146 - David Bowie, een curiositeit in de ruimte (Space Oddity, 1969)
Vanaf 12 mei 2013 kunnen de mensen op aarde een bijzondere videoclip bekijken. De Canadees Chris Hadfield (geb. 1959), commandant van een ‘international space staton’ (ISS), had in de ruimte behalve een laptop ook zijn gitaar meegenomen. Op die plaats, met uitzicht op de aardbol, bracht hij een eigen versie van David Bowie’s ‘Space Oddity’, maakte er een clip van en zette die op YouTube. Toen ik [HK] het nieuws de volgende ochtend op de radio hoorde en het filmpje om 8 uur bekeek waren ongeveer 5.000 belangstellenden me voorgegaan. Een uur later stond de teller op 200.000 en aan het einde van de dag had ik al enkele miljoenen navolgers.
Tegenwoordig wordt de hitlijst soms bepaald door het aantal (gratis) ‘hits’ op YouTube. Vanuit dat standpunt geredeneerd was ‘Space Oddity’ van de astronaut een echte tophit geworden.
‘Space Oddity’ was een belangrijk nummer voor David Bowie (David Jones, geb. 8 januari 1947). Op 6 september 1969 stond hij voor de allereerste keer geklasseerd in de Britse hitlijsten. Op 17 november van dat jaar had George Tremlett voor de vierde keer een vraaggesprek met de artiest. Tijdens het interview besefte de auteur dat hij onverwacht meer dan professioneel contact had. In David Bowie. Living on the brink (1996) is te lezen:
“We waren aan de praat geraakt over de periode halverwege de jaren vijftig. Impresario’s uit Londen brachten Amerikaanse zangsterren om de concertzalen van de ondergang te redden, artiesten als Frankie Laine, Guy Mitchell, Johnnie Ray, de Platters en zelfs Bill Haley en de Comets.
Bowie verraste me. Herhaaldelijk zei hij dat hij er niet zeker van was of hij wel een entertainer wilde worden. De meeste rock & roll vond hij maar troep. Hij zag zichzelf in de allereerste plaats als schrijver. Bowie had zelf journalist willen worden zei hij met een grijns. ‘Nu ga ik jou interviewen’, zei David ineens”.
Bowie vroeg aan Tremlett ondermeer wie zijn favoriete artiesten waren. Toen deze vertelde dat hij twee keer gelift had om een optreden mee te maken van de zwarte zanger Paul Robeson was het ijs totaal gebroken. “Heb je werkelijk Paul Robeson gezien. Hoe was hij”.
“We praatten honderd uit over Robeson in de rol van ‘Othello’ en zijn solo-performances met Lawrence Brown. Brown aan de piano, Robeson die er naast stond zonder microfoon. Je voelde dat hij alleen voor jou zong. Elk woord drong tot je door. Van het een kwam het ander. Het gesprek ging maar door, over Juliette Greco, het werk van Kurt Weill en Bertolt Brecht, het lezen van Kerouac, Sartre en Orwell, de korte verhalen van Oscar Wilde, het glaswerk van Lalique. We praatten over onze schooltijd en onze eerste baantjes.
‘Denk je dat rock & roll blijvend is?’” Dat vond David blijkbaar een belangrijke vraag.
Bowie, met ‘Space Oddity’ een nieuweling in de hitlijsten, wilde nog meer weten. “What advice would you have for someone like me coming into the business?”
Het antwoord van Tremlett was duidelijk: “Get yourself a good lawyer, a good accountant and go into tax exile as soon as you can”. In Engeland, onder de Labour-regering van Harold Wilson, waren de belastingen torenhoog voor succesvolle artiesten.
Bowie, die de journalist in zijn eigen nieuwe onderkomen ontving, vroeg of de journalist nog meer goede raad voor hem had.
Ook nu draaide Tremlett niet om de feiten heen, schreef hij. “Ik mag het misschien niet zeggen, maar je moet een journalist of fotograaf nooit in je huis ontvangen. Dan zien ze te veel. Tony Secunda [op dat moment manager van o.a. The Move] adviseert zijn artiesten altijd om afstand te houden”.
George Tremlett had zo’n goed contact met David Bowie dat hij twee keer een biografie over hem publiceerde. Zijn boek uit 1996 gebruik ik als basis voor dit artikel.
