Skip to main content

04 - Bhopal, India, 28 december 2009

 
 
Op vrijdag 18 december 2009 vertrokken Greetje en ik voor de tweede keer binnen een jaar naar India. Een paar dagen later bevonden we ons in Madhya Pradesh. Op het programma stond een aantal culturele sites, waaronder de boeddhistische vindplaats Sanchi. Reisorganisatie Koning Aap was niet van plan ons naar Bhopal te brengen, de hoofdstad van de deelstaat. Wat moest je nou in Bhopal zien? We drongen aan.
   Prima, hoorden we. Op 28 december reden we naar de stad die 25 jaar eerder wereldnieuws was.
 
In India (waren en) zijn arbeidskrachten aanzienlijk goedkoper dan in het Westen. Voor veel bedrijven is het dus aantrekkelijk hun productie in dat land te laten plaatsvinden. Het Amerikaanse bedrijf Union Carbide bouwde een fabriek in Bhopal om er producten te maken die insecten bij de landbouw bestrijden. Dat was niet alleen handig voor de westerse onderneming, maar ook voor de werkgelegenheid en dus voor de economie van India. Duizenden mensen in het Aziatische land hielden er een baan aan over, terwijl het Westen ‘schoon’ bleef. Die mannen, vrouwen en kinderen woonden rondom de welvaart brengende fabriek.
   Maar op de avond van 2 december 1984 ging het mis. Door een lek ontsnapte een grote hoeveelheid giftig gas. De ramp kostte aan vele duizenden mensen het leven. Toen wij ons in Bhopal bevonden was het rampzalig voorval juist een paar weken eerder herdacht. Voor ons vertrek uit Nederland hadden de westerse media er volop aandacht aan besteed.
 
 
De ramp van 2 december 1984
 
 
 
 
Bij aankomst op de bewuste plek zagen we een groot grasveld. Jongelui speelden er vrolijk een spelletje. In de verte zag je de oude fabrieksgebouwen, ten minste wat er van was overgebleven. Om het kale terrein was een betonnen muur gebouwd. De mensen hadden heuveltjes van grond gemaakt. Je kon er op staan en dan over het beton heen kijken. Je moest wel uitkijken. Op sommige van die verhogingen lagen, zoals overal elders in het land, de uitwerpselen van heilige koeien te drogen. Die werden later weer gebruikt om het voorhoofd te ‘versieren’.
    De betonnen wand was bezaaid met kleurige leuzen. Die logen er niet om. Wat er in het Indiase schrift geschreven stond kon ik niet lezen, maar de Engelstalige versie liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Iedereen kreeg de schuld. ‘25 Years betrayal, national and international’, ‘25 Years Suffering physical & mental’, ’25 Years crime, Union Carbide and Dow Chemical’, ‘No more Bhopal, no more Dow’, ‘Dow Chemical must end toxic terror in Bhopal’. Enzovoort.
  
 
 
 
Tegenover de muur en het voormalige fabrieksterrein was een monument geplaatst ter herinnering aan het feit dat de gaswolk vijfentwintig jaar geleden zijn dodelijke uitwerking gehad had. Het monument, ontdekten we, was gemaakt door Ruth Waterman, een Nederlandse vrouw. Op de website van Greenpeace Nederland was meer informatie te vinden. “Ruth Waterman”, aldus de site, “heeft zich haar leven lang verzet tegen onrecht en dictatuur. Als joods meisje overleefde ze de Tweede Wereldoorlog dankzij talloze mensen die haar een onderduikadres boden. Maar haar ouders werden verraden en net als haar twee broers en zusje op transport gesteld”.
    Ruth maakte een vergelijking tussen het ontsnapte gifgas van Bhopal en dat van de vernietigingskampen. “Het gas van Union Carbide, de arrogante multinational die veiligheidsmaatregelen in de giffabriek te duur vond, deed me denken aan het Zyklon-B gas van chemieproducent IG Farben waarmee veel van mijn familieleden in de concentratiekampen werden vergast. Multinationals zoals Dow Chemicals, die het misdadige Union Carbide overnam, zijn alleen uit op winst. Veiligheid en dus mensenlevens komen nooit op de eerste plaats”.
 
