Skip to main content

202 - Popmuziek op de Nederlandse televisie in 1967, een verslag van Cees Mentink

 
In Nederland duurde het relatief lang voor popmuziek door de omroepen werd opgepakt. Het begon in 1959 met wekelijkse radio-programma’s als ‘Tijd voor Teenagers ‘ (Vara) en ‘Tussen 10 plus en 20 min’ (Avro). Jos Brink, Dick van ’t Sant en Herman Stok verzorgden de presentatie. Stok voerde bovendien het woord in het tv-programma ‘Top of Flop’ (vanaf 1961), eveneens bij de Vara.
   Intussen ging de ontwikkeling van de muziek gewoon door. In 1967 vierde de rockmuziek hoogtij met artiesten als de Beatles (Sgt Pepper, All you need is love), Jimi Hendrix (Hey Joe), Procol Harum (Whiter shade of Pale), Scott McKenzie (San Francisco), Aretha Franklin (Respect). Het was het jaar van de ‘Summer of Love’, van de hippies, LSD en het Monterey-rockfestival in Californië.
    De Nederlandse tv-regisseurs moesten nog wennen aan het nieuwe fenomeen.
 


Cees Mentink met Mick Jagger, 1967

 

Andries Roest (NCRV): ‘Twien’

 


De redactie van het Nederlandse popweekblad Kink ging op onderzoek uit. Cees Mentink begaf zich richting Hilversum om de ideeën van de programmamakers uit de eerste hand op te vangen. Op 13 mei van dat jaar schreef hij: “Je kunt niet zeggen dat de televisie ons een overdaad aan goede pop-programma’s biedt. Iedere zuil voelt zich min of meer verplicht ons tenminste één show per vier weken voor te schotelen maar het is jammer dat veel uitzendingen de geïnspireerdheid en vooral het engagement van de samenstellers moeten ontberen”.
   Positief was de redacteur bijvoorbeeld niet toen hij zijn gesprek met Andries Roest (NCRV) onder woorden bracht. De regisseur van ‘Twien’ noemde hij een ‘kalende, naar korpulentie neigende man’. Hij leek voor hem de ‘verpersoonlijking van de kreet: eens verkenner, altijd verkenner’.
 
Twien, hoorde Mentink, was meer dan een programma met popmuziek. “‘We willen geen muziekprogramma alléén zijn’, klonk het sonore Roest-geluid. ‘We mikken doelbewust op een nog grotere groep en daarom ook die verscheidenheid aan onderwerpen als ‘Hoe word ik journalist’ en gesprekken met kunstschilders. Het mag op het eerste gezicht niet ter zake lijken, maar we doen er bepaalde groepen kijkers plezier mee. Dat blijkt uit de reacties en de correspondentie’”.
   Waarom hield Twien zich niet bezig met problemen die werkelijk onder jonge mensen leefden – zoals alcoholisme en LSD. Dat waren toch schokkende thema’s, stelde Kink.
   Roest: “Schokken is erg goedkoop. Het gegeven is natuurlijk erg goed, maar dergelijke zaken moeten grondig voorbereid worden, anders moet je het niet doen. Aangezien we daar geen gelegenheid voor hebben, besteden we er dus geen tijd aan in Twien”.
 


Andries Roest (1967, Kink)

 

In die tijd was er nogal wat kritiek op de presentatoren, onder wie Hans Kemna. In zijn hart leek de regisseur het met Mentink eens te zijn. Hij formuleerde het als volgt:  “Natuurlijk moet ik zeggen dat ik achter de presentatie sta. Maar er is een verschrikkelijk probleem. Twien moet met een beperkt budget werken. Daaruit kan geen groot salaris voor een presentator worden betaald. We moeten dus altijd werken met free-lance mensen. Dat zijn dikwijls acteurs of studenten, want andere beroepen geven niet de kans op onze opnamedagen vrijaf te nemen. Je zou meer eisen kunnen stellen wanneer er meer betaald kon worden. Er zijn talloze leuke en goede VVV-meisjes, die geschikt zouden zijn voor dit werk, maar ik kan ze niets bieden”.
 