Tegenwoordig wordt de hitlijst soms bepaald door het aantal (gratis) ‘hits’ op YouTube. Vanuit dat standpunt geredeneerd was ‘Space Oddity’ van de astronaut een echte tophit geworden.
‘Space Oddity’ was een belangrijk nummer voor David Bowie (David Jones, geb. 8 januari 1947). Op 6 september 1969 stond hij voor de allereerste keer geklasseerd in de Britse hitlijsten. Op 17 november van dat jaar had George Tremlett voor de vierde keer een vraaggesprek met de artiest. Tijdens het interview besefte de auteur dat hij onverwacht meer dan professioneel contact had. In David Bowie. Living on the brink (1996) is te lezen:
“We waren aan de praat geraakt over de periode halverwege de jaren vijftig. Impresario’s uit Londen brachten Amerikaanse zangsterren om de concertzalen van de ondergang te redden, artiesten als Frankie Laine, Guy Mitchell, Johnnie Ray, de Platters en zelfs Bill Haley en de Comets.
Bowie verraste me. Herhaaldelijk zei hij dat hij er niet zeker van was of hij wel een entertainer wilde worden. De meeste rock & roll vond hij maar troep. Hij zag zichzelf in de allereerste plaats als schrijver. Bowie had zelf journalist willen worden zei hij met een grijns. ‘Nu ga ik jou interviewen’, zei David ineens”.
Bowie vroeg aan Tremlett ondermeer wie zijn favoriete artiesten waren. Toen deze vertelde dat hij twee keer gelift had om een optreden mee te maken van de zwarte zanger Paul Robeson was het ijs totaal gebroken. “Heb je werkelijk Paul Robeson gezien. Hoe was hij”.
“We praatten honderd uit over Robeson in de rol van ‘Othello’ en zijn solo-performances met Lawrence Brown. Brown aan de piano, Robeson die er naast stond zonder microfoon. Je voelde dat hij alleen voor jou zong. Elk woord drong tot je door. Van het een kwam het ander. Het gesprek ging maar door, over Juliette Greco, het werk van Kurt Weill en Bertolt Brecht, het lezen van Kerouac, Sartre en Orwell, de korte verhalen van Oscar Wilde, het glaswerk van Lalique. We praatten over onze schooltijd en onze eerste baantjes.
‘Denk je dat rock & roll blijvend is?’” Dat vond David blijkbaar een belangrijke vraag.
Bowie, met ‘Space Oddity’ een nieuweling in de hitlijsten, wilde nog meer weten. “What advice would you have for someone like me coming into the business?”
Het antwoord van Tremlett was duidelijk: “Get yourself a good lawyer, a good accountant and go into tax exile as soon as you can”. In Engeland, onder de Labour-regering van Harold Wilson, waren de belastingen torenhoog voor succesvolle artiesten.
Bowie, die de journalist in zijn eigen nieuwe onderkomen ontving, vroeg of de journalist nog meer goede raad voor hem had.
Ook nu draaide Tremlett niet om de feiten heen, schreef hij. “Ik mag het misschien niet zeggen, maar je moet een journalist of fotograaf nooit in je huis ontvangen. Dan zien ze te veel. Tony Secunda [op dat moment manager van o.a. The Move] adviseert zijn artiesten altijd om afstand te houden”.
George Tremlett had zo’n goed contact met David Bowie dat hij twee keer een biografie over hem publiceerde. Zijn boek uit 1996 gebruik ik als basis voor dit artikel.
David Bowie in 1968
Aan het einde van 1968 was het onduidelijk wat Bowie in zijn nog niet op gang gekomen loopbaan moest doen. Eén ding stond vast – hij was straatarm. Bowie bezat geen cent en verdiende nauwelijks iets. Zijn inkomen per jaar was niet veel meer dan duizend pond, 27 pond per week. Zijn eerste album, ‘David Bowie’, voor Decca geproduceerd door Mike Vernon (John Mayall, Fleetwood Mac) had hem weinig succes bezorgd. De elf singles die hij onder allerlei namen volgezongen had leverden hem evenmin iets op.
