496 - Cat Stevens en Chris Blackwell (1969-1978)
Met zijn bedrijf Island Records wist Chris Blackwell heel wat artiesten van de grond te tillen. Wat te denken bijvoorbeeld van Stevie Winwood, Millie Small, U2, Grace Jones, Roxy Music en Bob Marley? In 1989 verkocht Blackwell de onderneming die hij in 1959 eigenhandig opgezet had, aan PolyGram.
Bij die gelegenheid liet Hieke Jippes in NRC Handelsblad onder de kop ‘PolyGram koopt popprestige met Island Records’ onder meer afdrukken: “Chris Blackwell begon op een achterkamertje in Londen met de verkoop van Jamaicaanse muziek aan West-Indiërs in Londen. David Fine, de directeur van PolyGram wil niet zeggen, hoeveel PolyGram betaald heeft voor Island Records, maar taxaties liggen tussen de 0,7 en 1 miljard gulden”. Met de inlijving zou de toenmalige dochter van Philips haar aandeel op de wereldmarkt van 15 naar 18 procent verhogen, aldus Fine.
In het artikel zette Jippes de muziekman neer als ‘de zoon van een Jamaicaanse planter die is schoolgegaan op het deftige Harrow en de controverse nog steeds niet schuwt, zoals blijkt uit zijn recente contract met de Los Angeles ‘rappers’ NWA, Niggers With Attitude’.
In 1997 maakte Blackwell definitief een eind aan zijn werkzaamheden bij het bedrijf. Bij zijn vertrek zou hij nog eens 20 miljoen dollar hebben meegekregen.
Memoires
Afgelopen jaar publiceerde Chris Blackwell, op 22 juni 1937 in Londen geboren, zijn memoires: The Islander. My Life In Music And Beyond. Paul Morley trad op als ghostwriter.
Als iemand publiekelijk in een boek terugkijkt op zijn leven, doet hij dat niet zo maar. Sommige zaken worden bewust weg gelaten: iets waar je niet trots op bent. Memoires zijn zelden ‘neutraal’, als dat al sowieso mogelijk is. Maar ze geven vaak wel nieuwe en interessante informatie – met een persoonlijk inkijkje.
Geen Stones, geen Led Zeppelin bij Island
In het boek liet Blackwell weten dat hij in 1968 bijna een contract had gesloten met Led Zeppelin, de groep met gitarist Jimmy Page en zanger Robert Plant, die je als opvolgers van de Yardbirds kunt betitelen. Manager Peter Grant en hij hielden dichtbij kantoor en kenden elkaar goed. Chris: “I came very close to signing Led Zeppelin. We had a deal for the UK almost finalized”.
Island was zeker niet de enige platenmaatschappij die belangstelling voor de groep aan de dag legde. Uit eigen ervaring wist ik dat Polydor, voor welk bedrijf ik [HK] in 1969 ging werken, eveneens van zich liet had laten horen in die tijd. Led Zeppelin koos echter voor Atlantic.
Volgens Blackwell had dat voornamelijk met geld te maken. “I lost out when Atlantic, which was signing them in America, offered Peter Grant a monumental sum for world rights that I couldn’t get anywhere near to matching.
Peter did acknowledge some Island influence by telling me that he had put into the contract a provision that Atlantic had not previously allowed: no singles; albums only”.
Naar eigen zeggen zat Blackwell er niet erg mee dat hij het contract met Led Zeppelin niet wist te verwerven: “I could accept losing Led Zeppelin with a certain calmness, even though I knew they were going to be huge. Having a group that big would have distorted the label and created a kind of force field around it. They would have dominated everything and distracted us from the kind of artist’s artists we liked to work with”.
Bij de opmerking van Blackwell kun je vraagtekens zetten. De Yardbirds waren in 1968 uit elkaar gevallen. Niemand kon garanderen dat hun opvolgers de westerse wereld zouden veroveren.
Bij de Stones gebeurde twee jaar later hetzelfde, liet hij afdrukken. “In 1970, when the Stones were thinking of leaving Decca, Mick Jagger spoke to me a few times about the possibility of the band signing to Island”.
Onlogisch was dat niet, vertelde hij aan zijn lezers. “On paper it seemed promising, and there was a definite Island connection in their adoption of one of our original in-house producers, Jimmy Miller, and their occasional use of our studios”.
Enigszins was het een herhaling van zetten, van de eerdere ‘onderhandelingen’ met Led Zeppelin. “As with Led Zep, the Stones would have been too much of a circus for Island. We were used to building something from scratch, not being handed a massive mansion to maintain. It was fun to talk things out with Mick, but it was never meant to be”.
