, dat is er absoluut niet meer bij in de jaren van presidenten als Bush, Obama, Trump en Biden. En wat het vervoer betreft, in 1994 viel me in Washington op dat er heel wat helicopters (van notabelen?) het luchtruim kruisten.

 

Demonstratie

 

Stil was het niet toen we vanuit de geparkeerde auto een kleine wandeling maakten. Voor we het wisten, belandden we in een betoging van enkele tientallen Afrikanen voor de vrijlating van medisch hoogleraar Asrat Woldeyes (1928-1999), een politieke gevangene in Ethiopië.

    In 1994 was er nog niet zoiets als Wikipedia. In 2024 is gemakkelijk te vinden dat Woldeyes de lijfarts van Haile Selassi was en na diens dood, in 1975, als activist de politiek inging. “In 1994, he was sentenced to two years in prison for ‘planning violence against the state’. International human rights organizations protested the evidence against him as unsound, and Amnesty International named him a prisoner of conscience”.

    Het mocht niet baten, ondanks zijn zwakke gezondheid. Te laat kreeg hij toestemming om zich in de VS te laten behandelen.

    De demonstratie bij het Witte Huis in 1994 had dus niet het gewenste resultaat opgeleverd.

 

64 2 Asrat WoldeyesAsrat Woldeyes

 

Het Capitool van Washington

 

In de korte tijd die we voor Washington hadden uitgetrokken was er geen ruimte om een bezoek aan het Witte Huis te brengen. Daarvoor moest je in een lange rij staan, totdat je aan de beurt was, meen ik me te herinneren. We wilden in die paar dagen zoveel mogelijk zien, dus dat dan maar niet. Met een dagkaart van de metro lieten we ons de volgende morgen tot bij het Capitool van Washington brengen: de plek waar de gekozen vertegenwoordigers van het Amerikaanse volk in de weer waren – zowel van de Senaat als van het Huis van Afgevaardigden – samen het Congres.

    We liepen door een hal waarin elk van de Amerikaanse staten één beeld had mogen deponeren. Florida had er een ijsmachine neergezet. Terwijl we van de ene zaal na de andere met historische plekjes liepen, ontdekten we dat er een zitting van de Senaat plaatsvond die dag. Mochten we daar een kijkje nemen?

    Greetje kreeg te horen dat ze dat maar even aan haar vertegenwoordiger bij het Congres hoefde te vragen. Voor ons, Nederlanders, was dat uiteraard onmogelijk. Geen nood, geen bureaucratie, we ontvingen meteen een bewijs om in de Senaat toegelaten te worden. Dat viel op als heel bijzonder. In Nederland hadden we andere ervaringen.

    In de aantekeningen van 1994: “In de goede, Amerikaanse democratische traditie, die we hier de afgelopen weken zo hebben leren waarderen – de macht is afgeleid van de gewone mensen – zaten we binnen een paar minuten in de Senaatszaal waar we een discussie mochten meemaken over de macht van de vakbonden. ’s Avonds op de televisie (CNN in het hotel) hoorden we er meer van”.

    Greetje en ik kregen de smaak te pakken in het centrum van de Amerikaanse democratie: “Aan de andere kant van het gebouw was het ‘House of Representatives’. Ook hier konden we een sessie meemaken. Bovendien genoten we er van een aantal wetgevers uit de wereldgeschiedenis die rondom de zaal verdeeld waren en allemaal keken naar het spreekgestoelte”.

 

64 3 CapitoolHet Capitool

 

Van het een kwam het ander: “We liepen door de gangen. We bewonderden een mooie muurschildering van onze Mayflower en ontdekten het restaurant van het Huis van Afgevaardigden. Omdat er geen bordje was dat gewone mensen niet welkom waren, genoten we weldra van een heerlijke salade in een omgeving met prenten van de bouw van het Capitool”.

    Na thuiskomst poneerde ik in het reisverslag: “Ik stel me zo voor dat het in Nederland niet zo eenvoudig is om in het gebouw van de Tweede Kamer tussen de leden van die Kamer in je bermuda [zo waren we gekleed] te zitten en voor een gering bedrag een perfecte lunch te gebruiken. Het geeft je het gevoel dat zelfs in het politieke centrum van Washington, de wereld dus, de gewone mensen zich tussen hun vertegenwoordigers kunnen begeven, zonder dat ze als hun minderen behandeld worden”.

    Of dat in onze tijd nog mogelijk is, weet ik niet.

