Skip to main content

124 - Gijs Leijenaar en het persen van grammofoonplaten

 
In de jaren vijftig kwam het maar nauwelijks voor dat een Amerikaanse artiest helemaal naar Europa kwam. Over de Atlantische Oceaan vliegen was nog lang niet vanzelfsprekend. Bill Haley arriveerde begin 1957 met een schip, de ‘Queen Elizabeth’, in het Engelse Southampton en reisde per trein door naar Waterloo Station in Londen.
   Twee jaar eerder trokken Les Paul & Mary Ford door Europa. Het Nederlandse tijdschrift Tuney Tunes deed verslag toen het echtpaar op 13 januari 1955 aan de verzamelde vertegenwoordigers van de Nederlandse pers werd voorgesteld. “Gezeten achter een tafel keken zij olijk lachend en vol verwachting op de dingen die komen zouden, de zaal in”.
 
Les Paul (1915-2009), de ‘meester van het verveelvuldigd gitaargeluid’, moest uitleggen hoe het allemaal begonnen was. “U moet weten dat ik als dertienjarige jongen een radio in elkaar prutste. Toen het ding werkte beluisterde ik daarop mijn lievelingsinstrument de gitaar, bespeeld door verschillende gitaristen en ik begon er meer en meer aardigheid in te krijgen, enfin, er kwam een gitaar en ik had al vrij gauw het fijne van de zaak door al zeg ik het zelf.
   Het geluid vond ik echter niet luid genoeg en door de pickup van een grammofoon op de gitaar te plaatsen wist ik het geluid aanmerkelijk luider te doen worden. Van het één kwam het ander en tenslotte had ik een behoorlijk instrument bij elkaar verdiend en zo belandde ik in 1944 bij Bing Crosby. Omstreeks die tijd begonnen een vriend en ik de garage tot een studio om te bouwen, een karwei waarmee ongeveer 500 dollar gemoeid was. Daar kon ik meer aandacht besteden aan het uitdokteren van allerlei technische foefjes”.
 
Die ‘technische foefjes’ had Les Paul eerder uitgelegd aan een verslaggever van Time Magazine. “One secret of the successes of Les Paul & Mary Ford is a tape recorder on which Paul dubs multiple guitar and vocal passages, layer-cake style. The result is a reverberating volcano of polyphony which Paul calls ‘The New Sound’.
   The Pauls record wherever they happen to be. They carry the recorders with them on their road tours, and send batches of recordings to Capitol Records for pressing and distribution. Says Paul with a grin: ‘We grind ’em out like hamburger’.
   Their first big hit, ‘How High the Moon’, was ground out in a basement in Jackson Heights, N.Y. Paul first taped the bass rhythm on the guitar, covered it a few times with guitar chords, ran through it some more with guitar embroidery. Then he dubbed in Mary’s voice twelve times, to get the effect of both unison and harmony. Total number of layers: 24.
   Paul has given considerable thought to echoes. A good echo effect can be produced in a radio studio with a twist of a dial. But Paul finds that inadequate. ‘I got a better echo by putting Mary and a mike in a bathroom’. For a still bigger echo, he uses two tape recorders, running them a split second apart”.
   Les Paul was de grote pionier van allerlei opname-technieken. Hij is veelal begonnen met wat tegenwoordig ‘normaal’ is.
 
 
124a Les Paul
Les Paul & Mary Ford in de perserij van Bovema, Rien Duisterhof links achter
 
Het is geen wonder dat het echtpaar tevens een bezoek bracht aan de platenperserij van Bovema, die de distributie van Capitol Records verzorgde. Les en Mary lieten er zich fotograferen bij een machine voor de productie van 78 toeren-platen. Het bijschrift in Tuney Tunes luidde: “Even een plaatje persen. ‘Tjonge, wat moet je hard trekken, voor je een plaat eruit krijgt!’, was Les Paul’s commentaar toen exemplaar 100.112 van’Vaya con Dios’ voor hem op de pers lag!”
   Gijs Leijenaar, één van Bovema’s platenpersers in die dagen, kwam op 23 oktober 2012 bij me op bezoek. Heb je Les Paul & Mary Ford nog ontmoet tijdens hun bezoek aan de fabriek, vroeg ik hem.
   Dat bleek niet het geval geweest te zijn. “Directeur Ger Oord van Bovema haalde zijn artiesten altijd persoonlijk op in zijn Rolls Royce. Als hij naar EMI in Engeland vloog deed hij dat in zijn eigen toestel. Allemaal om indruk te maken bij de topmensen van de platenindustrie. Zo zal het ook wel gegaan zijn bij het bezoek van Les Paul & Mary Ford. Ook om een andere reden was ik er niet bij. Om financiële redenen gaf ik de voorkeur aan nachtdienst, van 7 uur ’s avonds tot 7 uur ’s morgens. Overdag verdiende je vijftig gulden per week, ’s nachts drie keer zoveel: honderdvijftig gulden per week”.
 
