519 - Boudewijn de Groot wordt groot in de Sixties
Boudewijn de Groot is op 20 mei 1944 geboren – niet in Nederland, maar in een Japans interneringskamp op Java. Sophie Saueressig, zijn moeder, overleefde de Tweede Wereldoorlog niet. In een song over haar, ‘Moeder’, dacht hij vanuit Nederland terug aan zijn ‘land van herkomst’. “Ik verlaat m’n vaderland even, ben in het verre land, waar ik mijn moeder achterliet. Ze had geen tijd om mij te leren kennen – en ook ik – ik ken haar niet. Ik ben dan wel bekend nu als Boudewijn de Groot. Mijn moeder weet van niets. Mijn moeder namelijk is dood.
Ik heb nog een paar foto’s, uit Indië waarop ze staat – als verstilde danseres in een lang en wit gewaad. Op de schoorsteenmantel haar portret. We kijken naar elkaar. Haar ogen zijn mijn ogen, maar lijk ik ook op haar? Soms doet het verre carillon me denken aan de gamelan, aan het land waar alles begon”.
Het land van herkomst (1935) was een roman van E. du Perron, waarin de hoofdpersoon terugkeek op zijn jeugd in Indië. Boudewijn zong ‘Moeder’ veertig jaar later, in 1975, over zijn eigen jeugd.
In de (huidige) biografie op zijn website vertelde Boudewijn dat hij op tweejarige leeftijd naar Nederland kwam. Zijn vader, ‘postambtenaar’, ging terug naar Nederlands-Indië ‘om zijn pensioen veilig te stellen’. Boudewijn kwam te wonen in de Cesar Francklaan te Heemstede. “Op school ontmoette hij Lennaert Nijgh (1945-2002). Ze schreven er liedjes, sterk onder invloed van de studentikoze zanger Jaap Fischer. Na de middelbare school ging hij naar de Amsterdamse Filmacademie.
In 1962 schoot Boudewijn samen met Lennaert een 8-mm film van twee liedjes, ‘De kater’ en ‘Bij het raam’. Op 8 februari 1964 werd deze in huiselijke kring vertoond. Een van de aanwezigen was journaal-lezer Ed Lautenslager (1928-1999). Hij gaf het duo het advies een bandje op te nemen. Dat bracht hij onder de aandacht van platenmaatschappij Phonogram. Geheel in stijl van Jaap Fischer (keurig gearticuleerd Nederlands) werden de eerste singles opgenomen”.
Ed Lautenslager
Het lijkt me interessant om eens terug te gaan in de tijd. Hoe kwam de nu zo bekende artiest over in de jaren zestig? Hoe zag hij zichzelf? Hoe zag hij zijn toekomst?
Terug naar de sixties
Op 2 oktober 1964 publiceerde Bert Tiddens een interview met Boudewijn in het Leidsch Dagblad. Daarin werd hij omschreven als een ‘moderne troubadour’. De journalist was bij de 20-jarige artiest en zijn zeven maanden zwangere vrouw Anneke op bezoek geweest. Op 9 september waren ze in het huwelijk getreden.
Tiddens uitte zich positief over de carrièrekansen van ‘Boudie’, zoals hij in zijn naaste omgeving werd aangesproken. “Hij snelt voort op een zeer brede weg die direct naar de populariteit voert. Hij is nu ongeveer halverwege. Zijn repertoire bestaat uit acht liedjes die hij Nederlandse chansons noemt”.
Boudewijn had geluk. Het bandje belandde bij Tony Vos, die overgestapt was van zeezender Radio Veronica naar het programmabureau van Phonogram. Vos, die voortaan zijn platen produceerde, had een intieme relatie met deejay Tineke de Nooij. Hun dochter Marjolijn was door Jan van Veen omgedoopt in Tuffy. De entree van De Groot bij het populaire muziekstation verliep soepel.
De jonge artiest trof het nog op een andere manier. Als jonge vader en kostwinner kreeg hij een vaste baan in het magazijn bij de Bijenkorf in Amsterdam. Zo wist hij de dienstplicht op een fatsoenlijke manier te ontwijken. “In principe ben ik tegen alle geweld, al ben ik, hoe vreemd het ook klinkt, van nature erg driftig”, zei hij in een ander interview.
