372 - Peter Koelewijn, producer van Bots
Als historicus, die zich bezig houdt met de geschiedenis van de popmuziek, is het verheugend te constateren dat er steeds nieuwe boeken verschijnen waarin artiesten en mensen uit het muziekvak terugkijken op hun verleden.
Een zo’n prominente Nederlander is Peter Koelewijn, op 29 december 1940 geboren in Eindhoven. Met zijn debuut-single ‘Kom van dat dak af’ (1960, begeleid door de Rockets) haalde hij meteen de bovenste plaats van de Nederlandse hitlijsten. Het was het begin van een zeer langdurige en succesvolle loopbaan, niet alleen als artiest, maar ook als liedjesschrijver, producer en ondernemer.
Als je Peter aan het woord laat over zijn verleden is hij nauwelijks te stuiten. Dat bleek nog eens toen ik hem, samen met Jos van der Gun, in 2012 interviewde voor deze website. Een korte vraag leverde zo’n lang antwoord op dat je hem moest onderbreken om een volgende vraag te kunnen stellen. Desondanks ving ik tijdens het gesprek een aantal belangrijke feiten op over bijvoorbeeld Peters rol bij Red Bullet en zijn verdere loopbaan als producer bij platenmaatschappij Phonogram.
“Van je artikel heb ik veel opgestoken. Ik kon dat goed gebruiken toen ik aan de slag ging om een boek over Koelewijn te schrijven”, hoorde ik onlangs uit de mond van Tjerk Lammers, auteur van Peer. Zestig jaar nederpop voor het voetlicht & achter de schermen (2018). De biografie, of autobiografie, telt meer dan vijfhonderd pagina’s.
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Tjerk zich heeft moeten inhouden. De verhalen van Peter zijn niet alleen de moeite waard maar bovendien goed voor een veelvoud van die 500 bladzijden.
Producer van de tijdgeest
In zijn boek kun je natuurlijk veel lezen over de ervaringen van Koelewijn als artiest. Maar Peter had meer in zijn mars. Platen produceren leek hem op jonge leeftijd al aantrekkelijk. Aan de hand van Phonogram-producer Bert Schouten trok hij in de sixties het land door op zoek naar talentvolle artiesten van zijn generatie. Via Herman Batelaan, ex-manager van de Jumping Jewels, kwam Peter bijvoorbeeld in Den Haag terecht waar hij de naam Q65 op de muren geklad zag staan.
“Ik had er nog nooit van gehoord. Het was gewoon een bandje in Den Haag, dat alleen daar verschrikkelijk populair was”.
Koelewijn vond Q65 bij een repetitie in de Eenhoorn. “Ik zag een gozer op de bühne staan die terwijl hij zong en de band speelde, aan het paren was met de microfoonstandaard mét de bewegingen die daar bij hoorden. Dat was voor die tijd redelijk spectaculair. Er stonden een paar meisjes die in volle bewondering toekeken, eigenlijk volledig in de ban van de zanger waren. En dat bij alleen maar een repetitie! Die band was Q65 en die zanger heette Wim Bieler”.
Met zo’n groep wilde Peter wel aan de slag. “Mijn missie in Den Haag was daarmee ten einde. Ik vond het een Pretty Things-achtige band”.
Niet lang daarna mocht Q65 onder leiding van Koelewijn voor het eerst opnamen maken. Peter: “Wim Bieler [1947-2000] bleek in een totaal nieuw soort Engels te zingen, waar ik niets van verstond. Het was een plat-Haagse interpretatie van middelbare school-Engels. Technicus Jan Audier zat bezorgd achter de knoppen. Ik had de platen van The Who beluisterd en wilde er nog een schepje boven op gooien door het lekker te laten rondzingen en het geluid te vervormen.
Audier, die gewend was om niets harders dan de trekharmonica van John Woodhouse [1922-2001] op te nemen, riep vertwijfeld: ‘Mijn meters schieten in het rood’.
