362 - Hoe Lodewijk den Hengst als Lex Harding disc jockey bij Radio Veronica werd
Voor veel liefhebbers van popmuziek in de jaren zestig was het een droom om te mogen werken voor de zeezender Radio Veronica. Het station was geweldig populair omdat het van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat populaire muziek en popmuziek uitzond. Ondanks dat waren er niet zoveel jongelui die de kans kregen om er als discjockey hun favoriete muziek aan te kondigen.
Hoe moeilijk het soms was er bij te komen demonstreerde R.L. den Hengst (geb. 16 april 1945, Boskoop) in zijn recente boek. Hij liet een brief afdrukken die W.J. van Kooten hem op 26 oktober 1966 stuurde naar aanleiding van zijn zoveelste poging. De korte tekst luidde: “In antwoord op uw sollicitatiebrief van enige dagen geleden, deel ik u mee, daarin geen aanleiding te vinden tot een nader onderhoud”.
Onder de brief is in het boek van Lex Harding (Lodewijk den Hengst) te lezen: “Vele brieven schreef Lex naar Willem van Kooten, de programmaleider van Radio Veronica. En evenzovele malen werd hij afgewezen”.
Lodewijk hield vol. In 1967 werd hij alsnog aangenomen. In oktober kon hij aan de slag – als nieuwslezer aan boord van de Norderney, het schip buiten de Nederlandse territoriale wateren.
Lex greep zijn kans. Hij stond aan het begin van een carrière als een van de beste en meest populaire deejays van Nederland. Wat hij gedaan had om zover te komen liet hij door Ton van der Lee optekenen in Lex Harding. 50 jaar media en popcultuur. Het boek verscheen in maart 2019.
Het begin
Popmuziek begon voor Lex toen hij een jaar of twaalf was. Precies wist hij het niet meer.
“Mijn ogen werden geopend toen ik met mijn broer Wip mee mocht naar een bioscoopvoorstelling in Boskoop, niet zo ver van ons huis, in het Patronaatsgebouw. Dat moet in 1957 zijn geweest. Er was een zaal met tafeltjes. Er werd bier gedronken en enorm gepaft. Die avond draaiden ze een film waarin Little Richard ‘Tutti Frutti’ speelde. Hij bewerkte de piano met zijn voeten, hij sprong en hij dook, hij mishandelde dat ding gewoon en dat maakte een enorme indruk op me. Die avond was een keerpunt in mijn leven”.
In de film ‘Don’t knock the rock’ (1956) presenteerde de donker-gekleurde zanger-pianist de hitsingle die hij op 14 september 1955 in een studio in New Orleans had vastgelegd. Andere artiesten in die film, geregisseerd door Fred Sears en geproduceerd door Sam Katzman, waren Bill Haley, Alan Dale, Dave Appell en de Treniers. De Amerikaanse disc jockey Alan Freed (1921-1965) kondigde Little Richard aan alvorens deze zowel ‘Long Tall Sally’ als ‘Tutti Frutti’ playbackte.
In die tijd was er nog geen sprake van wereldtoernees. De meeste artiesten bleven in eigen land. Meedoen in een rock & roll-film was een mooie manier om over de grenzen te komen.
Lex: “Little Richard was mijn eerste kennismaking met rock-’n-roll. Ik had nog nooit zoiets gezien of gehoord. Ik had weleens over Buddy Holly gehoord, over Carl Perkins en Elvis Presley, maar hun muziek was nergens te beluisteren. Ongetwijfeld kon je er grammofoonplaten van kopen, maar op de radio werd die muziek niet gedraaid en een pick-up hadden we thuis niet”.
Muziek ving Lodewijk den Hengst op omdat zijn moeder die zelf liet horen. “Zij zong altijd liedjes, bijvoorbeeld van Conny Froboess, ‘Af en toe gaan pa en moe met ons naar de speeltuin toe’ en dat soort dingen, dat vond ik prachtig. Of ‘Zwei kleine Italiener’. Dat waren de eerste liedjes die ik leuk vond”.