***
 
Gijs Leijenaar
 
 
Gijs Leijenaar werd op 7 november 1932 geboren in het Haarlemse St. Elizabeth’s Gasthuis. Geholpen door een erfenis was zijn vader in 1926 op dertigjarige leeftijd een radiozaak op de Binnenweg in Heemstede begonnen.
   Leijenaar senior wachtte niet af of potentiële klanten de winkel bezochten. Met zijn Chevrolet zocht hij rijke Nederlanders in Aerdenhout en Overveen op. Die hadden geld genoeg om zich dure spullen aan te schaffen. Als ze belangstelling hadden lieten ze zich door hem adviseren wat ze moesten aanschaffen. Het waren van die grote apparaten. Een grammofoon was een toestel dat je meestal nog moest opwinden. Tijdens de grote crisis in de jaren dertig ging het bedrijf van zijn vader failliet, vertelde Gijs, omdat hij een wurgcontract met Philips in Eindhoven had. Vader Leijenaar bleef echter werkzaam in de techniek. Zijn zoon nam een heleboel belangstelling en kennis over.

Ooms Herman en Krik, broers van zijn vader, hadden een banketbakkerij in de Jan van Goyenstraat in Heemstede. Zij hadden, en dat was bijzonder voor die tijd, een elektrische grammofoon.
    “Daar had mijn vader, die elektro-technicus was, voor gezorgd. Op een normale grammofoon monteerde hij een elektrische Philips pickup. Het was een van de allereerste modellen, met een naalddruk van zeker 200 gram. Die sloot hij aan op een radiotoestel met pickup-aansluiting.
   Nou dat was wat voor mij, daar werden plaatjes op gedraaid, bijvoorbeeld een reklame-plaatje, ja toen al, waarop een liedje gezongen werd waarom Persil zo goed was voor de witte was en waarmee alles weer proper en helderwit werd. Dat plaatje bestond trouwens uit een schijf van een soort dik papier, waarop een bruine laklaag zat met de groef erin geperst. Die plaatjes hadden de neiging zichzelf op te rollen, zodat ze met een kurk op de draaitafel moesten worden vastgezet. Ook waren er allerlei platen met voornamelijk de [Duitse] schlagers van toen”.
 
Over zijn muzikale opvoeding meldde Gijs: “Omdat mijn vader heel goed piano kon spelen, kwamen wij muzikaal gezien niets te kort. De bundel ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’ stond altijd voor op de piano, het liedje ‘Drie kleine kleutertjes, die zaten op een hek’ herinner ik mij nog heel goed. Later, toen ik wat ouder was, kwam daar de belangstelling voor klassieke muziek bij. Ja klassiek, want mijn vader had niet veel op met die moderne herrie, hij noemde Grappelli ‘die viool verkrachter’ - nou dan weet je het wel!”
   De bevrijding maakte Leijenaar mee in Santpoort waarheen het gezin verhuisd was. “Santpoort werd door de Canadezen bevrijd, wat een hele belevenis was. Veel begreep je er als kind niet van, omdat het Franstalige Canadezen waren, die sigaretten en chocoladerepen uitdeelden. Nou, dat was wel even wat. Ook hadden ze in een mum van tijd een grote tent ingericht waarin keukenwagens stonden om voor eten te zorgen, wat je af kon halen in pannetjes”.
 
124a Les Paul 002
Ger Oord links, met Les Paul & Mary Ford, Pete Engelsma, labelchef van Capitol Records
 