Manager Ken Pitt, een relatie van zijn vader, wist wel hoe Bowie aan een redelijk inkomen kon komen. Hij moest gewoon niet moeilijk doen, populaire deuntjes zingen. In de amusementswereld was altijd wel wat te halen. Onder druk van Pitt begon David liedjes in te studeren als ‘Trains and boats and planes’, ‘What kind of fool am I’, ‘All you need is love’, ‘When I’m 64’ en ‘Yellow Submarine’, dat in Nederland bekend werd als ‘Waar we heen gaan, Jelle zal wel zien’. Van harte was het zeker niet.
Tony Visconti, op dat moment zijn muzikale raadgever, gaf hem een volstrekt ander advies. “You must never compromise your musical principles”, was de raad die hij gaf aan de twee artiesten die hij op dat moment onder zijn hoede had, David Bowie en Marc Bolan (1947-1977). Visconti met zijn vriendin Liz, David Bowie met Hermione en Marc Bolan met June Childs, het leek één grote familie. Marc Bolan en David Bowie traden regelmatig samen op, zelfs op de plaat. Bowie was van de partij toen Marc Bolan ‘Deborah’ opnam, de eerste single die Tony Visconti van hem produceerde.
Eén van de favoriete groepen van David op dat moment was The Fugs uit New York. Later kwam er de Velvet Underground met Lou Reed bij. Voor zover Bowie van rock hield was dat het soort muziek waar hij zich het meest mee verbonden voelde.
In de Decca-studios nam Tony Visconti ‘In the heat of the morning’ en ‘London By Ta Ta’ met Bowie op. Bij de platenmaatschappij vonden ze die nummers niet goed genoeg om uit te brengen. Daarmee kwam een einde aan zijn contract bij Decca.
David Bowie en Marc Bolan
Bowie werd wel gesteund door deejay John Peel. In mei 1968 mocht hij samen met Marc Bolan’s group, Tyrannosauryus Rex (later T-Rex), optreden in het door hem gepresenteerde programma ‘Top Gear’. Ook impresario’s Harry Dawson en Michael Black zagen Bowie zitten toen ze hem in de Astor Club aan het werk zagen. Black verkondigde: “He’s better than Cliff Richard”. Harry Dawson was het met hem eens, maar wist niet hoe je zijn kwaliteiten te berde kon brengen: “The boy’s tremendous. It’s a marvellous act! But where can you book it? It’s too good”.
Bowie experimenteerde steeds met nieuw eigentijds repertoire, liedjes als ‘Waiting for the man’ van Lou Reed en ‘Port of Amsterdam’ (Jacques Brel). Dat sprak hem meer aan dan zingen in de stijl van Cliff Richard.
Van Space Oddyssey naar Space Oddity (januari 1969)
Manager Pitt bleef zich uitsloven voor Bowie. De zanger verdiende de somma van 25 pond door mee te werken aan een tv-spot voor LUV-ijsjes. Omdat hij ook nog uitbetaald kreeg voor elke keer dat het filmpje uitgezonden werd, liepen zijn inkomsten op tot 150 pond.
Pitt en Bowie werkten bovendien aan een muzikale film, ‘Love you till Tuesday’, die begin 1969 in productie moest worden genomen. De manager was nog niet helemaal tevreden. “I think we need another strong song”, zei hij tegen zijn artiest.
Bowie beloofde zijn best te doen en met iets te komen. Hij had een 12-snarige gitaar aangeschaft. Samen met John Hutchinson, die wel eens rockers als Gene Vincent, Little Richard en Johnny Kidd als gitarist begeleid had, ging hij aan de slag.
Begin 1969 was de wereld in rep en roer over de aanstaande maanlanding. Amerikaanse astronauten voerden regelmatig testvluchten met ruimteschepen uit. De Apollo-8 maakte in december 1968 voor het eerst een vlucht om de maan. De achterkant van de maan was nu eindelijk door de mensheid te zien en te bestuderen. Dat was wereldnieuws. In 1968 kwam de film ‘2001: A Space Odyssey’ in roulatie. De film van Stanley Kubrick (1928-1999), aldus Tremlett, ‘was packing hippies into London cinemas after word spread that the final vivid scene of the floating astronaut provoked a wonderful trip if watched smoking a joint’.
