Skip to main content

163 - De media over Woodstock (1969)

 
In de tweede helft van de jaren zestig hadden steeds meer ondernemende mensen het idee een popfestival te organiseren, vooral ’s zomers in de open lucht. Jongelui kwamen dan om samen te zijn, te praten over hun idealen en natuurlijk naar muziek te luisteren.
   In Amerika waren de festivals verspreid over het hele kontinent. Vooral die van Monterey (1967) en Woodstock zijn tot de verbeelding gaan spreken, mede omdat ze voor het witte doek vastgelegd werden. Vanwege de filmopnamen zagen artiesten de festivals in die tijd als promotie voor hun carrière. Ze kwamen en waren bereid voor weinig of geen geld op te treden.

 

Het festival van Woodstock, dat half augustus 1969 gehouden werd in het plaatsje Bethel in de staat New York, heeft mythische vormen aangenomen. De film die ervan gemaakt werd en vanaf het late voorjaar van 1970 vertoond werd, vind ik zelf een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de popmuziek. Misschien is het aardig er eens op terug te kijken en dan met name hoe er in die tijd zelf over gedacht werd. Op YouTube kun je de eindverslagen vinden van de drie grote Amerikaanse tv-netwerken. 
  

Op weg naar Woodstock Festival

  

NBC-televisie

 
NBC-nieuws, 18 augustus 1969: “Het folkrock-festival dat 350.000 mensen naar een landelijk gebied op twee uur afstand van New York bracht is eindelijk afgelopen [met een optreden van Jimi Hendrix] bij het eerste licht van de dageraad”.
   Een verslaggever ter plekke maakte onder het geluid van rockmuziek duidelijk: “Vooral jongelui kwamen om te luisteren naar de ‘greatest rock groups’ in het land. De organisatoren maakten er drie dagen van vrede en muziek van. Zo was het precies voor de meeste mensen. Er waren veel problemen: te weinig sanitair, tekort aan voedsel en water”.
   De reporter maakte een jongen en meisje wakker die samen geslapen hadden. “Hoe lang zijn jullie hier?”
   Ze waren, zeiden ze, al een paar weken eerder vanuit Spanje gearriveerd en genoten volop. “We zijn gekomen om de beste muziek in de wereld te zien”, zei het meisje giechelend en kroop nog eens tegen haar vriend aan. Ze lagen gewoon lekker samen op de grond, slaapzakken waren er niet. Al die problemen, het kon hen niets schelen.
   NBC wees nog eens op wat er fout gegaan was. “Er waren duizenden kleine verwondingen en ook enkele grote medische problemen”. Een festivalganger reageerde: “Het komt er allemaal op neer dat je op je zelf moet letten. Sommige mensen doen dat, andere niet. Some people go out into the woods”.
   En dan waren er, hoe kon je het anders verwachten met 350.000 jongeren uit de twintigste eeuw - drugs. Een bebaarde rustige festivalganger: “Er zijn hier meer mensen dan dope”.
   Loopt het dan uit de hand?
   “I don’t believe anything is out of control. Everything I have seen has been a together thing. It’s turning people on to a different kind of living from the city. That’s what’s happening out here”.
   De tv-verslaggever nam het heft in handen en vatte zijn ervaringen samen: “Het zal nog wel een paar dagen duren voor alle mensen vertrokken zijn uit de rustige en vreedzame Catskill Mountains. En langer voor het hier weer normaal is. Ondanks alle problemen – en die waren er volop, hoewel niet in die mate als men gedacht had – zegt dit weekeinde een heleboel over de Amerikaanse jeugd. Meer dan 350.00 mensen kwamen hier, op zoek naar vrede en muziek. Velen zeiden dat ze een heleboel over zichzelf geleerd hadden, hoe je het met elkaar moest vinden en waar het echt om draaide. For most that alone makes it all worthwhile. Len Tucker, NBC News in Upstate New York”.
   Achter hem zag je de mensen vertrekken. Ze lieten een hoop vuil achter zich in het veld.
 

ABC-televisie

  


