414 - Rhythm and Blues in Melody Maker (1955)
In onze tijd is het luisteren naar rock-muziek de gewoonste zaak van de wereld. Je hoeft je er in elk geval niet voor te schamen als je die mooi vindt.
Ooit was het totaal anders. Halverwege de jaren vijftig moest die muziek zijn plek nog zien te vinden. Het Britse weekblad Melody Maker plaatste in 1955 enkele artikelen die, achteraf bekeken, een glimp lieten zien van wat zich aan het ontwikkelen was. Dat zijn bronnen die voor mij als historicus interessant zijn.
Vic Lewis en Johnnie Ray
De Britse orkestleider Vic Lewis (1919-2009) had de eer om beroemde Amerikaanse artiesten als Nat ‘King’ Cole, Frankie Laine en Johnnie Ray te begeleiden toen ze in zijn land kwamen optreden. De tekst van een gesprek met de zanger van hits als ‘Cry’, ‘Such a night’ en ‘The little white cloud that cried’ werd in Melody Maker afgedrukt op 9 april 1955.
Tijdens de lunch vroeg de Brit naar de ontwikkelingen in Amerika. “Do you think today’s trend in the more popular music is getting more classical, or strictly on a commercial beat?”
Johnnie Ray (1917-1990) liet zich niet positief uit over wat er in zijn geboorteland gaande was. “I’ve found, in my own opinion, the trend in popular music going on what I consider the down-grade.
Commercially speaking, at home right now, we are firmly engaged in a fad called rhythm and blues – which actually is the only original form of music ever to be contributed exclusively by Americans for Americans. It is basic, but even though it serves its purpose, it certainly, in my opinion, is not an artistic thing.
I can’t think of anything healthy that has turned out of music in the last five or six years”.
Lewis wist waar Johnnie Ray over sprak. “Yes, it’s nothing new. Rhythm and blues. It’s a thing that’s been going on for years”.
De zanger bevestigde wat hij zojuist gehoord had. “It has always been a part of the idiom of American music. It had certainly never before had the popular commercial appeal it’s got now – but, fortunately or unfortunately, it is still just a fad, like the mambo fad we have passed through; like an awful lot of fields that we’ve gone through”.
Rhythm & blues, aldus Johnnie Ray, was niet meer dan een modeverschijnsel als de mambo, dat wel snel zou verdwijnen. Voor echte muziek moest je nu eenmaal bij de oude garde zijn. “It seems to me that there hasn’t been much of a contribution, artistically, to popular music for several years. And it seems to me still that the people who have contributed the most remain a very limited few; people like Cole Porter, Richard Rodgers, Oscar Hammerstein and Lorenz Hart”.
Lionel Hampton
Twee maanden later, op 11 juni 1955 plaatste het blad een artikel van de Amerikaanse jazzcriticus Leonard Feather. Leonard had, samen met zijn vriend Benny Goodman, een concert van Lionel Hampton bezocht. Onder de indruk was hij niet. Dat bleek al uit de titel van zijn artikel: ‘Hamp’s Circus’.
Feather: “It’s getting farther and farther away from music”. En hij vervolgde: “The emphasis was on that frantic product known as rock and roll, meaning all the wildest elements of rhythm and blues music.
There was a madly cavorting vocal group called the Hamptones, a new tenor sax man named Jimmy Brown, who takes off his coat in the middle of a honking, squealing blues solo without ever missing a note, and all the rest”.
Benny en Leonard maakten naderhand nog een praatje met Hampton, die al in 1953 het Amsterdamse Concertgebouw op z’n kop gezet had.
Een recensie in het Parool in 1953 begon toen met: “Op het podium bevond zich de heer Lionel Hampton met zijn orkest. De heer Hampton bewerkte een trommel met een stuk hout. Zijn costuum - een uur tevoren nog keurig opgeperst - was doorweekt, en hing als een vod om zijn lichaam, van zijn gezicht gutste het zweet in een brede waterval. Zijn mond was vertrokken tot een bijna waanzinnige lach, zijn tong hing gedeeltelijk uit zijn mond, zijn ogen glansden koortsig, hij had waarschijnlijk ook koorts.