Om meer naar muziek te kunnen luisteren bouwde hij een kristalontvanger, naar eigen zeggen ‘niet moeilijk in elkaar te solderen’. “Het was een heel primitief ding. Je moest de stations zoeken met een pinnetje op het kristal. De ontvanger had een bakelieten oorschelp. Voor het eerst ging ik bewust op zoek naar een radiostation dat popmuziek uitzond. In de jaren vijftig waren die er nauwelijks”.
Lodewijk ontdekte de Nederlandse uitzendingen vanuit het hertogdom Luxemburg, ver weg in het zuiden. “Radio Luxemburg zat op 208, weet ik nog wel, op de middengolf. In het weekend hadden ze uitzendingen met Nederlandse presentatoren, zoals Guus Jansen jr. Je kon er echte popmuziek horen, Cliff Richard en Elvis Presley. ’s Avonds draaiden ze Engelse pop”.
In het begin genoot hij stiekem in bed onder zijn kussen. Maar toen hij zijn ULO-diploma haalde kreeg Lodewijk van zijn ouders een echte radio (‘een rode van Philips’).
Wat popmuziek betreft was hij een beetje een buitenbeentje in Boskoop. Zijn vrienden hadden er geen belangstelling voor. Ze luisterden naar dixielandmuziek, ‘Ice Cream’ van Chris Barber’s Jazz Band. “Je kon erop dansen. Ik had dansles in Gouda, met een keurig colbertje aan”.
Lodewijk kreeg ook blokfluitles.
Ondernemen
Zijn moeder stimuleerde het opgroeiende jongetje in zakelijk opzicht. Thuis hadden ze een stuk land waar groente werd gekweekt. “Moeder ging daar op de fiets heen om andijvie op te binden en peultjes te plukken en ik ging mee. Er was altijd te veel en met dat overschot ging ik langs de deuren. Bij die mensen haalde ik ook meteen [gratis] schillen op. Ik verkocht de groentes die me niks kostten en schillen die me niks kostten. Op die manier verdiende ik mijn eerste centjes. Daar was ik redelijk fanatiek in”.
Muziek Expres, juni 1962
Van het een kwam het ander. Geld verdienen zat Lodewijk blijkbaar in het bloed. “Ik plaatste kleine advertenties in Muziek Expres en Tuney Tunes, waarin stond dat je bij mij een lijst met correspondentie-adressen kon bestellen. Mensen moesten betalen met postzegels en die verkocht ik aan mijn vader voor op de zaak [een boomkwekerij]”.
Den Hengst junior ging door. “Ik besloot nóg een correspondentieclub te beginnen, de Beetle Club. Op die manier verdiende ik dubbel zoveel. Bijzonder was dat ik een brief kreeg van NEMS Enterprises, waarin stond dat ik op moest houden met die naam. Natuurlijk niet gedaan, maar ik was er trots op dat ik serieus genomen werd door het bedrijf van The Beatles!”
Lodewijk was in zijn ULO-jaren tevens organisator. Met twee vrienden zette hij de Spirit Club op. “Wij organiseerden van alles. Een wielerwedstrijd bijvoorbeeld, geïnspireerd door de Tour de France. We richtten een schoolkrant op en we zijn naar de burgemeester gegaan omdat we vonden dat er een VVV moest komen. Hij luisterde naar ons en haalde de voorzitter van de middenstandsvereniging erbij. De VVV van Boskoop werd opgericht”.
Een andere club volgde. “De belangrijkste activiteit was het organiseren van dansavonden in zaal Florida”. In het boek is een advertentie afgedrukt van het nieuwjaarsbal van 5 januari 1963, met twee orkesten. Bij ‘L. den Hengst, Valkenburgerlaan 81’, 17 jaar, kon je tegen betaling van ƒ1.50 een toegangsbewijs kopen.