Bhopal had in zekere zin een ‘jumelage’ met de Nederlandse stad Terneuzen. Op 25 mei 2002 schreef Tijs van den Boomen in NRC Handelsblad: “Terneuzen heeft zijn roep niet mee: vervuilende industrieën, troosteloze flatwijken en drugshandel. De komst van chemiereus Dow Chemical gaf in de jaren 1960 een nieuwe impuls. De toegestroomde arbeiders werden gehuisvest in galerijflats”. De industriële welvaart was zeer tot ongenoegen van Greenpeace. In 2002, aldus website nieuws.nl, ‘plaatsten actievoerders een monument in de tuin van Dow, omdat de milieuorganisatie de chemiegigant verantwoordelijk acht voor de ramp in Bhopal.
   Het monument dat voor de hoofdingang van Dow in Terneuzen wordt geplaatst, is ontworpen door de Nederlandse kunstenares Ruth Waterman. Het is een replica van het monument voor de slachtoffers in India. De actievoerders hebben ook op het marktplein van Terneuzen een grote fototentoonstelling ingericht. Volgens woordvoerder Annemarie Bosman van de gemeente wordt de actie toegestaan zolang er geen sprake is van overlast. De fototentoonstelling trekt volgens haar vooralsnog weinig publiek, alleen enkele toevallige passanten stoppen om de foto’s te bekijken’.
   Waarom, vroeg ik me af, kreeg Dow (mede) de schuld. Tijdens de ramp had Dow niets van doen met Union Carbide.
 
Op het monument werd bovendien een vergelijking gemaakt met het einde van de Tweede Wereldoorlog. “No Hiroshima. No Bhopal. We want to live” was de tekst van een bronzen plaquette. Tegen een kleurige achtergrond werd ook Albert Einstein aangehaald: “Concern for man and his fate must always form the chief interest of technical endeavours”. De slogan ‘We shall overcome’ ontbrak evenmin.
 
 
 
 
Bhopal later
 
 
Zoals ik al eerder schreef heerste er bij het monument een vredige en zelfs vrolijke stemming op het moment dat wij er waren. De buurt was overigens nogal schamel, zelfs voor Indiase begrippen. De urine liep er over de straat en dat kon je goed ruiken. De behuizing van de mensen bestond voor een groot gedeelte uit tenten van houten palen met geel plastic zeildoek als wanden en dak. Geiten, koeien, honden en varkens liepen overal rond. Andere vervallen huisjes bestonden uit stenen, palen en dunne daken die met keien en autobanden op hun plaats werden gehouden. Een stukje verderop hadden zich nieuwe bedrijfjes gevestigd met schonere werkomstandigheden, zoals Silicon Computer Company. Ik ontdekte er ook het symbool van hamer en sikkel.
 
Bij terugkomst in Nederland las ik een en ander over de gang van zaken. Het verhaal was niet zo zwart-wit als men ons had doen geloven. Om te beginnen was de fabriek voor niet meer dan 51 procent in handen van het Amerikaanse moederbedrijf. De overige 49 procent was eigendom van de Indiase autoriteiten. Het bedrijf werd niet door Amerikanen maar door Indiërs gerund. Union Carbide kocht alle schadeclaims in 1989 af door 470 miljoen dollar aan de regering van India te betalen. De deelstaat Madhya Pradesh, aldus de BBC op 3 december 2009, was nu verantwoordelijk voor het terrein.
   Een kwart eeuw na de ramp was het grondwater nog steeds niet veilig. “One victim told Reuters news agency: ‘Punish the guilty and remove the toxic waste from the plant that still contaminates the soil and groundwater’”. Manmohan Sing, eerste minister van India, voelde zich dan ook geroepen te zeggen: “The enormity of that tragedy of neglect still gnaws at our collective conscience”. He reaffirmed his government’s commitment to resolving issues of safe drinking water, expeditious clean-up of the site, continuation of medical research, and any other outstanding issues connected with the Bhopal gas tragedy’, aldus de Britse omroep.
   In een ander BBC-artikel, van 29 november 2009, gingen twee verslaggevers in op de economische gevolgen. Was het wel zo verstandig om zich af te zetten tegen de Amerikaanse bedrijven, stelde Rajendra Kothari, directeur van de Kamer van Koophandel in Bhopal. Al tientallen jaren investeerde geen enkel buitenlands bedrijf meer in de regio. Terwijl de Indiase economie het geweldig deed in vergelijking met die van het Westen, bleef de deelstaat nadrukkelijk achter. Het gevolg: veel te weinig banen voor al die mensen die zich in Bhopal waren gaan vestigen. Het stellen van de schuldvraag en de kreet ‘Hang Anderson’ (gericht tegen de 90-jarige voormalige topman van Union Carbide) kwam in het kader van potentiële investeringen niet positief over.
 
