535 - Kayak, een nieuwe popgroep, aan het woord (1973)
In het weekblad van zeezender radio Veronica introduceerde Hans Becker begin 1973 een nieuwe Nederlandse popgroep:
“Kayak werd in het voorjaar 1972 gevormd door twee studenten aan het Hilversumse muziek-lyceum, Pim Koopman [1953-2009] en Ton Scherpenzeel, die respectievelijk aan slagwerk en piano deden. Gitarist Johan Slager voegde zich bij de groep evenals een bassist [Jean-Michel Marion], die later vervangen werd door Cees van Leeuwen. De samenstelling bleek te klikken. Enthousiast begon men aan de opbouw van een veelzijdig repertoire dat grotendeels uit eigen nummers bestaat. Een van hen verklaarde: ‘We streven naar een zo groot mogelijke perfectie. We doen graag aan close-harmonie’.
De naam Kayak blijkt met een bewuste bedoeling gekozen te zijn. De schoonvader van een van de leden is reclameman en heeft de groep, met het oog op de fonetische waarde van de letter k, gewezen op een goede naamkeuze. Deze letter blijft nu eenmaal lang hangen in ’s mensen geest”, aldus de popjournalist.
‘Lyrics’ en ‘Mammoth’
In januari 1973 werd de eerste single, ‘Lyrics’, in de Bovema-studio te Heemstede (Bronsteeweg 49) vastgelegd. Het was een compositie van Ton Scherpenzeel. De a- en de b-kant werden op een en dezelfde dag opgenomen.
Bovema liet niets aan het toeval over. “Producer Gerrit-Jan Leenders vertrok met de studio-band naar Londen om samen met technicus Dave Grinsted (bekend van Peter Skellern) de eindmix te verzorgen”.
De eerste single sloeg meteen aan. Op 28 april bereikte ‘Lyrics’ een klassering in de bovenste helft van de top veertig. Niet veel later wist ‘Mammoth’ het snelle succes nog te verbeteren. In een paar maanden tijd was Kayak arrivé. Het album ‘See See The Sun’, kon eveneens rekenen op goede verkoopresultaten.
Frits Hirschland
Frits Hirschland (1948-1999) wierp zich in 1973 op als zakelijk leider van Kayak. In Oor liet hij eind van het jaar afdrukken: “Ik voel me helemaal geen manager, meer een begeleider die bepaalde zakelijke aspecten regelt. Het is dan ook niet mijn dagtaak. Ik werk in de confectie. Je zou het als een soort hobby kunnen omschrijven, alhoewel het wel meer is dan dat alleen.
Kayak is de enige groep die ik ken, in die zin dat ik het erg normaal en zelfs noodzakelijk vind dat het behalve leden van de groep ook persoonlijke vrienden van elkaar zijn. Ik heb gehoord dat dat niet bij alle groepen zo is. We zijn gewoon een stel vrienden en zo behandelen we elkaar ook.
Wanneer iemand door zijn gedrag afwijkt – hij heeft geen zin of ziet het om welke reden dan ook niet zitten – dan wordt er gepraat. De hele groep is erbij en samen proberen we er achter te komen waar het probleem zit. Vóór elk optreden gaan we nadat de apparatuur is opgesteld met zijn allen ergens eten. Zoiets is erg belangrijk, het is de sociale kant van het geheel. Het geeft ieder het gevoel ergens deel van te zijn, en dat gevoel is erg belangrijk. De meeste moeilijkheden worden ook tijdens zo’n etentje uitgepraat.
We kennen elkaar van haver tot gort en weten wat we aan elkaar hebben. Nooit van mijn leven zou ik zo’n manager willen zijn, die zijn groep rücksichtslos het podium opstuurt, de bus huurt, de installatie afbetaalt en zijn procenten vangt. Daarvan lopen er al te veel rond.
Ton, Pim, Max, Cees en Johan, het zijn allemaal vrienden, ze komen op mijn verjaardagsfeestje en ik op het hunne en we zouden het vervelend vinden als het niet zo was. ’t Is ontzettend fijn om manager van deze groep te zijn. Het zijn goede jongens”.
