34 - Madinat al-Zahra, hoofdstad van Spanje
Op 2 januari van dit jaar 2019 vlogen Greetje en ik naar Andalusië in het zuiden van Spanje. Een dag later bevonden we ons in de hoofdstad van het voormalige al-Andalus: Cordoba.
In de Capitool-reisgids, die we bij ons hadden, werd over de geschiedenis van de streek kort geschreven: “De Romeinen verschenen in 206 voor Christus voor het eerst in Spanje. Ze heersten er bijna 700 jaar. Ze werden vervolgens verdreven door de Visigoten toen het West-Romeinse rijk in de vijfde eeuw instortte. De Moren, die hen weer opvolgden, zaten eerst in Cordoba, daarna in Sevilla en tegen het einde van hun bijna 800 jaar durende heerschappij in Granada”.
John Gill gaf meer details in een culturele geschiedenis van de huidige Spaanse provincie, welke hij in 2007 publiceerde. In 710, 78 jaar na de dood van Mohammed, staken vierhonderd soldaten vanuit Marokko over naar het zuiden van Spanje om er de komst voor te bereiden van een invasieleger. Dat maakte handig gebruik van een conflict over de opvolging van Wittiza, sinds 694 koning van de Visigoten.
Twee kandidaten vochten om het been. Moslimleider Tariq liep er mee heen, zoals het spreekwoord zegt.
Tariq
Weldra hadden de aanhangers van de Profeet het vrijwel overal voor het zeggen op het Iberische schiereiland. Zoals hun voorgangers vanuit Mekka in enkele decennia de hele noordkust van Afrika onder de voet gelopen hadden, trokken de troepen daarna door totdat hun opmars in 732 ten zuiden van Parijs gestuit werd. Bijna acht eeuwen bleven ze evenwel de baas in grote delen van Portugal en Spanje.
Evenals veel collega-historici gaf Gill hoog op van de cultuur die de muzelmannen vanuit het midden-oosten introduceerden. Een belangrijk centrum was de plek in Cordoba waar eerder een Romeinse tempel en Visigotische katholieke kerk gestaan hadden. In plaats daarvan verrees er een grote moskee. Cordoba, eerder een Visigotische hoofdstad, werd het middelpunt van bestuur, wetenschap en cultuur.
Popmuziek begonnen in Cordoba?
Gill wijdde een heel hoofdstuk aan Ali ibn-Nafi oftewel Ziryab (789-857), die vanuit Baghdad naar al-Andalus reisde, zich in Cordoba vestigde en er onder meer tandpasta, doorzichtige kleding en het schaakspel verbreidde.
De auteur ging nog een stap verder in zijn betoog. Op basis van de cultuur die hij uit Irak meebracht zette Ziryab een muziekschool in de stad op en introduceerde er de ‘oud’ of ‘ud’, een snaarinstrument dat elders al zeer lang bespeeld werd. “He transformed the instrument’s repertoire by adding a fifth string”. Zo ontstond volgens hem op de duur de gitaar.
De Brit sloeg nu op hol: “Essentially, in his music school at Cordoba, Ziryab was inventing the instrument that Jimi Hendrix played on ‘Crosstown Traffic’”.
Gill wist van geen ophouden. Hij trok lijntjes door naar Andy Warhol, Orson Welles en muziekproducer Phil Spector. “Ziryab, the musician, poet, cook and designer might be credited with inventing rock ’n’ roll”. Voor alle zekerheid voegde de historicus aan zijn tekst toe: “This probably needs some explaining”.
Meer overtuigend vond ik zijn overzicht van hetgeen de muzelmannen tegen de tiende eeuw allemaal in Andalusië geïntroduceerd hadden: abrikozen, artichokken, citroenen, sinaasappelen, perziken, spinazie, rietsuiker, watermeloenen, bananen, vijgen, saffraan en nog veel meer.
