154 - Het verhaal van Gerard de Vries
Tijdens de laatste jaren van mijn middelbare schooltijd in Maastricht luisterde ik [HK] regelmatig naar de country & western-programma’s die de AFN (American Forces Network) vanuit Duitsland dagelijks uitzond en in Zuid-Limburg redelijk goed op de middengolf te ontvangen waren. Vooral de wekelijkse uitzending van de Grand Ole Opry (op zaterdagavond) wilde ik niet missen.
Als ik de kans kreeg schafte ik ook country-platen aan, zoals ‘Tender Years’ van George Jones, ‘Walk on by’ van Leroy Van Dyke en ‘Down came the rain’ van Bill Anderson. Andere favorieten waren de Browns (‘Three Bells’), Faron Young (‘Hello Walls’, een song van Willie Nelson), Patsy Cline (‘I fall to pieces’) en Jim Reeves (LP ‘Songs to warm the heart’). Wat later ging ik schrijven voor het country-blad ‘Hillbilly Hayride’.
Zwarte artiesten namen in die tijd vaak country-songs op in hun repertoire. Voorbeelden hiervan waren Ray Charles met ‘I can’t stop loving you’ en ‘I’m moving on’, Fats Domino met ‘Jambalaya’ en ‘You win again’.
Als ik de kans kreeg schafte ik ook country-platen aan, zoals ‘Tender Years’ van George Jones, ‘Walk on by’ van Leroy Van Dyke en ‘Down came the rain’ van Bill Anderson. Andere favorieten waren de Browns (‘Three Bells’), Faron Young (‘Hello Walls’, een song van Willie Nelson), Patsy Cline (‘I fall to pieces’) en Jim Reeves (LP ‘Songs to warm the heart’). Wat later ging ik schrijven voor het country-blad ‘Hillbilly Hayride’.
Zwarte artiesten namen in die tijd vaak country-songs op in hun repertoire. Voorbeelden hiervan waren Ray Charles met ‘I can’t stop loving you’ en ‘I’m moving on’, Fats Domino met ‘Jambalaya’ en ‘You win again’.
De Amerikaanse platenmaatschappij RCA lanceerde in het begin van de jaren zestig de ‘Nashville Sound’. Om zijn catalogus aan de man te brengen stuurde RCA een pakket artiesten naar Europa in het voorjaar van 1964: Bobby Bare, Chet Atkins, Jim Reeves en de Anita Kerr Singers. ’s Avonds in Den Haag werd het concert gepresenteerd door Raymond Dobbe. “Die nacht kondigde ik dezelfde artiesten aan in het Amsterdamse Concertgebouw”, hoorde ik op 10 juli 2013 in Loosdrecht uit de mond van Gerard de Vries.
In Den Haag lukte het me Jim Reeves te spreken te krijgen voor een Hillbilly Hayride-interview. Een paar maanden later verongelukte de zanger met de fluwelen stem bij de landing in Nashville. Het was het begin van een nieuwe verering. Nog datzelfde jaar verscheen Larry Cunningham op de Britse hitparade met zijn ‘Ode to Jim Reeves’. Het nummer ‘Distant Drums’, geschreven door Cindy Walker, oorspronkelijk een demo-opname, werd in 1966 zo’n beetje de best verkochte single in Europa. De postume carrière van Jim Reeves was tevens het begin van een opmerkelijk succes voor de op 19 augustus 1933 in Hilversum geboren Gerard de Vries.
De jonge muziekjaren van Gerard de Vries
Gerard was de oudste zoon van een kapper. Een oom en tante runden een fietsenstalling in Bussum. Daar hingen ze posters op van in zaal Concordia optredende artiesten. Aan de onderkant van de poster kon je dan twee vrijkaartjes afscheuren. Op die manier slaagde Gerard erin gratis naar voorstellingen van onder anderen de Kilima Hawaiians en de Ramblers te mogen kijken. Al snel was hij een kenner van die muziek. Van de grote orkesten in Hilversum wist hij goed welke artiest welk instrument bespeelde.
Zodra hij de kans kreeg kocht hij een eerste HMV-platenspeler (‘zo’n groot houten ding met een slinger eraan’). De 78 toeren-platen die je er op kon afspelen waren breekbaar. “Ik kocht een keer twee platen en toen ik met de fiets wegreed maakte ik een val. De twee platen waren gebroken. Dat was mijn zakgeld voor een hele maand”. Een van de platen die hij kocht was ‘Thank you for calling’ van Jo Stafford.