David Bowie haakte in op de film. Hij veranderde ‘Space Odyssey’ in ‘Space Oddity’. Op zijn kamer in Manchester Street, Londen, zat hij op een chaise longue met zijn 12-snarige gitaar op schoot en begon te zingen: “Ground Control to Major Tom”. Het woord ‘oddity’ (curiositeit, een vreemd geval) zegt het al – het was onduidelijk waar het precies om ging. Dat gebeurde wel eens vaker met songs in die tijd. Denk aan ‘A whiter shade of pale’ of ‘Lucy in the sky with diamonds’. Het zou kunnen gaan, is te lezen, over een astronaut die in de ruimte zoek geraakt was en nog een laatste keer aan zijn vrouw wilde vertellen dat hij van haar hield. Hij was ‘floating in a most peculiar way’.
Het rare liedje moest nog verwerkt worden in de film. Voor die gelegenheid kocht Bowie bij Dandie Fashions (King’s Road, Chelsea) een zilveren lurex-kostuum. Op de klep van het rode petje dat Bowie bij de verfilming (vanaf 26 januri 1969) opzette werden de letters GC (Ground Control) in wit aangebracht. Op zijn borst zag je ‘Major Tom’ in grote rode letters. De ruimtekap was wat je op je hoofd moest dragen als je op een brommer of motor reed. Het kwam allemaal nogal amateuristisch over, stelde de biograaf van David Bowie.
De verfilming van een geluids-opname van ‘Space Oddity’ maakte niet veel indruk, althans niet op David Bowie en zijn manager Ken Pitt. Maar wel viel op dat het studiopersoneel het liedje meeneuriede.
Tony Visconti was evenmin enthousiast, bekende hij later. Hij was kwaad dat Bowie geen eigen stijl ontwikkelde, zich maar voor van alles liet gebruiken, misbruiken. “I remember that when he threw ‘Space Oddity’ at me, I hated it. I guess it was too idealistic in those days and felt he should be more faithful to his own style. In those days he would do anything to get a hit record”.
Bowie video clip 'Major Tom', begin 1969
Een album en een single bij Mercury Records
Het leven bestaat soms uit toeval. In de boetiek waar David zijn ‘ruimtepak’ kocht ontmoette hij Calvin Mark Lee. De Chinese Amerikaan werkte voor Lou Reizner (1934-1977) die namens de Amerikaanse platenmaatschappij Mercury Records (onderdeel van Philips) in Europa op zoek was naar talent. Lee moest parties aflopen waar zich pop-artiesten vertoonden. Wie weet was het wel mogelijk er goede contacten te leggen. Reizner had in 1968 al drie acts weten te strikken: Van der Graaf Generator, Buddy Miles en Rod Stewart.
Ken Pitt vond het maar niets – die contacten van David met ‘this revolting Chinese American who dresses all in black, with long black hair to his arse and a silver love-jewel to his forehead’. Pitt vergiste zich. Op basis van zijn ontmoeting met Lee adviseerde David zijn manager een brief naar Mercury Records te schrijven. Bowie wist precies tot wie Pitt zich moest richten.
De brief leverde David Bowie een platencontract bij Mercury op. Hij ontving een bedrag van 1.250 pond voorschot en nog eens 20 pond in de zes weken dat aan het album gewerkt werd. In totaal dus 1.370 pond. En dat voor een artiest die een tijd lang moest leven van 27 pond per week.
Als je afgaat op het boek kostte het weinig moeite om het repertoire voor Bowie’s eerste Mercury-album te selecteren. Hermione, de vriendin van de zanger, had een einde aan hun relatie gemaakt. Het album stond vol met liedjes die door de scheiding geïnspireerd waren.
Er was slechts één probleem – ‘Space Oddity’. Tony Visconti, die was aangewezen als producer van het album, had geen zin dat rare nummer op te nemen. Als het dan zo nodig vastgelegd moest worden, dan moest Gus Dudgeon (1942-2002) het maar doen. De studio-technicus, die bij de andere nummers van het album achter de knoppen zat zonder zelf beslissingen te mogen nemen, was het niet eens met het negatieve standpunt van de producer. “You’re mad. This song is great”, liet hij hem weten.
Gus Dudgeon (rechts), producer van Space Oddity en Rocket Man (Elton John)
Omdat Visconti er geen zin in had werd er een speciale opname-sessie georganiseerd om ‘Space Oddity’ (en ‘The wild eyed boy from freecloud’ voor de b-kant) op tape te zetten met Dudgeon als producer. Dudgeon vroeg Paul Buckmaster een arrangement voor strijkers te maken. Vervolgens huurde hij Rick Wakeman (mellotron), Mick Wayne (gitaar), Herbie Flowers (bas), Terry Cox (drums) en veertien strijkers in. In die tijd betaalde je negen pond per muzikant voor zo’n sessie.