Een half jaar na ons bezoek aan Bhopal, op 7 juni 2010, werden de acht topmensen van de Indiase fabriek tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. Eindelijk, zou je zeggen. De rechtszaak had niet minder dan 23 jaar geduurd. Alle veroordeelden, inclusief Keshub Mahindra, ‘chairman’ van het bedrijf, hadden de Indiase nationaliteit. De Indiase krant The Hindu deed verslag. Opvallend was dat Warren Anderson niet genoemd werd, werd in het artikel benadrukt. “Disappointed with the verdict, scores of gas victims staged a protest on the court premises and raised slogans against Mr. Anderson. Reacting to the judgment, the U.S.-based company said neither it nor its officials were subject to the jurisdiction of the Indian court as they were not involved in the operation of the plant, which was owned and operated by the UCIL”. Over de verantwoordelijkheid van de vertegenwoordigers van de Indiase autoriteiten of arbeidsinspectie was niets terug te vinden.
   De Volkskrant meldde een paar weken later nog: “De regering in New Delhi kondigde aan 230 miljoen euro uit te trekken voor compensatie. Het geld is voor het schoonmaken van het vervuilde fabrieksterrein in Bhopal, verbetering van medische voorzieningen voor slachtoffers die de ramp overleefden, verdubbeling van de uitkering aan nabestaanden (tot 18.000 euro) en verhoging van de uitkering voor mensen die ziek zijn geworden. Delhi betaalde in 1990 een ‘voorlopige’ vergoeding van 63 miljoen euro”. Blijkbaar was de schadevergoeding van Union Carbide maar zeer ten dele gebruikt. Een gigantische menselijke tragedie lijkt in een politiek en juridisch steekspel te eindigen.
 
 
Beland in een optocht
 
 
 
 
Op het internet waren niet alleen artikelen te vinden over de ramp in de stad, maar ook films met geluid van een grote optocht die zich tegen de Amerikaanse bedrijven en de Indiase overheid richtte. Een paar weken voor onze komst. Nadat we het terrein van Union Carbide verlieten reed de bus een moslimwijk binnen. Een kwart van de inwoners van Bhopal bestond uit aanhangers van de profeet Mohammed. Weldra zaten ook wij in een optocht, maar van een heel andere soort.
   We belandden bij een grote hoeveelheid mensen en konden voorlopig niet verder. De meeste vrouwen in deze buurt waren helemaal in het zwart ingepakt. Ook hun gezicht was vaak bedekt. In dat geval hadden ze nog wat gaas voor hun ogen.
 
Er had zich een grote cirkel van mannen gevormd. Andere mannen kwamen aangelopen met groene vlaggen. Soms hadden ze een getekende hand boven op een stok. Op de vlag van India was in het midden eveneens een hand aangebracht. Veel mannen hadden zwarte kleding aan, zwarte hemden, een zwarte hoofddoek met een witte doek er omheen. Iemand kwam een draagbare geluidsinstallatie aandragen.
   Een voorganger of voorzanger zette een Arabisch klinkende melodie in. De mensen beantwoordden de kreten van de voorganger. Het leek wel of de mannen een soort georganiseerde vechtpartij begonnen waren, maar het was pure zelfkastijding. Een grote menigte moslims stond geschaard rond de mannen die zichzelf met zwepen op de rug sloegen. Na enige tijd gingen de zwarte hemden uit en kwamen er kromme zwaarden te voorschijn. Op het ritmische gezang van de leider zwaaiden ze met de wapens en brachten zich bloedige verwondingen aan hun rug toe. In hoeverre dat pijn veroorzaakte was vanuit de bus niet waar te nemen. Maar je kon goed zien dat hun ruggen helemaal rood van het bloed waren. Na enige tijd namen nieuwe mannen de plaats van hun voorgangers in. Degenen die zich zelf tot bloedens toe verwondden waren behoorlijk jong.
   Andere mannen sloegen zich met hun handen ritmisch op de borst, eveneens onder leiding van een zingende voorganger. Ze liepen in een cirkel rond en zagen er fanatiek en dreigend uit. Achter de jonge mannen liepen de in het zwart gestoken vrouwen en kinderen. Ook de vrouwen klopten met hun hand tegen de borst.
 