Gerrit-Jan Leenders en Frits Hirschland
(De boys met zanger) Max Werner
In de uitgave van 21 november 1973 wijdde popkrant Oor een flink aantal bladzijden aan Kayak. Pim Oets en Bert Jansen gingen met de artiesten en hun manager in gesprek. ‘Zijn de boys met Max de topgroep van straks?’ – met die titel kwam de krant naar buiten.
Max was Max Werner [1953-2024], frontman-zanger van de groep. Aan de redacteuren vertelde deze dat hij eerder zelden of nooit gezongen had. “Ik kende Pim Koopman. Van zijn vader heb ik les [op slagwerk] gehad. [Pim en Ton] kwamen een keertje op een feest. Daar zong ik. Ik had nogal wat op. Ze dachten, die stem kunnen we wel gebruiken. Zo ben ik erbij gekomen”.
Max, die eerder piano speelde, was blij dat hij zanger geworden was. “Je kunt je innerlijk helemaal in je stem leggen, je kunt je helemaal uitleven in je stem, je kan precies laten zien wat je bent en hoe je je voelt”.
Max zong naar eigen zeggen graag als Gary Brooker in Procol Harum. Het vierde album van de Britten, ‘Home’, was voor hem een bron van inspiratie. “Tot die muziek voel ik me aangetrokken”.
Procol Harum, Home
Overdag had Max andere activiteiten. ‘Schoolgaan, studeren, slagwerk, teksten leren. Ik wil nog een keer een cursus Engels gaan doen voor het geval we nog een keertje naar Engeland gaan. M’n Engels is niet al te best. Ik draai veel platen, Roy Wood [Move, Electric Light Orchestra], Procol Harum. Ik probeer ook zelf songs te schrijven – andere muziek als voor de groep”.
Bij het schrijven van songs werkte hij samen met bassist Cees van Leeuwen. “Die schrijft teksten voor mij. Zelf kan ik dat niet – daar is mijn Engels te slecht voor. Cees heeft een papiertje bij zich. Ineens heeft hij dan een zinnetje in z’n gedachten. Dat schrijft hij dan gewoon op. Dat is ontzettend mooi”.
Werner was positief gestemd, zowel over de steun van platenmaatschappij Bovema als van de manier waarop manager Hirschland naar buiten trad. Ze hadden keihard gewerkt, Kayak opgebouwd en waren met ‘Lyrics’ ‘boem de top veertig in gerold’.
De jonge artiest – hij was twintig jaar – zag Kayak niet als het eindpunt van zijn carrière. Er zat wel een stijgende lijn in. “Het zal een keer ophouden. Daar kan je niks aan doen. Het gebeurt een keer. Er moet iets gebeuren – het moet vernieuwen”.
Na een volgende vraag bekende hij: “Kayak is te koel. Het is te technisch. Het is niet warm. Het is geen Procol Harum bijvoorbeeld”.
Max zat er wel een beetje mee dat Kayak geen groep was die een show maakte, zoals David Bowie, Roy Wood en Alice Cooper dat deden. Maar het was wel een voorrecht om in een groep te zitten. Het zou fijn zijn om met strijkers te werken. “Misschien alleen met strijkers, die het ritme aangeven. Iets nieuws – in elk geval niet als ELO, dat is dan immers niet nieuw meer. Ik heb er wel bewondering voor”.
Werner: “Als je alleen iets gaat doen, dan krijg je geen kritiek – ja, misschien van de buitenkant. Maar als je goeie vrienden hebt en je kent ze, dan moet je oppassen. Dat heb je met buitenstaanders niet”.
Max beweerde dan ook stellig dat hij ‘beslist nooit solo zou willen zingen’.
Max Werner in 1973
Cees van Leeuwen
Bassist Van Leeuwen studeerde in die tijd tevens culturele anthropologie, vertelde hij. Kayak was zeker niet de eerste groep waar hij lid van was. Cees had een paar jaar blues gespeeld en vervolgens free jazz: een beetje praterig zingen, in de stijl van Robert Wyatt (Soft Machine). “Dat sprak de mensen niet aan. Ze vonden het gewoon een beetje geblèr. En wij begonnen er zelf ook een beetje van te balen”.
Cees ging rondneuzen, speuren naar advertenties om bij een andere groep te komen. Hij las een oproep in de Telegraaf, bekende hij enigszins terughoudend. “Ik kocht de Telegraaf alleen voor de advertenties, niet om te lezen.