Hij kreeg nogal wat voor elkaar. “De mensen vonden het leuk omdat ik zo jong was. Ik regelde geen vergunningen en ik betaalde ook geen amusementsbelasting. Ik deed het gewoon niet, ik wist niet hoe dat werkte”.
Nieuwjaarsbal 1963
De jongeman had gevoel voor marketing. “De vader van een vriendje had een drukkerij. Hij maakte posters en die plakten we op bushokjes en dergelijke met emmer en stijfselkwast. Promotie vond ik belangrijk. Voor een nieuwjaarsbal dat ik organiseerde heb ik naar de Vara gebeld om te zeggen dat er een gerucht ging dat het zou worden afgelast wegens slecht weer. Of ze wilden omroepen dat het wel degelijk doorging. Dat hebben ze een paar keer gedaan. Volle bak natuurlijk!”
Lex Harding achteraf: “Ik was verschrikkelijk actief. Als ik eraan terug denk word ik alsnog moe”.
Manager van popgroep Nonesuch
Muziek bleef een rol spelen in het leven van de teenager. Begin jaren zestig zong hij, samen met zijn vrienden, liedjes als ‘Marina’ van Rocco Granata en ‘Tom Dooley’ van het Kingston Trio (“dat kan ik nog woordelijk meezingen”).
Ambities als artiest gaf hij snel op. “Ik had popmuzikant willen worden. Ik had graag gitaar gespeeld, maar dat kon ik niet. Ik heb het wel eens geprobeerd. Ik heb wel eens op een podium gestaan, maar ik had er totaal geen gevoel voor”.
Wel organiseerde Lodewijk in zijn geboorteplaats de zogenaamde Street Parade. “Ik regelde vrachtwagens en nodigde dixielandorkesten uit om al spelend op die auto’s door Boskoop te rijden. Bij een volgende aflevering reden we helemaal naar Alphen en Waddinxveen. Er hoefden geen wegen te worden afgezet of een vergunning aangevraagd.
Met die Street Parade kwam ik zelfs op de televisie. Ik werd uitgenodigd voor het tienerprogramma Rooster van de Avro. Ik reisde naar Hilversum en werd door Lonneke Hoogland geïnterviewd”.
Een van zijn vrienden, Pieter van Bodegraven, was drummer. Hij trad op in de RLJ’s, een groep met een elektrische gitaar die ook beatmuziek speelde. “We richtten een echt bandje op, Nonesuch: ‘Beat and R&B Group’. Zij speelden soulmuziek, liedjes van Wilson Pickett en Sam & Dave”.
De Engelse uitzendingen van Radio Luxemburg, Radio London en Caroline waren een bron van inspiratie voor het repertoire van Nonesuch. De Nederlandse zeezender minder. “De muziek die Veronica vóór 1965 uitzond was echt te lullig voor woorden. Het station verschilde wat dat betreft nauwelijks van de traditionele Hilversumse zenders”.
Den Hengst werd manager van Nonesuch. “Ik deed de boekingen. We speelden door heel Nederland. We hadden een VW-busje en daar gingen we met z’n allen in, met de apparatuur. Het was feesten, zuipen, meiden. De band was hartstikke populair. Overal waar we kwamen werden we teruggevraagd”.
Drummer Pieter van Bodegraven in 1967
Je zou denken dat Lodewijk langzamerhand ambities had om het in de popmuziek te maken. In het boek liet hij echter optekenen dat hij aan een carrière op dat terrein nog helemaal niet dacht. “Het was een heerlijk leven: door de week op school en in de weekenden het land in. Ik zag het niet als werk. Het kwam gewoon op mijn pad. Ik greep de kansen die ik kreeg”. Achteraf: “Het was toentertijd ondenkbaar dat je in de popmuziek een bestaan zou kunnen opbouwen”.