Als beginnend producer zei ik: ‘Dan zet je ze maar uit. Dan zie je ze niet meer’. Niks van aantrekken. Het klinkt lekker’”.
Terecht kon Peter Koelewijn later stellen: “‘You’re the victor’ paste helemaal bij de nieuwe tijdgeest van opstandige jongelui die luisterden naar langharig werkschuw tuig en hun beukende beatmuziek. De single werd een joekel van een hit”.
You’re the victor
Armand (Herman van Loenhout, 1946-2015) voldeed eveneens aan dat profiel. “In de Poort van Kleef, een kroeg in Eindhoven, kwam hij om een beetje onnuttig te zijn, bier te drinken en vooral om te vertellen dat de wereld niet deugde, dat iedereen alles fout deed en dat er geen leger meer moest zijn. Daar maakte hij ook zijn liedjes over”.
Ook Armand mocht met Koelewijn als producer opnamen maken bij Phonogram, de grote platenmaatschappij. Maar toen Peter een vaste baan wist te verwerven bij muziekuitgeverij Altona werd hij bij het bedrijf aan de kant gezet. “Van de ene dag op de andere was ik Q65 en Armand kwijt. Ik ging verschrikkelijk over de rooie”.
Misschien wel door zijn activiteiten bij Altona kwam Koelewijn in een meer ‘normale’ muziekwereld terecht. Een van de artiesten met wie hij nu aan de slag ging was Ronnie Schutte. Dat leverde de hit ‘Beestjes’ bij Negram-Delta op. Langzamerhand werd Peter succesvol in het produceren van Nederlandstalig amusementsrepertoire, zoals met Nico Haak, Egbert Douwe (Rob Out), Bonnie St. Claire, Johan Cruijff, Lowland Trio, Ria Valk en anderen. Zeker in de tijd dat hij betrokken was bij Red Bullet (Willem van Kooten, Freddy Haayen) was hij opnieuw meer dan welkom bij Phonogram.
Hans Sanders
In de tijd dat Peter zich ontwikkelde tot een goede producer, wilde hij toch weer door als artiest. In zijn boek liet hij optekenen: “[Pianist] Harry van Hoof was definitief uit de Rockets gestapt en ik wilde in zijn plaats graag een gitarist die ook een beetje toetsen kon spelen. Dat was wel lekker, want zo konden we ook songs als ‘Red River Rock’ van Johnny and the Hurricanes blijven spelen.
Peter en zijn Rockets (Hans Sanders, rechts)
Ik kwam Hans Sanders tegen, en die vond het leuk om te doen. Hij werd lid van de vernieuwde Peter en zijn Rockets, tot groot wederzijds genoegen. Hans maakte ook deel uit van 4PK, ons Engelstalig uitstapje waarmee we singles als ‘As tears go by’, ‘It’s my day today’ en ‘Down and out’ uitbrachten. Maar ik wilde me meer op het produceren van andere artiesten richten en hield ook met deze band op. Waarna Hans zijns weegs ging”.
Koelewijn en Sanders kregen in de Brabantse scene echter steeds met elkaar te maken. Hans was van de partij in een groep als Dirty Underwear, met wie Peter een single produceerde. Bij dat soort muziek was hij minder dominant tijdens de opname ‘aanwezig’ dan bij artiesten als het Lowland Trio. Zo ging het ook bij Mr. Albert Show, de groep van Bertus Borgers.
Peter: “Ik vond Mr. Albert Show weergaloos goede muziek maken en liet de band in de studio lekker z’n gang gaan. Dit was niet iets waar ik een groot Koelewijn-stempel op wilde drukken. Ik heb twee albums met Mr. Albert Show opgenomen, het titelloze debuut uit 1970 en de opvolger ‘Warm Motor’ van een jaar later. Het werden geen grote verkoopsuccessen, maar de muziek werd tot in Amerika toe gewaardeerd”.