Dat Boudewijn ook de publieke omroep voor zich wist te winnen, is op te maken uit het artikel van Bert Tiddens. Hij mocht het liedje ‘Strand’ zingen in de Cabaretkroniek van Wim Ibo. Optredens in Nieuwe Oogst en Combo volgden. Maar soms werden zijn uitlatingen gecensureerd. “De KRO is wel ontzettend voorzichtig. Veel teksten werden afgekeurd omdat men ze te pikant en ondeugend vond”. Dat liet hij zich aanleunen, in de hoop op betere tijden. Boudewijn maakte een plooibare indruk.
Tony Vos
Co de Kloet (VARA)
In het tienerblad Muziek Parade zette influencer Co de Kloet (1932-2020), betrokken bij ‘Tijd voor Teenagers’ en andere VARA radioprogramma’s, de artiest eveneens positief neer. In 1965 schreef Co: “Boudewijn heeft de wind in de zeilen gekregen toen in Amerika Bob Dylan en in Engeland Donovan grote sterren werden. Hij doet wat kwaliteit betreft niet voor hen onder, maar in Nederland is de groep van liefhebbers van deze liedjes natuurlijk kleiner dan in veel grotere landen. Waarbij nog komt dat het peil van onze volksliedjes sinds de middeleeuwen is gedaald en nu is aangekomen op ‘Glaasje op, laat u rijden’ of ‘Tante Mien mag ik je poesje even zien’, respectievelijk ‘Dat is het einde’”.
De Kloet voegde eraan toe. “Het is prettig te merken, dat in de ten opzichte van Engeland en Amerika zo onbenullige Nederlandse pop-business, waarin naar mijn mening te veel prutsers een boterham verdienen, een jongen als Boudewijn lachend naar boven komt. Daaraan is zijn teamwork met tekstschrijver Lennaert Nijgh niet vreemd.
In de nieuwe levensstijl, die ontstond toen de beat zijn stempel op Londen (en later op de hele wereld) ging drukken, past het beeld van Boudewijn de Groot. Hij is intelligent, heeft een goede opleiding gehad (HBS en later rijksacademie voor filmkunst) en hij heeft veel kennissen en en vrienden in de gonzende groep van creatieve krachten, die barsten van probeersels en ideeën. Hij hangt los tegen de maatschappij aan, haat oorlog en is overtuigd pacifist zonder veel van politiek af te weten. Het bekende liedje ‘Zomaar een soldaat’ [‘Univeral Soldier’] zou voor hem geschreven kunnen zijn”.
“Het ergste lijkt me om ooit op de hitparade te komen”
Op 19 februari 1965 kon je in diverse kranten over hem lezen. In een artikel in de Tijd-Maasbode werd opgemerkt dat ‘het zingen voor de Boudewijn min of meer toevallig begonnen was – [niet meer dan] een direct gevolg van zijn gitaarspelen’. Nijgh had voor het maken van een amateurfilmpje nu eenmaal ‘een jongen met een gitaar’ nodig. “Omdat er ook wat gezongen moest worden, schreef Boudewijn twee liedjes”.
In de Volkskrant van dezelfde dag plaatste Petri Stam de tekst van een interview dat zij eerder met hem had. Het leek erop alsof Boudewijn niet al te ambitieus was ondanks dat zijn eerste singles ‘goed verkochten’. Er was iets dubbelzinnigs aan de hand. Zijn carrière was volgens Petri wel echt begonnen. Als bewijs hiervan gaf ze aan dat de artiest al een speciale foto voor zijn fans had.
Boudewijn gaf aan dat er de laatste paar jaar in zijn leven een en ander veranderd was. “Hij wilde films maken, maar wist dat de mogelijkheden na school beperkt waren. De eerste twee jaar vertelde hij aan niemand op school dat hij liedjes zong en zichzelf op de gitaar begeleidde. ‘Niemand wist er iets van. Ik praatte weinig in die tijd. Ik zong nog over katers en zo, mijn puberteitsliedjes. Ik ben pas laat rijper geworden, zoals ze dat noemen’.
Zijn wangen kleurden blozend-rood. ‘Ik was vroeger vreselijk stil en had geen mening; was verlegen. Ik hield altijd mijn mond. Een jongen op school zei toen dat ik maar eens mijn best moest doen een eigen mening te hebben en dat heb ik me aangetrokken. Ik had geen mening, nu heb ik er een. Nu durf ik een discussie aan. Vroeger gingen de problemen langs me heen. Ik kon logisch redeneren en durfde de dingen op papier te zetten. Maar nu zeg ik ze ook. Als ze thuis zeiden: speel eens wat, dan kon ik het niet’”.
Filmer worden was begin 1965 nog wel zijn hoofddoel. “Ik ga een serie veilig-verkeer filmpjes maken”.