Natuurlijk lukte niet alles wat de ondernemende jongeman in zijn hoofd had. Het moet begin 1967 geweest zijn dat hij een poging deed om Nonesuch onder te brengen bij Phonogram, de grootste platenmaatschappij van Nederland. “Ik belde ze gewoon op en ging daarheen met een pak aan en een das om. Als manager moest je er toch een beetje netjes uitzien”. De groep wilde een cover van de Jimi Hendrix-song ‘Fire’ op de plaat zetten, een track van het album ‘Are you experienced’. Maar: “Phonogram zag er totaal geen brood in”.
Nijenrode
Terwijl zijn interesse voor muziek groter werd en hij zich steeds meer manifesteerde, ging Lodewijk gewoon naar school, maar voorlopig niet erg van harte. “Ik heb er altijd middelmatig gepresteerd. Ik deed precies wat nodig was om door te gaan, altijd met hakken over de sloot”. Gehoorzaam was hij niet op het christelijk lyceum in Alphen dat op de ULO volgde. Hij werd zelfs een paar keer van school gestuurd, onder meer omdat hij ging biljarten terwijl hij in de kerk verwacht werd.
Heel wat jonge popliefhebbers wilden zo graag in de muziek dat ze hun school niet afmaakten. Hij wel. “Ik realiseerde me dat ik aan mijn toekomst moest denken”.
Nijenrode aan de Vecht
Lodewijk besloot zijn studie voort te zetten in Nijenrode, het ‘Nederlands Opleidings Instituut voor het Buitenland’. Geld van zijn ouders had hij niet meer nodig. “Door al mijn activiteiten kon ik zelf in mijn levensonderhoud voorzien”.
Het zal halverwege de jaren zestig geweest zijn dat hij een dubbel leven leidde. Uit die tijd herinnerde hij zich dat hij ‘Satisfaction’ van de Rolling Stones voor het eerst hoorde. “Ik wist meteen: dat wordt een hit, en een grote ook”. Omdat zijn gevoel uit bleek te komen, gaf hem dat zelfvertrouwem. “Ik wist dat ik een neus voor hits had”.
In 1965 luisterde Lodewijk intensief naar Radio Caroline en Radio London. In het weekend ging hij met zijn groep Nonesuch op pad. “Dan was het rock’n-roll”. Maar de vijf doordeweekse dagen hadden een ander karakter. “Ik liep rond in een blauwe blazer met een logo van Nijenrode op het borstzakje en een stropdas van de roeivereniging. Het was allemaal heel traditioneel op dat kasteeltje in Breukelen met al die jongelui uit gegoede families”.
Den Hengst kwam in Breukelen ogenschijnlijk beter voor de dag dan eerder op de middelbare school. Hij deed onderzoek in Den Haag en Zürich dat hem, vastgelegd in scripties, dikke voldoendes opleverde.
Voor het eerst dj
Op Nijenrode werd Lodewijk voor het eerst een soort disc jockey, vertelde hij aan Ton van der Lee. Hij was er actief bij het ‘Collegie tot de Omroep’. “Die omroep was bedoeld om mededelingen te doen over colleges en tentamens”.
De jongste zoon van een boomkweker uit Boskoop ging verder. Niet alleen hielp hij via de interne radio studenten aan een lift naar huis, bovendien introduceerde hij er muziek. “In een zijkamertje stond een pick-up en een primitief mengtafeltje met bijvoorbeeld platen van Jimmy Smith (‘Organ Grinder Swing’) en Pim Jacobs. Die plaatjes kondigde ik aan en tussendoor deed ik mededelingen. Voor het eerst was ik dj”.
Na enige tijd nam Den Hengst zelf platen mee voor de draadomroep. “Niet ‘Satisfaction’ (1965), dat ging nog te ver. Je moest uitkijken want op Nijenrode gold het systeem dat je niet alleen cijfers kreeg voor Engels, statistiek en dergelijke, maar ook voor ‘individueel en sociaal optreden’. Die beoordelingen werden gegeven door docenten, maar ook door medestudenten. Twee onvoldoendes en je ging eruit”. Om die reden ook droeg hij geen lang haar.