De totale kosten voor de opname van ‘Space Oddity’, en de b-kant, bedroegen iets minder dan 500 Engelse ponden all-in.
De single ‘Space Oddity’ werd op 11 juli 1969 in de handel gebracht. Die datum was geen toeval, is in de biografie van David Bowie te lezen. Op 16 juli werd de Apollo 11 gelanceerd vanaf Kennedy Space Center in Florida. Op 20 juli zette Neil Armstrong als eerste mens voet op de maan en verkondigde ter plekke: “That’s one small step for man, one giant leap for mankind”. Muziek kwam er niet aan te pas 44 jaar geleden.
Op het hoofdkantoor van Mercury Records in Chicago was men blijkbaar tevreden met ‘Space Oddity’. Exemplaren van de single van David Bowie werden per luchtpost naar de deejays van Amerikaanse radiostations gestuurd. In 1969 kon je wel een man naar de maan sturen en weer terughalen, maar de contacten op aarde vonden nog op een ‘primitieve’ manier plaats. Anno 2013 spreken we soms van ‘snail-mail’.
Een functionaris stuurde begin juli vanuit Chicago een persoonlijke brief aan de artiest met de woorden: “With the moon shot coming in less than ten days, you know time is of the essence. To meet this challenge we have pulled out every stop to get the record out quickly”.
David Bowie, de artiest die er alles voor over had om eindelijk eens een hit op zijn conto te schrijven, stond klaar om op het vliegtuig naar Chicago te stappen, zoals hem vanuit de VS nadrukkelijk gevraagd was. Maar de campagne van Mercury had nauwelijks resultaat. Ondanks de geslaagde maanlanding wist ‘Space Oddity’ zich geen plekje in de USA top 100 te verwerven.
In Engeland uitte journaliste Penny Valentine zich meteen geweldig positief over de nieuwe single van Bowie. In het blad Disc and Music Echo van 10 juli liet ze afdrukken: “David Bowie – Amazing sound!
I have a bet on in the office that this is going to be a huge hit – and knock everyone senseless. There are disbelievers among us! David Bowie has always been talented but had a nasty knack of sounding like Tony Newley. Good records came from him but nothing to actually make you fall over. This does though. In fact I listened spellbound throughout, panting to know the outcome of poor Major Tom and his trip into the outer hemisphere. Apart from that – and some really clever lyrics – the sound is amazing. Mr. Bowie sounds like the Bee Gees on their best record – ‘New York Mining Disaster’ – and has managed to arrange the backing to sound like a cross between the Moody Blues, Beatles and Simon and Garfunkel”. Valentine er nog aan toe dat ‘Space Oddity’ in de VS wel goed zou verkopen. Vanwege de ruimtevaart, ongetwijfeld.
De eerste maanlanding, 1969
Meer van David Bowie in 1969
In de zomer van 1969 had David Bowie geen geld om rustig af te wachten wat er met ‘Space Oddity’ zou gebeuren. Er moest gewerkt worden, geld verdiend worden. Pitt stuurde zijn cliënt eind juli naar Malta en Italië.
In Malta nam David namens het Verenigd Koninkrijk deel aan een songfestival. Maar liefst vijftien landen waren van de partij. Het ging er nogal amateuristisch aan toe in het Hilton-hotel. Dat lag niet aan de artiest en zijn manager. Ze hadden Norrie Paramor als dirigent meegenomen. Paramor was de ontdekker en producer van alle grote hits van Cliff Richard, inclusief ‘Living Doll’ – en van Helen Shapiro. Een man uit een eerder tijdperk. Maar de combinatie werkte goed op het internationale festival. Met zijn vertolking van ‘When I live my dream’ won David Bowie een beeldje, de tweede prijs. Zoiets had hij nog niet meegemaakt in zijn zangcarrière.