Later kwamen elektrische pick-ups met een Ronette-element en verstelbare snelheden (‘Perpetuum, 78, 45, 33 en zelfs 16 toeren’). Het waren de dagen dat Gerard, van de middelbare school af, als leerling-decorateur aan de slag ging bij Vroom & Dreesmann. Als medewerker van het bedrijf kon hij er platen met korting kopen. Bovendien organiseerde een collega op zondag jazzmiddagen. “Dan kwamen we met een groepje liefhebbers bij elkaar. Iedereen nam zijn platen mee en liet die aan de anderen horen. De muziek van Count Basie, Woody Herman, Oscar Peterson, Erroll Garner en ook de Dutch Swing College Band”.
In 1953 (‘een paar maanden na de watersnood-ramp’) kwam Gerard in militaire dienst. Bij de welzijnszorg werd hij in Ossendrecht gestationeerd. Luitenant Ben Hendriks had er de leiding. Meestal maakten de dienstplichtige soldaten hun eigen muziek. Maar het leek hen een goed idee om de populaire dixieland-band van Chris Barber uit te nodigen. Enigszins tot hun verbazing reageerde de orkestleider en trombonist positief op de uitnodiging uit Ossendrecht. Gerard ontwierp de affiches om de concerten aan te kondigen.
“Drie avonden heeft hij opgetreden met liedjes als ‘Down by the Riverside’ en ‘Ice Cream’. Barber had nog een verrassing in petto. Lonnie Donegan speelde banjo. Tijdens het concert presenteerde deze zijn skiffle-muziek. Dan kroop Barber achter de bas”. Vol enthousiasme en uit het hoofd noemde Gerard Donegan-titels als ‘Bring a little water, Sylvie’, ‘Get along home, Cindy’ en ‘Michael row the boat’.
De band van Chris Barber (trombone) met rechts Lonnie Donegan (banjo)
Het soldatenleven beviel De Vries zo goed dat hij voor een jaar bijtekende. In Amersfoort volgde hij een opleiding tot onderofficier, maar kwam later toch weer in Ossendrecht terecht.
De belangstelling voor jazz- en andere amusementsmuziek bleef, ook toen Gerard terug in het burgerleven weer ging opereren als decorateur en in andere banen die altijd wel iets artistieks hadden. Muziek waar hij van hield was die van Harry James, Artie Shaw, Billie May, Oscar Peterson maar ook de Nederlandse muziek van Jan Corduwener, Ger van Leeuwen, Cor Steyn en het orkest van Malando met zang van bassist Frans Wanders, uit de Jordaan. Van dat orkest werd het vocale ‘Adios pampa mia’ zijn favoriete nummer.
Gerard luisterde niet alleen naar muziek, hij begon die ook zelf te maken. Met een groepje vormde hij een cabaretgezelschap. Gerard trad in het gezelschap meestal als de humorist op. Vrijwel altijd speelden ze voor het goede doel, in gevangenissen, voor bejaarden en zieken. Van het een kwam het ander – een ziekenomroep. Op de band produceerden ze programma’s als ziekenomroep. Die konden dan worden uitgezonden. Een van de collega’s waar Gerard mee werkte was Cees van Zijtveld.
Bij Veronica
Na een tijdje liet Cees aan Gerard weten dat hij niet langer meer mee kon doen bij de ziekenomroep. Hij had een baan gevonden als presentator bij Veronica, het radiozendschip dat vanaf 1960 in de ether was op 192 meter. Maar na verloop van tijd kreeg Gerard zijn voormalige collega opnieuw aan de lijn. Bij het radiostation hadden ze behoefte aan nóg twee aankondigers van grammofoonplaten. Was dat niet iets voor hem?
Op instigatie van Van Zijtveld solliciteerde Gerard bij radio Veronica. Hij werd opgeroepen voor een gesprek met programmaleider Tony Vos. “Onderdeel van mijn sollicitatie was het voorlezen van een tekst met veel moeilijke woorden erin. Technicus Karel van der Woerd zat achter de knoppen. Onvoorbereid moest ik bijvoorbeeld de namen ‘Leonard Bernstein’ en ‘André Previn’ uitspreken. Maar blijkbaar deed ik het naar wens. Ik werd aangenomen als presentator”.