Conclusie: “The Stones also ended up going through Atlantic. With their own bespoke label. I didn’t think of that one of a loss, more a game I never chose to join”.
Om de goede contacten met de Stones nog eens te bewijzen vertelde Blackwell dat Guy Stevens, een van zijn medewerkers, de naam ‘Sticky Fingers’ had bedacht voor hun nieuwe album dat in april 1971 verscheen.
Ter aanvulling hierop kan ik nog zeggen dat Polydor International (Hamburg) eveneens in de race was om de Stones (en Led Zeppelin) te contracteren. Hun overeenkomst met Atlantic was echter niet ‘tragisch’ voor Polydor in Engeland en Nederland. In die landen verzorgden ‘wij’ immers de distributie van Atlantic. Niet voor niets mocht ik, kort na het tot stand komen van de overeenkomst, in een klein gezelschap aanwezig zijn op het feest in Cannes (Frankrijk), waar het Rolling Stones label ten doop gehouden werd.
Hetzelfde speelde bij Led Zeppelin. Hun eerste albums werden in Engeland en Nederland door Polydor op de markt gebracht, inclusief de singles (!) ‘Good Times, Bad Times’, ‘Whole Lotta Love’ en ‘Immigrant Song’. Op vriendelijk verzoek, zachte druk, van Atlantic besloot Freddy Haayen, in die tijd directeur van Polydor, nummers als ‘Stairway To Heaven’ en ‘Bron-y-aur Stomp’ niet op single uit te brengen.
Als je The Islander leest zou je geneigd zijn te denken dat het anders gegaan was.
Blackwell bekende ook andere ‘missers’: “I passed on Pink Floyd, because they seemed too boring, and Madonna, because I couldn’t work out what I could do for her. I had also missed seeing Dire Straits when they were looking for a deal”.
Snelle doorbraak van Cat Stevens
Blackwell wijdde een heel hoofdstuk aan de carrière van Steven Georgiou, die bekend werd als Cat Stevens en zich na zijn bekering tot de islam (in 1978) heeft laten omdopen tot Yusuf Islam. Steven, op 21 juli 1948 geboren in Londen, is de zoon van een Griekse Cyprioot en een Zweedse moeder, die samen een restaurant runden. Hij studeerde op een ‘art school’ in Londen. Een vriendin daar noemde hem ‘Cat’ vanwege zijn ogen.
Op 17-jarige leeftijd schreef Cat de song ‘The first cut is the deepest’, een hit voor zangeres P.P. Arnold, uitgebracht op Immediate, het label van Rolling Stones manager Andrew Loog Oldham, en geproduceerd door Mike Hurst van de Springfields, een succesvolle groep met daarin ook Dusty Springfield.
Hurst nam Cat onder zijn hoede. Het eerste product van hun samenwerking, ‘I Love My Dog’ op het Deram label (van Decca), leverde hem meteen een hit-klassering op, zowel in Engeland als in Nederland. In de hoestekst van zijn eerste album schreef Hurst: “When I first met Cat in July 1966 it took me precisely two minutes five seconds (the lenght of ‘I Love My Dog’) to realise that short of an Act of God, nothing would stop him being a success. I seemed to click to his kind of music, which was just as well, as I became his recording manager in September that year. What happened afterwards just seemed to fall into line right up to ‘Matthew & Son’”.
Cat timmerde meteen stevig aan de weg. Al in 1967 zette hij een eigen bedrijf op. Met nieuwe artiesten ging hij aan de slag als platenproducer (Cat Stevens Productions), muziekuitgever (Ionic) en manager (Doric). Daarmee nam hij afstand van Mike Hurst, zijn ontdekker.
Een van zijn protegés was Peter Janes, die hij bij platenmaatschappij CBS onderbracht – zonder noemenswaardig succes. Ook Sacha Caro schoof hij vergeefs naar voren. Cat had nog veel meer plannen vertrouwde hij toe aan popjournalist Bill Harry.
Geen belangstelling van Chris Blackwell
Chris Blackwell
Heel wat mensen wilden wel in zee gaan met iemand wiens loopbaan als een raket omhoog schoot. In Nederland bijvoorbeeld was hij de vedette op het oranjebal van radio Veronica in mei 1967.
Tot de uitzonderingen behoorde Chris Blackwell, schreef deze. “I didn’t like his music at all. His first single on Decca’s trendy Deram label in 1966 was about a dog, filled with a strange arrangement, the second [‘Matthew and Son’] was about a tailor, with another awkward, heavily orchestrated arrangement, and the third one was about about a gun and came with promotional photos of him carrying a revolver”.