John Sebastian treedt onvoorbereid op voor 'overbevolkt' weiland
  

ABC liet eveneens weten dat iedereen uit de boerderij [van Max Yasgur] vertrokken was en de rust weergekeerd was. Men had flink wat troep achtergelaten. Gregory Jackson keek vanuit het nabijgelegen Monticello nog eens terug op de ‘last of the vibrations’. De mensen in de stad hadden opgezien tegen de komst van de hippies. Gedurende de afgelopen paar dagen waren ze totaal anders over de nieuwe generatie gaan denken. Een winkelier had weinig schoenen verkocht, maar dat gaf niet: “Ze waren een stuk beleefder dan ik gedacht had. They were happy here”. Een politieman: “I think they were really a wonderful group of kids. Ik heb nog nooit zo’n grote groep kids ontmoet die zo rustig, zo geduldig, zo hoffelijk, zo vol van begrip waren onder deze omstandigheden waar we de afgelopen dagen mee te maken hadden”.
   Inwoners van Monticello kregen de kans hun mening te geven. “In het begin waren we bang. Maar de mensen waren anders gaan denken over deze jonge mannen en vrouwen”. Een andere man vond: “Ze verdroegen een heleboel ongemak die gewone mensen nooit zouden accepteren”.
   ABC: “De verslaggeving van het festival was soms tendentieus. Daarom hebben de mensen niet geleerd wat de mensen in deze stad wel hebben: weet dat Monticello geen rampgebied was. Er waren hier 450.000 jonge mensen. Ineens was het kleine Monticello een grote stad zonder enige faciliteiten, weinig politie en geen geweld. Er was niet de minste onenigheid toen ze twaalf uur achter elkaar in de file stonden. Op hun kleding moet je maar niet letten. Maar probeer je voor te stellen wat er zou gebeuren als 450.000 zakenmensen, goed in het pak, drie dagen lang onder gelijke omstandigheden samengepropt zouden zitten”.
   De anchorman van het nieuws, Frank Reynolds, voegde er aan toe: “Toegegeven, er was zowel marihuana als muziek op het festival, maar geen rioting”. Hij gebruikte het Woodstock-festival nog eens om te wijzen op de overbevolking van de aarde, een thema dat, vind ik, de laatste jaren nogal weinig aandacht gekregen heeft. “Als een half miljoen youngsters het drie dagen lang goed met elkaar kunnen vinden, is dat nog geen garantie dat de rest van ons kan verdragen dat we steeds dichter op elkaar komen te zitten”.
    Howard K. Smith, een man op leeftijd, ging door op het thema. “De afgelopen paar dagen konden we even naar de toekomst kijken”. Smith liet een foto van een soort mierenhoop zien. Het was een foto van de menigte tijdens het festival, vanuit een helicopter genomen. “Jonge mensen zo dicht op elkaar dat ze geen goede toegang hadden tot eten en water of noodzakelijke medische hulp. Het goede humeur van de kids hielp hen er doorheen maar het was een afschuwelijke samengepakte manier om plezier te zoeken.
   Te veel mensen bij elkaar, het begint normaal te worden in ons leven. Stranden, hotels, vervoer, alles is meer dan vol. Laatst vloog ik van New York naar Washington, een vlucht van slechts veertig minuten. We moesten drie uur wachten voor we de lucht in konden, omdat er te veel mensen waren en te veel vliegtuigen. Wat dit betekent is dat de overbevolking, die al zo lang voorspeld is, langzaam over ons heen geslopen is. Elke week wordt het erger. Nog voor we door onze grondstoffen heen zijn verlaagt het de kwaliteit van het leven.
   Het ligt aan de basis van al onze problemen. Steeds meer mensen met steeds meer auto’s. Steeds meer industrieën proppen steeds meer gif in het milieu. Het gaat op een manier die niet meer bestuurbaar is. Een uitdijende bevolking komt daardoor steeds verder weg te staan van de samenleving zoals die georganiseerd is. Het lijkt wel alsof studenten hun kennis fabrieksmatig vergaren. Kiezers vinden dat ze geen invloed meer hebben op hun regering. Dit soort frustraties kan tot rebellie leiden”.
   Smith wees de kijkers op een advertentie: “Whatever your cause it’s a lost cause unless we control our population”.
   Dreigend stelde hij: “Als we niets doen is Woodstock een blik op onze toekomst. Bij de volgende ‘Woodstock’ zijn het misschien volwassenen die zich misdragen”.  
 

CBS-televisie

 
Walter Cronkite was de presentator van het CBS-journaal. Hij gaf het woord aan Richard O’Brien, die met rockmuziek (Jimi Hendrix?) op de achtergrond verslag deed vanuit Bethel op de dag dat ‘Woodstock’ ten einde gekomen was. Volgens Cronkite had het festival in White Lake plaats gehad.
   “Drie dagen lang luisterden ze. Vandaag zijn ze naar huis terug gegaan. De sponsors hadden aangekondigd dat het drie dagen van ‘vrede en muziek’ zou zijn. Dat was het ook – en veel meer. Volgens schattingen waren er meer dan 300.000 mensen. Deze omvang was de oorzaak van de meeste problemen. Maar ook de wind en de regenbuien hebben het weiland [van Max Yasgur] omgezet in een boerderij vol modder. Het grootste probleem was dat niemand, maar dan ook niemand er ook maar het minste idee van had dat ze in zulke aantallen zouden komen. Vandaag hebben ze hun boeltje opgepakt en zijn alle kanten op vertrokken”. Je zag bordjes om te liften naar South Jersey, New York City en North Carolina.
   “Met 300.000 mensen, zei een official, heb je niet zozeer te maken met een menigte, maar eigenlijk een stad. Woodstock had dan ook de problemen van een stad. Een youngster is vermoedelijk gestorven door een overdosis heroïne. Tachtig anderen zijn wegens drugs gearresteerd. Een andere jongen stierf toen de bestuurder van een tractor hem niet zag liggen in een slaapzak. Een van de organisatoren zei dat hij zoiets nooit meer zou opzetten tenzij hij de Grand Canyon kon huren. Misschien moet hij dat wel. Er zijn al dreigingen van rechtszaken van lokale zakenmensen die het een schande noemden. De kids vonden het ‘just great’. Nu is het voorbij. Er moet massaal worden schoongemaakt. The Woodstock Music & Art Fair, having done its thing quietly folds its tent and steals away, till another day”...
  