Ik vroeg Gijs of hij na de bevrijding veel Amerikaanse muziek had gehoord. Het waren immers de dagen van Glenn Miller, Bing Crosby, Andrews Sisters, Frank Sinatra en (later) Les Paul & Mary Ford.
   Dat bleek niet het geval. Gijs was meer in techniek dan in entertainment geïnteresseerd. Hij hielp mee in de winkel van zijn ooms om radio-buizen te kunnen kopen. “Ik was bezig mijn eerste radio te bouwen, een tweekrings middengolf ontvanger uit het blad ‘Radio Bulletin’. Het was wel do it yourself ten top, want je moest alles zelf maken: het chassis van aluminiumplaat, waarin met de figuurzaag de gaten voor de lampvoeten moesten worden uitgezaagd, de kast waar de radio plus de luidspreker in werden gemonteerd.
   Mijn vader heeft er later nog een pickup-aansluiting in gemaakt, zodat ik er ook platen mee kon draaien met een zelf-gemaakte draaitafel, bestaande uit een oude grammofoon met opwindmotor waar de veer uit gehaald was en die aangedreven werd door een fietsdynamo (is eigenlijk een synchroonmotor) via een aandrijfsnaar van ventielslang. De pickup was een Philips bakelieten geval met een kristal-element, een rib uit je lijf voor die tijd.
   Het geluid was al veel beter dan die mechanische pickups. Dit is dus allemaal nog het 78 toeren-gebeuren, met een naalddruk van 10 à 12 gram. Later heb ik er nog een demonstratie mee gegeven op school, dat was wel even wat! Ik moet wel nog even vertellen, dat al dit geknutsel mogelijk was, doordat mijn vader mij van alles had bijgebracht, het omgaan met gereedschap, basiskennis electronica, fotografie en zelfs tekenen op het grote tekenbord met tekenmachine en het solderen van electronica-onderdelen met een voor die tijd ultra moderne elektrische soldeerbout van het merk Ersa”.
 
Werken bij Bovema
 
 
Ik vroeg Gijs naar wat voor muziek hij luisterde toen zijn apparatuur eenmaal werkte. Dat deed er niet toe, hoorde ik. Het ging hem meer om ‘geluid’ dan om ‘muziek’. Gijs was een techneut. In die wereld was hij een echte troubleshooter. Als een apparaat niet meer werkte kreeg hij het wel weer aan de praat. Tijdens zijn diensttijd, vanaf 1952, deed Gijs dat met seintoestellen (morse-signalen).
   Na afloop, in 1954, zocht hij een baan. In de krant las hij een advertentie vam Bovema: “Grammofoonplatenmaatschappij zoekt persers. Goed loon”. Dat was wel iets voor Gijs. “Rien Duisterhof had de leiding. In de perserij in Heemstede stonden tien persen opgesteld. Negen voor 78 toeren-platen met schellak. Er was op dat moment slechts één pers voor 45 toeren-singles. Die laatste werd bediend door een amateur-bokser. Elke platenpers had zijn eigen ‘perser’. In totaal werkte er een man of twintig in de perserij. Bovema liet pers-matrijzen uit Engeland overkomen. Het bedrijf fabriceerde die zelf niet.
   Ik wilde het vak van de grond af aan leren. Het technische gedeelte, dus de zorg voor stoom, koelwater en hoge druk was toevertrouwd aan de heer Steenbeek. Ik geloof dat hij als machinist gevaren had op de grote vaart. Deze vriendelijke al wat oudere baas heeft mij, toen hij merkte dat ik belangstelling had, heel wat bijgebracht over de techniek van het persen van platen en wat daar allemaal bij kwam kijken. Nadat ik voldoende ervaring had opgedaan mocht ik later een nieuwe pers, voor langspeelplaten, gaan bedienen”. Die werden, zei Leijenaar, van ‘plastic’ gemaakt. Het woord ‘vinyl’ was nog niet in de mode.
 
In hoeverre bracht die foto van Les Paul & Mary Ford de werkelijkheid in beeld, vroeg ik hem.
   “De foto laat mooi een van die ouderwetse persen zien die Bovema toen gebruikte. Het was een inspannende bezigheid, dat persen. De pers moest nog met de hand gesloten en geopend worden. Het persen van een plaat duurde twee à drie minuten. Naast je, op een soort stoom-verhitte tafel, lagen de schellak-tabletten. Als ze zacht genoeg waren geworden, werden ze met de hand opgerold. Vervolgens dubbelgevouwen neergezet op de rand van de stoomtafel. De schellak was behoorlijk heet. In het begin deed dat nog pijn. Maar je kreeg vanzelf eelt op je handen. Na korte tijd had ik vuurvaste handen”.
   Zoals eerder aangegeven liet Leijenaar zich na verloop van tijd overplaatsen naar de nachtploeg. “’s Nachts werden de platen afgewerkt die overdag geperst waren. De zijkant van de platen was nog ruw. We legden ze op een schijf, lieten die snel ronddraaien en hielden er schuurpapier tegen aan. Als de zijkant glad was deden we er een hoes om heen. Daarna werden de 78 toeren-platen in dozen ingepakt”.
 