Maar hoe dan ook, met de komst van de verbreiders van het nieuwe geloof uit Saoedi-Arabië werd het katholieke deel van Europa behoorlijk in het defensief gedrongen. De moren leken in de eerste helft van onze middeleeuwen steeds machtiger te worden.
Uitstapje
kaart met boven rechts: Almodovar, Madinat al-Zahra en Cordoba, beneden rechts: Malaga
Tijdens ons verblijf in Cordoba las ik weer eens over Madinat al-Zahra, die de Capitool-gids kort omschreef als ‘de resten van een moors paleis, in de tiende eeuw gebouwd door kalief Abd al-Rahman III. Hij noemde het naar zijn vrouw. Meer dan 15.000 muildieren en 10.000 mannen haalden bouwmaterialen uit Andalusië en Noord-Afrika’.
Een bezoek werd door de redacteuren van de recent gekochte gids (2015, geheel herzien) niet nadrukkelijk aangemoedigd. “De ruïnes zijn een vage afspiegeling van de oude luister – een Moorse hal met marmeren reliëfs en een houten plafond”.
Op weg naar onze volgende pleisterplaats, Carmona, besloten we een bezoek te brengen aan de overblijfselen. Een bord met daarop Medina Azahara (de Spaanse benaming) zette ons op het spoor. We sloegen rechtsaf in de richting van de bergen, uitlopers van de Sierra Morena. Een parkeerterrein stond helemaal vol met auto’s. Blijkbaar waren we die dag niet alleen hier.
Door te vragen kwamen we er achter dat je eerst naar een gebouw in de omgeving moest lopen voor een (gratis) toegangsbewijs. Vervolgens kon je met een speciale bus (anderhalve euro) naar de plek waar het allemaal om ging.
In een moderne aula binnen werd een Spaanstalige film (met Engelse ondertiteling) vertoond. Het ‘museum van Madinat al-Zahra’ waar we ons bevonden was in 2012 uitgeroepen tot museum van het jaar, las ik. In de jury zaten de Nederlanders Frans Ellenbroek (Den Bosch) en Jouetta van der Ploeg (Zoetermeer). In het begin werd uitgelegd dat de ‘islamic culture was – and is – indigenous to Spain and Europe, as it eminates from the ground itself, one of the region’s multiple roots’.
Aan het einde van de twintig minuten durende voorstelling, die het leven op deze plek in de tiende eeuw mooi in beeld bracht, hoorde je dat je de film via YouTube opnieuw kon bekijken. Dat hadden 55.000 mensen sinds november 2017 al gedaan constateerde ik bij terugkomst. Een aanrader om te doen (zie beneden).
Om de overblijfselen te kunnen bekijken stapten we de bus in die voortdurend heen en weer reed. Voor het retourtje betaalden we anderhalve euro. Dat was een minimaal bedrag in vergelijking met een bezoek aan kerken als de kathedraal van Cordoba (10 euro), Sevilla (9 euro) en Cadiz (5 euro).
Bouwactiviteiten
Als mensen nieuw aan de macht komen vinden ze meestal dat ze hun verworvenheden moeten omzetten in bouwwerken en/of nieuwe steden. Het aantal voorbeelden is legio. Zo werd de hoofdstad van China (Peking, eerder Cambaluc) in de dertiende eeuw gesticht door de Mongolen die vanuit de noordelijke steppes het Song-keizerrijk binnentrokken. De Portugezen maakten een hoofdstad van Goa (India), de Nederlanders van Batavia op Java. In de negentiende eeuw, toen de Britten ‘over de golven heersten’, speelden ze de baas vanuit havens als Singapore, Rangoon, Bombay, Colombo en Karachi.
Niet al die grootse bouw is gelukt. Uit de bijbel kennen we het verhaal van de toren van Babel. In de twintigste eeuw kwam er van de grote nieuwe stad Germania, een concept van Adolf Hitler en Albert Speer, evenmin iets terecht.
luchtfoto van huidige Madinat al-Zahra
Een van de heersers van Spanje, Abd al-Rahman III (891-961 in de christelijke jaartelling), voelde zich geroepen een nieuw bestuurscentrum met bijbehorende stad te bouwen. In november van het jaar 936 begon hij zijn gigantische project.