Waarom, vroeg de redacteur, waren er nooit echt populaire groepen in het tv-programma van de NCRV? In de meest recente uitzending zaten Shane, Roek Williams & the Fighting Cats en Groep 1850, allemaal uit Nederland.
   Roest vond toppers ‘goedkoop’. Hij legde uit: “Het is helemaal niet moeilijk om alle topsterren in een programma te halen. Dan is de kijkdichtheid ook verzekerd. Maar heeft het zin? Onze opdracht is een magazine te maken, een kaleidoscopisch programma, waarin alles naar voren komt wat onder de jeugd leeft. Dat is ook veel fijner en dankbaarder om te maken. En gezien de reacties komt deze bedoeling ook over”.
 
Roest, in vaste dienst bij de NCRV, legde uit dat hij met 29 correspondenten, over het hele land verspreid werkte. Maar dat werkte zeker niet feilloos. Roest: “Ik zou graag willen dat er een directer contact bestond tussen de kijkers en ons, samenstellers. Dat zou de hele Twien-opzet ten goede komen. We missen nog te veel. Dikwijls moet ik achteraf bepaalde zaken vernemen, waar ik graag aandacht aan besteed zou hebben”.
   Popmuziek kwam niet uitdrukkelijk aan de orde. Dat kon ook niet goed. ‘Twien’ was maar een onderdeel van zijn werk. De regisseur stond op het punt een aantal quiz-programma’s voor de christelijke omroep te maken.


 

Tineke Roeffen (KRO): ‘Waauw’

 


Een van de problemen waar Andries Roest  mee te maken had, kwam ook aan de orde in de gesprekken die Mentink had met Tineke Roeffen van de KRO. Zij regisseerde het jongerenprogramma Waauw. De items in een uitzending voor de jeugd stonden al lang voor de uitzending vast. Bij de snelle ontwikkeling in de popmuziek was dat verre van handig. “We moeten al een maand van tevoren de decors in orde maken, die kunnen later niet meer gewijzigd worden. Dus er moet gegokt worden en natuurlijk mis je dan weleens hits”.


 


Tineke Roeffen (1967, Kink)

 

Roeffen, ongeveer veertig in 1967, was de eerste vrouwelijke televisie-regisseur. In tegenstelling tot Roest had ze naar eigen zeggen volop contact met haar doelgroep, de jeugd. Correspondenten in het land had ze niet nodig. “Reken maar, ik ga wel eens naar clubs toe en ik behandel alle binnengekomen brieven zelf. Dus contact genoeg. Vergeet niet, dat wij als eerste de Earrings, Les Baroques, Les Cruches en Haigs voor de televisie hebben gehaald”.
   Behalve Nederlandse groepen had ze echter ook ‘smartlap-gasten als Ronnie Tober en Rocco Granata’ een plek gegeven. Die hoorden in een tienerprogramma toch niet thuis?
   Roeffen: “Ach, Waauw heeft in België veel aanhangers en Rocco is daar populair, dus die keus is wel gerechtvaardigd. Op een gegeven moment kregen we veel briefkaartjes met verzoeken om Ronnie Tober”.
   Helemaal op de hoogte was ze niet. Dat bleek toen Mentink haar vroeg of ze belangstelling had om de Bee Gees, een snel doorbrekende Britse groep, in het programma op te nemen. Tineke reageerde met: “Wat is dat?”
 