Op Nijenrode zat Lodewijk in de redactie van de studentenkrant (‘we schreven nogal opstandige stukken’). Op een dansavond verzorgde hij de muziek. “Een drive-in-show avant la lettre. Pick-upje, plaatje draaien, nummers aankondigen”.
“Ik heb het gehaald”, liet hij over zijn verleden in Breukelen optekenen. In 1966, op 21-jarige leeftijd, rondde Den Hengst er zijn studie af. Na zijn verblijf aan de oevers van de Vecht ging hij weer gewoon bij zijn ouders in Boskoop wonen.
Niet bij de radio
Lodewijk wilde niet in het reguliere arbeidsproces opgenomen worden. Daarom ging hij in 1966 naar de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Maar hij bleef manager van de groep Nonesuch, die in 1967 (het jaar van de hippies uit San Francisco, ‘Wear some flowers in your hair’) zijn naam veranderde in Flower. Bovendien zette hij met een medestudent organisatiebureau ProPleasure op, dat beatavonden in Den Haag organiseerde.
“Die Haagse beatscene vond ik geweldig, dat bruiste. Ik ging ook vaak naar de Drie Stoepen om naar Haagse bands te kijken. Daar zag ik voor het eerst de Golden Earrings, met Frans Krassenburg als zanger”.
Makkelijk ging het niet in de ‘hoofdstad van de nederbeat’. “De avonden liepen niet geweldig. De bekende zalen, zoals de Marathon, konden we alleen maar op doordeweekse dagen huren. In de weekenden waren die altijd bezet. Dus na de zomer [van 1966] hielden wij ermee op en werd ProPleasure ontbonden.
Met mijn studie in Rotterdam wilde het ook niet vlotten. Dus werd ik een geregelde klant van een kroeg daar om de hoek waar je kon biljarten. Ik ging steeds minder naar college en werd steeds beter in biljarten”.
Het waren ook de dagen, constateerde hij, van nieuwe Britse groepen als de Troggs, Small Faces, Who, Hollies en Kinks. Die hoorde Lodewijk op de Engelse zeezenders. “Ik luisterde ook wel naar Veronica. Maar de pop die ze draaiden werd steeds afgewisseld met Imca Marina, de Heikrekels [en andere volkse artiesten]. Met Joost de Draaijer als programmaleider begon het wel te borrelen. Hilversum 3, [eind 1965] opgericht als tegenhanger van Veronica, stelde niet veel voor”.
Uit de door Willem van Kooten gestuurde brief, van 26 oktober 1966, blijkt dat Den Hengst in die tijd ook probeerde bij de radio aan de slag te komen. Hij solliciteerde niet alleen bij Veronica:
“In het najaar van 1966 las ik in de krant dat Swinging Radio England, een Engelse zeezender, Nederlandstalige presentatoren zocht omdat ze zich op Nederland wilden gaan richten. Toen heb ik me in een opwelling opgegeven. Ik stuurde een een telegram: ‘Prepared to join you as a dj’”.
Lodewijk had een hoge pet op van de Britse zenders in het algemeen. “Die Engelse jongens wisten hoe het moest. Dat was op Amerikaanse leest geschoeide radio. Ze gebruikten jingles, hadden dj’s met power”.
Bij het Britse station, waar hij zijn diensten aanbood, waren de zaken minder goed aangepakt. Er was Amerikaans kapitaal en ze hadden sterke zenders, dat was het probleem niet. “Ze hadden van tevoren veel reclames verkocht, maar het radiostation ging een paar weken later dan gepland de ether in. Om geen geld mis te lopen werden alle verkochte reclame in korte tijd uitgezonden. Daardoor was dat station niet om aan te horen en liepen de adverteerders weg”.
Swinging Radio England werd voor Nederland omgedoopt in Radio Dolfijn en wierp zich in zekere zin op als conculega van Radio Veronica, met de nadruk op easy listening (“Frank Sinatra en dergelijke”). Dat was zeker niet de favoriete muziek van Den Hengst. Het station had geen disc jockeys, maar ‘gastheren’.