Wat Chris gehoord had trok hem helemaal niet aan. Cat zou door componisten als Gershwin en Bernstein geïnspireerd zijn en musicals willen schrijven. Zijn optreden in Top of the Pops met ‘I’m gonna get me a gun’ stond hem ronduit tegen. “He was dressed in buddhist robes. There were photos of him in the music papers grinning inanely and wearing a holster with a gun in it, and I just thought he was a little mad”.
Na een serie hits leek het moeizaam te gaan met de carrière van Steven. Jonge artiesten die snel doorbreken moeten leren hoe met succes om te gaan, dat is iets van alle tijden. Met heel wat van hen loopt het slecht af. Soms worden ze niet oud – denk aan bijvoorbeeld Amy Winehouse, Jim Morrison en Andy Gibb.
Aan de relatie van Cat met Mike Hurst kwam een einde. Bovendien werd hij ernstig ziek (tbc). In 1968 vertrouwde Steven aan popjournalist Derek Boltwood toe: “It was all very sudden, my illness. I was rushed off to hospital and kept there for a few weeks. But I had a long convalescence out in the country and it gave me plenty of time to think.
Since that long lay-off though, I think I’ve become more myself – it was the first time since I started that I’d been away from the pop scene and wasn’t involved in the big hustle. I did a lot of writing, and some painting, and thoroughly enjoyed myself”.
Het eerste contact van Cat Stevens met Chris Blackwell
Cat zag samenwerking met platenmaatschappij Decca niet meer zitten. Misschien had Island wel belangstelling. Manager Krost stuurde Mim Scala op Blackwell af om dat voor elkaar te krijgen. “Mim started calling me all the time during 1969 to say that Cat was frustrated with Decca. His yearlong retreat had made him much more thoughtful as a songwriter. He couldn’t face making more of those lightweight pop songs where he had no control over the production”.
Het is zeker niet uitgesloten dat ook anderen door het management benaderd werden.
In de autobiografie stelde Chris dat hij de boot nadrukkelijk afhield. “They kept calling me even though I kept saying I wasn’t interested”.
Chris wilde Mim niet helemaal afstoten. “Eventually they just wore me down. I reluctantly agreed to see Cat, just so I could get rid of him once and for all”.
De muziekondernemer had twee ontvangstruimtes. Eén was bij Island. Die was bedoeld om zijn artiesten op hun gemak stellen. In een andere ruimte, thuis, probeerde hij het tegenovergestelde te bewerkstelligen.
Om te voorkomen dat Mim hem nog een keer zou bellen ontving hij de artiest thuis. “I didn’t for a moment consider it would go anywhere, so I met him there and not at Island”.
Cat haalde zijn gitaar tevoorschijn en begon te zingen.
Chris: “I said something noncommittal because I had zero interest. I just wanted to get it over with”.
Cat ging door met zijn sollicitatie. Het derde liedje, vertelde hij, was bedoeld voor een musical over Rusland.
Chris: “It was called ‘Father and Son’. As soon as he sang the opening line, ‘It’s not time to make a change’, everything did change. Perfectly simple, and perfectly lovely, it caught me by surprise”.
Van het ene moment op het andere zag Blackwell hem zitten. “I started to notice his powerful dark eyes and something compellingly melancholic in his voice”. Cat moest niet meer met musicals bij hem aankomen maar op basis van ‘Father and Son’ bood hij hem een contract aan.
Steven stond formeel nog onder contract bij Decca. Van zijn carrière was weinig meer over in 1969. Blackwell adviseerde Cat om bij Decca aan te dringen een kostbaar project op te zetten, met een groot koor en de London Philharmonic. Decca trapte in de val, zei nee en liet Cat Stevens vrij om zijn muziek voortaan bij een andere platenmaatschappij onder te brengen. Met manager Barry Krost werkte Chris Blackwell een overeenkomst uit.
Paul Samwell-Smith en Cat Stevens
Chris liet Cat Stevens samenwerken met bassist Paul Samwell-Smith, die bij de Yardbirds opgestapt was en producer wilde worden. Voor Island had hij al een album met de groep Renaissance tot stand gebracht.
Volgens Chris pasten Cat en Paul uitzonderlijk goed bij elkaar. “The two jelled as though they had been waiting for each other – coming from completely different directions but meeting at just the right place’. Op het door Paul geproduceerde album ‘Mona Bone Jakon’ was vooral ‘Lady D’Arbanville’ prima uit de verf gekomen. Dat was, schreef de platenbaas, het tegenovergestelde van ‘Matthew and Son’.
Paul had gitarist Alun Davies erbij gehaald. Chris: “His elegant, eloquent playing enhanced Cat’s new style. It meant that Cat had discovered his own version of folk rock that he had been looking for”.