Had dat vak wel toekomst voor hem?
“Je hebt een maand werk en dan ben je weer zonder. Dan het magazijn [van de Bijenkorf] maar weer in”.
Zo eenvoudig was het nu ook weer niet geweest om platenmaatschappij Phonogram voor zich te winnen. “De ene helft was enthousiast en de andere helft zag er niets in. De ene groep heeft toen doorgedrukt”.
Boudewijn begreep maar weinig van de muziekindustrie. “Ik dacht zelf: als je een plaat twee keer afdraait ken je de tekst en is de lol eraf. Als je je zelf hoort zingen op een plaat denk je: wie koopt zoiets nou? ‘Strand’, dacht ik, is voor jongeren, maar het blijkt door ouderen gekocht te worden. ‘Morgen’ weer andersom. Er is geen touw aan vast te knopen.
Ooit hoop ik in een cabaretgroep te komen. Lurelei [met o.a. Guus Vleugel, Gerard Cox, Eric Herfst en Jasperina de Jong] vind ik geweldig. Als ik over een jaar een cabaret-kans krijg neem ik die”.
Boudewijn leek de commercie te verfoeien: “ Het ergste lijkt me om ooit op de hitparade te komen. Dat hoop ik nooit te bereiken”.
Kameleon?
De wens van Boudewijn om niet in de hitlijsten te verschijnen, ging niet in vervulling. Op 30 oktober 1965 verscheen zijn single ‘Meisje van zestien’ (van Charles Aznavour, vertaling Lennaert Nijgh) in de Nederlandse top 40. Dertien weken lang hoorde zijn vertolking van het Franse chanson bij de best verkopende platen.
Intussen was er een ander tijdperk aangebroken – dat van de protestsongs. Hits in die weken waren ‘Eve of Destruction’ van Barry McGuire, ‘Universal Soldier’ (Donovan), ‘Wasted Words’ van de Motions en ‘Zomaar een soldaat’ van Don Mercdes, (‘Universal Soldier’, vertaald door Ger Rensen). Op de b-kant van ‘Meisje van zestien’ had Boudewijn zijn eigen versie ‘Univeral Soldier’ gezet, nu in de vertaling van Lennaert Nijgh.
Enigszins als een kameleon was De Groot in een paar jaar tijd van repertoire veranderd. Al gauw liet hij zich als beat- en protestzanger neerzetten. In een interview met Hitweek: “Ik geloof dat ik meer de tienerkant opga. Op de LP die eind februari [1966] uitkomt staan behalve zes chansons nog vier protestsongs (o.a. vertaling van ‘Ballad of a Crystal Man’ van Donovan) en twee beatnummers. Nederland wordt eindelijk wat meer een beatland. Ach ja, we lopen nu eenmaal altijd wat achter. Ook met de buitenlandse grammofoonplaten. Ik vind dat die veel te laat in Nederland uitgebracht worden”.
Naar eigen zeggen had hij zelf nog eens wat in Hitweek geschreven. “Het is een fijn blad. Er wordt tenminste niet zo in gezemeld als in de muziekbladen. De Beatles vind ik heel goed, de Stones stukken minder”.
Boudewijn luisterde goed naar de teksten van de nieuwste popsongs. “Van ‘Michelle’ van The Beatles vind ik de muziek goed, de tekst slecht. Een tekst vind ik erg belangrijk. Daarom hou ik van Dylan, Donovan, Who, Them, Kinks”.
Hij toonde zich een aanhanger van de Golden Earrings en in wat mindere mate van de Phantoms (‘Tormented’). De Motions bevielen hem nauwelijks: “‘Wasted Words’ heeft een slechte tekst”.
Zijn mening over grammofoonplaten had hij inmiddels aangepast. “Je moet platen bezitten zodat je niet de hele dag naar de radio hoeft te luisteren om ze te horen”.
Het Amerikaanse ‘Shindig’ was zijn favoriete tv-programma.
In de Haagsche Courant gaf Boudewijn eind 1965 meer details. In die tijd liepen opstandige jongelui, provo’s, rond met de kreet ‘[Lyndon B.] Johnson moordenaar’. Hij had ‘Welterusten meneer de president’ op de plaat gezet, een anti-oorlogslied van eigen makelij. Dat was anders dan zijn versie van het bestaande ‘Universal Soldier’.