Bij Veronica werd Gerard de Vries ingezet voor van alles en nog wat. Zo moest hij op het zendschip het nieuws voorlezen, soms in het gezelschap van collega Harmen Siezen. Het leven aan boord had zijn voor en tegen, vernam ik. Er was een kok. Je kreeg er kroketten en stevig eten. Ook drank ontbrak niet, en daarmee bedoelde hij niet alleen koffie en thee. Het schip lag met één ketting vast aan de zeebodem buiten de territoriale wateren. Door het wisselend getij, ontdekte hij tijdens zijn eerste bezoek, zag je Scheveningen eerst aan de ene kant van het schip, en daarna aan de andere kant.
Gerard had geen zeebenen. “Dat gold voor alle presentatoren. Alleen Chiel Montagne had nergens last van. Bij de rotonde van Oudenrijn had ik al last van mijn maag. Als het weer slecht was voelde ik me verschrikkelijk. Dan kwamen er bovendien geen banden met opgenomen programma’s aan boord. Van de omroeper werd dan verwacht dat hij die uren live vulde. Pas bij wat beter weer werd ik dan afgelost”.
In de tijd dat ik [HK] zelf bij Veronica werkte (1964-1972) werden de banden met programma’s in grote zwarte rubberen waterdichte tonnen naar het schip gebracht. Toen Gerard voor het eerst aan boord kwam, was dat nog niet het geval. “De banden werden gewoon in kistjes meegenomen. Dat ging niet altijd goed. Bij slecht weer kwamen ze wel eens in zee terecht of werden kletsnat”.
Ook in de studio’s in Hilversum op de Zeedijk werd Gerard voor van alles in nog wat ingezet. “Toen Rob van Dijk van de klassieke muziek ziek werd nam ik het programma tijdelijk van hem over. De ‘Jukebox’ van Anouschka met verzoekplaten deden we wel eens per toerbeurt als zij er niet was. Ik kreeg bovendien een eigen verzoekprograma voor huisvrouwen, elke werkdag om elf uur ’s morgens”.
Gerard werkte als deejay later mee bij de Veronica drive-in shows. “Ik moest altijd als eerste in de zaal optreden. Dan testte ik uit wat voor publiek er was. Zo konden de anderen erop inhaken. Ik deed het gratis. Zelfs mijn benzinekosten werden, geloof ik, niet eens vergoed”.
Radio Veronica was een muziekstation voor het hele gezin, van jong tot oud. Het was een gouden formule. Gek dat dat soort zenders niet meer bestaan. Zo was er ook een programma met country & western-muziek.
“Een half uur in de week. Twee studenten kwamen af en toe uit Amsterdam en zetten het dan op de band. Maar op een keer kwamen ze niet opdagen. Willem van Kooten, de nieuwe programmaleider in 1964, had een eenvoudige oplossing: ‘Dan maak jij het programma voortaan maar!’ Ik sputterde nog tegen met woorden als ‘Ik ken alleen maar Buck Owens en Johnny Cash’, maar dat hielp niet. Tegen wil en dank kreeg ik van Willem ook nog eens de titel ‘Cowboy Gerard’. Met die bijnaam heb ik me nooit lekker gevoeld”.
Jim Reeves en ‘Het spel kaarten’
Bij het commerciële Veronica kwamen heel wat mensen op bezoek, in de hoop er zaken te kunnen doen. Een van hen was de Amsterdammer Pi Veriss (1916-1998, pseudoniem van Piet Visser). Pi en Gerard, bij Veronica de man van de country & western-muziek, raakten met elkaar in gesprek. ‘Cowboy Gerard’ had het idee om in navolging van de Brit Larry Cunningham een ode aan de op 31 juli 1964 verongelukte Jim Reeves op de plaat te zetten. Door zijn country-programma had De Vries contacten met Nederlandse groepen, zoals de Rodeo Riders uit zijn woonplaats Hilversum.