De kalief was niet over één nacht ijs gegaan, is te lezen in het boek van John Gill. De bouw had een rationele aanpak.
“Madinat al-Zahra was intended to be an entirely new form of muslim city, both physically and spiritually. It diverged from the classical muslim urban plan. It also appears to have diverged from the classical practice of siting new towns and cities at points with mythological or astrological importance, as a site predicted for construction, or as one believed to hold special augury for the future”.
De verantwoordelijk bouwmeesters wisten wat ze deden. “It was built to fit the undulating landscape of the Sierra Morena foothills, and to take advantage of two key geographical factors: the presence of an abandoned but usable Roman aqueduct, which had supplied water to Roman Cordoba, and a nearby crossroads of three major paved roads, extending as far as Badajoz, some sixty miles north-west of Madinat al-Zahra.
The site on the slopes of the Sierra Morena also enabled its builders to take advantage of earlier hydraulic systems used in agriculture and mining, and the wealth of building materials in (stone, metals) and on (wood) nearby hills”.
Wij bevonden ons op 5 januari 2019 bij de resten van die stad.
resten van de stad (5 januari 2019)
Functie van Madinat al-Zahra
De heersers deden er veel aan om de hoofdstad aantrekkelijk te maken. Wie er wilde wonen werd financieel beloond. “The Arabic historian Ibn Hawqal writes that al-Rahman offered 400 dirhemes to every family who either built or rented a home in Madinat”.
Zijn aanpak leek te lukken. “So popular was the new city that a line of new houses formed along the road all the way from Madinat to Cordoba. Contemporary documents record that the administration of the caliphate was moved, office by office, from Cordoba to the new city. It was already minting its own money by 947-8, the year that the capital of al-Andalus moved from Cordoba to Madinat al-Zahra”.
In de film, maar ook tijdens ons bezoek, kon je goed zien dat we te maken hadden met een enorm complex, een middeleeuwse ommuurde stad, met een moskee, moorse militairen, ambtenaren en natuurlijk het paleis van de kalief.
Een van de belangrijkste gebeurtenissen in de tiende eeuw was het bezoek van een gezantschap uit de hoofdstad van het Oost-Romeinse rijk, waar Constantijn VIII als keizer regeerde. In vrijwel alle publicaties vind je er wel iets over terug.
Zo schreef de Fransman Florian in de achttiende eeuw: “De kalief voelde zich gevleid dat christenen van zo ver weg zijn hulp kwamen aanroepen, Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zich te presenteren op een manier die te vergelijken was met de meest prachtige Aziatische hoven. Al-Rahman stuurde een schitterende deputatie om zijn bezoekers in Jaen af te halen.
In het paleis vond je overal Perzische en Egyptische tapijten. De muren waren behangen met doeken van goud. De kalief, getooid met briljanten, zat op een indrukwekkende troon, omgeven door zijn familie, zijn viziers en een grote groep hovelingen. De afgezanten ontving hij in een zaal waar al zijn schatten tentoongesteld waren.
De ambassadeurs van de keizer vielen voor al-Rahman op hun knieën en overhandigden hem een brief van Constantijn, geschreven op blauw perkament en bewaard in een gouden kistje.
De kalief tekende het verdrag, overlaadde de leden van het gezantschap met geschenken en beval dat een aantal van zijn onderdanen hen op de terugreis moesten begeleiden zodat ze veilig bij de muren van Constantinopel [Istanboel] zouden arriveren”.