In de krant: “Boudewijn staat volledig achter de door hem gezongen teksten (van Lennaert Nijgh). Hij is ook werkelijk anti-militaristisch, anti-oorlog, anti-geweld. Hij heeft heel gauw medelijden met wat of wie dan ook, hij kan niemand pijn doen, hij kan niet doden zonder te weten wat de man tegenover hem gedaan heeft of zonder te weten waarom hij dit zelf moet doen. Dat is dan ook de reden dat hij geen soldaat wil zijn. ‘Bovendien vind ik het heel onbelangrijk te twisten over iets dat relatief zo onbelangrijk is: er wordt namelijk alleen maar gevochten om een stuk land [Vietnam]. Waarom in hemelsnaam?’
Dat is dan ook de oorzaak dat Boudewijn de Groot, 21 jaar, bezig is vrijstelling te krijgen voor militaire dienst”.
De Groot: “In Nederland kun je ook liedjes schrijven zoals Dylan het doet. Je kunt er zelfs mee in de top-40 terechtkomen”.
Liedjes als ‘Meisje van 16’ wilde hij niet meer vertolken, liet hij in de krant zetten. “Eigenlijk was het hele liedje één treurige smartlap. Zijn bedoeling was om steeds meer ‘protestsongs’ te gaan zingen: dat genre was nog lang niet uitgeput, zeker niet bij het Nederlandse publiek”.
Boudewijn zag ‘Welterusten’ ook als een ‘authentiek Nederlands chanson’. “Alleen al uit pioniersoverwegingen interesseer ik mij voor dit genre. De Nederlandse taal blijkt ook bij het romantische, maar zeker bij het protestgenre goed zingbaar en mooi: daarom moet er meer aan gedaan worden”.
Ondanks zijn bekendheid was het voor hem nog steeds moeilijk om van de muziek te ‘leven’. “Daarom werk ik overdag op de magazijnafdeling van de Bijenkorf”, liet hij op 21 december 1965 in de Telegraaf afdrukken.
1966
In het voorjaar van 1966 kwam de verkoop van zijn platen pas goed op gang. ‘Een meisje van zestien’ was nog maar nauwelijks uit de top 40 verdwenen of ‘Welterusten meneer de president’ verscheen in de lijst. Dat was ook te merken bij de optredens. Op 11 april, tweede paasdag, kwamen in een enorme circustent tweeduizend mensen, meest jongeren, bijeen om de ‘Nacht van de Protestsong’ samen te beleven. Simon Vinkenoog, Louis Lehmann en Jef Last waren van de partij.
Ossip Verga in het tijdschrift Eva: “Maar het optreden van het protestidool stelde al het voorgaande in de schaduw. Een ovationeel applaus bij opkomst dat zich aan het einde van ieder lied versterkt herhaalde. Tot slot zette hij ‘Welterusten meneer de president’ in. Verder dan de eerste woorden kwam hij voorlopig niet want het enthousiasme over de herkenning ontlaadde zich in oorverdovende bijval. Na het laatste ‘slaap zacht’ werd hij door gescandeerd applaus tot een herhaling gedwongen van zijn cynische aanval op Lyndon B Johnson [president, Democraat]. Een week later, tijdens een massabetoging tegen de ‘Bom’ in de Amsterdamse oude RAI herhaalde zich dit alles, zo mogelijk nog heviger”.
In een interview met de journalist bracht Boudewijn naar buiten dat de platenmaatschappij ‘Welterusten’ in eerste instantie niet wilde uitbrengen. “Dat is een hele rel geweest. Pas toen de productiechef met ontslag dreigde hebben ze hem op de elpee ‘Boudewijn de Groot’ gezet. Maar in géén geval als eerste nummer”.
Sterker nog: als laatste (van een van de twee kanten).
Verga vertelde zijn lezers dat De Groot bij diverse gelegenheden van zich liet horen: op gewone feestavonden, jubilea, personeelsavonden en dat soort festijnen, maar ook bij protest-gebeurtenissen.
Boudewijn: “In de RAI kwam ik als medestrijder – net zoals bij demonstraties. Ik krijg daar ook geen honorarium voor. Bij andere gelegenheden kom ik als artiest die ook protestsongs zingt. Ik durf dan nauwelijks op weerklank te hopen al zou het wel fijn zijn. Ik wil alleen laten zien dat er een Boudewijn de Groot is die ook iets wil vertellen”.