Toen hij bij de KRO binnen stapte had Cees niet het gevoel dat hij zich in een ‘poptempel’ bevond. “De ontvangsthal van de Katholieke Radio Omroep aan de Hilversumse Emmastraat heeft iets ouderwets. Er hangt een sfeer, zoals je die soms tegenkomt in pastories of scholen. Het is er een beetje somber en wat bedompt. Oudere lieden lopen met vermoeide trekken op het gezicht af-en-aan. Je bent bijna geneigd op fluistertoon te spreken en op je tenen over de tegels te gaan. De gigantische bijbelvoorstelling, die een hele muur in beslag neemt, doet denken aan programma’s als ‘We luiden de zondag in’, alleen de geur van wierook ontbreekt”.
   De redacteur van Kink was ook nu behoorlijk kritisch, terecht of niet terecht. In de villa waar Roeffen kantoor hield ‘gaat het er – voor het oog althans – bedrijvig aan toe. Iedereen lijkt iets te doen en de wijdverspreide rommel onderstreept dat vermoeden’.
   Geld speelde geen overheersende rol bij de productie van het ‘tiener muziek programma Waauw’. “Er wordt met heel wat decors gewerkt. Er komen dansers en danseressen over uit Engeland. Waauw heeft een voorbereiding van ruim een maand. Dat is geld-rovend”. Bovendien had de KRO maar liefst twee mensen op het programma gezet. Tineke Roeffen deed de regie, Rens van Dorth (‘een vergrijsde radio-rot, dus niet meer zo piep jong’) was verantwoordelijk voor de productie. Die twee werkzaamheden waren bij alle KRO-programma’s streng gescheiden.
   Evenals bij de NCRV was er kritiek op de presentatie. Op een opmerking van de redacteur hierover reageerde Roeffen met: “Theo Stokkink komt er steeds meer in”. Dat mocht ook wel, schreef hij: het programma draaide al bijna drie jaar.


 

Theo Stokkink (1965)

 

Als je het verslag in Kink leest verliep het contact moeizaam. Roeffen maakte Waauw niet voor het eerste maar het tweede net. Dat was in 1964 opgezet om te kunnen experimenteren. De zender was in 1967 niet eens in het hele land te ontvangen.
   Roeffen: “Ik ben nog steeds happy op de tweede zender. Het fijne van het tweede net is, dat de mensen het idee krijgen iets te missen, althans dat gevoel moeten ze gaan krijgen. Ik stel helemaal geen belang in het eerste net, op het tweede houd je het langer uit”.
   Was het niet veel interessanter om op het eerste net te kunnen uitzenden? Dan zouden er immers veel meer tieners voor de buis zitten.
   De reactie van de regisseuse was duidelijk: “Als ik een programma samenstel, denk ik niet aan de hoeveelheid mensen, die zouden kunnen kijken”.
   Zo ging het in het jaar 1967. Bij zijn vertrek uit de omroepstad bedacht Mentink: “Er schijnt wel voldoende geld te zijn om fraaie gebouwen te plaatsen en peperdure – oninteressante – shows te kopen vanuit het buitenland! De Hilversumse kliek moet nog veel leren wat betreft popprogramma’s, maar ja daar is interesse voor nodig”. Vooral bij de NCRV bespeurde hij weinig belangstelling.


 

Bob Rooyens (Avro): Moef Ga Ga

 

Met Bob Rooyens (Avro) had Cees Mentink een meer open contact dan met Roest en Roeffen. Rooyens was niet in vaste dienst bij de omroep. De jonge regisseur, ‘nonchalant in kleding’, reed in een Porsche en vertelde: “Bij televisie is helemaal geen sprake van een verleden, van geschiedenis. Het is een volkomen nieuw medium, dat nog helemaal in de kinderschoenen staat. We ontwikkelen nog elke dag. Televisie is direct en indringend, televisie is realiteit”.
   Rooyens was opgeleid in Parijs en had ondanks zijn 27 jaar al heel wat ervaring. Zo was hij betrokken bij het populaire ‘Voor de Vuist Weg’ met Willem Duys als presentator. Een van de programma’s die hij voor de Avro gemaakt had, was zelfs als Nederlandse inzending genomineerd geweest voor de Gouden Roos in Montreux. Op het moment dat Mentink met Rooyens sprak was hij voor de tweede keer genomineerd - deze keer met een aflevering van het pop tv programma Moef Ga Ga, met daarin optredens van onder meer Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich, en de Tee Set (‘Don’t You Leave’).
 
Bob Rooyens had niet alleen bewonderaars maar kreeg tevens kritiek. Het ging hem om de beelden. Het optreden van de artiesten was er veelal ondergeschikt aan. Een manager had zelfs aangekondigd dat hij zijn groep om die reden niet in Moef Ga Ga wilde laten optreden.
   Toen Mentink hem die kritiek voorlegde reageerde Bob met de woorden: “Als producer ga je zoeken naar een bepaalde vormgeving van je show en in die hele conceptie is de artiest maar een deel. De artiest of groep heeft in dat geheel zijn eigen plaats, die hij door eigen kracht nog meer waarde kan geven. De artiest is in dienst van mij en ik in dienst van de artiest. Het is een soort wisselwerking. Natuurlijk is het veel makkelijker om te zeggen: we doen alles simpel – een beetje muziek, wat gepraat [‘Twien’], dansmeisjes [‘Waauw’]. Maar dan krijg je een ponskaarten-programma zonder een greintje spontaniteit en inventiviteit. Wat betreft Moef Ga Ga, de cijfers wijzen uit, dat er een grote kijkdichtheid is, het programma komt goed aan. God, man, je kunt niet iedereen tevreden stellen”.
 