Het contact met Sanders duurde voort. “Een tijdje later na de Mr. Albert Show albums nam Hans contact met me op. Hij had een nieuwe band, de Zuid-Nederlandse Fanfare. Hij liet me het ‘Frikandellen Lied’ en nog twee of drie songs horen, en ik vond het intrigerende liedjes. Ik werd enthousiast en zei: ‘Hans, ga terug naar huis en schrijf er nog elf liedjes bij. Dan gaan we een elpee opnemen’”.
Op eigen initiatief veranderde het muzikale gezelschap zijn naam in Bots.
Peter met Bots aan de slag
In het boek benadrukte Koelewijn zijn bescheiden rol bij het tot stand komen van het eerste Bots-album in oktober 1974. Hij wilde het vastleggen van de nieuwe tijdgeest niet in de weg staan. “Ik overtuigde Phonogram van de kwaliteiten van deze nieuwe band en boekte de studio in de Honingstraat in Hilversum om het album op te gaan nemen. Ik bleef er de eerste twee of drie nummers bij maar realiseerde mij toen: deze jongens maken een geheel eigen soort muziek en hebben daar hun eigen gedachten bij met hun geëngageerde teksten”.
Peter kwam tot de conclusie: “Probeer hier als producer niet je stempel op te drukken zoals bij andere popproducties. Want als ik bijvoorbeeld met Bonnie St. Claire of Nico Haak een plaat opnam, drukte ik niet een stempel, ik was het stempel.
Bij Bots moest ik de jongens juist helemaal hun eigen ding laten doen. Ik zei tegen Hans Sanders: ‘Janfred Arendsen neemt het op, bij hem ben je in goede handen. Ik kom af en toe langs om te kijken hoe het gaat’”.
De betrokkenheid van Koelewijn was blijkbaar zo gering dat Hans Sanders zich na afloop kritisch uitliet met de woorden “Peter bemoeit zich niet met de opnamen van Bots”.
Dat schoot hem in het verkeerde keelgat. “Ik dacht, ja, wacht even. In plaats van dat je blij bent dat ik je alle artistieke vrijheid geef, wek je nu de indruk dat ik er geen moer aan gedaan heb. Terwijl ik wel Phonogram ervan overtuigde dat de plaat er moest komen, de studio en Janfred boekte en de zaken verder in goede banen leidde”.
‘Van kwaad tot erger’
Evert Wilbrink reageerde positief toen het album, ‘Van kwaad tot erger’, op de markt kwam. “Herman van Veen? Wij hebben in het verleden maar weinig Neerlandstalige popsterren gehad. Bob Bouber, een beetje Ronnie en de Ronnies, Armand en Peter Koelewijn, dat zijn ze zo’n beetje. Daar komt nu het fenomeen Hans Sanders bij.
De geestelijke leider van de groep Bots schrijft muziekjes die net zo kommersjeel zijn als die van Peter en zijn Rockets en net zulke goede teksten hebben als Armand op z’n eerste legendarische elpee.
De kwaliteit, die Bram en Freek nummer één maakte in de cabaret-afdeling en waarvan Het (‘Ik heb geen zin om op te staan’) en Drs. P. net een schep te kort kwamen.
Bots is even bijtend en vasthoudend als de politiehondenvereniging ‘Pak hem bij zijn flikker’. De ex-Dirty Underwear-mensen trakteren ons voortdurend op ‘Aha-erlebnissen’ in hun werk-pop, smart-pop, reli-pop, drink-pop, snot-pop en medi-pop. Uitmuntend, uitmuntend. Koop die plaat!”, werd in het blad van omroep Veronica gedrukt.
Volgens de groep gingen er in Nederland en Vlaanderen 18.000 exemplaren de toonbank over.
Bram van Splunteren reisde naar Eindhoven om met Hans Sanders kennis te maken. Na afloop schreef hij in Oor: “In het kader van de verheffing van de Nederlandse arbeidersklasse, de strijd tegen het grootkapitaal en het onrecht dat zij onze samenleving aandoet, heeft Phonogram (een onderdeel van het Philipsconcern) onlangs een langspeelplaat van de socialistische popgroep Bots uitgebracht.