124 - 3 Jordaan Johnny
Johnny Jordaan
 
Een bijzondere ervaring voor Leijenaar was het succes van de platen van Johnny Jordaan (1924-1989). Die werden door Bovema uitgegeven. In ‘Muziek in zwart-wit’, schreef Cor Gout: “Eind januari 1955 verscheen in de Amsterdamse dagbladen de volgende advertentie: ‘De beste stemmen van de Jordaan gezocht voor grammofoonplaten’. De oproep was afkomstig van Ger Oord, directeur van Bovema. Die vond dat het Nederlandse volk rijp was voor een grootscheepse introductie van de grammofoonplaat. Daarom zocht hij talent van eigen bodem.
   De voorronde vond op 2 februari plaats in het Roothaanhuis aan de Rozengracht. De finale volgde op 2 maart in Krasnapolsky op de Dam. Johnny Jordaan won de wedstrijd met het lied ‘De parel van de Jordaan’. Het eerste grote optreden van Johnny, in het Concertgebouw in Amsterdam, werd een groot succes. Twee dagen na de wedstrijd vonden in Huize De Liefde op de Da Costakade de eerste plaatopnames plaats. De a-kant van de eerste single werd ‘De parel van de Jordaan’, de b-kant ‘Geef mij maar Amsterdam’. De tekst van dat laatste nummer was [onder pseudoniem] geschreven door Henk de Wolff, hoofd lichte muziek van de AVRO.
   Van die plaat werden in de eerste week in Nederland 8.000 exemplaren verkocht. Twee maanden later was het getal van 100.000 overschreden. Maar hoe geliefd Johnny ook geworden was, de VARA achtte het nodig de teksten van zijn liedjes af te keuren. Ze zouden een smet werpen op de arbeidersklasse. Het verbod werkte averechts: Johnny’s populariteit nam alleen maar toe”.
 
Gijs Leijenaar kon zich die tijd nog heel goed herinneren. “Er werden alleen nog maar platen van Johnny Jordaan geperst. Die kregen alle voorrang. De vraag uit de handel was zo groot dat de winkeliers op zaterdag wel eens ’s morgens om zeven uur, als mijn werk erop zat, met ronkende motor op de uitlevering van de Johnny Jordaan-platen stonden te wachten”.
  
Ik vroeg Gijs of hij bij Bovema ook op andere terreinen technisch actief was.
   “Als manusje van alles mocht ik bij de geluidsopnamen zijn. Ze vonden plaats in een bioscoop in de buurt van de fabriek, uiteraard ’s avonds laat, omdat het dan rustig was. Een opname-sessie die ik me nog goed herinner was er een met de Downtown Jazzband van Roefie Hueting met Beryl Bryden, een Engelse zangeres en washboard-virtuose. Ze noemde mij ‘honey’. De dame vond Hollandse jenever wel lekker. Af en toe nam ze een slok uit een fles, die in haar tas naast haar stoel stond. Ja heus, ik verzin het niet.
   De opnamen werden gemaakt door Luc Ludolf, op een AW2 geluidsrecorder van Telefunken. Ik mocht allerlei klusjes uitvoeren en dat beviel wel. Dat was heel wat. Luc was zo geconcentreerd bezig dat de geringste storing hem woedend maakte. Er werd toen nog geknipt en geplakt met een anti-magnetische schaar en een klein plakpersje speciaal voor de toen gebruikelijke tape”.
 
 
124 - 4 Bovema Bronsteeweg
Bovema, Bronsteeweg 49 Heemstede
 
De capaciteiten van Leijenaar zorgden ervoor dat hij persoonlijk contact had met de eigenaar van Bovema: “Ger Oord importeerde ook televisie-toestellen uit Engeland om op de Nederlandse markt te verkopen. Maar toen die eenmaal in Nederland gearriveerd waren wist hij ze niet te laten werken”. Leijenaar, de troubleshooter, werd erbij gehaald. “Ik had het apparaat al snel aan de praat. Je hoefde alleen maar een knopje om te draaien. Dan kreeg je de Europese beeldlijnen, in plaats van de Engelse”.
   Leijenaar kreeg tevens de taak de door winkeliers geretourneerde platen te behandelen. “Die lagen in grote hoeveelheden opgestapeld in de kelder van het kantoor op de Bronsteeweg in Heemstede. Ik heb ze allemaal afgespeeld om te controleren of ze al dan niet beschadigd waren. Zo hoorde ik een heleboel mij onbekende muziek”.
 