Lodewijk werd uitgenodigd voor een stemtest. “Het ging helemaal klote. Ik kon direct weer naar huis”.
Als je af gaat op wat er in het boek gedrukt is, moet het een moeilijke periode geweest zijn. Zijn organisatiebureau op de fles, geen zin om te studeren, geen progressie als manager van Nonesuch en steeds afgewezen bij de radio.
Een maand gastheer bij Radio Dolfijn
In die moeilijke dagen, januari 1967, ontving Lodewijk een telegram. Of hij zich alsnog wilde melden bij Radio Dolfijn en die zelfde week nog aan boord wilde. “Er was een chronisch tekort aan deejays. Iedereen die ooit gesolliciteerd had werd opgeroepen.
Ik dacht: waarom niet? Dus een paar dagen later vloog ik met een vliegtuigje via Oostende naar Engeland. Daarna met de trein naar Harwich en vandaar met een bevoorradingsboot naar de Laissez Faire”. Vanaf dat schip zond Radio Dolfijn uit. Binnen de kortste keren zat hij drie uur live in de lucht en kon men horen: “Dit is Radio Dolfijn, uw gastheer is Lodewijk den Hengst”.
Bij Radio Dolfijn ging het er primitief aan toe. Niet voor niets hadden de eerder aangenomen gastheren hun biezen gelicht. Bovendien luisterde er bijna niemand in Nederland. Dus wat er allemaal mis ging, maakte niet zoveel uit.
Lodewijk greep echter opnieuw zijn kans. Van professionele Britse collega’s aan boord (die zich met een andere zender op Engeland richtten) leerde hij het vak. “Ik ging bij die jongens kijken. Ze zagen dat ik leergierig was en begonnen me dingen uit te leggen, hoe je een jingle moest opnemen, hoe je montages maakte. Dat ging met een plakmal en een schaar. Na veertien dagen had ik de techniek aardig onder de knie”.
2 maart 1967 (Haarlems Dagblad)
Den Hengst was nog maar een paar weken disc jockey op het station, waar nauwelijks iemand naar luisterde, of hij kwam – letterlijk – in zwaar weer terecht. Het was 22 februari 1967. “Die avond zat ik in de uitzending. Het schip ging behoorlijk tekeer. Ik merkte dat de zender af en toe weg viel. Een lijkbleke Engelse technicus kwam de studio binnen rennen. Hij riep: ‘Weg hier. We gaan uit de lucht!’
We renden allemaal naar het achterdek. De mast was als een lucifer afgeknapt en hing naar beneden te bungelen. Collega-dj David Alexandre Winter (toen: John van Doren) bad tot Maria [‘sterre der zee’] en riep om zijn moeder. Het was heel erg heftig. Maar we hebben de storm met windkracht 12 overleefd. Het schip werd naar IJmuiden gesleept. In maart konden de uitzendingen hervat worden”.
Radio 227 – Lodewijk den Hengst wordt Lex Harding
In de maand dat de zeezender niet in de lucht kon zijn besloten de eigenaren om de formule te wijzigen. Radio Dolfijn werd Radio 227. Bovendien werd easy listening overboord gezet. Het moest popmuziek worden. Lodewijk: “Ik wreef in mijn handen”.
Tony Windsor, de nieuwe programmaleider, had eerder bij Radio London gewerkt. “Hij was een man die alles wist van popradio. Van hem heb ik ontzettend veel geleerd”. Andere 227-dj’s waren onder meer Look Boden, Jos van Vliet en Tom Collins.
Door Tony Windsor kwam er een ‘progressieve’ muzikale koers. Het nieuwe station presenteerde de Fabulous Fifty, die de programmaleider zelf bedacht. “Ik bepaal gewoon wat daar in komt”, legde hij uit.