Een fraaier voorbeeld van het soort contradicties waar de westerse kapitalistische maatschappij anno nu door gekenmerkt wordt lijkt me niet eenvoudig te bedenken. Een maatschappij die nog steeds op de in 1968-1969 opgelopen blaren moet zitten, en waarvan het progressieve deel steeds meer lijkt te gaan geloven in een revolutie gesponsord door Coca Cola”.
De popjournalist citeerde uit een door de platenmaatschappij verspreide biografie waarin de muzikanten ervan uitgingen dat ‘een musicus zijn ogen niet mag sluiten voor sociale wantoestanden en voor het uiteindelijk falen van het productie-systeem’. Ook zijn zij tot de conclusie gekomen dat ‘zij hun socialistische ideeën niet alleen voor zichzelf moeten houden, maar deze ook moeten proberen over te brengen op hun publiek’.
Het overbrengen van die linkse ideeën had onvoorziene consequenties hoorde Van Splunteren. “Uit het gesprek kwam naar voren dat de groep zich enigszins heeft laten verrassen door de snelheid waarmee hun entree in de kommersjele popmuziek heeft plaats gevonden”.
Dat bleek met name in de manier waarop de leden zich door de media lieten inpakken. Ze hadden immers niet alleen contact gehad met de ‘VPRO, het Eindhovens Dagblad en het extreem linkse blad de Tribune’.
Bram: “Vanzelfsprekend vroeg ik Hans waarom Bots al twee keer in een TROS tv-programma (‘Op Losse Groeven’ en ‘NL Tippers’) had opgetreden, wat bij mij en enkele anderen toch wel enige bevreemding had gewekt.
Hierop antwoordde hij onder meer dat hij er van uit ging dat Bots nu eenmaal een plaat had gemaakt die bedoeld was om verkocht te worden, en dat Bots daarom ook van de geëigende kanalen gebruik wilde maken om die plaat bekendheid te geven.
Wel wilde hij nog kwijt dat hij het voorstel om voor de TROS te spelen toch met enige schroom had aanvaard en dat hij ook nog steeds met deze problematiek bezig was. Hij moest er nog eens goed over denken”.
De songwriter had nog een andere concessie gedaan. Hij had een aantal songs afgestaan aan de muziekuitgeverij van Willem van Kooten (“zeg maar Joost”). “De dj bij Hilversum III verbond onomwonden bepaalde eisen aan het door hem draaien van Bots”.
Bram: “Hans verzekerde mij dat wanneer hij zijn muziek niet voor een deel bij Van Kootens muziekuitgeverij zou onderbrengen hij een grote kans zou lopen door de gewiekste platendraaier geboycot te zullen worden. Vandaar dat Hans zich min of meer genoodzaakt zag in ieder geval vijf nummers van de lp bij deze muziekuitgeverij onder te brengen”.
Van Splunteren kon niet anders dan concluderen: “Het leven is zwaar voor een beginnend popmuzikant, socialist of niet”. De scribent, waarschijnlijk geen VVD-stemmer, eindigde zijn relaas met de aanmoediging: “Bots, hou je roer recht en denk aan het socialistisch strijdlied op jullie volgende lp: ‘De weg is lang’”.
Bots op de TROS-tv (Hans Sanders, rechts)
Piet Koster, redacteur van het Vrije Volk, was er bij toen de groep, die zich zelf een ‘collectief’ noemde, in Schiedam opnamen maakte voor de TROS. “Bots bezingt alles wat Bots ‘botsend’ noemt”, hoorde hij van Hans Sanders. “Bots wil liefde overbrengen, niet door over de ideale liefde te zingen, maar door juist die situaties te bezingen, die de liefde in de weg staan. Bots is duidelijk politiek geëngageerd. Volgens de groep mag een musicus zijn ogen niet sluiten voor sociale wantoestanden en voor het, volgens hen, uiteindelijk falen van het produktiesysteem.