Aan het einde van zijn werkzaamheden bij Bovema werd besloten de fabriek te verplaatsen. “Het nieuwe pand was een voormalige stomerij. De stoommachines konden nu gebruikt worden voor het persen van grammofoonplaten. Heel curieus: de platenpersen werden in die tijd met handkarren naar de nieuwe lokatie overgebracht”.
   Na twee jaar, vertelde Gijs Leijenaar, had hij genoeg van zijn werk bij Bovema. Gijs wilde persoonlijk afscheid nemen van de eigenaar. “Die zat op zijn grote kantoor achter zijn grote bureau. Hij en zijn secretaresse, dat was duidelijk, hadden meer met elkaar dan een dienstverband. Ongevraagd stapte ik binnen. ‘Ik wil vooruit’, legde ik uit. Ger Oord was het helemaal eens met zo’n gedachte. ‘Het ga je goed’, met die woorden reageerde hij”.
 
 
Werken bij het nieuwe Artone
 
 
Gijs Leijenaar stapte over van de ene platenmaatschappij naar de andere. Hij kwam terecht bij Artone (in Haarlem), pas opgericht door de gebroeders Willem en Caspar Dingemans Slinger. “John Vis was platenverkoper bij winkelier Glorie in Amsterdam. Daar leerde hij Casper Slinger kennen. Hij en zijn broer kochten hun favoriete platen bij Glorie. Hun vader had veel geld in de olie verdiend. Hun zoons wilden wat om handen hebben. Uit de contacten van de broers met John Vis ontstond het idee om zelf iets in de platenindustrie te beginnen.
   De eerste platen, meestal 78 toeren-platen, werden uit Amerika geïmporteerd in enorme loodzware kisten. Die werden door mij en Harold Hendriks, een andere medewerker, uitgepakt en opgeslagen in een herenhuis op de Parklaan. Als ze tenminste niet gebroken waren. Er was heel wat breuk! John Vis reed toen rond in een laag klein sportautootje”.
   Het onderkomen op de Parklaan was van korte duur. De Slingers kochten het voormalige hotel Funckler in de Kruisstraat. “Nu begon het pas echt. Eerst moest het hotel ontruimd worden. Wat wij daar aantroffen valt haast met geen pen te beschrijven. Vooral de keuken, waarin later de galvanische afdeling voor het maken van persmatrijzen zou worden gevestigd, was een geweldige bende. Ik hoor Moos Paardebek, een schroothandelaar uit Haarlem, nog vloeken toen hij bezig was de oude ijzeren fornuizen weg te halen. Daarna werd begonnen met de ombouw tot kantoorpand. Ik heb nog meegeholpen met de stellingen te bouwen voor de opslag van de platen in de platenkamer, in de vroegere balzaal, met zijn prachtige parketvloer. Kort daarna hield ik het voor gezien, omdat er op dat moment geen toekomst was voor iemand zoals ik, die voornamelijk in techniek geïnteresseerd was”.
 
Het leek erop dat Leijenaar de muziekindustrie verlaten had. “Ik ben gaan werken bij het pas-opgericht geluids-technisch bureau Atofoon, van Ate de Vries, voormalig geluidstechnicus van Multifilm in Haarlem. Die was voor zichzelf begonnen. Daarna heb als technicus gewerkt bij de Stichting Film en Wetenschap in Utrecht”.
 
124 - 5 Funckler hotel interieur
Interieur hotel Funckler
 
 
Terug bij Artone
 
 
Na een paar jaar maakte Gijs zijn rentree bij Artone. “In Utrecht werd ik op een dag gebeld door Harold Hendriks. Die was intussen het manusje van alles van Caspar Slinger bij Artone. Men zat dringend verlegen om iemand die de toen net geïnstalleerde galvanische afdeling wilde gaan leiden. Die was gebouwd in de voormalige keuken van het inmiddels opgeknapte Funckler-gebouw. Daar had ik wel oren naar en zo ben ik opnieuw bij Artone gaan werken”.
   Leijenaar werd er ook financieel beter van. In Utrecht verdiende hij 350 gulden in de maand. Bij Artone werd zijn inkomen meteen meer dan verdubbeld, tot 750 gulden. Toen hij in Haarlem een woning kocht, gaf Slinger hem nog eens 250 gulden opslag. Opnieuw was Gijs als troubleshooter binnengehaald.
 