 


Bob Rooyens (1967, Kink)

 

Omdat hij freelance werkte, was Rooyens tevens actief op andere terreinen. Zo had hij zich opgeworpen als plaatproducer. Met een Utrechtse groep nam hij een single op. “Die Full House was in het begin een grote grap. Ik hoorde die jongens ergens spelen en vond ze erg goed. Toen dacht ik: Jesus Christus, daar moet iets aan gedaan worden. Ik geloof wel dat de eerste plaat goed ontvangen is. Natuurlijk ga ik erin door, zo heb ik ook nog een zangeresje ontdekt – José – die het helemaal gaat maken”.
   Stopte hij dan z’n eigen artiesten in z’n shows?
   “Nee dat kan ik toch niet doen, zeg! Bij de samenstelling van Moef Ga Ga kijk ik naar de hitparade. Ik maak uiteindelijk een top-sterren-programma en daar kan ik geen eigen beginnende artiesten in zetten. Mochten mijn artiesten op een hitlijst komen, staan ze ook automatisch in mijn shows, dat is begrijpelijk”.
   Rooyens besefte dat hij nog heel wat moest leren, zeker wat betreft geluidstechniek. “De mogelijkheden bij plaatopnamen zijn beduidend groter door het diverse sporensysteem en het limiten. Bij de televisie moet alles er meteen goed opstaan, omdat je na afloop het ritme niet kan ophalen of de zang naar achter kan duwen. De balans moet direct goed zijn. Bij platen kan je zo lekker na afloop corrigeren totdat je het goed vindt.
   Bij mijn eerste plaatopname heb ik me enorm vergist in het geluid. Op de band en gespeeld door de luidspeakers klonk het allemaal fantastisch. Het was maar goed dat opname-technicus Jan Audier (ook Earrings, Q65) me daarop attent maakte en de band liet draaien via een speakertje van een doorsnee radio! Tussen band en uiteindelijke plaat zijn er nog diverse stadia waarbij je als producer weinig zinnigs kan doen, ondanks het feit dat er erg veel mis kan gaan. Die plaat van Full House bij voorbeeld is gesneden en geperst in Parijs [platenmaatschappij Barclay], ik heb mijn hart tot het laatste toe vastgehouden”.
 
Moef Ga Ga was in de poll van het maandblad Teenbeat als populairste tv-programma geëindigd. De freelance regisseur zou ongetwijfeld stevig benaderd worden door vertegenwoordigers van platenmaatschappijen.
  Rooyens: “Ja, dat fabeltje ging door het land: we zouden plaatjes krijgen met briefjes van 25 gulden in de hoezen. Nou dat is nooit gebeurd. Dan verlies je als samensteller alle rechten. Wel zijn er vogels die zonodig moeten en willen, daar word je beroerd van”.
   Behalve internationale prijzen winnen speelde geld, legde hij uit, wél een essentiële rol in zijn leven als televisie-regisseur. Ook Rooyens had te maken met piepkleine budgetten voor het aantrekken van artiesten. “Officieel moet ik met 4250 gulden een half uur-show maken. Da’s natuurlijk belachelijk en onmogelijk.
   Met een heleboel schipperen komen we er wel, want de ene show is goedkoper dan de andere. Maar het is bijvoorbeeld niet uitvoerbaar om een vast Moef Ga Ga-orkest te nemen, da’s veel te duur: een twaalfmans orkest (en da’s nog niet eens veel) kost met arrangementen, inclusief repetitie-dagen, zo’n 2.000 gulden per show. Het is een gelukkig toeval dat ik èn regisseur èn producer ben. Nu kan ik tenminste alle uitgaven zelf in de hand houden, ook aan decors en andere flauwekul”.