Alle leden van Bots zijn binnen relatief korte tijd tot de conclusie gekomen, dat zij hun socialistische ideeën niet alleen voor zichzelf moesten houden, maar deze ook moesten proberen over te: brengen op hun publiek. Dit realisatieproces noemen zij het zogenaamde Bots-effekt”, legde Koster uit.
Sanders gaf aan dat Bots bewust Nederlandstalige popmuziek maakte. “Als je Nederlands zingt en je hebt nog wat te zeggen ook, zit je voor je het weet in de cabaret-hoek. Maar dan bereik je niet de mensen die je wilt bereiken. Cabaret-publiek is een elite. Hoeveel van de werkende jeugd gaat er nu naar cabaret?
Niet veel: Neem dat maar van mij aan. Als je werkende jeugd echt wilt bereiken, moet je ze trachten aan te spreken in de klankkleur die hen boeit. Waar luisteren werkende jongeren naar?
Naar popmuziek. Dus? Nu wordt de keuze natuurlijk wel vergemakkelijkt omdat wij allemaal popmuzikanten zijn”.
De voorman van Bots legde uit welke thema’s aan de orde gesteld waren. “De dingen die wij botsend vinden zijn alle asociale rottoestanden. Werkeloosheid, wantoestanden in de medische wereld, milieuverontreiniging, café-toestanden en het kapitalistische systeem. Dat is voor ons numero één.
Maar daar plukken wij nu wel de vruchten van. Wij produceren nu een plaat onder kapitalistische omstandigheden. In principe is het natuurlijk hetzelfde, of je bij Philips of Verolme werkt. Of zoals ik, drie jaar geleden, op de bouw. Daar verdiende ik drie, gulden per uur - de overige staken de heren in hun zak”.
Het artikel verscheen in de socialistische krant onder de kop ‘Popmuziek met inhoud’.
‘Voor God en vaderland’
Het collectief bleef boos dat de muziek via de TROS-tv moest uitgedragen worden. Dat bleek bij het verschijnen van het tweede album, ‘Voor God en vaderland’, uitgebracht op 1 mei 1976. “Niet zonder reden. Tenslotte is Bots de groep die zich in zijn liedjes zonder uitzondering solidair verklaart met de arbeidende klasse in het algemeen en de werkende jongeren in het bijzonder”, schreef Frank van Dijl in het Vrije Volk.
De leden van Bots hoopten dat ze nu eindelijk voor de VARA mochten optreden. Vergeefs. “Toen op 1 mei van dit jaar onze tweede lp op de markt kwam had de VARA nota bene zendtijd. Zoals iedereen wel zal weten is 1 mei een socialistische feestdag, de dag van de arbeid. Om dat te vieren had de VARA in Rotterdam een grote manifestatie op touw gezet. Wat zou nu mooier zijn om ons daarin te laten optreden. Maar nee hoor, de heren wilden niet. Ze vonden ons blijkbaar te links. De VARA durfde het niet aan ons voor al die salonsocialisten te laten optreden. Ze gaven de voorkeur aan Heintje. Zo kwamen we voor de tweede keer bij de TROS terecht”.
Dat was weer met enige tegenzin, aldus Hans Sanders. “De TROS was de laatste omroep waar we naar toe zijn gegaan. Eerst hebben we bij de KRO geprobeerd om in de Van Speyk Show te komen. Ook met de VARA hebben we contact gezocht maar daar zag men er evenmin iets in.
Phonogram heeft in die tijd wel ontzettend z’n best gedaan ons in een ‘links’ programma te krijgen. Maar uiteindelijk bleek de TROS toch bijzonder geschikt voor ons te zijn. Ten eerste waren zij de enige omroep met een programma voor alleen Nederlandstalige liedjes en ten tweede heeft de CPN een keer een opinieonderzoek gehouden onder haar kiezers. Het bleek dat het overgrote merendeel meestal op de TROS afstemde.