Op een gegeven moment stond die advertentie van Kayak erin. Ik belde Chiel van Praag. Die behartigde toen zo’n beetje hun zaken. Ik ben er op een zaterdag heen gegaan. Bij Ton Scherpenzeel thuis heb ik een beetje zitten spelen. Ze hadden meer mensen gehad, een stuk of tien. Ze zagen mij, geloof ik, wel zitten. Dus dat ging gewoon door. Het viel me direct op dat ze originele ideeën hadden, goeie nummers. Dat kwam bij mij vanaf het eerste moment goed over”.
In tegenstelling tot Scherpenzeel en Koopman had Cees geen formele top-opleiding. “Het conservatorium heeft ook nadelen – dat het soms moeilijk moet zijn. Je wordt er op bepaalde weg gedrukt. Je kan natuurlijk wel spontaan blijven. Maar de technische kant van die spontaniteit moet aan bepaalde eisen voldoen”.
Lid zijn van Kayak was voor hem een soort bekroning. “Toen ik zestien was en elke dag gitaar ging spelen wist ik dat ik in een topgroep zou komen te spelen. Toen ik zeven was, kreeg ik van mijn vader een gitaar. Van een oom zou ik gitaarles krijgen, want die zat in een bandje. Nou dat is mislukt. Maar toen ik vijftien was kwam het ineens weer opzetten – via vrienden en zo. Toen werd het vrij snel een obsessie. Het heeft me nooit meer losgelaten”.
Ondanks het succes leverde Kayak nog nauwelijks geld op in 1973. Cees citeerde Max Werner: “Het is de eer, de ijdelheid”. Zelf voegde hij eraan toe: “Ik kan het niet duidelijk zeggen, maar ik voel wel duidelijk dat eer een grote rol bij mij speelt. Iedereen kent je, dat is een leuk gevoel”.
Intussen relativeerde hij het succes. “Op de televisie komen, de eerste keer was dat gewoon te gek. Maar dat is alleen de eerste keer. De tweede keer is het niks meer. Op het toneel staan vind ik [wel] ontzettend fijn. Dan kijken de mensen naar mij en ze luisteren”.
Cees van Leeuwen in 1973
Cees had al meegemaakt wat het betekende om lid te zijn van een groep die door platenmaatschappij Bovema (EMI) nadrukkelijk naar voren geschoven werd. Hij zou met vriendin Agmar een paar dagen erop uit gaan. Na een optreden op Texel had manager Hirschland nog geroepen: “Tot volgende week!”
Van Leeuwen: “Toen kwam er plotseling een optreden tussen. Dat had Bovema geregeld – op de Pier in Scheveningen, samen met Canned Heat [een Amerikaanse Bovema-groep]. Ik vond het ontzettend lullig. We hadden afgesproken dat er geen optredens zouden worden aangenomen.
Ik was ontzettend nijdig en was niet van plan om terug te gaan. Agmar zat ieder weekend al alleen. Na een lang telefoongesprek met Frits zag ik in hoe belangrijk dat optreden was, het kwam immers ook op de radio. Dus ik moest terug. Het was vervelend”.
Het muzikale beleid van Kayak, zo stelde hij, was in handen van de muziek-studenten Ton Scherpenzeel en Pim Koopman. “Zij leveren de meeste composities. Doordat zij de meest composities leveren, bepalen zij natuurlijk voor een belangrijk deel de koers”.
Maar zoals zanger Max Werner al aangaf, Cees had eigen ideeën, die blijkbaar weinig gehoor vonden binnen de groep. “Ik maak zelf veel teksten, ook wel nummertjes. Die zijn meestal niet geschikt voor Kayak. Laatst had ik een nummer. Volgens hun was het veel te eenvoudig. Daar was ik het niet mee eens. Ik heb gezegd, dan zie ik wel of ik het ergens anders kwijt kan”.
Over zijn ideeën vertelde hij: “In het begin had ik teksten gericht tegen deze maatschappij, een beetje in de Dylan-trant. Ik heb nogal wat bezwaren tegen deze maatschappij. Ik had al moeite met het tekenen van een platencontract. Een platenmaatschappij is niet precies waar ik erg achter sta”.