Pi Veriss was schrijver van teksten en liedjes. Met zijn ‘Geef mij maar Amsterdam’ maakte volkszanger Johnny Jordaan (1924-1989) carrière in de jaren vijftig. Veriss had zijn contacten in de muziekbusiness. Hij wist Hans Kellerman van het zieltogende platenmaatschappijtje Delta over de streep te trekken voor het Jim Reeves-project van Gerard. De opname zou in de kleine studio bij Veriss thuis gemaakt worden.
In een interview met Michel Verstegen van het blad Warm Sounds vertelde Kellerman in 2001:
“Ik kreeg een bandje van Gerard de Vries met de opname ‘Afscheid van Jim Reeves’ en dat hadden we uitgebracht. Ik zocht een nieuw nummer voor Cowboy Gerard en het nummer ‘Deck of Cards’ (van Wink Martindale) vond ik wel wat. Ik had Willem van Kooten voor een vertaling gevraagd, want dan draaide Veronica hem meteen ook. Maar Willem had geen tijd. Cowboy Gerard maakte toen zelf de vertaling.
Vlakbij mijn kantoor op de Keizersgracht, in de buurt van de Linnaeusstraat, woonde Pi Veriss. Die maakte Nederlandse liedjes, van die Jordaan-dingen en had boven zijn slaapkamer een studiootje met eierdozen aan de wand. We hebben dat ding toen boven bij Pi opgenomen. In twee, drie uur was dat gebeurd. Ik had alleen geen cent om Pi te betalen, en voor een dubbeltje per verkocht exemplaar ging-ie mee in zee”.
Op 10 juli 2013 hoorde ik [HK] een wat ander verhaal in Loosdrecht: “Die avond zouden we in Amsterdam de ‘Ode aan Jim Reeves’ opnemen met de Rodeo Riders. Een paar dagen eerder belde Hans Kellerman me op. Hij vroeg me om een Nederlandse vertaling van ‘Deck of Cards’ te maken. ‘Jullie hebben die song vast wel ergens in de discotheek’, zei hij. Het country-nummer, geschreven door T. Texas Tyler, was me niet bekend. Maar ik vond het en nam het plaatje mee. Van de tekst begreep ik nauwelijks iets. Ik ben nooit een liefhebber van kaartspelen geweest. Dat maakte het vertalen er niet makkelijker op. Keer op keer moest ik de naald van de plaat afhalen en hem er weer ergens opzetten om verder aan de tekst te kunnen werken. Het was een behoorlijk karwei.
Bij Pi Veriss liepen we al die trappen op naar boven voor we in zijn primitieve studiootje met een simpele Revox-recorder belandden. Hans Kellerman had de leiding van de opname. Van ‘Deck of cards’ hadden ze tevoren al een orkestband gemaakt. Frans Wanders, van Malando, had de baspartij voor zijn rekening genomen. Als omroeper deed ik mijn best de tekst zo goed mogelijk te articuleren. Zo netjes mogelijk. Kellerman verzocht me wat sneller te praten. Eerst begreep ik dat niet, maar toen begon er iets te dagen. ‘Het wordt toch geen plaat?’ vroeg ik. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. En daarom mocht wat ik in de tekst zei niet te lang duren. Zo is ‘Het spel kaarten’ tot stand gekomen. Tot mijn verbazing kwam de plaat nog diezelfde week op de markt”.
In ‘Het spel kaarten’ vergeleek de spreker (‘Cowboy Gerard’) een spel kaarten met de bijbel.
“Als ik naar de aas van het spel kijk, dan weet ik dat er maar één God is, en de twee vertelt me dat de bijbel in twee delen verdeeld is, het oude en het nieuwe testament. Als ik de drie zie, dan denk ik aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De vier herinnert me aan de vier evangelisten, die het Woord preekten, Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes. De vijf doet me denken aan de vijf wijze maagden die hun lamp brandend hielden en die gespaard bleven. Vijf van de tien waren dwaas en werden verstoten. De overige vijf bleven gespaard.
Zes, dat zijn de zes dagen waarin God de hemel en de aarde heeft gemaakt. Nummer zeven herinnert me aan de zevende dag, de rustdag. De acht doet me denken aan de acht mensen die gered werden toen de aarde vernietigd werd. Het waren Noach, z’n vrouw, z’n zonen en hun vrouwen. Bij de negen denk ik aan de melaatsen die onze Redder reinigde van hun zonden, en negen van de tien bedankten Hem zelfs niet.