 

Library of Congress

 

Er stond nog veel meer op het programma van die dag. “Voor de middag hadden we een bezoek gepland aan de Library of Congress. We liepen recht op het hoofdgebouw af, dat Greetje me wilde laten zien. Dat bleek gesloten te zijn voor de toeristen. Aan de overkant konden we wél naar binnen. Daar zagen we een video-presentatie van de geschiedenis van het gebouw. We ontdekten dat er aan het einde van de middag toch nog een rondleiding voor een select gezelschap zou zijn naar het andere gebouw met de beroemde leeszaal.

 

Uiteraard zorgden we ervoor dat we ons bij het selecte gezelschap konden aansluiten. We waren niet voor niets helemaal uit Oegstgeest gekomen. Via een onderaardse doorgang kwamen we terecht in de achthoekige zaal, waar alle wijsheid te vinden was. Thomas Jefferson had – nadat de Engelsen in 1814 het oorspronkelijke gebouw met de originele boekencollectie in brand gestoken hadden – zijn eigen verzameling van 6500 boeken verkocht (niet geschonken) aan de Amerikaanse regering. Dat was de basis geworden van de grootste boekenkast ter wereld.

  In Amerika is er een wet dat van elke uitgave twee exemplaren moeten worden opgestuurd – op die manier gaat het wel erg snel in een land waar de drukpers niet bepaald stilstaat. De ene uitbreiding volgde de andere dan ook op. Het ging de diepte in, want in Washington mocht geen gebouw hoger zijn dan het Capitool.

 

We zakten af naar een verdieping waar landkaarten en globes beheerd werden. Hier raakten we aan  de praat met een meneer over het schrijverschap van Edmund Morris, die een aantal jaren geleden begonnen was aan de biografie van Theodore Roosevelt – tot dan toe was alleen het eerste gedeelte verschenen. Op basis daarvan was hij door president Ronald Reagan gevraagd om diens leven te beschrijven. Hij heeft de laatste jaren van zijn presidentschap ongevraagd te allen tijde op alle plekken van het Witte Huis mogen vertoeven en was op grond van de uitnodiging van Reagan meteen miljonair door het geweldige voorschot dat de uitgever daar wel voor op tafel wilde leggen.

  Hier in het Library of Congress hebben we definitief kunnen ontdekken dat er nog steeds geen nieuw boek van Edmund Morris is uitgekomen, niet over Reagan, niet over Theodore Roosevelt”.

 

64 4 Theodore Roosevelt

Digitale snelweg

 

De man met wie we aan de praat raakten attendeerde ons bovendien op de snelle ontwikkelingen op het internet. Misschien wel voor het eerst hoorde ik hem praten over de ‘digitale snelweg’ (electronic super highway), een project dat afkomstig zou zijn uit de koker van Al Gore. In de toekomst, werd door hem verkondigd, zou het papier plaats maken voor de digitale ontwikkelingen. Alle documenten op deze plaats zouden op termijn digitaal beschikbaar komen, zo had Gore het aangegeven.

  Vreemd genoeg maakte ik daar in het reisverslag nauwelijks melding van. Misschien was het anno 1994 nog te onwerkelijk om dat zonder meer te geloven. Maar de profetische woorden van onze gesprekspartner zijn me tot de dag van vandaag wel nadrukkelijk bijgebleven.

 

Wandelen door Washington

 

Sowieso werden we op die dag overspoeld met indrukken, noteerde ik – om moe van te worden. “Tijdens de wandeling over The Mall kwamen we in contact met een groepje Russen uit Rostov aan de Don, die we op hun verzoek op de foto zetten. We ontvingen van hen speldjes van ruimtevaarder Yoeri Gagarin en een zeilschip van Peter de Grote”.

  Het gesprek met de Russen – kort na de val van de Sovjet Unie, was bijzonder geanimeerd. Aan het einde van het jaar stuurden we hen daarom een attentie uit Nederland. Tot onze teleurstelling kregen we nooit een reactie. Later hoorden we dat zo’n pakket in Rusland ‘gekaapt’ zou zijn. Die aardige mensen, die niet ver van het inmiddels verwoeste Marioepol (Oekraine) woonden, zouden het nooit ontvangen hebben.

 

En passant liepen we langs een beeldenverzameling van Auguste Rodin (1840-1917). Een van de monumenten ging over de zes burgers van Calais, dat de kunstenaar had vervaardigd op basis van de kronieken van Froissart. De burgers gaven de stad tijdens de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) blootsvoets, met het boetekleed aan, over aan de Engelsen. Het monument maakte extra indruk omdat we kort voor ons bezoek aan Washington in Calais geweest waren.