Cees had ontdekt dat concessies noodzakelijk waren om verder te komen. “Op een gegeven moment ontdek je dat je niet consequent kunt zijn. Maar als je nou maar stevig in je achterhoofd houdt wat je aan het doen bent, dan vind ik het wel verantwoord. Het is gewoon de liefde voor de muziek”.
Cees was ook teruggekomen van het schrijven van ‘kritische’ teksten. “De laatste tijd ben ik meer op andere dingen overgeschakeld, meer alledaagse woorden, die makkelijker in het gehoor liggen”.
Ondanks twijfels schreef hij vrijwel alleen in de Engelse taal. “Engels is voor mij fijner om in te schrijven. Ik kan niet uitleggen waarom. Ik moet er wel een woordenboek bij gebruiken. Om te checken als ik een bepaald rijmwoord moet hebben. Bijvoorbeeld op ‘well’, dan kijk ik bij ‘dwell, sell’ als ik niet weet wat het betekent”.
Zou Kayak het eeuwige leven hebben, die vraag werden hem door de redacteuren voorgelegd.
Johan Slager zou er volgens hem zeker niet uitgaan. “Ton Scherpenzeel is gewoon bijna Kayak. Ton gaat er ook niet uit. Pim is een beetje manisch-depressief. Ik weet niet of dat zich oplost. Max zou er best wel eens uit kunnen stappen. In het begin is hij er trouwens even uit geweest. Hij wilde weer gaan drummen. Er is sprake van geweest dat hij bij een andere groep ging drummen. Wij hebben toen nog andere zangers geprobeerd. Het was allemaal niks en Max kwam terug”.
Zelf zag Van Leeuwen geen aanleiding om de groep te verlaten. “Op het ogenblik voel ik me uitstekend bij Kayak. In een topgroep zitten, platen maken, dat is erg leuk”.
Toch was er een schaduwkant. “Er komen zoveel dingen bij die niet leuk zijn. Dat wist ik in het begin niet. Het hangt ervan af hoelang ik het accepteren kan”.
Johan Slager
Johan Slager in 1973
Gitarist Johan Slager had – in tegenstelling tot Cees van Leeuwen – niet echt hoeven solliciteren om bij de groep te komen. “Chiel van Praag belde me drie jaar geleden. We maakten een afspraak in Hilversum. Ik kwam op een repetitie en werd direct aangenomen.
Terwijl Pim en Ton verder gingen met componeren kwamen we op het idee om er een bassist bij te halen. Via advertenties kwamen we aan Cees van Leeuwen en – via dezelfde school waar Pim en Ton studeerden – kwamen we aan zanger Max Werner, ruim een jaar geleden”.
Slager speelde al heel lang gitaar. Het was lang daarvoor begonnen met ‘Running Bear’ van Johnny Preston (1959, in Nederland: ‘Grote Beer’ van het Cocktail Trio). Hij kon zich bovendien ‘Bird Dog’ (1958) van de Everly Brothers nog goed voor de geest halen; dat was de eerste single die hij gekocht had. Ook Fats Domino hoorde indertijd tot zijn favorieten.
Op het moment van het interview liet hij zich lovend uit over Yes, Gentle Giant, Beach Boys en, wat de Nederlandse groepen betreft, Focus. “[Gitarist] Jan Akkerman boeit me erg”.
Al meer dan tien jaar had Johan in allerlei bandjes opgetreden met behulp van eenvoudige apparatuur – aanvankelijk op een zelf-gebouwde gitaar. Peter van Asten (van de groep Amsterdam) had hem bij Van Praag geïntroduceerd. “Met Kayak is het vlug gegaan. Wat daaraan vooraf ging is vrij lang geweest. Ik heb in de meest obscene clubjes en kroegjes gespeeld”.
Johan voelde zich aangetrokken tot de composities van Ton en Pim. “Ik ben er erg bij betrokken”. Hij wist precies wat Pim ermee bedoelde, wat hij met zijn muziek bedoelde. Die speelde hij ook het liefste. “Ton is een vrij rustige jongen. Pim is emotioneel. Ton is vrij ingetogen, een beetje in zichzelf. Ik heb erg veel bewondering voor alle twee”.