In de eerder getoonde film nam deze gebeurtenis eveneens een essentiële plaats in. Hier werd immers de grootheid van Madinat al-Zahra en de kalief van het Westen, Abd al-Rahman III in zijn volle glorie gedemonstreerd. In vergelijking met hetgeen zich hier halverwege de tiende eeuw afspeelde ging het er in christelijk noordwest Europa maar provinciaals aan toe, was de boodschap.
Madinat al-Zahra wordt wel eens het Versailles van de Middeleeuwen genoemd.
uitzicht over de brokstukken (5 januari 2019)
James Michener in Madinat al-Zahra
In de tegenwoordige tijd vind je op veel interessante plaatsen drommen mensen. Als ze op de gewenste plek uitkomen kunnen ze met een apparaat aan het oor allerlei kunsthistorische informatie beluisteren. Die ontbrak (nog) in Madinat al-Zahra.
Vroeger stond er (vaker dan nu) een gids voor je klaar die je met mooie verhalen rondleidde. Dat overkwam de Amerikaanse auteur James Michener die in zijn reisboek Iberia (1968) verslag deed van zijn bezoek aan de oude hoofdstad.
“We are five miles from Cordoba”, hoorde Michener, “and one day when a foreign ambassador came to see the caliph who was residing here, he found that a matting had been laid for him all the way from Cordoba. It was lined with soldiers and eunuchs and musicians who played music for him as he walked the five miles. Along the whole route umbrellas kept him protected from the sun and dancing girls accompanied him”.
Zo’n ambassadeur wist misschien niet wat hem overkwam. Als het verhaal van de gids juist was slaagde de kalief erin een overweldigende indruk te maken. “When he reached the place he found a palace that covered the entire hillside. The sultan’s rooms alone numbered four hundred. The roof was supported by 4,313 marble columns. The fountains were without number, for merely to feed the fish required eight hundred loaves to be baked every day.
It wasn’t a palace, really, but a sultan’s city, all under one roof”.
Over de mensen die er woonden noteerde Michener: “More than twenty-five thousand people worked here. Slavonian eunuchs, three thousand seven hundred. Other male servants, ten thousand. Female servants, six thousand. Pages, at least a thousand. Musicians, many more.
To feed only the people living under this roof required seven tons of meat each day, not to count the chickens, partridges and fish. It was the most luxurious palace that Spain has ever seen, or the world either, perhaps”.
De Amerikaan bekende dat hij niet alles geloofde wat hem door zijn begeleidster verteld werd toen ze samen door de overgebleven brokstukken van al dat schitterends rondliepen. “They have vanished as if made of paper”.
Verwoesting van Madinat al-Zahra (1010)
Madinat al-Zahra bleef niet lang de hoofdstad van Spanje – nog geen hele eeuw – om precies te zijn: 74 jaar. De muren en poorten van de stad, die zo gebouwd waren dat je er maar één voor één naar binnen kon, bleken onvoldoende tijdens een conflict bij de muzelmannen onderling. In 1010 werd het bolwerk overmeesterd en ten gronde gericht.
De soms van verre aangevoerde stenen gingen voor een belangrijk gedeelte in de recycling. Veel bleef er niet over. Om met de woorden van John Gill te spreken:”The Almoravids and Almohads took the task of dismantling the city with an almost forensic detail, as though not only wreaking revenge on their predecessors but attempting to wipe Madinat al-Zahra from cultural memory”.
Loodzware stukken steen, die eerder onder meer uit Afrika waren aangevoerd gingen na 1010 weer die kant uit. “A great deal of the city’s structure was carefully taken apart and distributed to, or actually sold to, the mezquita at Granada, the mezquita of al-Qarawiyyin in Fez, the mezquita at Sevilla (later the Giralda), the casbah at Marrakech and the tower of Hassan at Rabat, as well as a ‘good part’ going to the alcazares and alcazabas of the great al-Andalus and north African muslim cities to be used as materials in public works”.
overgebleven versieringen (5 januari 2019)
De overgebleven brokstukken van Madinat al-Zahra waren in de eerste eeuwen na de verwoesting nog een aantrekkelijke plek voor romantische moslims als dichters die in de voormalige hoofdstad nostalgische gedachten en gedichten konden uiten.