Het meest zijn we eigenlijk wel afgeknapt op de VARA. Deze omroep wil dan zo graag als socialistisch door het leven gaan. Nou, vergeet het maar”.
Bots in politieke wateren
Frank van Dijl constateerde dat Sanders, die hij omschreef als ‘vormingswerker’, zijn plek in een ‘riante woning’ gevonden had. Hans vertelde hem dat hij principieel weigerde om beroepsartiest te worden. “De vraag is of wij dat als groep kunnen opbrengen. Als we vijf keer per week zouden optreden à duizend gulden, dan zouden we er inderdaad van kunnen leven. Maar ik wil niet alleen maar muziek maken. Ik wil ook nog op een andere manier bezig zijn”.
De leden van de groep, die zich in eigen land ‘maatschappij-kritisch’ op stelde, exporteerden hun ideeën naar het oosten, meldde het Vrije Volk. “Bots uit Eindhoven maakte een toernee door de DDR op uitnodiging van de Oktoberclub in Oost-Berlijn. De Oktober-club is een jongerenbeweging die jaarlijks het internationale festival van het politieke lied organiseert. Uit de hele wereld treden daar muziekgroepen op die zich door middel van zang en muziek bezig houden met politiek”.
Festival politieke lied, 1976 DDR
Na afloop van het communistische festival zongen ze hun in het Duits vertaalde teksten ook elders in de DDR. “We werden uitgenodigd om een radio-optreden te maken en kregen daar tot onze stomme verbazing veel geld voor. Dat is toen naar [Noord-]Vietnam gegaan”.
Achteraf hadden ze er spijt van. “We geven ons geld niet weg. We kijken wel mooi uit” en hij voegde er in de Leeuwarder Courant aan aan toe: “Bots is geen professionele actiegroep. We zijn een soort gevorderde amateur beatband. We leven namelijk niet van wat we met optredens verdienen. Alle bandleden werken normaal”.
Sanders had er weinig moeite mee om uit te leggen waarom Bots naar de DDR gegaan was. “Die mensen spreken me aan. De manier van vechten voor hun idealen. Het politiek bewustzijn is daar heel groot, vind ik. Natuurlijk worden die mensen daar ontzettend geïndoctrineerd. Maar dat doen ze hier toch ook, al gaat het dan veel meer in het geniep. De Oostduitsers denken tenminste niet altijd op de eerste plaats aan zichzelf. Het Nederlandse socialisme houdt niets meer in dan verhoging van het minimumloon”.
In het boek Peer liet Koelewijn optekenen dat Bots ook aan de westkant van de Muur populair was omdat ze met hun teksten aansloten bij ‘jeugdgroepen die verschrikkelijk heftig tegen de gevestigde orde bezig waren’.
In Nederland was Bots bereid om tijdens protest-bijeenkomsten op te treden, bijvoorbeeld van dienstplichtingen die in april 1976 actie voerden tegen minister Vredeling (PvdA).
Daar kwam echter niets van terecht. “Nou, dat ging mooi niet door. We kwamen het kazerneterrein niet eens op”.
Steeds opnieuw moest de groep een weg tussen links en rechts zien te vinden. Over hun platenmaatschappij zei Sanders in 1976: “Phonogram laat ons helemaal vrij. We worden bijvoorbeeld niet verplicht een bepaald nummer op de plaat te zetten of zoiets. Men zegt weleens: jullie gebruiken een kapitalistische platenmaatschappij om hogerop te komen. Nee, dat is helemaal niet waar. Je kan het beter omdraaien. Zij gebruiken ons om meer winst te kunnen maken”.
In 1976, een jaar vóór het tot stand komen van het kabinet Van Agt-Wiegel, was Sanders ervan overtuigd dat er een revolutie in Nederland zou komen. “Ik geloof dat het onontkoombaar is. Het is hard nodig want deze maatschappij moet wel veranderd worden. Het gaat slecht met alles. Het economische bestel stort in elkaar, en noem maar op. Ik hoef geen gewelddadige revolutie. Maar we moeten wel bouwen aan een andere maatschappij. Dat is ook de ontwikkeling van Bots. Bots is een strijdmoment”.