Ton en Pim – de kern van Kayak
De redacteuren van Oor spraken met Ton en Pim samen. Zoals je misschien kon verwachten, kwam Pim het meest aan het woord. In de sport hadden ze elkaar gevonden, zei Pim: “We ontmoetten elkaar op een volleybalclub. In het lokaal stond een piano. Daar hoorde ik hem spelen. Ik dacht, die jongen speelt leuk piano. Ik ben hem gaan opzoeken. Zo is het begonnen. Ik had een paar trommeltjes en koekblikken”.
De Jimi Hendrix Experience, actief vanaf 1967, werkte als katalysator bij Pim. “Jimi bracht iets wat ik zelden eerder gehoord had. Wat mij enorm aantrok was niet Hendrix [1942-1970] zelf, maar zijn drummer [Mitch Mitchell], die ik nog steeds vreselijk goed vind. De Experience was nieuw en agressief, zoals in ‘Hey Joe’. Ook in de kalme dingen zat altijd een enorme spanning”
Het drummen omschreef Pim als een ‘familie-ziekte’. “Mijn vader is slagwerker. Vroeger zat hij thuis te studeren. Nou, dat wou ik altijd wel proberen. Ik kreeg een trommeltje van hem. Zo is het verder gegaan”.
Ton bekende dat hij samen met Pim ooit het volledige Jimi Hendrix-repertoire gespeeld had. “Sommige dingen vind ik nog erg goed – ‘The Wind Cries Mary’. Maar het volledige repertoire, dat zou ik niet meer kunnen. Ik ben er een beetje uitgegroeid”. In het midden van de jaren zestig volgde hij de hitlijsten op de voet. Radio London was zijn favoriete radiostation.
Ton had nog een tijdje basgitaar gespeeld, maar de piano bleek het instrument te zijn, waarop hij zich het best kon uiten. Op zijn zevende had hij al pianoles gehad. Desondanks studeerde hij op het Hilversums muzieklyceum nog steeds contrabas.
Conservatorium-pop?
Pim Koopman in 1973
Pim nam het initiatief weer over. Hij verzette zich tegen het imago van de groep. “Wij worden gezien als de groep die niet van de hoek van de straat komt, die zich netjes heeft voorbereid op het conservatorium en dan zegt: moet je eens kijken wat we allemaal geleerd hebben. Dat is beslist niet waar. Wij zijn wél de jongens van de hoek van de straat. Wat ik op school geleerd heb is van erg lang geleden, dat breng ik nauwelijks in praktijk. Alleen in de composities kun je het merken. We weten waar we over praten, meer niet”.
Intussen studeerden Ton, Pim en Max nog steeds op het muzieklyceum.
Pim: “Ik ben er graag. Ik word er erg vrij gelaten. Je hebt een aantal theoretische vakken, praktijkvakken, algemene muziekleer, muziekgeschiedenis, analyse, contrapunt, harmonie.
Daar ben ik nu vanaf. Ik heb het theoretische gedeelte achter de rug. Ik doe alleen nog maar twee hoofdvakken”.
Kayak had volgens hem te kampen met een dubbel-imago. “Op het conservatorium hebben we het label van popmuziek, in de popmuziek het label van conservatoriumpop. We hangen er tussen”.
Ton Scherpenzeel gaf aan dat Kayak in feite met Pim en hem begonnen was. “Wij met z’n tweeën hebben alles zo’n beetje uitgezocht, ik vind het een beetje een rottig woord. Zij [de anderen] zijn om ons heen gekomen. Dat is een proces dat anderhalf jaar geduurd heeft”.
Maar de baas spelen dat was er niet bij, benadrukte Pim. “Ik dacht het niet. Misschien vinden de jongens zelf van wel. Ik vind mezelf niet de baas.
De muzikale richting wordt door de rest van de groep gezeefd. Het is al vaker voorgekomen dat een van ons tweeën of dat we samen een nummer hadden geschreven en dat een van de jongens zei: we vinden dat dat niet kan. Nou dan niet. We kunnen ze moeilijk dwingen om nummers te spelen die ze niet fijn vinden”.
Ook nu kwam de geldkwestie aan de orde. Hoe werden de inkomsten verdeeld?
Het geld dat van de concerten binnenkwam ging allemaal naar het afbetalen van de apparatuur.