Hulp voor de hippies (foto museum, 24 oktober 2013)


  
Tot slot kreeg John Laurence het woord om terug te kijken. De tamelijk jeugdige tv-medewerker zag er uit als het knapste jongetje van de klas. “Wat het afgelopen weekeinde in White Lake heeft plaatsgevonden is misschien meer dan een ongecontroleerde uitbarsting van hippe jonge mensen. Ze moesten hun best doen om te overleven. Eerst twintig mijl in de file. Vervolgens een hevige hitte en plotselinge regen. De dorst en honger door het tekort aan water en eten, alleen maar om in de gelegenheid te zijn een paar dagen op het platteland door te brengen, ‘getting stoned on their drugs and grooving on the music’.
   Wat in White Lake gebeurde was dat honderdduizenden kids een landelijk vakantiegebied overspoelden dat totaal niet voorbereid was om hen op welke manier dan ook te huisvesten. Ze kwamen terecht bij volwassenen die niets moesten hebben van hun manier van leven. Er gebeurde iets onverwachts. Beide groepen wisten elkaar te vinden in vriendelijkheid en zorg. Iedereen leerde van die ervaring. Voor de volwassenen was het een les in menselijk begrip. Zij waren zich niet bewust van de vriendelijke manier waarop de kids met elkaar omgingen.
   Deze langharige vooral blanke kids in hun bluejeans en op sandalen waren geen blanke anarchisten die op rellen uit waren. Ondanks de open oproep tot geweld onder enkele politieke radikalen in de menigte bleven ze beleefd, passief en hulpeloos toen het gebied overvol was.
   De [gewone mensen] die er verbleven begrepen de urgentie en kwamen in actie. Huisvrouwen deelden koffie uit aan youngsters die gestrand waren en die al dagen niets te eten hadden. Katholieke nonnen deelden sandwiches uit die door joodse moeders gemaakt waren. De politie stelde zich pragmatisch op en liet de kids in het openbaar drugs gebruiken. Zo veel mensen rookten pot, legde de politie uit, dat er [toch] niet genoeg gevangenissen waren om ze vast te zetten. Ouderen herinnerden zich dat 35 jaar geleden alcohol [na de drooglegging in de jaren twintig weer] formeel toegstaan werd.
   Zo’n spektakel zal misschien nooit meer plaatsvinden. Maar de nieuwe jeugdcultuur is vastgelegd in de de hoofden van volwassen Amerika”.
   De Woodstock-generatie was in zekere zin geboren...
 

Een boek over Woodstock

   
In 2009 publiceerde Pete Fornatale een boek over Woodstock. In het voorwoord begon hij met terug te kijken naar de situatie een drietal weken voor het festival plaatsvond. Op 27 juli 1969 werkte Pete voor het eerst als deejay bij radio-station WNEW in New York. Hij kondigde platen aan als ‘Sing this altogether’ (Rolling Stones), ‘All together now’ (Beatles) en ‘You can all join in’ (Traffic).
   Vervolgens moest hij een reclame-boodschap voorlezen. Zo werden zijn luisteraars op de hoogte gebracht van hetgeen zich vanaf 15 augustus allemaal zou gaan afspelen in Bethel, Sullivan County, in de staat New York. Optredens werden verwacht van een heleboel artiesten. Hij noemde ze zowat allemaal: van Richie Havens tot Tim Hardin, van Janis Joplin tot de Who, van Joe Cocker tot Jimi Hendrix. Voor drie dagen Woodstock moest je achttien dollar betalen.
   Pete keek vier decennia terug en schreef: “These were my first few minutes on the air at the most important of the new breed of FM-rock radio stations in the country, and I was talking about an event that would soon redefine the culture, the country, and the core values of an entire generation”.
   Hij legde uit: “Without initially intending to, Woodstock made a statement. It became a symbol for all the changes that bubbled up during the first half of the American ’60s and boiled over during the second half.
   Just eight years earlier, John F. Kennedy had galvanized the nation during his inaugural address with his declaration that ‘the torch has been passed to a new generation’. He was talking about the torch handed off by the pre-World War II generation to the men and women who actually fought it.
   Woodstock was about the passing of the torch to the next generation – from the World War II veterans to their children, the already labeled ‘baby boomers’, who grew up differently than their forebears, with affluence, education, television, and, of course, with rock ’n’ roll”.
 