Toen ik [HK] dat las moest ik denken aan de Brit Edward Gibbon die in 1764 bij de ruïnes van het verwoeste Capitool in Rome door nostalgische en romantische gevoelens gegrepen werd, een bron van inspiratie voor zijn History and Fall of the Roman Empire dat vanaf 1776 in zes boekdelen uitgegeven werd.
Hoe geweldig was het nog maar kort geleden hier geweest, beseften eerder de islamitische dichters.
Herstel
Op den duur werd het bestaan van Madinat al-Zahra nagenoeg vergeten. Totdat een monnik van een nabijgelegen klooster zich voor de stenen resten begon te interesseren. Maar het duurde nog eeuwen voordat er van echte belangstelling sprake was.
In zijn achttiende-eeuwse boek kon de Fransman Florian (met een Spaanse moeder) slechts vaststellen dat ‘de plaats verwoest is’. De schrijver wist er nog aan toe te voegen dat de plek aan de voet van een hoge berg gelegen was. Daar stroomden talrijke riviertjes omlaag waarvan het water door de straten van de stad liep, een gezonde verkoeling bracht en gebruikt werd voor fonteinen op openbare plaatsen.
De huizen waren volgens een vast model gebouwd. In de tuinen vond je sinaasappelen, limoenen, laurier, jasmijn, mirte en rozen. Boven de hoofdpoort van de ‘stad van de liefde’ was volgens hem een monument geplaatst van Zahra, echtgenote van de kalief.
Toen het boek halverwege de negentiende eeuw in het Engels vertaald werd, werden er geen aanvullende gegevens aan toegevoegd, zoals op diverse pagina’s het geval was.
Pas in 1911 werd een begin gemaakt met archaeologische opgravingen.
In Iberia beschreef James Michener hoe het hem vergaan was toen hij Madinat al-Zahra in de jaren zestig vanuit Cordoba bezocht. In die tijd was het een behoorlijke onderneming. “Do it only if you are possessed of a vivid imagination. For otherwise the trip will be disappointing and even misleading”.
Om er te komen moest hij bij een standbeeld van de in Cordoba geboren Romeinse filosoof Seneca (4vC-65nC) vertrekken. Via een landweg kwam Michener op de top van een steile heuvel. “Here there is certainly no grandeur of islam”. Een vrouw in huisslippers opende de poort.
Was zijn tocht wel de moeite waard, vroeg de schrijver zich af.
“You find nothing startling: the merest outlines of walls that once ran down the slope up which you have just driven, a few stones here and there indicating where important buildings might have stood, and well down the side of the mountain the only ruin that still has a roof.
You would be justified in asking, ‘Is this the glory of islam? This barren hillside with unimpressive ruins?’”
De stad is anno 2019 slechts voor een klein gedeelte archeologisch onderzocht en, voor zover mogelijk, in de oude staat teruggebracht. Erkenning is er inmiddels wel. Al in 1923 werd de plek uitgeroepen tot monument van nationaal historisch Spaans belang. En op 1 juli 2018, een half jaar voor onze komst kreeg Madinat al-Zahra het predikaat ‘Unesco world heritage site’.
In zijn boek over de cultuur van Andalusië gaf Gill in 2007, twaalf jaar geleden, aan dat de voormalige hoofdstad van Spanje slechts weinig bezoekers kreeg, zodat de archeologen rustig hun werk konden doen. “Which is probably no bad thing. Visitors only go there if they actually want to see what is there and the site is under little or any commercial pressure”.
Ter plekke was voor de bezoekers dan ook weinig te beleven. “At Madinat al-Zahra, you cannot even buy a copy of Antonio Vallejo Triano’s history of the place, let alone a whimsical fridge magnet. There are no guides, no tourist facilities whatsoever beyond some grudgingly supplied public lavatories, and a van that sells ice cream and drinks in the car park”.