Pim: “We hebben niets van een vriendelijke fabrikant gekregen. We moeten voor elke cent knokken. Op het moment verdienen we geen stuiver. We krijgen zakgeld van Frits, onze manager. Ik woon nog thuis. Ik moet nog wel eens een elpee kopen of een avondje uit. Daar gebruik ik het voor”.
Ton beaamde wat Pim verklaard had.
Formeel mochten Ton, Pim en Werner, als studenten van het muziek-lyceum niet eens buiten hun studie om optreden. En geld verdienen met les geven was eveneens verboden.
Koopman trok zich daar niets van aan. “Als ze daar streng in zijn, moeten ze de halve school wegsturen. Er zitten bij ons op school vrij veel groepen en een heleboel clandestiene leerlingen”.
Ton Scherpenzeel in 1973
Toekomst voor Kayak in 1973
In het gesprek met Ton en Pim kwam ook de eventuele toekomst van Kayak aan de orde. Geld speelde een dominante rol. De groep had al bijna 100.000 gulden in apparatuur geïnvesteerd. “Voor elk instrument deugdelijke versterking, een PA-systeem met een erg mooi mengpaneel, diverse bijzondere instrumenten, synthesizer, mellotron, een mooi drumstel en een heel bijzondere piano. Sponsors zijn er in Nederland voor dit soort dingen niet te vinden”.
Dat was weinig in vergelijking met de financiële mogelijkheden voor apparatuur van buitenlandse groepen. “Nederlandse groepen staan zoveel achter, want die installatie, die doet zoveel. Als je met een mooie installatie op de bühne komt, dan hebt je de helft van de avond al gemaakt”, aldus Koopman.
De investeringen van de platenmaatschappij voor zo’n nieuwe Nederlandse groep werden in het interview niet aan de orde gesteld.
Volgens het tweetal, eind 1973, was verdere opbouw van de apparatuur van het grootste belang. “Het PA-systeem moet uitgebreid geworden. We gebruiken nu bij elk instrument dezelfde microfoon. Je moet voor elk instrument een ander type microfoon hebben. We moeten een beter orgel hebben, een tweede mellotron met andere mogelijkheden, met blazers erop”.
***
Het pakte enigszins anders uit. In 1975 verliet Cees van Leeuwen de groep. In Leiden ging hij rechten studeren en functioneerde diverse jaren als jurist. In 2002 werd hij naar eigen zeggen aangeworven als staatsecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen – namens de LPF (Lijst Pim Fortuin) in het eerste kabinet Balkenende. Hij trad als juridisch adviseur op van zangeres Anouk. Cees woont momenteel in Spanje, hoorde ik onlangs van hem.
Cees van Leeuwen als politicus
Mede vanwege een conflict met manager Hirschland verliet Pim Koopman de groep in 1976. Hij ontwikkelde zich tot een van de meest-gevraagde producers van Nederland. Pim was succesvol met zijn aanpak van onder anderen Maywood, Diesel, Alides Hidding (Time Bandits), Herman van Veen, Pussycat en Flavium. Als gastdocent werkte hij enthousiast mee aan de colleges die ik [HK] in Leiden gaf over de geschiedenis van de popmuziek.
Max Werner ging op de solo-tour. In 1981 had hij een internationale hit met ‘Rain in May’, geproduceerd door Chris Pilgram. Werner werd opgevolgd door Edward Reekers, onder meer de zanger van de Nederlandse hitsingle “Ruthless Queen’, een track van het succesvolle album ‘Phantom of the Night’ (1978).
De samenwerking van Kayak met Bovema (EMI) was van korte duur – ondanks een extreme inspanning. In 1974 bijvoorbeeld wist Bovema maar liefst honderd EMI-collega’s in ons land te verwelkomen voor een Kayak-concert. Het mocht niet baten. In 1977 stapte de groep over naar Phonogram, een onderdeel van PolyGram.
Harry Knipschild
24 augustus 2024
Literatuur
Hans Becker, ‘Kayak’, Veronica-blad, 24 maart 1973
Pim Oets en Bert Jansen, diverse artikelen over Kayak in Oor, 21 november 1973
Frans van der Beek, ‘Kayak’, Billboard, 25 april 1974
Irene Linders, Kayak. 40 jaar symfonische rock, uitgeverij Verbum, 2012
- Raadplegingen: 436