 

In het Air Space Museum stonden we meteen voor The Spirit of St Louis (het vliegtuig waarmee Charles Lindbergh de Atlantische Oceaan overvloog in 1927), de Apollo 11, die Neil Armstrong voor de eerste maanlanding in 1969 vervoerd had, het vliegtuig van de gebroeders Wright uit North Carolina, allerlei hoogtepunten uit de wereld van de vliegerij en de ruimtevaart. Een oude man in een rolstoel was druk bezig om zijn kleinzoon uit eigen ervaring ‘alles’ te vertellen wat hij wist.

 

64 5 Apollo 11Apollo 11

 

Zo ging het maar door op deze drukke dag, noteerde ik. “We doolden nog verder door Washington, straat in, straat uit. We zagen Ford’s Theatre, de plek waar president Abraham Lincoln in 1865 was neergeschoten kort na de beëindiging van de Civil War – aan de overkant het huis waar hij heengebracht was en vervolgens overleed.

   In Ford’s Theatre werd nog steeds gespeeld – de mensen stonden in de rij voor de avondvoorstelling. In dezelfde straat zou over een paar dagen diskjockey Wolfman Jack (1939-1995) optreden. In de metro naar ons hotel lazen we van een optreden van Crosby, Stills & Nash dat ook hier plaats zou vinden”. Waarna ik eindigde met de woorden: “Wij hebben voor vandaag wel voldoende indrukken opgedaan”.

 

64 6 Fords TheatreFord’s Theatre

 

Ons enige probleem die warme avond was: de diverse ijsmachines in het hotel die het geen van allen deden. Er was gelukkig nog een reserve-reservoir waar diverse kubieke meters ijsklontjes opgeslagen lagen. Waar een mens maar mee kan zitten, relativeerde ik aan het einde van het dag-verslag.

 

Arlington

 

Op 13 juli gingen we op weg naar de begraafplaats van Arlington (net over de grens in Virginia). “Je kocht er een kaart voor de bus die je naar de bekende plaatsen bracht. De eerste stop is er een die elke rechtgeaarde toerist wel moest maken, het graf van John F. Kennedy, vermoord op 23 november 1963 – iedereen weet nog wat hij deed toen hij van de aanslag in Dallas hoorde, van Harvey Oswald, van Jack Ruby, van de commissie Warren. ‘Vraag niet wat Amerika voor jou kan doen, wat kun jij voor jouw land doen’, was de bekende uitspraak van JFK. Jackie Kennedy-Onassis was pas overleden; vlak voor haar dood was ze nog getrouwd met een derde man.”

  Op Wikipedia kun je nu lezen dat ze in de persoon van diamantair Maurice Tempelsman een derde levensgezel had gevonden.

 

Terwijl we over de begraafplaats rondliepen moest ik denken aan het album ‘The First Family’, in 1962/3 verschenen, kort voor de moord op Kennedy. Tijdens mijn ‘gedwongen’ verblijf in sanatorium Hornerheide heb ik de langspeelplaat vele malen op mijn koptelefoon afgeluisterd. ‘The First Family’ bracht het veronderstelde privé-leven van het Kennedy-gezin op een komische manier ‘in beeld’. De plaat was verschenen op het Cadence label van Archie Bleyer (1909-1989). In 1963 was het de best-verkochte, de snelst-lopende LP aller tijden. Op het Cadence label vond je ook de Everly Brothers, Chordettes, Eddie Hodges en Johnny Tillotson.

 

In het toenmalige reisverslag schreef ik over Arlington: “Hier liggen de helden. Een eenvoudig kruis voor Robert Kennedy, een losse steen, een groen plastic bordje (dat uit de Hema zou kunnen komen) met de aanduiding dat Jackie hier ook begraven is.

  Met de bus door naar het graf van de onbekende soldaat. Dit is de plek van de kaalgeschoren hoofden, van de ijzeren discipline, van de met metaal versterkte schoenen, zodat elke stap klinkt zoals hij moet klinken. De afwisseling van de wacht gaat hier wat strakker dan bij ons; geen ‘soldaten’ met paardenstaart en ringetjes in de oren, die maar wat aan rotzooien.

  Er zijn ook nu begrafenis-ceremonies. Militaire vliegtuigen geven een eresaluut. In de omgeving is een paviljoen met cadeaus van recente bezoekers, president Václac Havel van Tsjechië, premier mevrouw Çiller van Turkije. En hier vinden we het graf van de verongelukte astronauten van de ontplofte Challenger uit 1986, van de vader van Douglas MacArthur, van Audie Murphy, van de soldaten van het schip Maine met de mast van hun schip uit 1898, van president Taft”.