Bij tien denk ik aan de tien geboden die Mozes op de stenen tafelen ontving. Zie ik de koning dan weet ik dat er slechts één grote Koning is. De vrouw herinnert me aan de moeder Maria, koningin van de hemel. De boer van het spel is de duivel. Als ik de tekens tel op de kaarten dan kom ik tot 365, de dagen van het jaar. Er zijn 52 kaarten, de weken in een jaar. Vier kleuren zijn er, vier weken in een maand. Er zijn twaalf kaarten met een afbeelding, dat wil dus zeggen: twaalf maanden in een jaar. Ook zijn er dertien troeven in een spel, dertien weken in een kwartaal”.
Op het hoesje zag je Gerard de Vries, met een helm op, in een kerk. Aan ‘Cowboy Gerard’ was toegevoegd: ‘de plaat van de soldaat’. Dat was de rol die Gerard speelde op de Delta-single. Aan het einde legde hij uit: “Ziet u luitenant, mijn speelkaarten betekenen voor mij een bijbel, een almanak en een kerkboek tegelijk. Ik weet het zeker. Want die soldaat, dat was ik”.
‘Het spel kaarten’ sloeg in als een bom. Op 27 maart 1965 kwamen ‘Ode aan Jim Reeves’ én ‘Het spel kaarten’ tegelijk binnen in de top 40 van Veronica. Een week later was de ode alweer verdwenen, maar ‘Het spel kaarten’ steeg door. Op 8 mei 1965 zag de Nederlandse top 5 er als volgt uit:
1. Beatles, No reply, Parlophone
2. Cowboy Gerard, Het spel kaarten, Delta
3. Rolling Stones, The last time, Decca
4. Beatles, Ticket to ride, Parlophone
5. France Gall, Poupée de cire, poupée de son, Philips
Gerard de Vries stond nog helder voor de geest dat de Beatles hem van de eerste plaats van de top 40 afgehouden hadden. “In die weken viel ik sowieso van de ene verrassing in de andere. Toen ik bezig was met de opname begreep ik eerst niet eens waar die voor bedoeld was. Dat die als plaat verkoopmogelijkheden had, kon ik maar moeilijk begrijpen. De meisjes van de Veronica-discotheek die elke week de platenwinkels afbelden om de top 40 samen te stellen, vertelden me al snel dat ‘Het spel kaarten’ op nummer 26 was binnen gekomen en ‘Ode aan Jim Reeves’ op 39.
Werkelijk, ik bleef me verbazen. Week na week hoorde ik van de meisjes hoe mijn plaat opnieuw gestegen was. Pi Veriss kwam naar me toe en vroeg: ‘Wil je een voorschot op je royalties ontvangen?’ en hij haalde een briefje van duizend gulden tevoorschijn. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik zo’n briefje zag. Bij een verkoop van 50.000 exemplaren ontving ik een zilveren plaat. Toen ‘Het spel kaarten’ de 100.000 stuks overschreed kwam er een gouden plaat.
Later [in 1974 HK] maakte een vriend me erop attent dat ‘Het spel kaarten’ nu ook in Duitsland aan de top stond. De Nederlander Bruce Low had er ‘Das Kartenspiel’ van gemaakt. Op het label, werd me duidelijk gemaakt, stond mijn naam als tekstdichter vermeld”.
Het was Gerard niet meer goed helder, vond ik, hoe zijn inkomsten per verkochte plaat waren. “Het ging allemaal via de Stemra”, zei hij. “Ik ontving een dubbeltje als royalty en zeven cent vanwege de tekst die ik geschreven had. Achteraf bekeken was het misschien niet veel geld, maar ik kon een klein autootje inruilen voor een BMW. Ik heb wel eens gehoord dat ik met mijn plaat het bedrijf van Hans Kellerman van een ondergang gered heb”.
Geen woord uit zijn mond over royalties die hij van Hans Kellerman ontvangen had, of had moeten (kunnen) ontvangen.