Boudewijn besefte dat hij vanwege zijn opstelling soms bewust niet gevraagd werd. Af en toe kwam hij zelfs in conflict met organisatoren, zoals met Romke de Waard, voorzitter van de Klokkenspelvereniging. “Die zei: ‘Meneer de president’ wil ik niet horen. Toen zei ik: ‘Dan kom ik niet’. Het was geen ruzie, maar we begrepen allebei dat ik een slechte keuze zou zijn om de boel op te luisteren”.
De artiest benadrukte nog eens dat hij ‘Meneer de president’ was gaan zingen toen het ernaar uitzag dat hij in dienst moest. “Dan raak je sterker geïnteresseerd bij de hele zaak – die jongens die daar in Vietnam worden gedood”.
In het gesprek vertelde Boudewijn dat hij de muziek van Chuck Berry zag zitten. “Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste voorlopers van de beatmuziek”. Hij noemde ook voorlopers van de makers van protestsongs. “Brecht, Vian, Brassens misschien – in Nederland Speenhoff. Reinaert de Vos is ook een protest: het aan de kaak stellen van een mentaliteit, van burgerlijkheid en taboes”.
Protestliederen zingen maakte De Groot groot. Het drong zelfs door tot in Amerika. Op 23 april kon je in Billboard lezen: “New and zooming star is the ‘Dutch Bob Dylan’ Boudewijn de Groot who holds a best selling LP, along with a single that jumped from zero to the top 40 within a week, ‘Welterusten mijnheer de president’”.
Sex, luchtvervuiling, discriminatie, oorlog
Het interview met Verga was geen toeval. In 1966 uitte Boudewijn de Groot zich steeds op die manier. Zoals met Marje van de Katholieke Illustratie. “Beat spreekt aan en heeft bovendien inhoud. Als het me lukt met dit soort muziek succes te krijgen hoef ik me niet zoveel zorgen te maken over de toekomst want geld speelt wel een rol als je een gezin hebt. En als het me niet lukt met de beat, dan ga ik maar bij de film”.
Boudewijn genoot ervan om zijn stem te kunnen verheffen. “Je hebt zoveel vrijheid om jezelf te uiten. Vroeger was dat bijna onmogelijk. Er wordt nog wel geprotesteerd over allerlei dingen die men gek vindt van de jeugd, maar de mensen staan veel meer toe. De opvattingen zijn veranderd. Bijvoorbeeld de instelling tegenover sex, er zijn dingen die je nu rustig kunt zeggen.
En dan heb je bijvoorbeeld de provo’s. Die kan ik waarderen omdat ze doen wat ze zeggen. Ik ben het niet met al hun standpunten eens, maar wat ze onder andere doen tegen die luchtvervuiling is wel iets. Anderen doen er niets aan en dat zijn juist de mensen die er wel iets aan kunnen doen. Het heeft misschien weinig resultaat, maar ze doen iets en dat kun je lang niet vaniedereen zeggen. Ik zou zelf niet geschikt zijn voor provo. Toch wil ik ook kwijtraken wat ik te zeggen heb. Ik ben misschien een provo in mijn liedjes, daar leg ik alles in wat ik kwijt wil”.
De Groot zat op zijn praatstoel. Opeens verhief hij zijn stem. “Er zijn zoveel wantoestanden, die zou ik willen wegruimen op mijn eigen manier, met mijn liedjes. De discriminatie bijvoorbeeld, dat is iets verschrikkelijks. Ook het feit dat er zoveel wordt vergeten en in de doofpot wordt gestopt. In de doofpot woekeren die dingen toch verder en op de lange duur komen ze er weer uit. De oorlog bijvoorbeeld. Ik vind het erg dat nazileiders tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld worden of zelfs worden vrijgesproken.
Het lijkt of de oorlog vergeten is, of daarom ook de straffen lichter kunnen worden. Maar de oorlog mag niet vergeten worden, dat is gevaarlijk. Ook jongeren die de neiging hebben te zeggen: ‘Ach, die oorlog, dat is zo lang geleden, wat weten wij ervan.Neen, die kan ik toch niet respecteren. Om al die dingen zing ik, je kunt het protestsongs noemen, maar protestsongs zijn toch niettypisch van deze tijd. Louis Davids en Bertolt Brecht schreven ze ook al”.
Marje: “Met zijn goede beatmuziek heeft Boudewijn nu de derde richting in de muziek ingeslagen. Het chanson en de folksong beoefent hij al. Met de beat zal hij een nog groter publiek bereiken, met beat à la Boudewijn de Groot: in het Nederlands en met inhoud”.