Naast het orkest stond een jongeman uit het publiek een wilde jungledans weg te geven, armen en benen schokten op en neer, hij wrong zich in de vreemdste bochten. De zaal - vrijwel uitverkocht - was volledig in beroering, een groot deel van het publiek schreeuwde en joelde niet alleen, maar sommigen schokten en dansten in hun stoelen en sloegen hun handen ineen, op een wijze alsof zij nooit op zouden houden. Wij gingen naar een staaltje van massa-suggestie van de bovenste plank”.
In 1955 vertelde Lionel Hampton trots aan het tweetal dat hij twee fantastische nieuwe muzikanten in zijn orkest had opgenomen, pianist Dwight Mitchell en Rickner Bower op tenor sax.
Leonard Feather liet zich misprijzend uit. “For all the music they had to play, they might have been anybody”. De nieuwe muziek, of wat daar voor moest doorgaan, deugde niet. De eventuele kwaliteit van de muzikanten deed daarom niet ter zake.
Nederlands publiek bij concert Lionel Hampton
Nieuw artikel in Melody Maker (18 juni 1955)
Een week later besloot de redactie van het gerespecteerde blad een uitgebreid artikel aan het verschijnsel te wijden. Stanley Dance bracht onder woorden wat er volgens hem aan de hand was. Hij ging terug naar het tijdperk van vóór de Tweede Wereldoorlog, toen er door het zwarte gedeelte van de Amerikaanse bevolking allerlei klanken geproduceerd werden die met de term race-muziek aangeduid werden. “Not so many years ago, most of the records made in America by coloured artists went into a separate category called ‘Race’. In the ‘Race’ lists were blues singers of all kinds, jug bands, washboard bands, comedians, vaudeville entertainers, Jelly Roll Morton, Louis Armstrong and Duke Ellington”.
Het woord ‘race’ gaf al aan dat hier sprake was van discriminatie, van racisme. “It was segregation as insensitive as it was completely stupid, and it needed sublime talent to break free from it. With the approach of the last war, educational improvements and a rising of liberalism, substitute titles such as ‘Sepia series’ were used to disguise the unpalatable truth”.
Na 1945 werd het woord ‘race’ vervangen door rhythm & blues. Naar verluidt zou Jerry Wexler, in die tijd redacteur van vakblad Billboard, met die uitdrukking op de proppen gekomen zijn. “After the war, a new name, rhythm and blues, was found for the music. It was segregation less offensive, less complete – but still segregation”.
Rhythm & blues in plaats van jazz
Volgens de Brit was jazz-muziek na de oorlog in verval geraakt. “Jazz which had been increasing in popularity until then, went into something of a decline in 1945, helped, no doubt, by the horrors of bop and the New Orleans ‘revival’”.
Er was een soort tweedeling gekomen. Het grote publiek had jazz van zich afgeschud en wilde naar rustige, mooie stemmen luisteren. “There began a new phase of popularity for ballad singers, kin to the pre-war plague of crooners”. Jazz was, zeker voor de jeugd, te ingewikkeld geworden. “Coincident with the vogue for vocalists, jazz entered its self-conscious, ‘cool’ period”.
Bij de jeugd draaide alles om de eenvoud. “The only reliable place where the more adventurous youngsters could find swing and beat was in rhythm and blues. This uninhibited kind of music had retained its popularity in coloured communities just as surely as had ‘race’ music previously”.
Deze keer deed de blanke jeugd mee. “All through last year, white youngsters, too, were turning increasingly to it for their kicks”.
De verspreiding van rhythm & blues, aldus Melody Maker, ging via jukeboxen. “Juke-box operators found this April that they were using 60 per cent more R and B discs than a year ago. The influence spread and spread”.
Gerenommeerde Amerikaanse artiesten haakten in op de nieuwe rage. “Singers as varied as Jo Stafford, Eddie Fisher, Frank Sinatra and Billie Eckstine recorded numbers in this idiom”.
Het kon niet uitblijven. “Rhythm and blues tunes of humble origin began to crash the hit parade”.