De laatste jaren is er wel wat veranderd, kan ik uit de eerste hand rapporteren. Op deze warme dag, 5 januari 2019 (kort voor het Spaanse kinderfeest van Drie Koningen), was de ijsco-man verdwenen. Maar, zoals eerder aangegeven, wij waren niet alleen. Met ons bevonden zich vele tientallen belangstellenden in het informatiecentrum – onder wie heel wat hedendaagse moslims, herkenbaar aan de hoofddoeken van de vrouwen. De plek van de ruïnes, voorzover toegankelijk, was behoorlijk vol met rondlopende toeristen, voorzien van selfies en andere apparatuur. Het massatoerisme is, zoals overal elders in de wereld, ook in Andalusië gearriveerd.
John Gill’s oproep in zijn hoofdstuk ‘Taming the wilderness’ - “Stand in the unadorned ruins for a while in the silence of a hot, quiet afternoon and concentrate, and Abd al-Rahman the Third’s shining city shimmers into view” – bleek intussen achterhaald te zijn. Van stilte was in elk geval geen sprake meer.
***
kasteel van Almodovar (5 januari 2019)
De dag was na ons bezoek nog niet afgelopen. Verder op weg zagen wij tal van moorse resten. We werden vooral getroffen door het ‘Castillo de Almodovar del Rio’, dat al van grote afstand hoog voor ons opdoemde. We reden tussen plantages met vooral sinaasappelbomen, die vroeger ‘appeltjes van oranje’ genoemd werden – origineel een import-product uit het midden-oosten moest ik nu weten. “Het moorse kasteel kijkt neer op het witgepleisterde dorp en de velden”, meldde de Capitool-gids terecht.
Niet alles was moors in de streek. Bij een pompstation van Repsol stonden grote zakken van ‘Stet (Holland)’ met daarop de slogan: “Creating quality potatoes”.
In Carmona, eindpunt van deze dag bevonden we ons evenwel weer op een moorse plek, de plaatselijke parador: “Een voormalige Moorse vesting uit de veertiende eeuw – een prachtig voorbeeld van moorse architectuur. De indrukwekkende centrale binnentuin, de gewelfde plafonds, de originele stenen en de ruime terrassen zijn slechts enkele elementen van het schitterende ontwerp”.
Het hotel, de voormalige ‘alcazar’, werd formeel geopend door niemand minder dan de Spaanse koning Juan Carlos kon je in de lounge zien. In de formele aanbeveling is te lezen: “Bewonder de Mudéjar-fontein, wandel door de mooie tuinen en geniet van een goed boek of een rustig moment onder de gewelfde galerijen. Ga terug in de tijd en stel u de oorlogen voor die hier hebben plaatsgevonden.
Vorm u een beeld van de diverse beschavingen die de cultuur van deze Spaanse regio hebben gevormd. De kamers bieden een prachtig klassiek decor dat samen met de Sevilliaanse tegels de originele interieurdetails van de 14e-eeuwse citadel accentueren. De ruimtes zijn voorzien van wandtapijten en antiek meubilair - compleet in harmonie met de historie van het gebouw”.
Zo bleven we op veel plaatsen in Andalusië verbonden met het moorse verleden van Spanje. De bewoners hebben de herinnering aan de acht eeuwen van die overheersing goed in stand gehouden.
parador van Carmona (luchtfoto)
Harry Knipschild
8 februari 2019
Clips
Literatuur
Jean-Pierre Florian, History of the Moors of Spain, New York 1841 (eerder in het Frans verschenen)
James Michener, Iberia, New York 1968
John Gill, Andalucia: A cultural history, Oxford University Press, 2007
Sevilla & Andalusië, Capitool reisgids, Houten 2015
Denyse Lamprière, ‘Madinat al-Zahra’, website Andalucia.com, z.j., opgeslagen februari 2019
- Raadplegingen: 10893