Het festival van Malta werd voortgezet in Pistoia, bij Florence. In het Italiaanse binnenland ging het er nog minder georganiseerd aan toe dan op het eiland Malta. Bij aankomst bleek er geen orkest te zijn en er was niemand te vinden die bladmuziek kon lezen. Op verzoek van David kwam zijn nieuwe vriendin Angie overvliegen om hem terzijde te staan. Tremlett: “Angie travelled to Italy via the Kensington Antique Market where she bought him a cream balloon-sleeved Victorian silk shirt, with very tight satin trousers, equipping herself with a romantic white Victorian lace dress – and it was in those clothes that Bowie made his entrance with his hair held back by a velvet bow, and Angie on his arm, flowers in her hair. The crowd gasped as they swept down the grand, curving, ceremonial staircase. This was not surprising. Angie’s dress was see through”.
Toen ik [HK] dit las moest ik denken aan een Grand Gala du Disque in Amsterdam dat een paar jaar later door Angie en Bowie als toeschouwers bezocht werd en waar ik zelf bij aanwezig was. Angie en David kwamen in exotische kleding de zaal binnen toen iederen al had plaatsgenomen. Ze glimlachten en wisten ieders aandacht op zich gericht te krijgen.
In de biografie stond niet vermeld welk repertoire Bowie in Pistoia ten gehore bracht. En dan te bedenken dat hij ‘Ragazzo solo ragazza sola’ opnam, de Italiaanse versie van ‘Space Oddity’.
Op 3 augustus kwam Bowie terug in Londen. ‘Space Oddity’ was op dat moment nog niet in de hitlijsten verschenen. Maar hij was wel de bezitter van de trofee die hem op Malta overhandigd was. Zijn vader had gebeld terwijl zijn zoon in het buitenland was. Als die de telefoon gebruikte, moest er iets belangrijks aan de hand zijn, zo goed kende David hem wel. Zijn vader belde nooit om gewoon een praatje te maken.
Toen hij het hoorde ging hij meteen bij zijn vader op bezoek. Het beeldje nam hij mee, Zijn vader, ontdekte hij, was een paar dagen eerder op straat in elkaar geklapt. Hij bleek een zware longontsteking opgelopen te hebben, die hem fataal geworden was. Hij maakte nog mee dat David hem de prijs kon laten zien die hij ver weg verworven had op het internationale songfestival. “I always knew you’d succeed in the end”, met die woorden reageerde hij toen Bowie hem verslag deed en hem de Malta-trofee liet zien.
De volgende dag, 5 augustus 1969, overleed de vader van David Bowie. Het verdriet was groot, verklaarde manager Pitt. “David was very shaken. He was crying a bit”. Maar zoals altijd, kreeg het verstand alweer snel de overhand. David belde Angie op Cyprus, waar zij op dat moment verbleef. Zijn nieuwe partner vloog meteen naar Londen om de begrafenis van haar schoonvader bij te wonen. De etiquette van die tijd werd, meldde Tremlett, keurig in stand gehouden. David en Angie waren nog niet getrouwd. In het huis van zijn ouders waren slechts twee slaapkamers. David bracht de nacht in de ene kamer door, Angie sliep in de andere, in bed samen met Peggy, de moeder van de artiest.
Zo ging ook het gewone leven door in het jaar dat hij met ‘Space Oddity’ voor het eerst in zijn leven een hit in handen had...
‘Space Oddity’ wordt een hit in Engeland
De contacten van Bowie met Calvin Mark Lee hadden Bowie behalve zijn platencontract tevens zijn nieuwe vriendin opgeleverd. David ontmoette Mary Angela Barnett voor het eerst toen ze op 9 april 1969 samen met Lee met z’n drieën een promotie-optreden in The Speakeasy gingen bekijken van de nieuwe groep King Crimson, die het zelfde management had als Marc Bolan. Vanaf die dag werden ze partners en trouwden een jaar later – Mary Angela werd formeel ‘Angie Bowie’ in 1970.
Angie was erbij toen ‘Space Oddity’ op 20 juni in de Londense Trident Studios opgenomen werd. “De twee waren onafscheidelijk”, schreef Tremlett, hoewel er van een seksuele band nooit echt sprake was volgens de biograaf. Zowel Angie als David hadden een andere oriëntatie.
Het waren roerige dagen in de vroege zomer van 1969. In juni 1969 werd Brian Jones uit de Rolling Stones gezet, kort daarna, op 3 juli, werd de basgitarist en oprichter van de groep levenloos in zijn zwembad aangetroffen. Op 5 juli gaven de Stones met hun nieuwe gitarist Mick Taylor (ex-John Mayall) voor een kwart miljoen mensen een ‘free concert’ in Hyde Park (Londen).