Jo Stafford en Frank Sinatra
Gevestigde orde bedreigd
De populariteit van rhythm & blues bij de jeugd riep weerstanden op bij de gevestigde orde. “That was too much! It isn’t hard to guess what interests were threatened or felt themselves to be.
All kinds of people rose up to decry the ‘obscene’ nature of R and B lyrics. Suddenly there was a tremendous concern for the welfare of teenagers. R and B, you may be sure, was a prime cause of juvenile delinquency! In Connecticut, a police chief discovered that ‘teenagers work themselves into a frenzy to the beat of fast swing music’. In Massachusetts, police solemnly handed juke-box operators a list of tunes the law wouldn’t allow them to play”.
De autoriteiten wilden dus bepalen welke platen door middel van jukeboxen afgespeeld mochten worden. Er zou derhalve sprake van censuur zijn.
Muziek voor de jukeboxen
Volgens de auteur van het artikel werden artiesten door hun platenmaatschappij gedwongen om zich bij plaatopnamen aan te passen aan wat het goed deed op locaties waar jukeboxen een prominente plaats innamen. “Most of the many companies recording primarily for juke-boxes exercised baleful pressure on their artists, whether talented or not”.
Een voorbeeld geven was niet moeilijk. “Nothing, perhaps, better illustrates the mentality and pressure of the juke-box operator than a bunch of records made by Count Basie’s ex-singer Jimmy Rushing. He went into the studios with a good little accompanying band, including several famous jazz musicians – but all were virtually wasted, for the sides came out moulded in the prevailing pattern.
Yet he made an LP a few month later for the Vanguard jazz label – no thought of juke-boxes in mind. He was given sensitive support and worthy material. As a result, he sounded better than ever”.
Over de verspreiding van de nieuwe muziek via radiostations werd in de artikelen geen melding gemaakt.
Saxofoon
Bij de eerste rockmuziek, rhythm & blues, was de tenor saxofoon overheersend. “The most stereo-typed ideas prevailed where accompaniments were concerned. The solo instrumentalist almost invariably played tenor; snored and honked as musically as the slap-tongueing of 30 years ago.
Bedevilled by all kinds of gimmicks, never forgetting the echo chamber, the music that eventually came forth seldom had much to recommend it but its rugged beat”.
Stanley Dance maakte speciaal melding van Earl Bostic, een artiest op het King-label van Syd Nathan. Bostic had zich in zekere zin verlaagd tot de nieuwe simpele muziek voor de jeugd. “Earl Bostic, once a brilliant and promising musician with Lionel Hampton, found fame with a violent R and B style”.
Door het succes van Earl Bostic (o.a. met ‘Flamingo’) gingen meer blazers op die toer. “Its influence is all too obvious in records by other good alto players like Tab Smith, Preston Love and Bernie Peacock”.
Zelfs de zo gerespecteerde jazz-saxofonist Ben Webster was simpeler gaan spelen. “Even the enormously talented Ben Webster can be heard submitting to the formula in the company of the stand-shaking Leo Parker. Its violent, but essentially simple, emphasis on the beat indicates the extent of the revolt against complexity”. De ‘beat’ werd benadrukt in de vroege rock & roll.
Stanley kwam nog met twee saxofonisten op de proppen: Sam Taylor, die de solo’s voor zijn rekening nam op hits als ‘Sh-Boom’ (Chords), ‘Money Honey’ (Drifters) en ‘Shake Rattle & Roll’ (Joe Turner). Ook noemde hij Sam Butera, die enkele jaren later soleerde bij Louis Prima: ‘Buona Sera’ en ‘Oh Marie’. “Tenor players adopted”, stelde de redacteur van Melody Maker.
Jazzblazers pasten zich aan en verdienden anoniem heel wat dollars bij R&B-plaatopnamen. Toekomstige muziekhistorici zouden in de toekomst veel werk moeten verzetten om alsnog te achterhalen wie er op R&B-hits allemaal meegespeeld hadden, voorspelde hij. “Their records present an impossible task to the discographers of the future, for on them many famous jazzmen, unrecognisable in conformity, earned a few useful dollars”.