Artone was geen onderdeel van een internationaal netwerk zoals Bovema (steeds meer) verbonden was met EMI in Engeland. Als men bij Artone platen wilde persen moest alles zelf georganiseerd worden. In het Duitse Neuss werd apparatuur gekocht, maar om die goed te laten functioneren was meer nodig. Gijs Leijenaar las in een mum van tijd alle literatuur die over het onderwerp maar te vinden was. Hij slaagde erin fatsoenlijke pers-matrijzen in de keuken van het voormalige hotel te fabriceren. Het tijdperk van de 78-toeren platen was intussen voorbij. Die werden bij Artone niet meer gemaakt. Alles, 45 toeren-singles en 33 toeren-elpees, was van ‘plastic’.
   Gijs zei het zo: “De moeilijkheden in het begin waren nogal groot, hetgeen niet verwonderlijk was, want de fabricage van grammofoonplaten is geen eenvoudige zaak. Toch slaagde men erin een redelijk product op de markt te brengen. Zolang het maar populaire muziek was, met een flink volume. In die tijd streefde men ernaar een zo luid mogelijk klinkende single op de markt te brengen uit concurrentie-overwegingen. Later, toen de Slingers met klassiek wilden beginnen, bleek dat er wat de kwaliteit betrof, nog heel wat verbeterd moest worden”.
 
Tijdens zijn bezoek legde Leijenaar nog eens uit wat er allemaal kwam kijken voor er een plaat geperst kon worden. Van de opname-tape werd een lakplaat ‘gesneden’. Van de lakplaat werd een vader-matrijs, vervolgens een moeder-matrijs en tenslotte een pers-matrijs vervaardigd. Van een pers-matrijs kon je een paar honderd platen persen. Dan was die versleten en had je een nieuwe pers-matrijs nodig.
   Bij Artone had men in die tijd eerst nog geen apparatuur om van de banden een goede lakplaat te snijden. Dat moest in Keulen gebeuren. Een medewerker, Van der Linden, reed regelmatig naar Duitsland. “Soms was een lakplaat niet goed. We kwamen erachter dat Van der Linden op de terugweg wel eens een hapje ging eten. Dan parkeerde hij zijn auto, met de lakplaat, soms op een nogal zonnige plek, met alle gevolgen van dien”.
   De galvano-afdeling, die pers-matrijzen produceerde, bleef niet in de Kruisstraat. “We kregen inspecteurs op bezoek. Het afval van onze fabricage was altijd gewoon in het riool gedumpt. Daar moest onmiddellijk een einde aan gemaakt worden. Met moeite wisten we een half jaar uitstel te bedingen. Intussen had Artone zijn eigen perserij in de Waarderpolder. De fabriek was op poten gezet door ene heer Koster uit Zandvoort. Later werd Dirk Moor erbij gehaald als nieuwe chef technische dienst. Moor was, meen ik, afkomstig van C.N. Rood in Rijswijk.
   Gelukkig was de fabriek op groei berekend. Met de galvano-afdeling kon ik er zo intrekken. De fabriek bestond nu uit twee afdelingen, één voor het fabriceren van de matrijzen, de andere voor het persen van de platen”.
 
124   6a Ariëns Wim (Artone)
Willem Ariëns, in de platenkamer van Artone
 
Gijs Leijenaar had in die tijd nogal wat persoonlijk contact met W. en C.D. Slinger, zoals ze zich lieten noemen. Op de kamer van C.D. Slinger in de Kruisstraat had hij goede afspeelapparatuur geïnstalleerd. C.D., Caspar, hield zich vooral bezig met de dagelijkse gang van zaken van het bedrijf. Zijn broer W., Willem, was ‘degene, die er op uit trok om labels aan te trekken en contacten te leggen in de breedste zin des woords’. Regelmatig reisde hij naar Amerika om buitenlandse labels aan te trekken zoals ABC Paramount (Lloyd Price, Fats Domino, Paul Anka), Cameo-Parkway (Chubby Checker, Bobby Rydell), Hickory (Sue Thompson, Newbeats), Chess (Chuck Berry, Bo Diddley, Ramsey Lewis), Motown (Supremes, Stevie Wonder), Reprise (Frank Sinatra), Roulette (Joey Dee, Shawn Elliott) en, vanaf 1963, CBS.
   “Willem Slinger (‘Bill’ voor de Amerikanen) had een prachtige villa in Bloemendaal. De platen die hij meenam uit Amerika wilde hij thuis op goede apparatuur afspelen. Of ik daar maar voor wilde zorgen. Zijn bibliotheek was prachtig ingericht. Hij had er ruimte gemaakt voor luidsprekers tussen de boeken. Vanuit zijn leunstoel wilde hij de pickup bedienen zodat hij op zijn gemak kon luisteren.
   Terwijl ik bezig was met de montage voerde hij een telefoongesprek met broer C.D. in de Kruisstraat. Er waren grote problemen. Willem Ariëns, chef van de platenkamer, had een extra magazijn. Daarin werden de platen opgeslagen die voor de export bestemd waren. Zodoende hoefde Artone er geen rechten en belasting op te betalen. Ik weet niet meer welke het was, maar plotseling was er in Nederland grote vraag naar een van die platen gekomen. Ariëns had het export-magazijn geopend en er 20.000 singles voor de verkoop in Nederland uitgehaald. De douane dreigde in te grijpen. Dat zou een ramp zijn. De Slingers waren woedend”.
 