 

Ralph Inbar (Vara): Fanclub

 

 

Ralph Inbar (1967, Kink - met de hitparade bij de hand)

 

Cees Mentink bezocht Ralph Inbar (eigenlijk: Ralf Kamp, 1938-2004) op een bijzonder moment in het voorjaar van 1967. Een week eerder had Jimi Hendrix opgetreden in zijn programma Fanclub op de Vara-televisie. Rockminnend Nederland was in rep en roer.
   Twintig jaar later maakte Oor een reconstructie van het verblijf van Hendrix in Nederland. Jerry Voisin van platenmaatschappij Polydor die de artiest in zijn auto naar Amsterdam (studio Bellevue) begeleidde vond hem ‘vrij stoned’. Zijn vriend George Kooymans (van de Golden Earrings) was erbij en verklaarde later: “Ik kan me herinneren dat het heel erg tegenviel. Er werd gewoon een beetje gespeeld en hij was verschrikkelijk stoned”.
   Judith Bosch, op dat moment presentatrice van Fanclub, werd door Oor in 1987 uitgebreid aan het woord gelaten. “Hij was voor die tijd heel revolutionair. Heel anders dan we gewend waren. We hadden altijd redelijk nette groepjes gezien in Nederland. Keurig in het pak zittende popgroepen. En Hendrix, die was anders. In zijn manier van zingen, van gitaar spelen, de manier waarop hij liep... een beetje uitdagend. Ik vond het fantastisch. Eindelijk eens iemand die er uit sprong.
   Hendrix was echt vernieuwend. Je dacht: zo iemand heb ik nog nooit gezien. Een heel aardige leuke vent. Zeker niet onder de drugs. Lekker gek was hij. En hij maakte echt heel fijne muziek, die ook heel anders was dan we gewend waren”.
   In Oor was te lezen dat Jimi een uur te laat op de repetitie verscheen. Hij had zijn eigen apparatuur meegebracht en begon live te spelen. Het ging er zo hard aan toe dat nogal wat buren kwamen klagen. Ralph Inbar in 1987: “Ik heb geprobeerd dat aan Hendrix over te brengen. Maar die was nogal stoned, tenminste ik had die indruk. Er was nauwelijks met hem te communiceren. In elk geval had hij er moeite mee naar mij te luisteren”.
   Van een optreden was om die reden geen sprake meer. In plaats daarvan moest de groep (met Noel Redding en Mitch Mitchell) de hit ‘Hey Joe’ playbacken. Voor Jimi was de lol eraf. Dat bleek die avond toen Fanclub live werd uitgezonden. “Hij trok zijn mond nauwelijks open en bewerkte ongeïnteresseerd zijn gitaar”. Inbar was furieus. De vertoning van de artiest duidde hij aan met: ‘Wraak of gebrek aan dope’. Bassist Noel Redding noteerde in zijn dagboek: “Jim did a big moody. Producer went mad”.


 

Jimi Hendrix in Fanclub, maart 1967

 


 
Toen Cees Mentink een paar dagen later bij Inbar in Hilversum arriveerde zag deze er ‘duidelijk vermoeid’ uit. “Zwart-omrande ogen zijn het laatste uiterlijke verschijnsel van zijn gevecht in diverse ronden met Jimi Hendrix, die in de jongste Fanclub zo duidelijk zijn ongeïnteresseerdheid en ‘lak aan het publiek’ demonstreerde”. De regisseur verklaarde bij die gelegenheid: “Ja, de ellende is voorbij. Dat is het gevaar van live. Als het film was geweest hadden we hem er helemaal uitgeknipt”.
   Inbar voelde zich, lijkt het, meer dan zijn collega’s betrokken bij de ontwikkeling van de popmuziek in 1967. Om die reden ook wilde hij de artiesten zo veel mogelijk echt laten optreden en dan bovendien in een rechtstreekse uitzending. “Het is niet goed om alles maar te filmen. Iedereen – technici, artiesten etc. – hebben dan in het achterhoofd: als het niet goed gaat, doen we het wel opnieuw. Om tot een maximale prestatie te komen heb je die pressie van het mag niet verkeerd gaan nodig”.