Creativiteit was soms uit den boze. “If any singer or group made a hit they would be obliged to go on repeating themselves in minor variations of it ad nauseam. All the other companies would copy it as closely as possible, too”.
Commercie
Goede artiesten hadden het maar moeilijk vond de redacteur. “Fine, swinging blues singers like T-Bone Walker and Wynonie Harris had to battle with unsuitable material and accompaniments foisted on them by moronic record executives. Joe Turner, greatest of all blues singers, miraculously remains at the top of the three, scoring hit after hit (like ‘Shake, Rattle and Roll’) despite inadequate accompaniments”.
Gesproken werd over ‘commercial distortion’. Geld zou belangrijker zijn dan kwaliteit. Toch was er nog hoop. “The real blues tradition persists, and is faithfully supported by the coloured communities, particularly in the South.
Astonishingly, too, they often hit the top of the best-seller charts for the R and B market. Records of unadulterated blues by people like Muddy Waters, Little Walter and John Lee Hooker appear there frequently, and not just by chance. It isn’t because, as Roy Milton sings, ‘Fools are getting scarcer’, but because there is always this public for music that combines sincerity, honest artistry and a beat.
It is a public that is no more amused by the prostitution of the blues than by the crucifixion of jazz in Hollywood”.
Blanke R&B, the newest thing of all
Er was ook een nieuwe verschijnsel. Blanke artiesten waren begonnen de zwarte artiesten na te doen. “The success of these groups in rhythmic or sobbing interpretations inspired many white imitations. Listen to the Fontane Sisters (‘Rock Love’)”. Een andere nieuwe blanke artiest, die in het Britse blad genoemd werd was Bill Haley.
En dan had je nog Big Dave op het Capitol-label met ‘Rock and Roll Party’: “It’s the newest thing of all, the greatest thing in town”. Een van de auteurs van dat liedje was Alan Freed, die zich als disc-jockey bij de radio aan het manifesteren was.
Nederlands artikel
De Nederlandse muziekjournalist Skip Voogd haakte in op de ontwikkelingen aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. In september 1955 publiceerde hij in Tuney Tunes het artikel ‘Vreemde verschijnselen in de muziek’.
Ook hij liet de overgang van de jazz zien naar de rhythm & blues, in die tijd een magische uitdrukking. Hij verwees naar een jazzfestival in New Haven (Connecticut). “De jeugd heeft het al weken van te voren in de krantenadvertenties gezien en de hele stad hangt vol bizarre aankondigingen over de naderende jam-session. Op de scholen, op de kantoren en in de stadsbussen spreekt men over niets anders dan over dit jazzfeest in New Haven, waar tevens de jeugd van de ‘aanverwante’ steden en dorpen wordt verwacht. Het zal ongetwijfeld een bijzondere avond worden, want de jongens zijn gekleed in spijkerbroeken (met annex bontgekleurde shirts) en de meisjes, die in dito kledij verschijnen onderscheiden we slechts van de manlijke sexe door hun Mickey Mouse kapsel, wat een sensatie op zichzelf is. Eindelijk is de avond dan aangebroken.
Het feest begint vrij rustig, totdat het zo’n uur of tien wordt. Dan vindt saxofonist Willis ‘Tailgate’ Jackson het tijd worden er eens wat show bij te maken. Hij slingert zijn instrument door de lucht en blaast zijn ‘rhythm and blues’-muziek de half-verlichte rokerige zaal in.
De knapen en meisjes vergeten de dans, waar ze ‘aan bezig zijn’ en dringen tot vlak bij het podium. Flessen drank worden te voorschijn gehaald en weldra wankelt en waggelt het hele ‘publiek’ op de maat van ‘Shake Rattle and Roll’ door de zaal, compleet met whiskyflessen in de handen. Langzaam maar zeker begint men te gillen en krijst het uit alle hoeken van de zaal: ‘Shake Rattle and Roll’, ‘Shake, Rattle and Roll’.