Had Caspar Slinger ook zo’n mooi huis in Bloemendaal, vroeg ik Leijenaar.
   Dat bleek niet meer het geval te zijn. C.D. Slinger was ‘op het slechte pad’ gegaan. Aan zijn huwelijk was een einde gekomen nadat hij zich in Amsterdam met een andere vrouw had ingelaten. Samen met die vrouw en haar dochter woonde hij in Zandvoort in een bescheiden appartment. Gijs was ook daar wel eens geweest.
   Tijdens het gesprek thuis bij ‘meneer W.’ ving Leijenaar tevens op dat de Slingers niet tevreden waren over wat John Vis voor het bedrijf deed. “Aan die man verdienen we ook nooit wat”, dat soort woorden hoorde hij.
 
In de meeste artikelen over Artone wordt John Vis meestal afgeschilderd als de grote man die het bedrijf liet groeien, totdat het tenslotte door CBS werd overgenomen. De rol van de gebroeders Slinger komt meestal nogal in de kantlijn. Dat was ook mijn indruk en zo heb ik die dan ook altijd verwoord.
   Met die opvatting was Leijenaar het niet eens. “John Vis trekt in uw eerdere artikel wel een hele grote broek aan. Zoals hij zich voordoet was hij helemaal niet - integendeel, een beetje timide man, die zich niet graag naar buiten profileerde. Dat hij de man zou zijn die Artone en later CBS groot zou hebben gemaakt is absoluut niet waar. Dat was veel eerder te danken aan Leo Moolenijzer, die met zijn team vertegenwoordigers onvermoeibaar bezig was om orders binnen te halen. En aan de heren Joop Portengen, Lion Swaab en Joop Reiziger, die later klassieke opnames ging verzorgen. Ik kan me vergissen maar in het artikel [mede gebaseerd op een interview met Michel Verstegen in Warm Sounds, maart 2001, HK] komt hij naar voren als de man die hij had willen zijn, maar nooit geworden is. Integendeel.
   Toen hij eenmaal aan het roer zat, toen de Slingers vertrokken waren en CBS de zaak volledig overnam en men verhuisde naar een ander kantoor, was het eigenlijk wel zo’n beetje gebeurd met de koopman. CBS was totaal niet geïnteresseerd in het lokale gebeuren [met Chris Hinze, Thijs van Leer, Rogier van Otterloo, Ann Burton en Louis van Dijk, HK]”, aldus Leijenaar.
 
124 - 7a Molenijzer Leo
Leo Molenijzer
 
 
Afscheid van Artone
 
 
Gijs verhuisde met de door hem geheel gemoderniseerde galvano-afdeling dus naar de al bestaande fabriek ‘in de polder’, zoals het bij Artone heette. Echt pionieren was niet meer aan de orde. Er moest gewoon productie gedraaid worden en wel zoveel mogelijk. In de nieuwe organisatie viel hij niet meer rechtstreeks onder Caspar Slinger, maar onder Peter Bouwens die tot taak kreeg de fabriek te runnen. Bouwens was niet populair in de polder, vertelde Leijenaar.
   “De heer Bouwens speelde toen een klein rolletje, omdat hij de administratie van de fabriek deed. Van de fabricage had hij geen enkele notie. Zijn bijnaam was heel oneerbiedig ‘die lange dweil’. Het heeft op een keer heel weinig gescheeld of hij werd door de galvano-jongens, mijn personeel dus, met kop en kont in een groot spoelbad [voor matrijzen] gegooid. Hij wist hier maar ternauwernood aan te ontsnappen. U begrijpt dat hij niet erg geliefd was. In zijn diensttijd had hij bij de militaire politie gezeten, dan weet je het wel.
   De fabriek werd eind jaren zestig totaal omgebouwd voor meer productie. De persen werden bijvoorbeeld per twee onder een hoek van 90 graden geplaatst, zodat een perser twee persen kon bedienen. Er werden voorbereidingen getroffen om eerst in twee, en later in drie ploegen te gaan weken”.
 