De reisbegeleider van Koning Aap was al jaren actief in het Midden Oosten. Hij begreep maar niet waarom zoveel Nederlanders zich zo negatief tegenover islamitische allochtonen opstelden. In de afgelopen dagen had hij een warm pleidooi gehouden voor het reizen door het zo vreedzame Syrië. Het deed hem zichtbaar verdriet dat zijn reisorganisatie zich had moeten terugtrekken uit landen als Jemen en Pakistan. Steeds weer wees hij op het vreedzame karakter van de moslimcultuur. Er waren geen aardiger mensen op de wereld dan moslims, dat was steeds de strekking van zijn redenering.
   De leden van de groep wilden de bus verlaten om van dichtbij het tafereel te fotograferen. Maar dat raadde de reisbegeleider nadrukkelijk af. Wij konden geen kant meer uit. We zaten helemaal opgesloten in de optocht die stapvoets vooruit ging. De reisbegeleider was duidelijk bang dat we de agressie van de ‘gelovigen’ zouden oproepen en dat was iets waarvoor je in deze tijd op je hoede moest zijn. We werden gemaand om ons ook in de bus terughoudend op te stellen. Gefascineerd zaten we te kijken naar de dreigende sfeer en de bloedige taferelen die zich op niet meer dan enkele meters van ons afspeelden. Het was de manifestatie van de hele moslimgemeenschap, mannen, vrouwen en kinderen. Iedereen was erbij betrokken. De jongemannen met bebloede ruggen werden als helden of martelaars door hun vrouwen en oudere mannen behandeld.
 
 
 
 
Flagellanten
           
 
De deelnemers aan de ‘processie’ deden mij denken aan de zogenaamde flagellanten die zich in Europa tijdens de middeleeuwen in grote groepen manifesteerden. Barbara Tuchman schreef over hen in haar boek “A Distant Mirror’ (over de veertiende eeuw). “Zelf-geseling was bedoeld om uitdrukking te geven aan berouw en boete voor de zonden van alle mensen te doen. De flagellanten beschouwden zich als redders. Door het geselen van Jezus Christus op hun eigen lichaam toe te passen en hun eigen bloed te doen vloeien brachten ze verzoening voor het slechte van de mensen en hoopten ze dat de mensheid door God nog een kans geboden werd. Groepen van 100 tot 200 man en soms meer (tot 1000 toe) liepen van stad naar stad. Ze geselden hun ontbloot bovenlichaam met leren zwepen waar ijzeren punten aan bevestigd waren, totdat het bloed stroomde. Terwijl ze luid tot Christus en de Maagd om medelijden schreeuwden en een beroep op God deden, hen te sparen, was de hele bevolking erbij betrokken. Vrouwen begeleidden de groepen. De uitbarsting van flagellanten breidde zich vanuit Duitsland over de Lage Landen en Noord-Frankrijk uit”.
 