Behalve de Rolling Stones, die er o.a. ‘Sympathy for the Devil’ speelden, waren er optredens van Roy Harper, Alexis Korner, Third Ear Band, Screw, Family, Battered Ornaments en King Crimson. Waarschijnlijk had David Bowie maar al te graag op de bühne willen staan voor zo’n grote hoeveelheid popliefhebbers, maar dat gebeurde niet. Wel slaagden zijn vrienden erin dat zijn nieuwe plaat ‘Space Oddity’ er via het PA-system ten gehore gebracht werd.
Op 20 juli, de dag van de eerste maanlanding, zaten Angie en David met een groep vrienden en vriendinnen naar de televisie te kijken. Plotseling hoorden ze ‘Space Oddity’ als achtergrondmuziek bij de tv-uitzending op de BBC. Tremlett: “The sound of ‘Ground Control to Major Tom’ echoed through the living room. Angie didn’t know whether to laugh, scream or cry and became hysterical as the joints were passed around. Bowie, as he often does when something important happens, sat there calmly, saying little, taking everything in”.
Angie en David Bowie (Muziek Expres, oktober 1973)
Iedereen in het gezelschap besefte dat deze promotie van de nieuwe Bowie-single zijn vruchten zou opleveren. Ongetwijfeld zou ‘Space Oddity’ nu wel in de hitlijsten verschijnen. Manager Pitt nam echter geen enkel risico. Hij betaalde 140 Britse ponden aan de New Musical Express om de single genoteerd te krijgen. Op 6 september verscheen David Bowie met ‘Space Oddity’ voor het eerst van zijn leven op 48 in de hitlijst van New Musical Express. Een week later was de single al weer uit de hitlijst verdwenen om er op 20 september in terug te keren en nu door te stoten tot een vijfde plaats op 1 november 1969.
De Engelse hitlijst zag er toen als volgt uit:
1. Archies, Sugar Sugar
2. Lou Christie, I’m gonna make you mine
3. Hollies, He ain’t heavy, he’s my brother
4. Fleetwood Mac, Oh Well
5. David Bowie, Space Oddity
Nederland zag David Bowie eveneens zitten. ‘Love you till Tuesday’ had al de tipparade van Veronica gehaald, ‘Space Oddity’ bereikte bij ons een achtste plaats in de top 40.
Bowie wordt een pop-ster
David Bowie had een contract getekend bij een Amerikaanse platenmaatschappij. Geen wonder dat hij zich voor een belangrijk deel op die markt richtte. En met succes. Bowie werd er een cult-figuur. Regelmatig werd hij in positieve zin vergeleken met Lou Reed en de Velvet Underground.
In een interview met Rosalind Russell (voorjaar 1972) vertelde Bowie: “The Americans take everything and make it into a culture. The things they wrote about my albums were incredible. I thought I would like to stay there, but the more I see it, the less appealing the idea becomes. I know I like living on adrenalin, but that’s just too much.”.
Bowie merkte, zei hij, dat Engeland nu weer belangstelling voor hem kreeg. Maar in zijn eigen land kenden ze hem alleen maar van ‘Space Oddity’. Hij was er zo bekend mee geworden dat Elton John het idee had opgepakt en met ‘Rocket Man’ op de markt gekomen was.
“This time, I got noticed more in Britain and people began to remember Bowie — oh yes, ‘Space Oddity’ guy.
It would be nice to eradicate ‘Space Oddity’, but I’m flattered in the nicest way, that Elton John took so much out of it for ‘Rocket Man’. I think perhaps it was premature. If that single had come out now I would be ‘part of the scene’.
I’m not downhearted about Britain. I don’t know why, but I feel that it’s just become our time. I never felt at home in the 60s. I was writing about space, I felt drawn towards it when everyone else was writing about peace and love. It was a depressing era, towards the deep dark end of the 60s. As soon as this year came I felt at home”.
‘Space Oddity’ bleef Bowie nog lang achtervolgen. Vaak hadden zijn songs en album-titels iets met de ruimtevaart te maken. ‘Starman’ en ‘Life on Mars’ leverden hem in Engeland top-tien klasseringen op. Hetzelfde gold voor het album ‘The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars’ in 1972.