 

 


 
Ook Inbar had geen behoefte aan correspondenten in het hele land. Omdat hij de tijdgeest aanvoelde ging hij bij de selectie van de artiesten af op zijn intuïtie. “Je krijgt langzaam aan wel enige kijk op de zaak. Je ziet sneller of een bepaalde artiest of plaat groot gaat worden. Dat heb ik onder andere bewezen met Cat Stevens. Ik vond ‘I love my dog’ al goed voor een topplaats, vóórdat men hier van hem gehoord had. Ik toets mijn ideeën natuurlijk bij anderen en neem dan de beslissing, Ik ga niet of nauwelijks af op de enthousiaste verhalen van de platenmensen. Als je die zou moeten geloven, werd iedere plaat nummer één.
   In het begin was het moeilijk om grote namen voor Fanclub te interesseren. Toen het programma nog niet zo stond had ik de grootste moeite een attractie van enige omvang te krijgen. Nu melden ze zich zelfs aan. Ze zijn zelfs bereid voor een lagere gage op te treden, alleen omdat de show goed is. De faam van Fanclub gaat echt over de landsgrenzen, er wordt in Engeland over gesproken”.
   Begin 1967 werden hits vooral geboren nadat ze door de zeezenders (Veronica, London, Caroline) aan de man gebracht werden. Inbar zag zich zelf een grotere rol toebedeeld dan die welke hij in werkelijkheid speelde. Aan Kink vertelde hij dat ‘heel wat platen het haalden na een Fanclub-duwtje’. Als voorbeelden gaf hij aan: Sonny & Cher, Cat Stevens, Jacques Dutronc, Manfred Mann, Spencer Davis, Karin Kent en Herman’s Hermits.
   Het tv-programma van de Vara had bovendien nóg iets unieks. Af en toe werd er een clip van een buitenlandse groep uitgezonden, zoals ‘Penny Lane’ van de Beatles. Zoiets was heel bijzonder in die tijd. Inbar wilde aan Cees Mentink dan ook niet onthullen hoe hij dat voor elkaar gekregen had. “Ach, we hebben zo onze kanalen”, mompelde hij.
   De regisseur was er op gebrand de Rolling Stones live in zijn programma te laten optreden. Die hadden begin 1967 een grote hit met ‘Let’s spend the night together’ en ‘Ruby Tuesday’ (en later dat jaar met ‘We Love You’). Maar dat lukte niet. De reden was duidelijk: “Ze vragen een bedrag dat tussen de 5 en 50.000 gulden ligt”. Zoiets ging het budget van Fanclub ver te boven. Misschien wel uit kinnesinne had Inbar er ook geen behoefte aan dan maar een clip (‘filmpje’) uit te zenden. “Ik had geen ruimte meer voor die film. Ik vond het trouwens weinig zeggend. Ik heb het aan de Tros afgestoten. Ze waren er blij mee”.
   Inbar zond wel een filmpje van Eric Burdon uit. maar kortte het sterk in. “Het was gewoon niet goed genoeg”.
   Moderne popmuziek speelde dus duidelijk de boventoon in Fanclub. Maar ook andere onderwerpen kwamen aan de orde. Inbar was echter terughoudend met sex. Het waren de tijden van Hitweek en later Hoepla (VPRO). “Daar zijn andere programma’s voor. Er ligt hier een taak voor de ouders en leraren. Dat wil niet zeggen dat ik niet incidenteel aandacht zal besteden aan sex, maar nogmaals: steeds met mate”.


 

Ralph Inbar in gesprek met Pim Oets (Hitweek)

 