Een hit voor Bots: ‘Zeven dagen lang’
Intussen was het tweede album van Bots niet door alle recensenten even positief beoordeeld. In de Volkskrant was in de zomer van 1976 te lezen. “Nederlands meest maatschappijbewuste popgroep Bots heeft een de tweede langspeelplaat afgeleverd. Sommige nummers, zoals het hoog in hitparade geklommen ‘Zeven dagen lang’ zullen waarschijnlijk nog lang gezongen worden op allerlei bijeenkomsten, ook al is de tekst van dit lied op zijn zachtst gezegd onbegrijpelijk.
Het andere typische strijdlied van deze elpee, ‘De lange weg’, heeft meer body.
De popmuziek van Bots klinkt op deze plaat meer verouderd dan hij bij een optreden in een zaal het geval lijkt, maar mogelijkerwijs ligt dit aan producer Peter Koelewijn. De teksten zijn niet allemaal even sterk”.
In zijn boek maakte Peter nauwelijks melding van ‘Zeven dagen lang’. Toch zal hij, hem kennende, duidelijk betrokken zijn geweest bij de single, die werd uitgeroepen tot alarmschijf en een echte hit werd. Het nummer was geen eigen werk van Sanders, maar een Bretons-Keltische melodie, ‘Son ar chistr’ (ciderlied), die bekend geworden was in de uitvoering van Alan Stivell. In de Nederlandse tekst werd een ideale socialistische samenleving, een (bevochten) commune waarin iedereen gelijk was, uitgebeeld.
In die tekst onder meer: “We zullen werken, zeven dagen lang. Werken voor elkaar. Dan is er werk voor iedereen. Dus werken we samen. Eerst moeten we vechten. Niemand weet hoe lang. Eerst moeten we vechten, voor ons belang. Voor het geluk van iedereen. Dus vechten we samen. Samen staan we sterk”. En als dat bereikt was: “Er is genoeg voor iedereen. Dus drinken we samen, niet alleen – zeven dagen lang”.
Op de oorspronkelijke bladmuziek (1976) is te lezen dat Hans Sanders niet alleen de tekst claimde, maar ook de muziek. Het lied werd uitgegeven bij Coolwine Music. Het is de song, de enige song, waarmee men zich, 43 jaar later, Bots nog goed kan herinneren.
Peter Koelewijn over hoe het verder ging
In de door Tjerk Lammers opgetekende memoires benadrukte Koelewijn de populariteit van het collectief in West-Duitsland. Peter: “Ik hoorde geruchten over het succes en besloot, samen met Janus Toethuis [van productiemaatschappij Born Free], eens te gaan kijken wat daar van waar was. We reden naar een optreden in een hal van de universiteit van Bremen. We zagen een enorme mensenmassa voor de ingang en ik zei tegen Janus: ‘Gelukkig, de mensen staan nog buiten. De zaal is nog niet open. Dus de band is nog niet begonnen’.
We liepen naar de hal en hoorden toch al de muziek van Bots naar buiten komen. De band was al lang begonnen, maar de hal was zo stamp- en stampvol dat honderden mensen gewoon buiten bleven – om toch nog een beetje van de muziek mee te kunnen pikken. Toen was wel duidelijk dat er iets heel bijzonders aan de hand was”.
Bots in Duitsland
Peter liet zich enigszins kritisch uit over de optredens van Bots in de DDR. “Ik vond Hans Sanders af en toe een beetje hypocriet. Zo maatschappijkritisch als hij was, ging hij toch met Bots op toernee door Oost-Duitsland. Hij wist donders goed hoe verrot het daar in elkaar stak. Maar de band werd daar met open armen ontvangen. Ze kregen allemaal extra’s van de regering en dat lieten ze zich allemaal aanleunen. Dan laat je je toch een beetje voor het karretje van het regime daar spannen”.