Voor de overlevenden
Boudewijn en Lennaert
Rond de jaarwisseling 1966-1967 verscheen Boudewijn de Groot op de muziekmarkt met het album ‘Voor de overlevenden’, geproduceerd door Tony Vos. Op die elpee de single ‘Land van Maas en Waal’ (ook ‘Testament’ en ‘Verdronken vlinder’).
Op 7 januari kon je in popkrant Kink lezen: “Het was al direct duidelijk dat ‘Land van Maas en Waal’ de hit-track van de ‘Overlevenden’-elpee was. Phonogram heeft met de single gewacht tot er een schreeuwende vraag naar zou ontstaan, wat na het Hartewens teevee programma inderdaad gebeurd is. Het grote publiek zal zich niet interesseren voor het vrijblijvend absurdistische tekstje maar het kopen omdat het een sympathieke meezinger is”.
Een week later keek een redacteur nog eens terug. “We leven snel. Zijn eerste echte hit, ‘Welterusten meneer de president’, is al duidelijk wat aan het slijten. Al is ook het onderwerp, helaas, nog altijd actueel. Er is over die Nederlandse protestsong, waarin president Johnson zo’n fel brok sarcasme naar z’n hoofd krijgt, nogal wat te doen geweest, buiten- en binnenshuis”.
“Het is toch gek dat er altijd geprotesteerd wordt tegen Amerika en nooit eens tegen Moskou of Peking”, bracht de redacteur nog te berde.
Boudewijn: “Het is een genuanceerd zwart-wit liedje. Maar dat moet het zijn. Ik sta er nog altijd achter. Het is bedoeld tegen de oorlog. Als ik een goeie tekst van dezelfde strekking tegen Moskou of Peking heb, zing ik ’m ook. Een protestsong moet rechtstreeks en duidelijk zijn, moet prikkelen, treiteren. Dat is de functie. Er zit een harde boodschap in. Die breng ik over”.
Bij Kink waren ze positief over het nieuwe album. “Bert Paige en Ger van Leeuwen zorgden voor uitstekende arrangementenvan Boudewijns melodieën en hijzelf gaf met z’n zangstem de teksten van zijn vriend Lennaert plus die ene van zichzelf precies datgene wat nodig is om ze over te brengen aan een publiek dat bereid is tot luisteren. Dat publiek groeit met de dag. Het is vooral een jong publiek, dat nu gewend raakt aan liedjes met een inhoud die afwijkt van de versleten thema’s van het geijkte hitrepertoire.
De plaat draagt als verzameltitel ‘Voor de overlevenden’. Die kreet weegt wat zwaarder op de hand dan Lennaert en Boudewijn het bedoeld hebben. Je moet niet direct aan de atoombom, aan de derde wereldoorlog denken, al kan geen mens je dat kwalijk nemen als de wind uit hun rechtlijnig pacifistische hoek waait. Nee, met overlevenden zijn hier bedoeld: mensen, die ondanks het onvermijdelijk verlies van idealen en illusies toch willen blijven luisteren naar wat het leven zelf te zeggen heeft”.
Nummer één in de top 40
11 februari 1967
Lennaert en Boudewijn hadden kennelijk steeds meer gevoel voor de tijdgeest. Nederland was in de ban van de schilderijen van Jeroen Bosch. De nieuwe vrolijke single over het ‘Land van Maas en Waal’ sloeg in als een bom. De zanger die niet veel eerder verkondigd had dat hij niet in de hitlijsten wilde staan, bereikte op 11 februari 1967 de toppositie in de top 40.
Bij die gelegenheid stelde hij: “Het heeft een geinige tekst. Er wordt in gelachen, geschreeuwd. Het is een meezinger. Ik ben geen protestzanger en ook geen beatzanger, maar heel gewoon zanger. In het begin vond ik het wel interessant bekend te worden onder de titel ‘protestzanger’. Het was leuk, maar later vond ik het onzin”.
Op slot Loevestein ontving de nu 23-jarige artiest een gouden plaat voor de verkoop van 100.000 singles.
Het popblad Teenbeat nam het grote succes onder de loupe. “Twee jaar geleden was Boudewijn nog blij als een dankbare schooljongen die z’n overgangsrapport in ontvangst neemt, toen AVRO’s Gerrit den Braber hem een kans gaf in Combo. In één adem werd hij genoemd met Willeke Alberti, Ronnie Tober en Trea Dobbs.