In het boek zette hij Cat neer als iemand die het niet altijd gemakkelijk voor zichzelf maakte: “He could be troubled, tentative, bitter, anguished, self-conscious. He could tell stories about death and loss”.
Maar dankzij Samwell-Smith was daar op de plaat niets van terug te horen. “The sound and the arrangements were dreamy and delicate. The lavishness was extremely subtle and always supported what he was singing, never got in the way like before. Cat and Paul, and Cat and Alun, had found this great balance between confessional angst and elegantly presented, very accesible melody”.
In dagblad de Tijd schreef Gertjan van Ommen over ‘Mona Bone Jakon: “Cat Stevens is achttien maanden afgevoerd geweest wegens slechte gezondheid en daarin heeft hij nagedacht. Hij hoefde dat hitwerk van vroeger niet meer, geen ‘Matthew and Son’, ‘I Love my Dog’, gekunstelde produkties en wat dies meer zij. ‘Het was één groot opgeschroefd gedoe’.
Dus schroefde hij zich los, schreef vers materiaal, maakte een eigen LP en hield het simpel, met een flinke vinger in de pap bij het tot stand komen. Wie het leuk vindt mag het kopen, het is wat poëtisch, gezongen met een nogal scherp afgebeten stemmetje. Vriendelijke muziek, maar wel erg onbenullig”.
‘Lady D’Arbanville’ bereikte de tweede plaats in de Nederlandse top 40.
Island Records maakte ook op en andere manier gebruik van de ‘diensten’ van Cat Stevens. “We gave Jimmy Cliff the song ‘Wild World’, with Cat producing and playing piano – which gave Jimmy a top ten hit.
Stevens was langzamerhand echt een aanwinst voor zijn bedrijf geworden.
‘Tea for the Tillerman’
Vanwege zijn karakter van wilde Blackwell zich niet teveel met de producties bemoeien, schreef hij. “With writers like Cat, whose work was always a matter of spiritual searching, knowing when to leave them alone can be as much a creative act as getting intimately involved”. Hij was dus niet nadrukkelijk betrokken bij het tweede Island-album ‘Tea for the Tillerman’.
Hij hoorde het album pas toen de opnamen achter de rug waren. “Paul and Cat brought the tapes for me to hear”. Chris kon zich nog goed herinneren hoe enthousiast hij indertijd geweest was. “They played the first song – it was great. Second song – great. The next three – great, great, great. All the songs were so good. At the time I thought it was the best album Island had released”.
‘Father and Son’ was een van de songs op het album. In de autobiografie legde Blackwell niet uit waarom het voor hem zo belangrijke nummer pas op die tweede plaat werd vastgelegd.
‘Tea for the Tillerman’ zorgde voor de doorbraak in de grootste platenmarkt van de wereld – Amerika. Chris wees erop dat Cat er mocht optreden in het voorprogramma van de groep Traffic, met daarin Stevie Winwood. Eerdere Europese hits van de artiest hadden daar geen indruk gemaakt.
Uit de tekst van het boek zou je kunnen opmaken dat ook die nieuwe doorbraak maar moeilijk verwerkt werd: “He became big business, playing in vast arenas, and he got tangled up in an even bigger machinery than when he was having his Decca pop hits”.
Twijfels over ‘succes’
Ogenschijnlijk was er geen wolkje aan de lucht. De nieuwe albums, inclusief ‘Teaser and the Firecat’ en ‘Catch Bull at Four’, deden het geweldig. Maar Chris wist wel beter: “With songs like ‘Moonshadow’ and ‘Morning has broken’ you could feel him trying to break away as a songwriter from the cynism of the business, as though childlike innocence might be the answer”.
Aan Penny Valentine vertrouwde Cat eind 1972 toe: “I’m very determined not to become an institution. It’s very easy to fall into that – put out a record, promote it, do tours, interviews, all the things that are expected of you and that everyone else does. It’s hard not to and of course I take part in institutional things like everyone else.
In the music scene you’re branded once you start. The career tends to rule you. I only have two involvements. One is my music and the other is my family. As my career develops so my life with my family and friends changes until you get to the point of saying ‘well they’ve accepted me for doing what I’m doing and that’s what I didn’t want’. I wanted to break free of something that was already organised always – like school, art school, work. I think that’s why I’ve changed now – because I’m against that kind of security so much. I just don’t always want to do the accepted thing.
Live appearances are very important. I wouldn’t stop those – that’s how you keep communication. The only time I did stop I was writing and it was all the same figures, the same chord structures. Live is the point where all things take place. It is the one take and you know when you’re up there that if it takes off you're going to finish really well.