Lodewijk: “In de eerste hitparade zette hij de Doors en Love, bands die bij ons volkomen onbekend waren. Niemand had in Nederland ooit nog van de Doors gehoord, maar hij zette ‘Light my fire’ meteen op nummer 1. Het was de zomer van ‘A whiter shade of pale’, dat plaatje werd naar ons overgevaren vanaf de Caroline. Tony kwam met Pink Floyd, ‘See Emily Play’, zeer weirde muziek waar ik eerst heel huiverig tegenover stond, maar al snel vond ik het prachtig. Er kwam een lawine van muziek uit Engeland, die aansloot op wat ik daarvoor al goed gevonden had”.
Radio 227
Met al die nieuwe muziek moest Lodewijk een betere naam hebben. “Tony Windsor gaf me een Engelse krant. ‘Kijk maar bij de overlijdensadvertenties of er een leuke naam bij zit’, zei hij.
Het eerste dat ik zag was een advertentie voor Lex 25, dat was een pakje Lexington sigaretten waar er 25 in zaten. Dus ik zei tegen Tony: ‘Ik vind Lex wel een aardige naam’.
Toen zei hij: ‘Dan nemen we Harding als achternaam’. Hij vond dat ik dezelfde initialen moest houden als mijn oorspronkelijke naam. [Warren] Harding [1861-1923] was volgens hem een belangrijke Amerikaanse president geweest. Het was een naam die mij wel aansprak”.
Volgens Lex ging Radio 227 als een speer. “Tony zette in mei ‘A whiter shade of pale’ (Procol Harum) uit het niets op 1, terwijl niemand die plaat nog kende, en de week daarna meteen ‘San Francisco’ van Scott McKenzie op 1.
Ik zei: ‘Dat kan je toch niet maken. Het publiek begint net aan ‘A whiter shade of pale’ te wennen’.
Maar Tony zei: ‘Nee, wij moeten door, wij moeten progressief zijn en laten zien dat we voorop lopen’.
Met die aanpak had de zeezender het succes dat bij Dolfijn ontbroken had. “We kregen onvoorstelbaar veel reacties, zakken vol post”. Omdat Tony Windsor vaak niet aan boord was werd Lex Harding tot programmaleider gebombardeerd, wat hem naar eigen zeggen niet makkelijk afging. “Ik was daar niet rijp voor. Ik was bezig met muziek, plaatjes uitzoeken, programma’s maken”.
Plaatjes van de spijkers
Lex met plaatjes aan de spijkers
Evenals bij Veronica werd naar de meest aantrekkelijke formule gezocht. Het ging er in het voorjaar van 1967 nogal eenvoudig aan toe. “We hadden een format dat bestond uit een rijtje grote spijkers aan de muur. Op de ene spijker hingen de nieuwe singles, op de andere de hits en op de derde de gouwe ouwen. En als je een plaatje gedraaid had, hing je het aan de spijker eronder. De top tien was de vierde spijker, daar moest je ieder uur mee beginnen. Als ik zelf weleens met nummers kwam zette Tony die meteen in de top 50”. Samen met Tom Collins maakte Lex bovendien een dagelijkse Beatles-show. “Ik deed iets wat ik fantastisch vond en raakte helemaal verslaafd”.
Over studeren in Rotterdam deed Lex geen mededelingen meer. Maar ondanks het succes van Radio 227 zag Lex popmuziek nog niet als een carrière. “Bij de radio kon je misschien iets langer mee dan als muzikant, maar ook niet zo heel lang lang, dacht ik toen. Mijn vader vond het onverstandig wat ik deed. Dj werd gezien als een uitermate obscuur beroep. Je werd vereenzelvigd met popmuziek, wat ook al niet algemeen geaccepteerd was. Mijn vader zei: ‘Dat wordt niks, jongen’”.
Lex voelde zich in die dagen van 1967 ‘deelgenoot van wat er gebeurde in de wereld’. “Het was de mooiste zomer van mijn leven qua muziek, het was de summer of love, het weer was fantastisch. Ik voelde me hartstikke gelukkig”.