Volgens Leijenaar ontbrak het Bouwens aan bestuurlijke kwaliteiten. Je kon eigenlijk niet anders verwachten merkte hij op, Bouwens kwam immers van de administratie. Zonder overleg of aankondiging arriveerde er ineens apparatuur om zelf lakplaten te snijden.
   “Het snijden van lakplaten in eigen beheer gebeurde pas, na het inrichten van de ‘snijkamer’ door ondergetekende, in 1968 in een nevenruimte van de inmiddels naar de Waarderpolder verplaatste galvano. Gekozen werd voor een Neumann installatie, (ik persoonlijk had liever Westrex gehad) bestaande uit de snijconsole, een soort super-draaibank, twee manshoge kasten met electronica en een gemodificeerde M10 studiorecorder van Telefunken. Toen deze was uitgepakt bleek de bijbehorende tafel te ontbreken waarin dit apparaat, een inbouw model, moest worden ingebouwd. Er werd toen snel een stalen bureautje aangeschaft, waarin een gat werd gezaagd en klaar was Kees.
   Over de installatie van het geheel en het bedrijfsklaar opleveren zal ik het nu niet hebben, dit is haast ook weer een verhaal apart, wat mij wel verbaasde, was de vanzelfsprekendheid waarmee men aannam, dat ook dit karwei wel weer door mij geklaard zou worden”.
   De persoon die de snijtafel bediende, Joop Niggebrugge, was door Peter Bouwens aangetrokken. Joop werkte eerder bij CNR.
 
124 - 8a Leijenaar Gijs 2012.10 2
Gijs Leijenaar, 23 oktober 2012
 
Er kwamen nieuwe ontwikkelingen – voorbespeelde musicassettes (en 8-tracks). Gijs werd gevraagd om te onderzoeken hoe Artone ermee zou moeten omgaan.
   “Philips organiseerde een demonstratie-bijeenkomst om de door hen uitgevonden musicassette te promoten. Men speelde dezelfde muziek af, op een cassettebandje en op een M5 studiobandrecorder van Telefunken. Het verschil was nauwelijks te horen. Ik besefte dat dit het einde van de gewone grammofoonplaat betekende. Nieuwe technieken zouden de overhand krijgen. Was er nog wel een rol voor mij weggelegd? Artone/CBS stuurde me ook naar de cassette-fabriek van CBS in Engeland. Ik moest het proces in kaart brengen en foto’s maken. Maar er zat geen rolletje in het toestel dat me door fotograaf Kees de Jong was meegegeven. Dat merkte ik tijdens het fotograferen. Er was meer aan de hand. In Nederland teruggekomen rapporteerde ik dat de tas met mijn aantekeningen verdwenen was”.
   De verhouding tussen Gijs en Peter Bouwens werd er niet beter op. “In december 1970 werd ik onverwacht bij hem geroepen. Ik kon meteen vertrekken, zonder de gebruikelijke kerstgratificatie en opzegtermijn. Dat nam ik niet. Ik stapte bij meneer C.D. Slinger binnen. Die hielp me. Mijn kerstgratificatie werd alsnog uitbetaald plus een half jaar salaris. Ik kon in alle rust uitkijken naar ander werk”.
   Gijs Leijenaar werkte de rest van zijn leven buiten de muziekindustrie. Sinds zijn pensionering woont hij met Trudy, zijn tweede vrouw, in het zuiden van Spanje.
 
Harry Knipschild
1 november 2012
 
Casper Dingeman Slinger is op 18 september 2016 overleden.
 
 
Clips
Literatuur
 
‘The New Sound’ [van Les Paul & Mary Ford], Time, 29 oktober 1951
‘Les en Mary in Nederland’, Tuney Tunes, februari 1955
‘Columbia [CBS] sets Benelux deal’, Billboard, 29 december 1962
Michel Terstegen, ‘Het was eigenlijk waanzinning. Exclusief interview met John J. Vis over Artone in de jaren 50 en 60’, Warm Sounds, maart 2001
Cor Gout, Muziek in zwart-wit, Zaltbommel 2006
Harry Knipschild, 'De platenkamer van Artone in Haarlem', op deze website, 2 december 2009
Cees Mentink, ‘Bovema: Bij Ons Verandert Morgen Alles’, in De Weergever, 2010
Harry Knipschild, 'Vriendinnen voor het leven dankzij Artone', op deze websie, 16 april 2010
Harry Knipschild, 'Vijftien maanden in Haarlem', op deze website, 9 februari 2012
  • Raadplegingen: 15370