Het leven na ‘Het spel kaarten’
Door die ene single was Gerard de Vries iemand geworden die er toe deed. Maar van enige sterallures was bij hem nooit sprake. Nog heel wat jaren bleef hij als vrijwilliger meewerken aan de ziekenomroep. Ook zijn werk als presentator bij Veronica bleef gewoon doorgaan. Zijn activiteiten in de country & western muziek kregen behoorlijk wat prioriteit. Gerard hielp Nederlandse country-bands om op te treden en plaatopnamen te maken. Zo verscheen er een album ‘Nashville in Holland’ met allemaal Nederlandse groepen.
‘Het spel kaarten’ was bovendien niet de enige plaat die hij maakte. Regelmatig werd hij door muziekuitgevers benaderd die een gesproken country & western-song in hun fonds hadden. Of hij die niet in het Nederlands wilde opnemen?
Gerard was niet een man die makkelijk ‘nee’ zei. Daar was hij te bescheiden voor. Maar af en toe, hoorde ik, kwam men met teksten die niet door de beugel konden. Schrijf daar maar niet over in je artikel, zei Gerard. Wel noemde hij titels als ‘The big architect in the sky’ en ‘A room never used’, het laatste over een vrouw die de kinderkamer had ingericht en een miskraam kreeg.
In 1966 kwam er toch een opvolger voor ‘Het spel kaarten’. Dat was 'Giddy up go', een gesproken ‘song’ van Red Sovine en Tommy Hill. Deze keer ging het verhaal (‘de plaat van de chauffeur’) over een truckdriver en zijn zoontje die elkaar jaren na zijn scheiding terugvonden dank zij de kreet ‘Giddy Up Go’. De platenmaatschapij van Hans Kellerman, inmiddels Negram-Delta, stelde gratis stickers beschikbaar voor vrachtwagenchauffeurs. Het regende aanvragen uit het hele land en opnieuw had Gerard de Vries een grote hit. De naam ‘Cowboy Gerard’ werd een begrip in Nederland. In totaal bereikte de bescheiden presentator maar liefst zes keer de hitlijsten. Bijna altijd waren het country & western-verhalen met een aansprekende waarheid.
Gerard werd ook nog overgehaald om te zingen. Het liedje heette ‘Brief van een held’ en was geschreven door Peter Koelewijn. Als producer trad Tony Vos op, die Gerard als presentator bij Veronica aangenomen had. “Wat mij over de streep trok was dat Ger van Leeuwen de muzikale leiding had. Het orkest van Ger van Leeuwen was een van de favorieten uit mijn jeugd”, legde hij uit. “Tijdens de opname was ik behoorlijk verkouden. Bovendien was het voor mij moeilijk de hoge noten te halen. We hebben mijn zangpartij bij stukjes en beetjes op band gezet”.
Bij de TROS
In 1971 hoorde Gerard de Vries dat de TROS, een jonge omroep, behoefte had aan nieuwe mensen. Ook nu kreeg hij de tip om te solliciteren. Meteen werd hij door André Meurs aangenomen als ‘presentator en producer, radio en televisie’.
Voor een belangrijk gedeelte ging Gerard bij de TROS gewoon door met wat hij eerder bij Veronica gedaan had. Zijn promotie van Nederlandse country & western-groepen leidde in die jaren tot een groot succes. De Tumbleweeds, uit Waalwijk, mochten bij platenmaatschappij BASF een album maken. Gerard was enthousiast over het resultaat. Hij hoorde zelfs een hit op de elpee, een duet van zangeres Ine Masseurs met Ruud Hermans. Zijn keuze werd niet gedeeld door Ton Masseurs, de muzikale leider van de Tumbleweeds.
Pas na twee flops werd ‘Somewhere Between’, oorspronkelijk een duet van Merle Haggard en Bonnie Owens, op single uitgebracht. Het ‘idee’ van Gerard bereikte, evenals eerder ‘Het spel kaarten’, in 1975 de tweede plaats in de top 40 (achter ‘The Elephant Song’ van Kamahl, een productie van Hans van Hemert).
Tumbleweeds met Ine Masseurs, Ruud Hermans rechts en Ton Masseurs tweede van rechts
Gerard liet/laat er zich nooit op voorstaan dat successen uit zijn koker kwamen. Hij had echter een oor voor bijzondere platen. Muziek die bij andere deejays soms niet populair was. Na enig aandringen noemde hij titels als ‘Patsy’ van Rein de Vries (‘geen familie!’)’, ‘De wandelclub’ van Jasperina de Jong en ‘Du’ van Peter Maffay.