 

64 7 Robert Kennedy ArlingtonRobert Kennedy, Arlington

 

Ook maakte ik notities over de geschiedenis van de begraafplaats. “Arlington was tot de burgeroorlog (1861-1865) het landgoed van de schoonfamilie van Robert E. Lee. De generaal kreeg het aanbod om opperbevelhebber te worden van het noordelijke leger – hij weigerde omdat hij zich inwoner voelde van de staat Virginia en dus de eer van het zuiden meende te moeten verdedigen. Hij had nog een kleine achterstand in het betalen van zijn belastingen, iets in de orde van grootte van enkele tientjes. Daarom meende het noorden zich te kunnen permitteren om het hele terrein te confisqueren en er een nationale begraafplaats van te maken.

  Tot de Hoge Raad is het uitgevochten – de familie van Robert E. Lee heeft gewonnen maar het landgoed was nu bedekt met tienduizenden graven van gevallen Amerikaanse soldaten. Wat doe je dan anders dan een regeling treffen. Voor $ 150.000”.

 

Terug naar het heden in 1994: “Het huis van de (schoon)familie van Lee, afstammelingen van George Washington met zijn slavenverblijven, zijn schilderijen met de amandel-ogen en zijn uitzicht op het centrum van Washington staat er nog steeds. Aan de overkant in het dal staat symbolisch de hal met het gigantische standbeeld van president Abraham Lincoln”.

 

Opnieuw door Washington

 

Ook op deze dag probeerden we zoveel mogelijk op te snuiven. 

  “In de National Gallery of Art is de tentoonstelling ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van onze ex-landgenoot Willem de Kooning (zeg: Koéning), die in 1926 vanuit Rotterdam naar de Verenigde Staten vertrok, in Norfolk van zijn schip gesprongen en illegaal aan land gekomen is. Na de oorlog is hij in de kunstscene in New York beroemd geworden. En nu lijdt hij al enkele jaren aan de ziekte van Alzheimer; hij is geen deelgenoot meer van alle roem waar hij mee overladen wordt.

  Zalen hangen vol met grote, soms zeer kleurige, soms ook donkere doeken. We stappen in een rondleiding en worden geattendeerd op het schilderij ‘Woman number one’, een samensmelting van advertenties voor hagelwitte tanden, grote borsten-met-bh, nog grotere opgemaakte ogen en andere attributen, die de vrouw fascinerend maken, maar die opgeteld nogal bizar overkomen. Een ander schilderij is een compilatie van indrukken, die hij opgedaan heeft op de achterbank van de auto waarin hij vervoerd werd. De Kooning heeft nooit geleerd zelf achter het stuur plaats te nemen”.

  Willem de Kooning is in 1997, twee jaar later dus, in Amerika overleden.

 

En zo ging het verder: “De metro brengt ons nu naar het hoofdkwartier van The National Geographic. Op de benedenverdieping is de Explorers Hall, een permanente expositie voor de jeugd met allerlei computers waar je zelf je eigen avonturen kunt volgen. Het is jammer dat het al laat is en dat we behoorlijk moe zijn van alle indrukken.

  Dit is een plek vol interessante zaken over geografie, ruimtevaart, milieu, exotische dieren en planten en over de ontwikkeling van de wetenschap. Aan de berenshow komen we al helemaal niet meer toe. In de winkel kopen we vlak voor het sluiten nog een index van de laatste jaargangen van het tijdschrift, een leidraad voor de afgelopen drie weken, en nog een recent nummer dat ik in Nederland ga opsturen naar dochter Astrid, die op dit moment in Loosdrecht twaalf jaar geworden is. Ze is gek op dieren en als ze geïnteresseerd is, kan ik haar een abonnement op het blad cadeau doen”.

  Dat was in de nadagen van mijn scheiding.

 

 64 8 Pentagon

Pentagon

 

Op de terugweg naar ons hotel stopten we nog in het Pentagon. Dat was op dat tijdstip voor bezoekers gesloten. We liepen daarom een stukje langs de buitenkant van het gebouw. Het leverde geen echte indrukken op, behalve de constatering dat hier een enorme mensenmenigte aan het werk was. En masse werd er gewacht op verbinding met het openbaar vervoer.

  Bij een vriendin van Greetje, Mie-Lan Woo (en haar Zwitserse echtgenoot Claude Heimo) genoten we – buiten bij de ondergaande zon – van een onverwachte copieuze maaltijd.