Als de tweede saxofonist van het orkest: Big Jay McNeeley zijn rauwe hoge tonen op de massa loslaat, wordt het pas ‘echt goed’. Na een paar maten gaat hij op het podium liggen, alsmaar doorblazend en het duurt niet lang of zijn collega’s liggen naast hem en blazen als krankzinnigen ‘Shake, Rattle and Roll’. Al die wazige whiskyfiguren, al die spijkerbroeken rollen over elkaar, smijten de stoelen en tafeltjes door de zaal, klimmen op alles wat er te beklimmen is en ‘shimmie’en’ door, als maar krijsend: ‘Shake, Rattle and Roll’”.
Big Jay McNeeley tijdens rhythm & blues concert
Mieterse muziek
“Hier wordt de ‘mieterste’ muziek gemaakt, die je je maar kunt voorstellen: de ‘rhythm and blues muziek’. Het grootste gedeelte van de ‘rock ’n roll’-muziek wordt geïmproviseerd door de bandleden, die hierbij van geen enkele grondmelodie uitgaan, maar er vrolijk op los blazen en slaan.
Het feest eindigt altijd traditioneel met een over de vloer rollende trombonist, een rondkruipende drummer, wiens slagwerkbatterij door de ‘zaal’ van het podium is gehaald en volledig gesloopt is, plus een stel saxofonisten, die als wilden de zaal doorkruisen, als maar ‘Shake Rattle and Roll’ gierend op hun instrumenten.
Vakkundige politiemensen maken dan omstreeks een uur of drie in de nacht een eind aan de ‘pret’ en de jongelui worden dan al dansend in hun roes in grote auto’s geladen en naar de plaatselijke gevangenissen overgebracht, die propvol met ‘rock ’n rollers’ zitten”.
Verstoring van de openbare orde
“Zo ging het in New Haven, in Bridgeport, in Norwalk en in Waterbury, vier plaatsen aan de oostkust en Connecticut. En niet alleen in Connecticut, doch ook in steden als Chicago, New York en Los Angeles voert men de wilde en onzinnige dansen op, ook in deze steden hebben de meest lugubere en mensonterende tonelen plaats”.
Skip Voogd keek terug. “Historici vertellen, dat de ‘rock ’n roll’ een jaar of tien geleden in het zuiden is ontstaan. Via het zuiden baande deze ‘ziekte’ zich een weg naar Californië en thans beleeft de oostkust de finale.
In verscheidene steden is de ‘rock ’n roll’ verboden, omdat hij ‘een belemmering van de volksgezondheid en de goede moraal van de gemeenschap is’. Deze dansen gaan namelijk gepaard met het gebruik van verdovende middelen en sterke drank en er ontstaat aldus een bendegeest onder de jongeren, zeggen de politiemensen”.
Radio
In tegenstelling tot de redacteur van Melody Maker, maakte Voogd wel degelijk melding van de rol van de radio. “De verzoekprogramma’s voor de radiozenders worden overstroomd met aanvragen voor rhythm and blues-platen. Meer dan de helft van de aanvragers smeekt om de vier favoriete versjes: ‘Shake, Rattle and Roll’, ‘Rock around the Clock’, ‘Earth Angel’ en ‘On bended Knee’ [van Bobby Charles?]. Deze vier songs zijn er de oorzaak van, dat een groot deel van de Amerikaanse jeugd de ‘normale’ weg kwijt geraakt is.
Programmaleider Bill Randle, die uitzendt van Cleveland tot New York, verklaarde dat deze rhythm and blues-muziek in eerste instantie een primitieve en aardse vorm weergeeft van de manier waarop de mensen in werkelijkheid leven. ‘Die ruwe oorspronkelijkheid heeft een grote aantrekkingskracht’, zegt Randle. Jazz-autoriteiten hebben reeds verklaard dat Randle waarschijnlijk gelijk heeft”.
Rhythm & blues in Nederland anno 1955
“Ook in ons land is de ‘rhythm and blues’-muziek al populair. Annie Plevier bracht de première voor Nederland met de Skymasters van ‘Rock around the Clock’, een van de beruchte songs uit het R and B-idioom. De grammofoonplaten van Bill Haley and his Comets (Decca en Ronnex) vinden een gretig onthaal, evenals de schijven van saxofonist Earl Bostic.