 

Carlos Santana tijdens Woodstock-optreden

  

New York Times over Woodstock, anno 1969

 

In het boek was Fornatale kritisch over de berichtgeving in de media, anno 1969. Die in de New York Times met name. Mike Jahn, die voor de toonaangevende krant schreef, liet hij aan het woord. De journalist vertelde hoe het gegaan was. Hij en Fornatale waren tot kort voor het rockfestival, weer zo’n festival, niet op de hoogte dat het überhaupt zou gaan plaats vinden.
   “I heard about Woodstock from the New York Times. I was never big on industry gossip. I was focused on the music. So I didn’t really have an idea that the Woodstock festival was coming up. And when I heard about it, I thought, I don’t want to go to this. I told the Times that I’d rather go to Newport and they said, ‘We want you to go to Woodstock’.
   I got about halfway there in my rented car and it was trafficky. You just couldn’t get anywhere. So I had to leave my car by the side of the road and walk to a sleazy motel and checked in. I called the Times and told them what was going on. I said, ‘Look, you better send a hard news team here. I cannot do this myself. This is a major story’. They sent a helicopter for me and that’s how I got in”.
   Jahn was er bij in Bethel en wist een kort stukje voor krant te schrijven. Waarschijnlijk belde hij het op zondagavond vanuit een telefooncel door naar de redactie. De titel van het artikel, dat meteen na het Woodstock-weekend geplaatst werd luidde: “Rock audience moves to dusk-to-dawn rhythms”.
   Dit was zijn tekst: “The Band, the country-rock group that once was Bob Dylan’s backup band, left the stage just before midnight last night as the Woodstock Music and Art Fair braced for another dusk-to-dawn session. The group plays a taut fusion of country music and rock with vocals direct from the classic nasal Hillbilly style.
   It followed a raucous display of California ‘psychedelic’ rock by Country Joe and the Fish and a low-key concert of blues rock by Ten Years After, a British band.
   Mainly because of the weather, the performers arrived on stage about eight hours behind schedule, playing to a greatly reduced audience, most of it a hard-core group of rock ’n’ roll devotees.
   Yesterday’s program began with Sly and The Family Stone, the innovative rock band from San Francisco, who completely captured the audience’s imagination. The group appeared early in the morning, and by the end of its hour-and-a-half stint had almost everybody within earshot dancing or clapping. Spotlights made great swoops across the crowd and people threw sparklers into the air every time the group shouted ‘Higher!’ as part of one of their songs.
   When Sly and the Family Stone went onstage at about 3 A.M. [drie uur in de nacht], the audience had been sitting or lying for a long time and was ripe for some exercise.
   The group, which is led by a former San Francisco disk jockey, Sylvester (‘Sly’) Stone, has artfully risen above the mass of soul bands by using melody styles vastly different from what is usual in soul music.
   The best example of the group’s sound fusion is ‘Everyday People’, its song about brotherhood, which became one of the most popular records released this year. Sly and the Family Stone has managed to combine a happy-sounding melody line with an infectious and very danceable soul beat. The crowd here responded many times more warmly than to any of the groups or individuals that appeared earlier.
   One of those groups was Creedence Clearwater Revival, a band from San Francisco. It gave a good concert of its blues-rock and traditional rock songs. Led by the gritty voice and spunky guitar of the group’s leader, John Fogerty, the group played beautiful versions of its familiar songs, ‘Proud Mary’, ‘Born on the Bayou’ and ‘I Put a Spell on You’.
   Unlike many other West Coast groups, Creedence Clearwater Revival plays simple, unsophisticated and rollicking music. The group formed in 1959 when the members were in junior high school and has been together ever since. This is no small achievement considering that most rock groups fall apart after about a year.
   Janis Joplin, the Texas singer, who became so popular as a member of the now disbanded San Francisco group Big Brother and The Holding Company, sang on Saturday night with her own band, as yet unnamed.
   The special meaning of this concert for Miss Joplin is that her career was given its biggest push by the 1967 Monterey Pop Festival in California, the first of these large rock gatherings.
   Her appearance here was less spectacular. She sang hard and loud and was well received but there were problems. Miss Joplin is a very emotional singer given to great outbursts of energy. Big Brother and The Holding Company was similarly inclined. Precision was dropped in favor of spontaneity and excitement, and it was a happy bargain. Her new band is 10 times more precise and technically correct than Big Brother, but much less exciting.
   Miss Joplin sang some of her well-known songs, like ‘Piece of My Heart’ and the Bee Gees’s ‘To Love Somebody’. One of her best new songs, ‘Work Me, Lord’, was written by Nick Gravenites, singer for another defunct band, The Electric Flag.
   Saturday also saw performances by Canned Heat, The Grateful Dead and The Who. Jefferson Airplane, the San Francisco band, played a long set that ushered in the dawn”.
   Typisch een stukje dat een journalist ter plekke schrijft omdat het zo snel mogelijk de krant in moet. Van perspectief en diepgang is nauwelijks sprake.
 