In mei 1967 protesteert Boudewijn nog maar nauwelijks. Waarom zou hij ook. Het gaat hem goed. Er is werk voor maanden. De platenmensen organiseerden een festijn op slot Loevestein. Er zijn 100.000 exemplaren van ‘Land van Maas en Waal’ over de toonbank gegaan en dit plezierige feit dient vorstelijk gevierd te worden, nietwaar? Boudewijns ‘land’ is de grote carnavalshit van 1967 geworden. We zongen hem nog harder mee dan ‘Jelle zal wel zien’. Vandaar die honderdduizend platen”.
Volgens Teenbeat werd Boudewijn ‘steeds groter’.
Hij reageerde met de woorden: “Ach je wordt wat ouder. En dan protesteer je niet meer. Je staat niet meer direct op je achterste benen”.
Boudewijn moest kiezen tussen principes en geld verdienen. “Ik kan optreden waar ik wil. Van alle kanten komen de aanbiedingen, maar ik ga echt niet op alles in. Ik selecteer terdege. Voor geld doe ik echt niet alles. Zoals bijvoorbeeld nooit optreden in één programma met Willeke Alberti of Ronnie Tober, want ik wil dat de mensen voor mij komen”.
Of meewerken aan reclame-televisie. “Mij niet gezien. Je gaat af als een gieter, wanneer je als artiest bijdragen levert aan reclamespots”.
Teenbeat: “De Boudewijn de Groot van nu is een andere Boudewijn dan die van anderhalf jaar geleden. Hij is milder geworden, ook in de aanpak van zijn chansons. Dat mild-zijn, het heeft ook iets te maken met de welvaart die Boudewijns leven is binnengewipt. Financiële problemen? Boudewijn de Groot kent ze niet meer. En ook het woningprobleem werd voor hem, zijn vrouw en kinderen (het tweede, Caya, kwam er enkele maanden geleden bij) keurig opgelost. De familie De Groot bewoont ’n fleurige flat in het vriendelijke Weesp”.
Boudewijn was de belangrijkste artiest voor Phonogram, de grootste platenmaatschappij van Nederland, geworden, constateerde Peter Horvers toen hij met het bedrijf belde: “De afgelopen week hebben wij bij alle platenmaatschappijen in ons land geïnformeerd, wat bij hen de best verkochte artiesten zijn geweest, gerekend over de periode van nu tot een jaar geleden.
Bij Phonogram was dit Boudewijn de Groot; dit vooral dank zij zijn ‘Land van Maas en Waal’, waarvan ruim 120.000 exemplaren werden verkocht. Samen met een verkoop van zo’n 40.000 lp’s kon hij zich de best verkochte artiest van deze maatschappij noemen”.
Picknick
Picknick
Boudewijn de Groot was groot geworden – een pijler ook voor het bedrijf waarmee hij contractueel verbonden was. Over ‘censuur’ hoorde je niets meer. Elk idee werd positief ontvangen. Dat resulteerde in het nieuwe concept-album ‘Picknick’, met opnieuw invloeden van de schilderijen van Jeroen Bosch (‘Tuin der Lusten’) en ook van het Beatles-album ‘Sgt Pepper’.
En hij had alweer nieuwe plannen, vertelde hij aan Bibeb. “Onze volgende lp moet gaan over het heelal. De aarde neemt daarin een aparte plaats in. Ik zei: we doen het in vier delen, beginnen bij het binnenste van de aarde, dan het buitenste, het leven, de atmosfeer, lucht en dan het heelal. Een paar dagen later zei hij: dat is goed. Het is helemaal volgens Dante en Ptolemeus. Dat is typerend. Weet ik veel van Ptolemeus. Ik had het gezien als natuurkundig ontstaan van het heelal en de sfeer. Hij kwam met Ptolemeus en toen was hij het er helemaal mee eens, dan kan ie refereren, dat doet ie graag. Ik geloof dat zijn teksten, zijn Ptolemeus-visie die hij wil gebruiken, best samen kunnen gaan met de muziek die ik in m’n hoofd heb”.
Na ‘Picknick’ volgde een ander experimenteel album, zonder Nijgh, ‘Nacht en ontij’, met weinig succes. Het duurde daarna een aantal jaren voor Boudewijn weer goed van zich liet horen. Dat was in 1973 – met ‘Hoe sterk is de eenzame fietser’, deze keer met teksten van Ruud Engelander en Lennaert Nijgh.
Jeugdsentiment
De mensen van Phonogram kwamen in de tussentijd op het idee om een dubbelalbum op de markt te brengen – ‘Vijf jaar hits’. Dat was een vondst. Op Wikipedia kun je in elk geval lezen dat er 140.000 exemplaren van verkocht zijn.