Een bijzondere ervaring had Gerard met zijn promotie van de Fischer Chöre. De Duitser Gotthilf Fischer bracht in de jaren zeventig diverse zangkoren bij elkaar, trad ermee op en maakte er langspeelplaten mee (met producer Hans Bertram). Gerard was enthousiast en draaide de muziek in zijn TROS-programma’s. Steeds meer mensen liepen naar hun platenwinkel om een album aan te schaffen.
Eén van hen was de vader van de presentator, inmiddels enigszins vervreemd van zijn zoon en woonachtig in Hoogeveen. In de winkel vernam deze dat er iemand bij de TROS in Hilversum was die ervoor gezorgd had dat de koren zo populair geworden waren. Tijdens het gesprek met de vader bleek dat de winkelier het over Gerard de Vries had. Omdat die de omzet zo gestimuleerd had hoefde de vader niet voor zijn album te betalen. Hij kreeg die voor niets. Van dat verhaal zou je een plaat kunnen maken, bedacht ik toen ik het hoorde.
Na verloop van tijd werd Gerard bij de TROS bevorderd tot ‘eerste omroeper’. Dan was je direct verantwoordelijk voor wat er de ether inging. “Ik heb ook nog enkele tv-programma’s gepresenteerd”, vertelde hij. “Dat was niets voor mij. Ik had er het gezicht niet voor. Bovendien vond ik het maar niets met al die mensen, dat licht en die camera’s om me heen. Ik moest aandacht besteden aan kostuums. Wat moest ik dragen. Iedereen bemoeide er zich mee. Dat deed afbreuk aan mijn presentatie en de muziek. Geef mij maar radio”.
Bij de TROS had Gerard de Vries nóg een bijzondere ervaring. In 1976 nam hij weer eens een plaat op (‘met toestemming van André Meurs’). Deze keer was het ‘Teddy Beer’, opnieuw een country-verhaal over een vrachtwagenchauffeur. De nieuwe opname van ‘Cowboy Gerard’ sloeg aan. “AVRO’s Toppop had belangstelling. André Meurs was evenwel van mening dat een TROS-medewerker niet bij de concurrent (de AVRO) op het scherm mocht komen. Hij verbood me om aan Toppop mee te werken. Bij Veronica had ik dat soort problemen nooit gehad.
Ex-Veronica collega Krijn Torringa, op dat moment werkzaam bij Toppop, had een ‘noodoplossing’. Misschien wel een dreigement. ‘Teddy Beer’ stond nu eenmaal in de hitlijsten. Dan zou hij de tekst van ‘Teddy Beer’ zelf wel voorlezen in het tv-programma. Dat ging te ver. In een spoedvergadering wisten collega’s van André Meurs hem over te halen mij alsnog toestemming te verlenen. In de studio kreeg ik een playback-microfoon in de handen geduwd. Ze waren verbaasd te horen dat ik ‘Teddy Beer’ gewoon met band wilde inspreken in de uitzending. Zo deed ik het ook”.
‘Teddy Beer’ haalde op 16 oktober 1976 een zevende plaats in de top 40 (achter o.a. ‘Dancing Queen’ van ABBA, ‘Mon Amour’ van BZN en ‘Aunt Dinah blows the horn’, uit de Scott Joplin-opera ‘Treemonisha’).
In de jaren dat Gerard bij de TROS werkte, van 1971 tot 1990, kreeg hij de gelegenheid om regelmatig naar het buitenland te reizen. “Maar liefst zestien keer ben ik in Nashville geweest. Het kostte niet veel moeite toestemming te krijgen er heen te gaan. André Meurs vroeg af en toe wel eens: ‘Hoeveel programma’s denk je op basis van zo’n bezoek te kunnen maken?’ Dan rondde ik dat naar boven af zodat de programma’s per stuk een beetje goedkoper leken te worden.
In Nashville moest je soms in de rij staan om de artiest voor een interview te spreken te krijgen. Het was achteraan aansluiten en dan mocht je in twee minuten twee vragen stellen. Bij Marty Robbins (o.a. ‘El Paso’) was dat bijvoorbeeld het geval. Maar op het beslissende moment maakte ik duidelijk dat ik helemaal van de andere kant van de wereld gekomen was om met hem te praten. Kreeg ik toch nog tien minuten”.