Mike Jahn

 
Elders in het boek van Fornatale legde Mike Jahn uit waarom hij zich door de New York Times enigszins tegen zijn zin had laten overhalen naar Woodstock te gaan: “One of the reasons I decided to go to Woodstock was that Richie Havens [1941-2013] was going to be there. Richie and I were friends, and I figured if he was going to be there, I could be there. I knew him back in 1966.
   Somebody gave me a copy of [het album] ‘Mixed Bag’ and I loved it. I got in touch with him and met him in his apartment in the East Village [New York]. He took me to Slug’s, a legendary jazz club, and I was probably the only white man in the place.
   There was some animosity with the guy at the door. He didn’t want to let me in, but Richie said, ‘He’s cool’, so he let me in. So we went in together to see Sun Ra. Richie was such a sweetheart”.
 
Opvallend in het boek van Fornatale is hoezeer hij het toeval benadrukte. Vrijwel niets was geregeld, er waren geen handige marketingjongens, nauwelijke uitgekookte artiestenmanagers. Ver weg van de stad New York, in een gebied dat men alleen nog per helicopter door de lucht kon bereiken, was er een hoog gehalte aan spontaniteit. Country Joe McDonald en John Sebastian bijvoorbeeld werden ter plekke overgehaald om in hun eentje op te treden. Vanwege de verstopte wegen waren er op dat moment geen andere artiesten voorhanden. Ze kregen een gitaar in handen geduwd en moesten zo het podium op, ‘unplugged’ zeggen we tegenwoordig.
   Misschien krijg je zo wel de beste popmuziek.  

  
Een schema vol goede bedoelingen (foto museum, 24 oktober 2013)

  

Nederland en het Woodstock-festival 1969-1970

 
Het Woodstock-festival liet in Amerika onmiddellijk zijn sporen na in 1969. In Europa, en zeker bij ons in Nederland, was dat anders. Wie las de New York Times in 1969? Wie was anno 1969 in staat om naar de Amerikaanse televisie te kijken? Laten we eerlijk zijn. Vrijwel niemand.
   Ook ik niet. Sinds juni 1969 werkte ik [HK] voor platenmaatschappij Polydor in Den Haag. Polydor vertegenwoordigde Atlantic Records. Atlantic was direct betrokken bij Woodstock. De platenmaatschappij bracht voorjaar 1970 op drie elpees een overzicht uit van de muzikale hoogtepunten van hetgeen zich in augustus 1969 in Bethel had afgespeeld. En later een dubbelalbum met meer muziek.
   In 1969 bestond het Woodstock-festival voor mij niet. Ik wist er niets van en dat gold, denk ik, voor vrijwel alle Nederlandse muziekliefhebbers. Pas begin 1970 drongen de eerste berichten door. Op verzoek van Amerika organiseerde ik als chef van de Polydor-promotie kort voor de release van de platen en de film een persvoorstelling in een (overvolle) Amsterdamse bioscoop. Het was de eerste keer dat Nederland, inclusief ik zelf, kennis maakte met het fenomeen Woodstock. De film, zou je kunnen zeggen, maakte het festival en alles er om heen. Zonder de film was Woodstock waarschijnlijk een van de vele festivals geweest die er aan het eind van de sixties in de VS gehouden werden.
 