 

Afscheid van Washington

 

Op 13 juli vlogen we vanuit Washington terug naar Nederland. De uren die ons op deze dag nog restten gebruikten we om nog enkele interessante plekken aan te doen.

  In het verslag van die dag schreef ik onder meer: “We parkeerden onze auto langs The Mall en bezochten het mega-standbeeld van Abraham Lincoln met uitzicht op Arlington House. Van daaruit wandelden we naar een andere plek, die iedereen wel eens op de televisie heeft gezien: het monument van de 58.000 gevallenen in de Vietnam-oorlog. Dat zijn allemaal mannen; sinds kort is er ook een apart gedenkteken voor enkele vrouwen, die Vietnam niet levend verlaten hebben”.

 

En zo ging het verder: “Op onze zwerftocht belanden we nu bij Watergate, twee ronde gebouwen waar Richard Nixon zich in 1972 nog eens op verkeken heeft. Een stukje contemporaine geschiedenis die ons allemaal nog is bijgebleven. Ik kan me de dag nog herinneren dat ik op vakantie in Grasse in de Provence de krant onder ogen kreeg met de foto van een afscheid zwaaiende president in de deuropening van de regeringshelicopter. Zo’n helicopter hebben we gisteren nog in volle vaart over Washington zien vliegen. Met onbekende inhoud.

  Naast Watergate is een complex van Amerikaanse grootte met een aantal concertzalen, dat is opgedragen aan John Kennedy. Greetje past op de auto, want die mag je hier niet parkeren; ik ren even in gestrekte draf door het gebouw zodat we weer verder kunnen”.

 

64 9 Watergate

 

Een kathedraal met graf

 

In sneltreinvaart ging het verder: “In onze eindsprint belanden we nu bij de kathedraal van Washington. Weer zo’n knots van een gebouw. Als je niet beter weet staat het in Noord Frankrijk en is daar in de middeleeuwen neergezet door fanatieke katholieken. De werkelijkheid is wat anders. De bouw heeft aan het begin van de twintigste eeuw plaatsgevonden, de kathedraal is protestants episcopaals – wat zoiets schijnt te betekenen dat iedere christelijke zich hier thuis mag voelen.

   Het is de enige kathedraal, die ik ooit ben tegengekomen, die voorzien is van toiletten. President Woodrow Wilson ligt er begraven met echtgenote, Martin Luther King heeft er zijn laatste preek gehouden, in de gebrandschilderde ramen is een maansteen verwerkt, een van de kussentjes waar je op kunt zitten is zelfs gemaakt door de koningin-moeder van Engeland. Een oudere heer, die een rondleiding geeft, blijft maar op een boeiende manier doorvertellen over wat er allemaal te zien is”.

 

Laatste stop

 

In het reisverslag van 1994 maakte ik melding van het afscheid van Washington: “Onze laatste stop in Washington is Dumbarton Oaks, het huis waar aan het eind van de Tweede Wereldoorlog de allereerste gesprekken gehouden zijn om tot overeenstemming te komen voor de oprichting van de Verenigde Naties. Het huis was eigendom van de familie Bliss, een gefortuneerd echtpaar dat een grote hoeveelheid Indiaanse kunstvoorwerpen uit de pre-Columbus periode verzameld heeft; er is zojuist een expositie geopend.

   We lopen hier ‘gewoon’ over een Romeinse mozaïekvloer, we bekijken de foto’s en andere souvenirs van het gezelschap diplomaten uit onder andere China en Rusland (waaronder de latere president Gromyko), die hier nog gezellig buiten hebben zitten picknicken. Tijdens ons bezoek aan de expositie over de Azteken worden ons uitgebreide explicaties gegeven door een mevrouw, die ontdekt dat we veel belangstelling hebben, maar niet weet dat we nu echt moeten opstappen.

 

64 10 Dumbarton Oaks

 

Met een vriendelijk gebaar maken we ons los van haar gezelschap, spoeden ons naar onze huurauto en begeven ons naar het Foster Dulles vliegveld. In het toilet van het benzinestation waar we onze tank nog eenmaal vol maken verwisselen we, terwijl buiten een hoosbui losbarst, nog eenmaal onze kleren, leveren de auto in bij Hertz en laten ons afzetten. Nu is het wachten geblazen. Het weer in de omgeving van Washington is bar en boos geworden. Onweer verhindert het vliegverkeer voor de komende uren”.

Het moge duidelijk zijn, Greetje en ik kwamen weer veilig thuis. In 1995 maakten we een tweede trip naar Amerika – naar de zuidelijke staat Florida.

 

Harry Knipschild

1 december 2024

 

  • Raadplegingen: 100