In 1975, zes jaar na de eerste maanlanding werd zijn eerste hit opnieuw als single uitgebracht. Voor de tweede keer schoot Bowie als een ‘rocketman’ omhoog met ‘Space Oddity’. De re-release leverde hem zijn eerste Britse nummer-één op. In Nederland bereikte hij nu een vierde plaats in de top 40. ‘Space Oddity’ was min of meer zijn lijflied geworden, of hij dat nou leuk vond of niet.
Zijn tijd vooruit
David Bowie bleef toekomstgericht denken. Met zijn muziek stelde hij zich af en toe als een cameleon op. Intuïtief probeerde hij, vond ik, steeds in te haken op waar de markt om zou vragen. Bowie liep ook voorop in de techniek. Na de single ‘Hallo Spaceboy’ (op nummer 12 in Engeland) kwam ‘Telling Lies’, maar op een bijzondere manier.
Op 12 september 1996 deed Jeroen van der Kris verslag in NRC Handelsblad.
“De nieuwe single van David Bowie, ‘Telling Lies’, is uitsluitend verkrijgbaar op Internet. Sinds vanmorgen vijf uur kunnen liefhebbers het nummer gratis downloaden. Dat wil zeggen: Bowie vraagt er geen geld voor. De enige die geld zal verdienen is de PTT. Met een gemiddelde computer en modem kost het al gauw een uurtje of twee om het bestand binnen te halen. Maar dan kun je ook genieten van cd-kwaliteit.
Het was vanmorgen dringen op de Bowie-homepage (http://www. davidbowie.com). Doordat velen gelijktijdig inlogden was het moeilijk verbinding te krijgen.
Voorafgaand aan de ‘release’ van ‘Telling Lies’, een nummer met een stevige beat en veel techno-achtige geluiden, liet Bowie zich vannacht een uur lang interviewen op Internet. De voor de hand liggende vraag waarom Bowie zijn nieuwe single uitbrengt via Internet werd helaas door niemand gesteld. Is hij weer zijn tijd vooruit of was dit een platte publiciteitsstunt? De verkoop van zijn albums is namelijk al jaren over zijn hoogtepunt heen. Maar aangezien hitlijsten nog altijd worden bepaald aan de hand van verkoopcijfers in platenwinkels staat één ding al vast: ‘Telling Lies’ wordt geen hit”.
Chris Hadfield in de ruimte, 12 mei 2013
Dat is alweer bijna zeventien jaar geleden. Intussen is de muziekbusiness totaal veranderd. Het kopiëren van muziek is de gewoonste zaak van de wereld geworden. Platenwinkels bestaan bijna niet meer. In hoeverre zijn ‘verkoopcijfers’ nog van belang bij het samenstellen van ‘hitlijsten’?
Op 6 mei 2013, Music Monday, voerde Chris Hadfield vanuit zijn ‘tin can’ (een bedenksel van David Bowie) een dialoog met wetenschappers en jeugd in Canada. Samen maakten ze muziek, vanaf de aarde en vanuit de ruimte. En op 12 mei verscheen ‘Space Oddity’, het curieuze liedje van David Bowie op YouTube. Op 20 mei was het inmiddels ruim dertien miljoen keer bekeken.
Harry Knipschild
20 mei 2013
David Bowie is op 10 januari 2016 overleden
Clips
* Reclamefilmpje voor LUV-ijs, met David Bowie, begin 1969
* David Bowie, originele video Space Oddity, begin 1969
* Elton John, Rocket Man, 1972
* David Bowie, Life on Mars?
* Music Monday in Canada, 6 mei 2013
* Chris Hadfield in de ruimte, Space Oddity, 12 mei 2013
Literatuur
Penny Valentine, ‘David Bowie: Space Oddity’, Disc and Music Echo, 10 juli 1969
Penny Valentine, ‘David Bowie says most things the long way round!’, Disc and Music Echo, 25 oktober 1969
Penny Valentine, ‘Bowie, music and life’, Sounds, 1970
Rosalind Russell, ‘David Bowie: Bent on success’, Disc and Music Echo, 6 May 1972
Jeroen van der Kris, ‘Bowie zingt gratis op Internet’, NRC, 12 september 1996
George Tremlett, David Bowie. Living on the brink, New York 1997 (1996)
‘Astronaut [Chris Hadfield] weg uit ISS met Bowie’, website NOS
- Raadplegingen: 31451