Het album paste in een nieuw fenomeen: jeugdsentiment – internationaal en nationaal. De babyboomers, die popmuziek omarmd hadden, keken terug op hun jonge jaren. Met zijn comeback concert stond Elvis Presley opnieuw in de belangstelling. ‘Rock Around The Clock’ van Bill Haley kwam terug in de hitlijsten. In Nederland werd het fenomeen maxi-single geïntroduceerd. Dat leverde zelfs een hit op voor ‘Flamingo’ van saxofonist Earl Bostic (1913-1965), in 1951 opgenomen. Op de VPRO-radio, meen ik me te herinneren, hoorde je ‘I get so lonely when I dream about you’ (van de Four Knights, uit 1955).
In het interview met Bibeb haakte ook Boudewijn in op zijn jonge jaren. “Een soms dramatisch heimwee - met tederheid terug denken aan de prettige tijd die we gehad hebben. Niet: ik vind het nu een grote rotzooi, maar gewoon je wil de prettige tijd herinneren van je jeugd. Van heel dichtbij, maar ook heel lang geleden. Gewoon, spelen op straat met vriendjes, situaties, kleinigheden, inenten op school, daar denk je met een soort masochisme aan terug. Wat had je toen een angst. Ik vond inenten ontzettend. Dan krijg je van die gesprekken: weet je nog. Lennaert en ik hebben plekken, zoals echtparen plekken hebben, waar het het eerst gebeurde, je voor het eerst verliefd was, de echte liefde – wij hebben ook plekken, straten met bijzondere betekenis”.
Maakt Boudewijn de Groot hier het testament van zijn jeugd op?
Liedjes als ‘Testament’ en ‘Verdronken vlinder’, al eerder vastgelegd, kregen een nieuwe betekenis.
In ‘Testament’ zong Boudewijn de Groot: “Na tweeëntwintig jaren in dit leven maak ik het testament op van mijn jeugd. Niet dat ik geld of goed heb weg te geven. Voor slimme jongen heb ik nooit gedeugd. Maar ik heb nog wel wat mooie idealen, goed van snit, hoewel ze uit de mode zijn. Wie ze hebben wil, die mag ze komen halen. Vooral jonge mensen vinden ze nog fijn”.
Met dat soort liedjes uit de jaren zestig legde hij mijns inziens de basis voor de rest van zijn leven (tot nu toe). In de jaarlijkse top 2000 worden ze steeds hoog geklasseerd. Vanuit het heden beoordeeld is Boudewijn de Groot vooral groot geworden als vertolker van het Nederlandse lied.
Harry Knipschild
17 februari 2024
* 23 mei 2024. Peter Voskuil liet me weten: Boudewijn woonde op nummer 42 van de Cesar Francklaan in Heemstede.
Literatuur
Bert Tiddens, ‘Boudewijn de Groot, moderne troubadour’, Leidsch Dagblad, 2 oktober 1964
Co de Kloet, ‘Boudewijn de Groot’, Muziek Parade, 1965
‘Boudewijn de Groot, persinterview’, Hitweek, 1965
Petri Stam, ‘Boudewijn de Groot: Het ergste lijkt me om ooit op de hitparade te komen’, Volkakrant, 19 februari 1965
‘Nieuwe protest-song van Boudewijn de Groot: ‘Welterusten, meneer de president’’, Haagsche Courant, 18 november 1965
‘Boudewijn de Groot met chansons op tv’, Telegraaf, 21 december 1965
‘Protestzanger en chansonnier Boudewijn de Groot in gesprek met Ossip Varga’, Eva, april 1966
‘Zooming star Boudewijn de Groot’, Billboard, 23 april 1966
Marje, ‘Boudewijn de Groot gaat zijn eigen weg’, Katholieke Illustratie, 7 mei 1966
‘Land van Maas en Waal’, Kink, 7 januari 1967
‘Boudewijn de Groot wil geen etiket’, Kink, 14 januari 1967
‘Land van Maas en Waal krijgt een gouden plaat, Vrije Volk, 17 maart 1967
‘Boudewijn wordt groter, ‘Maar voor geld doe ik niet alles’’, Teenbeat, september 1967
Peter Horvers, ‘De platensterren van 1967’, Telegraaf, 29 september 1967
Bibeb, ‘Boudewijn de Groot: Ik zal pas rustig worden als ik alles zelf doe. De hele pop-situatie moet au serieux genomen worden’, Vrij Nederland, 17 februari 1968
- Raadplegingen: 1472