De hoes van de box met drie LP's

 
Elke zichzelf respecterende Nederlandse popjournalist schreef tien of meer maanden na het festival (!) over de grote happening in het Amerikaanse Bethel. Bijvoorbeeld Henk Weynands, die de jongerenrubriek Kwink in de krant voor Gorcum verzorgde. Op 5 juni was onder de kop ‘Woodstock: de film (van 3 uur) de plaat (van 2.30 uur)’ te lezen:
   “Voor een uitgelezen publiek – zo signaleerde Kwink de voltallige Golden Earring, de Shoes, Rob Out, Wim Noordhoek en anderen – ging vorige week de film ‘Woodstock’ in het Amsterdamse Floratheater in voorpremière. De film gaat eind juni/begin juli in roulatie.
   ‘Woodstock’ is een drie uur durende film, geselekteerd uit 120 uur filmbeelden van het popfestival ‘The Woodstock Music & Art Fair’, dat vorig jaar augustus 500.000 mensen trok.
   Tijdens het popfestival, dat drie dagen en nachten duurde, traden op Joan Baez, Joe Cocker, Country Joe & The Fish, Crosby, Stills, Nash & Young, Arlo Guthrie, Richie Havens, Jimi Hendrix, Santana, John Sebastian, Sly & the Family Stone, Ten Years After, The Who en, maar zij zijn niet in de film te zien, Jefferson Airplane, Paul Butterfield Blues Band en Canned Heat.
   Maar de film gaat niet uitsluitend over de groepen en artiesten: ook het publiek speelt een grote rol. Zo zijn we getuige van het ploeteren in de modder, na de geweldige regenbui die het festival verstoorde. En we zien, als het beter weer geworden is, een groot aantal hippies zwemmen in een meertje.
   Er kwam heel wat kijken voordat met het filmen begonnen kon worden. Zo liepen diverse onderhandelingen tussen de makers van de film Michael Wadleigh en Bob Maurice en filmmaatschappijen op niets uit. Daarom besloten zij de film op eigen risico te maken. Op alle mogelijke manieren moesten zij aan geld zien te komen om het geheel te kunnen financieren. Vlak voor de aanvang van het festival stapte Warner Bros in de zaak, en op het moment dat de eerste bezoekers verschenen, waren Maurice, Wadleigh, 20 kameramannen. 8 assistenten, 20 geluidstechnici, 6 fotografen en 30 produktie-assistenten op het festivalterrein aanwezig.
   Ruim 1 ½ miljoen gulden aan apparatuur moest naar Bethel worden gebracht om ‘Woodstock’ te kunnen opnemen. De apparatuur doorstond vele slagregens, tonnen modder, 70 uur van bijna constant gebruik, 315.000 feet kleurenfilm, 81 uur geluidsopnamen, een half miljoen mensen en drie ongelooflijke dagen.
   Wadleigh geeft de kijker de illusie of hij zelf het festival meemaakt. Daartoe verdeelt hij het beeld soms in twee of drie beelden, het publiek aan de ene kant, de muziek aan de andere. Zelf zegt Wadleigh: ‘Het publiek krijgt alles wat op het Woodstock festival plaatsvond, behalve de modder’.
   ‘Woodstock’ is een documentaire geworden, die het oude begrip ‘documentaire’ doet verbleken. Het is een film geworden die een vrij totaal beeld geeft van de hedendaagse popgeneratie.
   In tegenstelling tot de algemene voorspellingen is ‘The Woodstock Music & Art Fair’ geen chaos geworden, maar een driedaags gebeuren van liefde, muziek en vrede, hetgeen in de film zeer duidelijk tot uitdrukking komt. Het is alleszins te hopen, dat het Holland Pop Festival 1970 even vreedzaam verloopt als het Woodstock festival.
   Polydor bracht een album uit met muziek van het festival. In het album zitten drie elpees, die ongeveer twee en een half uur Woodstock-muziek laten horen van de verschillende groepen. Crosby, Stills, Nash & Young brengen onder andere een niet eerder door hen op de plaat gezet ‘Sea of Madness’, een compositie van Neil Young. Jimi Hendrix brengt zijn visie op ‘The Star Spangled Banner’ ten gehore, Ten Years After is vertegenwoordigd met ‘I’m going home’, waarin een geweldige gitaarsolo van Alvin Lee.
   Er staan op het album ook wel een paar nummers die niet zo goed zijn. Zo duurt Joe Cocker’s ‘With a little help from my friends’ wel erg lang, terwijl van de Who maar een kort stukje ‘We’re not gonna take it’ (uit ‘Tommy’) is opgenomen. De Who is de beste bühnegroep ter wereld notabene”.
   Een scribent van de Leusder Krant bedacht al hoe een volgende generatie op het festival en het album zou kunnen terugkijken: “Misschien dat de jeugd van de toekomst bij het horen van Woodstock lachstuipen krijgt, maar dat risico moet men maar nemen. Zoals de zaken er nu voorstaan is Woodstock het ‘puikje van de progressieven’”.
 
De doos met drie platen (op het label Cotillion van Atlantic) had een winkelprijs van 48 gulden in 1970. Er werd in die tijd ongeveer tienduizend exemplaren van verkocht. Terecht wees Weynands in zijn artikel op het naderende Nederlandse rockfestival in het Rotterdamse Kralingen (‘Holland Pop Festival’, eind juni 1970), dat met beperkte middelen eveneens op film werd vastgelegd. De zich snel verbreidende Woodstock-mythe was in Nederland het begin van een serie festivals. Pinkpop dat eveneens in 1970 voor het eerst plaatsvond loopt tot op de dag van vandaag.
 