 
Een paar maanden na het interview in Kink vertrok Ralph Inbar tijdelijk uit Nederland. In juni brak de Zesdaagse Oorlog uit. De buurlanden van Israel vielen het land onverwacht aan, maar werden verslagen. Inbar, die behalve de Nederlandse ook de Israelische nationaliteit bezat, had ‘uit gewetenswroeging een aantal weken gediend in het Israelische leger’. Voor hem was er geen twijfel: “De Arabieren gaat het erom Israel te vernietigen, kapot te maken, de joden de zee in te sturen, om Israel weer onder Arabische heerschappij te brengen”. Niet iedereen in Nederland begreep dat, besefte de Vara-man. “Israel daar moet je geweest zijn, je moet er geleefd hebben om de problemen te kunnen begrijpen. De meeste Nederlanders hebben nog nooit van hun leven een Arabier gezien”.
   Pim Oets van Hitweek liet Inbar vrijuit praten over zijn politieke ideeën en deed er uitgebreid verslag van in de krant die behalve popmuziek steeds meer andere onderwerpen aan het behandelen was. Niet voor niets werd Hitweek omgezet in Witheek en vervolgens Aloha.
   Het gesprek vond plaats in augustus 1967. Inbar was uit Israel teruggekomen omdat het jaarlijkse zomer-reces van de Nederlandse televisie ten einde liep. Samen met Oets keek hij nog eens terug op Fanclub in het afgelopen jaar. De muziek van Jimi Hendrix zag hij nog steeds helemaal zitten. Alleen die drugs, dat was vreselijk. “Als iemand veel gedronken of gerookt of zo heeft, verliest hij alle verantwoordelijkheidsgevoel, alle gevoel voor tijd, het is moeilijk er echt serieus mee te werken. Jimi Hendrix is een van de duidelijkste bewijzen. Hij zat tot over zijn nek onder de dope”.
   Cat Stevens was eveneens verslaafd aan drugs. “Hij moest ieder half uur een prik hebben”.

 
Ralph Inbar (‘Ik heb nog nooit verdovende middelen gebruikt. Ik heb er ook geen behoefte aan’) had zich voorgenomen voortaan streng te zijn: “Iemand die stoned is zou ik niet in mijn programma laten optreden. Ik zou geen mensen willen contracteren die ergens aan verslaafd zijn. Ze zijn onbetrouwbaar”.
   Inbar besefte misschien niet dat een groot percentage van zijn favoriete artiesten tot de categorie gebruikers behoorde, zoals de geschiedenis inmiddels heeft uitgewezen. Inbar: “Ik heb platen van de Beatles, Stones, Hollies (‘een zeer goeie groep’), Jimi Hendrix. De ouwe Spencer Davis groep. Ik vind de nieuwe samenstelling [zonder Stevie Winwood] minder. Er is duidelijk een verschil in sound. De Pink Floyd vind ik ook geweldig”...
   Aan het slot van het interview met Pim Oets had Ralph Inbar nog een oproep voor de lezers van Hitweek. De regisseur was uitgekeken op presentatrice Judith Bosch. Die was te oud geworden. “Als er geweldige hippies tussen zijn die de presentatie van Fanclub denken aan te kunnen, laten ze dan met mij contact opnemen bij de Vara”.
   De nieuwe presentatrice werd Sonja Barend. Een jaar later, in 1968, traden Ralph en Sonja met elkaar in het huwelijk.
 
Harry Knipschild
12 november 2014

Clips

* Top of Flop, eerste uitzending, 1961
* Shane in Twien (NCRV), aangekondigd door Hans Kemna, 1967
* Rolling Stones, Let's spend the night together (Top of the Pops), 1967
* Tee Set in Moef Ga Ga (Avro), Don't you leave, 1967
* Beatles, Penny Lane, 1967
* Cat Stevens, I love my dog, 1967
* Eric Burdon/Animals, When I was young, 1967
* Jimi Hendrix, Wild Thing, Parijs, 1967
* Waauw op KRO-tv, met Theo Stokkink, 1969
   
Literatuur
 
Cees Mentink, ‘Ralph Inbar’, Kink, 25 maart 1967
Cees Mentink, ‘Bob Rooyens’, Kink 25 maart 1967
Cees Mentink, ‘Regisseuse Tineke Roeffen: ‘Contact genoeg met de tieners’’, Kink, 15 april 1967
Cees Mentink, ‘Twienregisseur Andries Roest: ‘Ik heb leuke meisjes niks te bieden’’, Kink, 13 mei 1967
Pim Oets, ‘Ralph Inbar: ‘Drugs is een manie, het gaat wel weer over’’, Hitweek, 31 augustus 1967
Tom Engelshoven en Paul Evers, ‘Hendrix in Holland. Een reconstructie uit het gitaarjaar 1967’,
Oor, 4 april 1987
 
 
  • Raadplegingen: 18866