Terecht stelde Peter dat Bots een van de eerste popgroepen was die Nederlandstalig ten strijde trokken. Zelf speelde de Koel, zoals hij wel eens genoemd werd, nog een rol bij Normaal en niet te vergeten was hij de producer van ‘Ik wil jou’ (Polle Eduard). “Daarmee werd de weg gebaand voor groepen als Doe Maar, Het Goede Doel en Toontje Lager die in de jaren tachtig zo enorm populair waren”.
Mijns inziens had hij aan die lijst zeker Klein Orkest moeten toevoegen, de groep die succesvoller dan Bots aan de weg timmerde met onder meer ‘Koos Werkeloos’ en ‘Over de Muur’.
In Nederland verdween Bots al na enkele jaren uit beeld. Peter: “Na jaren van inactiviteit besloten Hans Sanders en Bots rond 2003 om weer iets te gaan doen. Er werden liedjes geschreven en muziek opgenomen. In 2005 [de tijd van George W. Bush als president van de VS] kwam een remake van ‘Je voelt pas nattigheid als je droog komt te staan’ op single uit.
Toen kreeg Hans re horen dat hij ongeneeslijk ziek was. Hij had al vijf of zes liedjes voor het nieuwe album op band gezet, maar was niet meer in staat om er nog meer te zingen. Daarom werden mensen als Guus Meeuwis, Huub van der Lubbe, Freek de Jonge, Gerard van Maasakkers, JW Roy, Maarten van Roozendaal, Thé Lau en Lenny Kuhr gevraagd een liedje te vertolken.
Ik [Peter Koelewijn] werd, als producer van de eerste vier elpees, als eerste gevraagd. Ik wist onmiddellijk welk liedje ik wilde doen: Mijn favoriete nummer ‘De Man’.
Hans Sanders overleed op 3 november 2007, ver voor het album ‘Er is genoeg voor iedereen’ in 2010 werd uitgebracht”.
‘Zeven dagen lang’ is intussen een klassieke Nederlandse popsong geworden. Er zijn talloze uitvoeringen, met een wat andere tekst – zonder het socialistische ideaal van Bots. De meest actuele versie is er een van Kees Haak, zoon van Nico Haak (1939-1990), een van de protégés van Peter Koelewijn.
Harry Knipschild
23 augustus 2019
Clips
Literatuur
Piet Koster, ‘Het Bots Effect. Popmuziek met inhoud’, Vrije Volk, 4 juni 1975
Bram van Splunteren, ‘Bots’, Oor, 18 juni 1975
Evert Wilbrink, ‘Bots, ‘Van kwaad tot erger’’, Veronica-blad, 28 juni 1975
Tjeu Seeverens, ‘Bots, van goed tot beter’, Limburgs Dagblad, 5 juli 1975
Ben Dull, ‘Bots’, Parool, 9 augustus 1975
‘Bots’, Waarheid, 25 oktober 1975
‘Bots naar de DDR’, Vrije Volk, 9 februari 1976
R.G., ‘Bots – Voor God en Vaderland’, Volkskrant, 31 juli 1976
‘Bots: linkse teksten, rechtse opzet’, Leeuwarder Courant, 30 oktober 1976
Frank van Dijl, ‘‘Misschien gaan we nu wel over de schreef’’, Vrije Volk, 28 februari 1976
‘Soldaten eisen betere regeling van hun verlof’, Waarheid, 20 april 1976
Bert van der Veer, ‘Met Bots in België’, Veronica-blad, 2 juli 1977
Wim Verbei, ‘Botsroodshow’, Oor, 15 november 1978
Pierre Oitmann, ‘Guus Meeuwis zingt eenmalig jazzy nederpophits in uitverkocht Paradiso’, Nu.nl, 16 december 2014
Tjerk Lammers, Peer. Zestig jaar nederpop voor het voetlicht & achter de schermen, Amsterdam 2018
- Raadplegingen: 10021