Gerard liet me een cd horen met daarop jingles van bekende country-artiesten. Hij had ze allemaal gesproken, van Hank Snow en Porter Wagoner tot Dolly Parton en Tammy Wynette, en wat woorden op een bandje laten zetten. Terug in Nederland was het dan zaak om het uit te monteren. Dat was soms meer werk dan het interview zelf. Gerard vertelde de ene ervaring na de andere. “Don Williams (o.a. ‘Some broken hearts never mend’) was geen prater. Hij begon elke zin met ‘Well....’ en dan moest je lang wachten. Merle Haggard (o.a. ‘Sing me back home’) deed wel eens moeilijk. Ondanks een gemaakte afspraak wilde hij niet praten of kwam niet opdagen. Billy Jo Spears (‘Blanket on the ground’) was hees, kon bijna geen woord uitbrengen”.
Gerard de Vries bleef Nederlandse country-bands steunen. Bovendien mocht hij grote concerten aankondigen als organisator Mervyn Conn weer eens een groep country-artiesten in zalen als Ahoy liet optreden. Een bijzondere ervaring had hij bij een optreden in Nederland van zangeres Connie Smith (o.a. ‘Once a day’). “Die eindigde met een gospel song, een religieus lied. Dat greep haar zelf zo aan, dat ze achter de bühne in snikken uitbarstte”.
Herinneringen
Gerard de Vries, Loosdrecht, 10 juli 2013
De verhalen hielden niet op tijdens mijn bezoek aan Loosdrecht. Bijvoorbeeld over het feest dat gegeven werd bij zijn duizendste verzoekplatenprogramma bij de TROS. Dat hem in het sterrenrestaurant van hotel Juliana (Valkenburg) een diner werd aangeboden voor zijn hulp aan het succes van de Fischer Chöre. Dat een truckdrivers café werd omgedoopt in ‘Giddy Up Go’ vanwege zijn plaat. Over de brieven die hem gestuurd werden naar aanleiding van zijn platen met die bijzondere teksten. Plakboeken vol had hij.
Maar evenals zijn platencollectie heeft hij inmiddels bijna alles uit zijn woning verwijderd op een stapeltje cd’s na, foto’s van zijn moeder, die hem zo dierbaar is, en een country award (‘Dutch Country Hall of Fame’) met als onderschrift: “Pioneer, radio-personality, mc and program-director. For his everlasting support, believe and promoting country music in the Netherlands through Tros’ Country and the Tros’ Country International Show and being a true fan of Dutch Country Music”.
Over één plaat hoorde ik Gerard niet uit zichzelf praten, het nummer ‘Voor niets (Gratis)’. Oorspronkelijk ‘No Charge’, een country hit van Melba Montgomery, kon hij meteen zeggen. Over een moeder die haar puberende zoon duidelijk maakte dat zij hem uit liefde, niet voor geld, had grootgebracht. Die tekst, vond ik, sloeg ook op het belangeloze handelen van Gerard de Vries.
Toen ik hem ernaar vroeg wist hij dat er in 1976 tegelijk twee Nederlandse versies van op de markt verschenen, een van Bob Bouber en een van hem. Die van Bob Bouber werd een hit, voor Gerard was het een flop.
“Wat doet het er toe”, zo reageerde hij. “Het maken van die platen was leuk, maar het was secundair, het waren eigenlijk alleen maar ‘aardigheidjes’”.
De moeder van Gerard de Vries (Loosdrecht 2013)
Harry Knipschild
17 juli 2013
Gerard de Vries is op 11 juni 2015 overleden
Clips
* Chris Barber Band, met Lonnie Donegan, Ice Cream, 1954
* Jim Reeves, I love you because, Oslo, april 1964
* Gerard de Vries, Het Spel Kaarten, 1965
* Peter Maffay, Du, 1970
* Dolly Parton & Porter Wagoner, If teardrops were pennies
* Melba Montgomery, No Charge
* Tumbleweeds, Somewhere Between, 1975
* Gerard de Vries, Teddybeer, 1976
* Het verhaal van Marty Robbins, 1982
* Gerard de Vries, omroep Max, 2014
* Connie Smith zingt gospel-songs
- Raadplegingen: 36772