I don’t think people that withdraw progress fast enough. Neil Young and Van Morrison? Yes they’re both cases in point, I really like their work but I don’t feel they’ve progressed very much musically and that may well be because they don’t appear live enough.
I don’t think you can ever rely on success – directly you do, it’s gone. But you do need a lot of energy not to fall into that trap. Now the way I use the success I’ve got and the energy I’ve got has to be just right. And I feel that, maybe it’s a challenge in a way and perhaps that’s why I feel this new enthusiasm so much”.
Blackwell adviseerde hem om naar Jamaica te gaan. In de Dynamic Studio (Kingston) kon hij wellicht op nieuwe ideeën komen. Het daar opgenomen album ‘Foreigner’ verkocht goed, maar leverde geen nieuwe hit op. Als ‘tax exile’ (volgens Blackwell) woonde hij bovendien een tijd in Brazilië.
Het verblijf buiten Engeland had niet het verfrissende resultaat waar op gehoopt was. Bij het volgende album, ‘Buddha and the Chcolate Box’ (1974), werd weer met de oude ploeg gewerkt, dus met gitarist Alun Davies en Paul Samwell-Smith. Op dat album de single ‘Oh Very Young’.
In de memoires van de Island-directeur kun je lezen dat Cat Stevens zich desondanks niet gelukkig voelde. “He was no longer a pop star but a rock star – a massive, out of control business – playing cavernous venues, feeling adrift from himself”.
Blackwell: “Steve Georghiou became anxious about the complicated impact Cat Stevens was having on his life. He was getting restless”.
Van optreden was na verloop van tijd weinig sprake meer.
Van Cat Stevens naar Yusuf Islam
Op 21 juli 1976 werd Cat Stevens 28 jaar. Van zijn broer David kreeg hij een boek cadeau – de koran. Blackwell: “It quickly started to occupy his thinking, giving him a new way of viewing the universe”.
Op de website ‘Cat Stevens Yusuf’ kun je vandaag de dag lezen: “In 1975 Cat experienced another momentous and life-changing event. Whilst swimming in the Pacific Ocean off Malibu he began to be swept out to sea. Fearing imminent death he called to God pleading that should he be saved he would dedicate his life to God’s service. At that moment a gentle wave delivered him to the shore and safety. A sequence of events was set in motion and, after receiving a copy of the Koran from his brother, he embraced Islam in 1977.
During his Islamic studies Cat felt a powerful affinity with the story of Joseph and decided to take its Arabic equivalent as his new name, becoming Yusuf Islam in 1978. He then amazed the world by walking away from fame and his career as a music star, to start a family and dedicate himself to charitable work.
After getting married and having children, Yusuf became heavily involved with education and humanitarian relief. He helped to found the Muslim Aid charity and participated directly in their early initiatives throughout Africa, Asia, and Europe. In addition, he founded a Muslim primary school in North London in 1983”.
Chris Blackwell maakte de transitie mee. In de memoires meldde hij dat Cat Stevens op 4 juli 1978 zijn naam definitief veranderde. “He was now neither Steve nor Cat”. Vanwege contractuele verplichtingen met Island maakte hij daarna – als Cat Stevens – toch nog het album ‘Back To Earth’.
Chris Blackwell: “Cat Stevens didn’t exist anymore. There was no one to promote the record. It was clearly a muted and melancholy farewell. Songwriting was replaced by Islam”.
Aan de samenwerking tussen Steven Georghiou en de eigenaar van Island Records was een einde gekomen.
Harry Knipschild
28 juni 2023
Clips:
* P.P. Arnold, The First Cut Is The Deepest
* Cat Stevens, Father and Son Cat Stevens, Father and Son
* Polar Music Prize voor Chris Blackwell, 2023
Literatuur
Mike Hurst, hoestekst album ‘Matthew and Son’, 1967
Bill Harry, ‘A different Cat’, Record Mirror, 14 oktober 1967
Derek Boltwood, ‘Cat’s back’, Record Mirror, 12 oktober 1968
Gertjan van Ommen, ‘Mona Bona Jakon’, De Tijd, 20 juni 1970
Penny Valentine, ‘A Cat breaks free’, Sounds, 9 december 1972
Hieke Jippes, ‘Polygram koopt popprestige met Island Records’, NRC, 2 augustus 1989
‘Chris Blackwell’, NRC, 7 oktober 1997
Chris Blackwell, Paul Morley, The Islander. My life in music and beyond, Gallery Books, 2022
Website Cat Stevens Yusuf, juni 2023
- Raadplegingen: 2484