We hoeven op ons artikel geen verder commentaar te geven. Er zijn mensen die hun neus ophalen voor liedjes als ‘Bij ons in de Jordaan’ maar als we heel eerlijk zijn, moeten we toegeven, dat we liever een ‘gezellig feestje’ meemaken waar het hele Jordaanrepertoire wordt afgedraaid, dan dat we met songs als ‘Earth Angel’ en ‘Shake Rattle and Roll’ de beest moeten uithangen”.
Van kwaad tot erger?
Lionel Hampton
De voorspelling van Johnnie Ray, het zangidool uit het begin van de jaren vijftig, over de rage, die niet lang zou duren, werd geen werkelijkheid. Dat bleek nog eens toen Lionel Hampton opnieuw in Amsterdam optrad. Het Engelse blad deed verslag.
“A delirious Lionel Hampton was dragged from the stage of Amsterdam’s Concertgebouw theatre by two policemen when Dutch fans rioted and marched on the stage last week.
The show started calmly, but the Hampton hysteria soon took over and worked up to such a pitch that the management called for police action.
After the interval Hampton worked consciously for a climax. The band blew nothing but inciting riffs, and while one of the tenor players continued blowing while lying on his back, Hamp worked himself into a sweat, juggling and jumping.
Gradually the audience – mostly teenagers – fell under the spell. The fans left their seats, shouted, sang and marched on to the stage.
When at last Hampton – completely delirious – chased a doorkeeper from the stage, the police were called in.
Dutch daily papers were shocked by the incident, which was called ‘shocking, disgusting hysteria’ and expressed the hope that Hamp would never visit Europe again. The newsmen claimed that his tours do nothing but harm, and are damaging the name of jazz”.
Harry Goodman
Niet iedereen was het met de critici eens. Harry Goodman, broer van jazzmusicus Benny Goodman, bijvoorbeeld. “You take rhythm and blues. That’s good – and there’s room for all types of good music. A year ago they thought it was just a passing fad. Now it’s so big that, when you make a record, one side’s gotta have that beat in there”.
Goodman was het niet eens met de negatieve houding ten opzichte van de nieuwe muziekvorm. “Prejudice. Narrow-mindedness, I call it. You’ll always find people who can’t see any good in any but one line of music”.
Harry legde aan de lezers van Melody Maker uit: “Rock and roll started in California and moved east. As a craze it may be new, but the style’s nothing new. It’s as old as music business.
If you remember Louis Jordan’s records… some of Bessie Smith’s, Louis Armstrong, Chick Webb, Erskine Hawkins, right up to Lionel Hampton – the basis was there. But they called it jump music. Or take Basie with a blues singer. Well there you are”.
Zijn broer zag de nieuwe muziek intussen al zitten. “Benny likes R and B. He doesn’t play it now, but he likes it”.
Hoe lang zou die ellende duren vroeg Max Jones. “How long he thought the R and B fashion would last”.
Harry Goodman gaf een resoluut antwoord. “Until something better comes along, we’re going to have rock and roll”.
Een week later voelde de redactie van het vooraanstaande weekblad zich verplicht enkele regels te besteden aan een nieuwe vertolker. “American hill-billy rock ’n roll singer Elvis Presley has hit the million sales mark with ‘Heartbreak Hotel’, the disc with which he made his British debut”.
Andere tijden waren definitief aangebroken.
Harry Knipschild
26 december 2020
Clips
Literatuur
‘Lionel Hampton ontketent wilde tonelen in hoofdstad’, Parool, 21 september 1953
‘Johnnie Ray talks to Vic Lewis’, Melody Maker, 9 april 1955
Leonard Feather, ‘Hamp’s Circus’, Melody Maker, 11 juni 1955
Stanley Dance, ‘Rhythm & Blues’, Melody Maker, 18 juni 1955
Skip Voogd, ‘Vreemde verschijnselen in de muziek’, Tuney Tunes, september 1955
‘Police stop show as Hamp fans riot’, Melody Maker, 7 april 1956
Max Jones, ‘Benny’s brother on rock and roll’, Meldy Maker, 14 april 1956
‘His first million’, Melody Maker, 21 april 1956
- Raadplegingen: 4406