Met zo’n leven bleef nadenken over de toekomst wellicht achter de horizon.
Van 227 naar Veronica
Het feest duurde evenwel slechts een handvol maanden. “Op 14 augustus 1967 werd in Engeland een wet van kracht die medewerking aan zeezenders verbood. Het was afgelopen. We moesten van het schip af. Radio 227 ging uit de lucht. Ik vond het heel erg.
Terwijl ik mijn koffer pakte en me klaar maakte om van boord te gaan riep Tony Windsor: ‘You’ll never work for radio again’. Mijn toekomst lag aan diggelen”.
Lex Harding probeerde het opnieuw bij Veronica. “Van Kooten kende mij, want hij luisterde natuurlijk ook naar Radio 227. Maar hij had me niet nodig. Hij ontving honderd brieven in de week van mensen die bij Veronica aan de slag wilden”.
Collega Jos van Vliet was het wél gelukt om bij Veronica aangenomen te worden. Hij kreeg een baan als nieuwslezer aan boord van het schip, waar de in Hilversum opgenomen programma’s werden uitgezonden.
Lex: “Een paar maanden later had Jos genoeg van dat baantje. Hij ging naar Van Kooten en zei: ‘Je moet Harding nemen’.
Van Kooten had wel enige twijfels, want nieuws lezen was niet mijn specialiteit. Maar hij wist dat ik ook dj was en daar was hij blijkbaar van gecharmeerd. Dus kon ik zonder test meteen door. Bull Verweij vroeg aan Willem hoe lang mijn proeftijd moest zijn. Willem antwoordde: ‘Dat is niet nodig, want deze redt het wel’”.
Lex Harding had zijn entree bij Veronica gemaakt. Het begin was er. “Op een gegeven moment kreeg ik een eigen live-programma, dat ik vanaf het schip mocht verzorgen”.
Lex zat niet altijd aan boord. “In de studio in Hilversum [Zeedijk 27a] ging ik met iedereen kletsen. Het was een chaotisch gebouw. Er stond geen fatsoenlijk bureau in dat hele kantoor. De studio was een gezellige rotzooi”.
In de zomer van 1968 volgde de grote doorbraak. “Er werd een blokprogrammering ingevoerd met Eddy Becker, Tineke, Gerard de Vries, Jan van Veen, Rob Out en Joost den Draaijer”.
De middag tussen twee en vier stond nog open. “Van Kooten, de programmaleider, vroeg mij of ik dat voor mijn rekening wilde nemen. Ik viel met mijn neus in de boter. Twee uur per dag, een eigen show! Ik was nieuwslezer af. Ik kwam aan land. Mijn middagshow liep steeds beter”.
Dat zelfde jaar vertrok Willem van Kooten bij Veronica (wegens een zakelijk conflict). Lex Harding volgde hem op van zeven tot acht ’s avonds. “Mijn eerste weken waren moeilijk. Ik probeerde het eerst op zijn manier voort te zetten maar dat werd niets. Ik besloot om op de progressieve toer te gaan.
In de ‘Lexjo’ draaide ik niet de nummer 1 uit de top 40, want die hoorde je de hele dag al, maar wel de nieuwe van Electric Light Orchestra of Deep Purple of The Doors. Veel harde muziek ook, Hendrix, Alice Cooper, Black Sabbath. Op maandagavond de Adje Bouman top 10”.
Lodewijk den Hengst, Lex Harding, slaagde er zo in Radio Veronica een nieuw gezicht te geven. Achteraf gezien kreeg hij op het juiste moment de kans om de muziek te laten horen die bij de tijdgeest van de laatste jaren van de sixties en daarna paste. Dat maakte hem, mijns inziens, terecht tot een van de beste disc jockeys van Nederland.
In het boek kun je er veel meer over lezen.
Harry Knipschild
18 april 2019
Clips
- Raadplegingen: 15573