De moslim-traditie ging nog verder terug dan de veertiende eeuw. Er was nog een verschil: in Europa kijken wij terug, maar hier was het de werkelijkheid van de dag. In de regionale krant, de Central Chronicle, kon je het lezen. “De Moharram [eerste, heilige, maand van de moslim-kalender] wordt in de hele wereld gevierd ter herinnering aan het martelaarschap van imam Hussein. Het martelaarschap had meer dan 1300 jaar geleden plaats en wordt nog steeds herdacht door moslim-aanhangers. Duizenden moslims lopen op brandend vuur in ‘Iraans’ Imambara, bij het spoorwegstation, als onderdeel van de Moharram-viering”. De flagellanten werden ‘tazia’s’ genoemd. De processie was een symbolische reis naar Kerbala (nu in Irak), de stad waar imam Hussein tijdens een machtstrijd onder de opvolgers van Mohammed samen met andere leden van zijn familie vermoord werd.
   De herdenking van de moordpartij in Kerbala heeft vaak geleid tot bloedbaden in de islamitische wereld. Voor de shiïeten was de ashura, zoals de herdenking van Kerbala genoemd wordt, een heilige zaak, waarbij leiders als Khomeiny zonder al te veel terughoudendheid tot ‘wraak’ voor de moord van 1300 jaar geleden opriepen. In haar boek Iran ontwaakt (2006) schreef Shirin Ebadi, winnares van de Nobelprijs van de Vrede in 2003, bijvoorbeeld: “Ayatollah Khomeiny verkondigde openlijk dat hij vast besloten was zijn sjia-revolutie te verbreiden over het hele gebied. Zijn revolutionairen stelden dat de islam geen grenzen had, en dat nationalisme, vergeleken bij religie, een goedkope, wereldlijke geesteshouding was. Van Libanon tot Irak zag zij een vruchtbare bodem voor een sjia-islamitische opstand die de kunstmatige grenzen, bepaald door de vertrokken Britse kolonisten, zou uitwissen. De ayatollah noemde de confrontatie [met Irak] jang-e tahmili, de opgedragen oorlog, en stelde die voor als een oude sjia-strijd tegen het despotisme, waarbij hij Saddam afschilderde als Yazid, de schurk die imam Hossein, de heilige van de sjia, vermoordde in de slag bij Kerbala”.
   Berichten over slachtoffers van de herdenking van Kerbala kun je steeds in het nieuws terugvinden, zoals dat van 28 februari 2008: “In het zuiden van Irak zijn miljoenen sjiieten bijeen in Karbala voor de jaarlijkse bedevaart ter herdenking van de martelaarsdood van imam Hoessein, de kleinzoon van profeet Mohammed. Tienduizenden agenten en soldaten zijn ingezet om te waken over het rustig verloop van de bedevaart. Vorig jaar was de pelgrimstocht aanleiding voor een aanslag met bijna 150 doden. Veiligheidstroepen zouden een nieuwe aanslag hebben kunnen verijdelen. Aan een wegversperring in het noorden van de stad zouden ze een zelfmoordterrorist hebben ontdekt. Dit jaar worden zeven miljoen bedevaarders verwacht, velen van hen zijn te voet. Zondag was er een aanslag met meer dan 60 doden op pelgrims die onderweg waren, even ten zuiden van Bagdad”.
   Onze reisbegeleider had dus helemaal gelijk toen hij ons opriep tot uiterste terughoudendheid in de bus.
 
De Central Chronicle deed nog dezelfde dag verslag van wat zich op 28 december in Bhopal had afgespeeld:
“Bhopal, Dec 28: In the memory of martyr Hazrat Imam Hussain who was martyred in Karbala about 1300 years back a mammoth historical procession of Moharram was taken out under the aegis of MP Muslim Tyohar Committee. In the procession hundreds of Tazia, lakhs of people, dozens of riders, hundreds of mourning groups were present. Along with the procession of Moharram Tazia reached Karbala in a traditional manner but instead of Upper Lake they were immersed in Sherene river and at Parighat of Lower Lake.
   Like previous years religious rituals of Tazia were performed at Karbala Maidan. Moharram was observed in the State capital with grave, sincere and solemn feelings and devotion in memory of martyr Hazrat Imam Hussain. In the procession there were 690 Tazia, hundreds of Alam, dozens of riders and lakhs of people. Procession of Moharram started from Imambada Iranian Station and Imambada Kazi Camp. Procession of Station and Kazi Camp met at Bhopal Talkies square where Majlise were concluded and both the processions arrived at Peergate and mingled with the Darbar-a-Hussaini procession and reached Karbala.
   In the process Majlise were held at Kazi Camp square, Alpana tri-junction, Bhopal Talkies square, opposite Saifia College, Peergate square and at Imami Gate square. Tazia from different parts of City like Bairagarh, BHEL, Indrapuri, Sonagiri, Jahangirabad, Shahjehanabad and Indranagar arrived at Chowk and got together and went to Peergate and then proceeded towards Karbala. Till the end of the day Tazia and riders completed the religious rituals in Karbala and were immersed in Lower Lake and in Sherene river.
   In the procession of Moharram Tazia of eunuchs of Mangalwara Haji Nisar and Haji Suraiya of Budhwara and Tazia of Saini Samaj, Mehmod Sikandar Ibrahimpura, Shekh Bafati Bairagarh, Shyamlal Indranagar, Khajanchi Baag railway station was quite huge in size.
   Tazia of Ibrahimganj, Hussain Khan, Janata Colony were attractive. From the side of Doudi Bohara Brethren feast was organised. From the side of Tyohar Committee in different parts of City meals and squash were served.
   On this grave occasion All India Muslim Tyohar Committee national president Dr Ousaf Shahmiri Khurram said that by becoming martyr on the Karbala ground Hazrat Imam Hussain has shown to the world that head of one fighting for right cause (truth) can be severed but it cannot be bowed. Imam Hussain is one great man in the world who has been proud because for him people of the world have shed maximum tears.
   For making arrangement of water through tankers and for making other facilities like light and vehicle available in the procession committee president Hifz-ur-Rehman has expressed gratitude towards the Mayor Krishna Gaur. He has also expressed gratitude towards the officers of district administration and police”.
 