Naar Bethel/Woodstock in 2013

 
In oktober 2013 reisden Greetje en ik door de staat New York. “Weten jullie wel dat het Woodstock-festival niet ver hier vandaan plaats vond”, hoorden we. “De plek waar het in augustus 1969 allemaal gebeurde is niet veel meer dan een uur rijden”. Zo’n kans wilden we niet laten lopen. Op 24 oktober was het zo ver. Onderweg van Ithaca in het westen van de staat naar Newburgh aan de Hudson-rivier zouden we een stop op maken op het terrein waar eertijds Country Joe McDonald, Joe Cocker, Santana, Jimi Hendrix en de Who van de partij waren.
 
Bij Liberty verlieten we de grote weg. Het Woodstock-terrein vinden bleek geen eenvoudige zaak te zijn. Nergens waren er borden die de route aangaven, zelfs niet op een paar kilometer afstand in White Lake. Bethel, het dorp met ruim 2.000 inwoners in 1969, had intussen zijn naam in Bethel Woods veranderd. Iedereen was behulpzaam om de weg te wijzen. Er was een museum, werd me verteld, en het was die dag open. Het laatste stuk reden we langs een stil meertje met ‘Amsterdam’ op een bord. In de film Woodstock zag je hippies naakt zwemmen. Dat moesten ze hier gedaan hebben, besefte ik. Overigens bevonden we ons in een bijzonder rustige streek met een joods karakter. Huizen waren er niet veel. We passeerden een synagoge en nogal wat borden langs de weg hadden opschriften in semitisch schrift.

  

Het Woodstock-monument met uitzicht op de plek waar het allemaal gebeurde (24 oktober 2013)

  
Bij een fabriek links van de weg informeerde ik nog eens. Reden we wel goed?
   Lachend legde een man uit dat ik me op de ‘zwarte plek’ van het voormalige rockfestival bevond. Hier waren de faciliteiten geweest en die hadden, maakte hij duidelijk, volledig gefaald. Hij tekende een kaartje hoe we het laatste stukje moesten rijden. Een paar honderd meter verder, op een kruispunt, bevond zich een monument (uit 1984) als herinnering aan de happening van 44 jaar geleden. Van boven keek je hier uit over de zacht glooiende helling voor het publiek, ongeveer 400.000 jonge mensen. Beneden, bij een hoop stenen, had het podium gestaan. Dit was, zoals men heden ten dage zegt, de ‘heilige grond’ van Woodstock.
   Nog steeds waren er smalle wegen. In 1969 was het onmogelijk geweest je auto kwijt te raken. En van openbaar vervoer was en is geen sprake. Als het kalf verdronken is delft men de put. Nu waren er gigantische parkeerterreinen, zelfs een die apart voor motorrijders bedoeld was. Bezoekers waren er evenwel nauwelijks. Het verbaasde me niet. Hoe hadden al die mensen het terrein kunnen vinden? Van een Australisch echtpaar dat de overtocht vooral gemaakt had om hier te zijn vernam ik dat het woord Woodstock-festival eigendom was van organisator Michael Lang. Daarom was het verboden die naam te gebruiken op borden. De man had een trui aan met het Woodstock-logo. Maar zonder het woord ‘Woodstock’ erop. Dat vermelden was niet toegestaan.
   Veel mensen wisten in 1969 over een hek te klimmen en gratis het rockfestival te bezoeken. Wie wel een kaartje gekocht had betaalde zes dollar per dag, 18 dollar in totaal. Om 44 jaar later het museum binnen te komen moesten de bezoekers 15 dollar entree betalen, een soortgelijk bedrag dus.
 