 
Bezoek aan de grote moskee
 
 
04f Tajul Masajid (7)
 
 
Na een half uur was de chauffeur van de bus met Nederlanders in staat de Kerbala-optocht te verlaten. De reisvereniging wilde ons nog de grote moskee laten zien, de Tajul Masajid, die tevens dienst deed als (koran)school. Weldra zagen we huizen met Arabisch schrift op de muren. Er waren veel handelaren in kippenvlees. De mensen zagen er nogal sjofel uit. Van de kleurige saries van de Indiase vrouwen was hier weinig te bemerken. Voor we het terrein opliepen kregen we nog wat laatste instructies. Tijdens een vorige reis had een deelnemer zich geuit in de trant van dat hier terroristen opgeleid werden. Dat moest je niet doen. Bij een begroeting moest je evenmin de Indiase groet ‘Namaste’ gebruiken, maar in plaats daarvan het islamitische ‘Salam Malaikum’ bezigen. Een moslim kwam op me af en riep meteen: “Namaste!”. Ik wenste hem een goede morgen.
   Kinderen van de koranschool waren er niet op deze belangrijke moslim-dag. ‘Iedereen’ was elders. Er was een heel groot binnenplein waar vele duizenden moslims tegelijk toegesproken konden worden. De luidsprekers waren goed te zien. Boven de ingang van de moskee hadden zich diverse bijen-nesten gevestigd. Als zwarte hopen zaten ze aan het plafond vast. Binnen zat een man op z’n islamitisch te bidden voor een bord met allerlei klokken, met verschillende tijdstippen erop. In een hoek lagen wat exemplaren van de koran, met Arabische teksten. Ook aanplakbiljetten met mededelingen van de school (Darul Uloom Tajul Masajid) waren niet in het Indiaas (of Engels) maar in Arabische letters geschreven. Omdat de belangrijkste gebeurtenissen zich elders in de stad afspeelden was de moskee op dat moment een vrijwel lege ruimte.
 
Het was een interessante dag in Bhopal, die 28ste december van 2009. ’s Avonds bij aankomst in een nieuwe stad lukte het me opnieuw de plaatselijke krant (Free Press) in handen te krijgen. Daar las ik voor het eerst over een mislukte aanslag, door een terrorist uit Jemen, op een toestel van North West Airlines (partner van de KLM) dat op de christelijke feestdag Kerstmis op weg was van het koude Amsterdam naar Detroit. De veiligheidsmaatregelen, aldus de Free Press, waren sindsdien aanzienlijk verscherpt.
 
Harry Knipschild
10 oktober 2010
 
Clips
* Ashura, 2009 (Afghanistan)
* Bhopal, de moskee

Literatuur

'Ruth Waterman, beeldhouwster van Bhopal-monument', website Greenpeace, gedownload 6 oktober 2010 


 
  • Raadplegingen: 6589