In de expositieruimte werd je op Amerikaanse wijze overweldigd met foto’s, bewegende beelden, geluid en muziek. Vanzelfsprekend werden de sixties uitgebeeld. Van het begin (de twist) tot het einde (Woodstock). Een aantal jaren had zijn eigen plaats, met hoesjes van singles en (later) elpees. Ook aan de ontwikkelingen in de samenleving en politiek (Vietnam, Martin Luther King, John en Robert Kennedy, de maanlanding) werd in het Woodstock-museum niet voorbij gegaan.
   In een van de in hippie-stijl fel gekleurde bussen kon je zitten en naar een filmreportage kijken. In sommige hokjes waren films te zien over de veiligheidsmaatregelen, de progressieve manier waarop het stadje Bethel royaal reageerde. De hele oogst zou door de plaatselijke bevolking opgekocht zijn om de 400.000 bezoekers te eten te geven. Er was enigszins rekening gehouden met hooguit 150.000 mensen. Een bezoeker vertelde dat hij kaartjes gekocht had, maar zo over het hek naar binnen kon. Het festival werd vergeleken met de ‘pied piper’, de rattenvanger van Hamelen.
   Overal kon je door op een knop te drukken filmpjes zien. Van John Sebastian die nog eens zei dat hij alleen maar kwam kijken en plotseling op het podium stond. Richie Havens kon gemakkelijk in een helicopter kruipen omdat hij verder geen apparatuur bij zich had. Alleen maar zijn eigen akoestische gitaar. In een hoekje zag ik het orgeltje waarmee Sha Na Na optrad. Jimi Hendrix had een gage van 30.000 dollar bedongen, de Who trad voor 15.000 dollar op. Joni Mitchell kon niet komen omdat ze in de tv-uitzending bij Dick Cavett zat.
   Diverse artiesten wilden niet in Bethel optreden. Wat moest je daar ver weg van de bewoonde wereld, vonden ze indertijd. Dat was toch niet interessant...
   In een grote ronde ruimte lagen twee mensen zowat op de grond naar de reportages te kijken. Je hoorde muziek van vrijwel iedereen die er geweest was, ook van de artiesten die niet in de film voorkwamen. Ten Years After werd om de een of andere reden nagenoeg verzwegen. Het optreden solo van Country Joe Mc Donald op de eerste dag kwam niet aan de orde, wel dat van hem met zijn Fish later. Leuk vond ik de interviews met de mensen die erbij waren geweest, het publiek en de plaatselijke bevolking, die overvallen werd door honderdduizenden Amerikanen. Op de tweede dag, zaterdag, zag het er dreigend uit. Er was sprake van dat de autoriteiten het slechte weer aangrepen om een einde maken aan het festival. Maar omdat de hippies zich zo voorbeeldig gedroegen greep goeverneur Rockefeller toch niet in.
   Een bezoeker vertelde op film dat hij midden in de nacht steeds in slaap viel. Als hij wakker werd zag hij steeds weer een andere popgroep spelen. Dan viel hij opnieuw in slaap. Ook de modderbaden, het naakt zwemmen, de ‘no rain’ kreten, alles was weer eens terug te zien.
 


Een klein gedeelte van de winkel in het museum (24 oktober 2013)

 
Een niet onbelangrijk gedeelte van het museum werd anno 2013 ingenomen door de winkel. Ook Woodstock wordt uitgebaat. Tegen stevige prijzen kon je er van alles en nog wat kopen. Alleen de originele albums, met de muziek waar het toch om ging, kon ik er zo snel niet vinden. Wel truien, t-shirts, bekers en een heleboel kostbare rommel. Een vrouw achter de kassa keek met begerige ogen – vond ik – naar mij, de enige (potentiële) klant in de grote ruimte zonder andere belangstellenden. Vergeefs.
   Vanaf een hoekje van het terrein keek ik nog eens over de lege, groene weilanden van de ‘dairy farm’ waar eens de koeien gegraasd hadden. Daarna hadden de hippies er met z’n allen gezeten om naar de muziek te luisteren. De muziek die de wereld een beetje veranderd had.
   Wij reden oostwaarts naar Monticello en verder over de highways 17 en 84 richting Newburgh. Die avond belandden we in een Econolodge. We bevonden ons in het plaatsje New Windsor dicht bij de Hudson-rivier, vernoemd naar Henry Hudson die in de zeventiende eeuw door de VOC ingehuurd was. In de lobby ontdekte ik op de leestafel tussen de andere glossy tijdschriften het nieuwste nummer van Rolling Stone. Wie had dat verwacht, een product van de Woodstock-generatie in een ‘normaal’ hotel...
 


Rolling Stone op de leestafel (25 oktober 2013)

 
Harry Knipschild
9 november 2013

Clips
* Joe Cocker, With a little help from my friends, Woodstock 1969
* Tim Hardin, If I were a carpenter, Woodstock 1969
* Richie Havens, Freedom, Woodstock 1969
* Santana, Soul Sacrifice, Woodstock 1969
* John Sebastian, I had a dream, Woodstock 1969
* Ten Years After, I'm going home, Woodstock 1969
* ABC-TV, Woodstock-festival, 18 augustus 1969
* CBS-TV, Woodstock-festival, 18 augustus 1969
* NBC-TV, Woodstock-festival, 18 augustus 1969
* Vertrek uit Bethel (Woodstock), 18 augustus 1969
* Een museum op het Woodstock-terrein, 2008
* Het terrein van Woodstock, bezocht in 2014

Literatuur
Mike Jahn, ‘Rock audience moves to dusk-to-dawn rhythms’, New York Times, 18 augustus 1969
Henk Weynands, ‘Woodstock: de film (van 3 uur) de plaat (van 2.30 uur)’, Nieuwsblad voor Gorinchem en omstreken, 5 juni 1970
‘Woodstock, 2 uur muziek op 3 platen’, Leusder Krant, 15 juli 1970
Pete Fornatale, Back to the Garden. The story of Woodstock, New York 2009

  • Raadplegingen: 30453